15.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 62/155


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité — Versterking van de bescherming van klokkenluiders op EU-niveau

(COM(2018) 214 final)

en het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

(COM(2018) 218 final)

(2019/C 62/26)

Rapporteur:

Franca SALIS-MADINIER

Raadpleging

Europees Parlement, 28.5.2018

Raad van de Europese Unie, 29.5.2018

Europese Commissie, 18.6.2018

Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

 

 

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

26.9.2018

Goedkeuring door de voltallige vergadering

18.10.2018

Zitting nr.

538

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

158/77/15

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is van mening dat klokkenluidersbescherming er niet alleen voor zorgt dat klokkenluiders beschermd worden, maar ook een belangrijk instrument is om bedrijven te helpen onrechtmatig en onethisch optreden beter aan te pakken.

1.2.

Het EESC stelt het op prijs dat sommige bedrijven procedures ter bescherming van klokkenluiders hebben ingevoerd en dat 10 van de 28 lidstaten al over een uitgebreid kader voor klokkenluidersbescherming beschikken.

1.3.

Het EESC is van mening dat het toepassingsgebied van de richtlijn moet worden beoordeeld op basis van de evaluatie van de tenuitvoerlegging ervan en dat het ruim genoeg moet zijn om het algemeen belang te waarborgen.

1.4.

De Commissie wordt verzocht de rechtsgrondslag van de richtlijn zodanig te herzien dat ook de rechten van de werknemers erin worden opgenomen overeenkomstig artikel 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

1.5.

Oud-werknemers, vakbondsvertegenwoordigers van werknemers en rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 3, moeten aan de bel kunnen trekken en dezelfde bescherming genieten, en moeten daarom duidelijk in artikel 2 van deze richtlijn worden vermeld.

1.6.

Met betrekking tot artikel 13 wordt een meldingsprocedure aanbevolen die twee stappen omvat, waarbij de klokkenluider de mogelijkheid heeft om zich eerst naar keuze te richten tot interne kanalen of tot de bevoegde autoriteiten, en eventueel daarna pas tot maatschappelijke organisaties/media, ter wille van de billijkheid en de rechtszekerheid.

1.7.

Klokkenluiders moeten zich in elk stadium van de meldingsprocedure kunnen wenden tot vakbondsvertegenwoordigers en deze moeten hen kunnen vertegenwoordigen en raad en steun kunnen verlenen.

1.8.

In de richtlijn moet duidelijker worden aangespoord tot overleg over de interne meldingsmechanismen, in het kader van de sociale dialoog, met de vakbondsvertegenwoordigers van de werknemers, overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van Europa van 2014 en het verslag van het Europees Parlement van 2017.

1.9.

Indien de identiteit wordt onthuld van een klokkenluider die anoniem een melding heeft gedaan, moet deze kunnen rekenen op de door de richtlijn geboden bescherming.

1.10.

Het verdient aanbeveling in artikel 15, lid 5, een wijziging door te voeren wat de prima facie bewijslast betreft. Het volstaat dat de klokkenluider „feitelijk bewijs overlegt dat hij een melding heeft verricht”.

1.11.

Wat artikel 15, lid 6, betreft, dient vergoeding van de schade geen zaak van het nationale recht te zijn (want wisselend), maar moet in de richtlijn worden voorzien in volledige vergoeding van de schade, zonder maximumbedrag, naar het voorbeeld van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk.

1.12.

Schrapping van het overbodige artikel 17, lid 2, is geboden (sancties wegens valse beschuldigingen en laster vallen onder het nationale recht).

1.13.

Het is dienstig dat de Commissie een uitdrukkelijke non-regressieclausule opneemt in artikel 19, teneinde ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van de richtlijn in geen geval leidt tot uitholling van de rechten van klokkenluiders die vóór de totstandkoming van de richtlijn zijn overeengekomen, in de lidstaten en op de door deze richtlijn bestreken gebieden, wanneer deze bestaande rechten gunstiger zijn.

1.14.

Openbaarmaking van de periodieke verslagen van de publieke entiteiten en de lidstaten moet verplicht worden gesteld.

1.15.

De Commissie wordt verzocht in de richtlijn plaats in te ruimen voor bewustmakingscampagnes op Europees en nationaal niveau, met name voor jongeren, om verandering te brengen in de manier waarop tegen klokkenluiders wordt aangekeken.

2.   Achtergrond

2.1.

Onrechtmatige activiteiten en rechtsmisbruik kunnen voorkomen binnen elke openbare of particuliere instantie of organisatie. Dit gedrag kan allerlei vormen aannemen, zoals corruptie, fraude, ambtsovertredingen, belastingontwijking en nalatigheid. Als een en ander niet worden aangepakt, kunnen het algemeen belang en het welzijn van de burgers van een of meer EU-lidstaten ernstig worden geschaad.

2.2.

Het is in het belang van bedrijven, burgers en werknemers dat op risico’s (doden en gewonden, rechtsvervolging, financiële verliezen, reputatieschade) kan worden geanticipeerd, of dat zij kunnen worden aangepakt of weggewerkt. De meldingen van klokkenluiders die de Commissie in haar voorstel voor een richtlijn beoogt te beschermen worden gedaan in het algemeen belang en komen ten goede aan de maatschappij als geheel.

2.3.

Personen die voor een organisatie werken of daar in verband met hun beroepsactiviteiten mee te maken hebben, zijn vaak als eerste op de hoogte van misstanden. Klokkenluiders, de personen die dergelijke misstanden melden (binnen de betrokken organisatie of aan een externe autoriteit), vervullen dan ook een belangrijke rol bij het aanpakken van die misstanden. Toch doen zij er vaak het zwijgen toe. Blijkens internationaal onderzoek zijn de belangrijkste redenen daarvoor: de vrees voor represailles, twijfel over het nut van een melding en twijfel over de instantie waartoe men zich moet wenden. Blijkens de in 2017 door de Commissie georganiseerde openbare raadpleging is 85 % van de respondenten van mening dat werknemers zelden of zeer zelden melding maken van dreigingen of schade voor het algemeen belang, uit vrees voor juridische en financiële gevolgen, maar ook vanwege een negatieve perceptie van klokkenluiders. In sommige landen worden klokkenluiders nog steeds verward met verraders of verklikkers. Klokkenluiden vergt echter moed, in tegenstelling tot klikken, dat van lafheid getuigt.

2.4.

Om deze redenen is het van groot belang dat klokkenluiders doeltreffend worden beschermd. Op internationaal niveau en in verschillende lidstaten zijn er reeds instrumenten voorhanden. De Raad van Europa, het Europees Parlement, de Raad van de EU, alsook maatschappelijke organisaties en vakbonden hebben al eerder aangedrongen op de invoering van EU-wetgeving over de bescherming van klokkenluiders die handelen in het algemeen belang. Sommige Europese bedrijven hebben procedures ingevoerd om klokkenluiders te beschermen. Het voorstel van de Commissie gaat uit van de vaststelling dat de bescherming van klokkenluiders in de EU op dit ogenblik tekortschiet, versnipperd is tussen de lidstaten en van sector tot sector verschilt.

2.5.

De Commissie stelt derhalve een richtlijn tot bescherming van klokkenluiders voor op de geselecteerde gebieden, aangevuld door een mededeling tot vaststelling van een beleidskader op EU-niveau, met inbegrip van maatregelen ter ondersteuning van de nationale autoriteiten.

2.6.

Dit voorstel heeft tot doel een aantal gemeenschappelijke minimumnormen vast te stellen om klokkenluiders tegen represailles te beschermen als ze melding maken van inbreuken op het Unierecht op de volgende gebieden: i) overheidsopdrachten; ii) financiële diensten; iii) witwassen van geld en terrorismefinanciering; iv) productveiligheid; v) vervoersveiligheid; vi) milieubescherming; vii) nucleaire veiligheid; viii) veiligheid van levensmiddelen en diervoeders; ix) diergezondheid en dierenwelzijn; x) volksgezondheid; xi) bescherming van de consument; xii) bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens en beveiliging van netwerk- en informatiesystemen.

2.7.

Het voorstel is ook van toepassing op inbreuken op de mededingingsregels van de Unie, inbreuken en misbruik van de regelgeving inzake vennootschapsbelasting, alsmede inbreuken die schade toebrengen aan de financiële belangen van de EU.

2.8.

Overeenkomstig het voorstel moeten de lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven met ten minste vijftig werknemers in loondienst (of met een jaaromzet van meer dan 10 miljoen EUR) en publieke entiteiten interne meldingskanalen en -procedures opzetten voor de ontvangst en de follow-up van meldingen. Daarnaast moeten zij ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten beschikken over kanalen voor externe melding. Deze kanalen dienen de vertrouwelijke behandeling van de identiteit van de klokkenluiders en de informatie te waarborgen. Kleine en micro-ondernemingen zijn vrijgesteld van de verplichting om een procedure voor interne melding op te zetten (behalve in de financiële sector en andere gevoelige sectoren).

2.9.

In het voorstel worden directe of indirecte represailles tegen klokkenluiders verboden en zijn maatregelen opgenomen die de lidstaten moeten treffen om hun bescherming te waarborgen.

2.10.

Tot slot wordt in het voorstel voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties om i) belemmering van meldingen, represaillemaatregelen, vexatoire procedures tegen melders en inbreuken op de verplichting om hun identiteit vertrouwelijk te behandelen; alsook ii) kwaadwillige en oneerlijke meldingen te ontmoedigen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Tot op heden beschikken slechts 10 van de 28 EU-lidstaten reeds over uitgebreide wetgeving inzake de bescherming van klokkenluiders. In Europa zijn de versnippering van en de lacunes in deze bescherming schadelijk voor het algemeen belang en kunnen zij meldingen verhinderen. In het geval van grensoverschrijdende of bij multinationale ondernemingen gepleegde misdrijven genieten klokkenluiders ongelijke bescherming, afhankelijk van de nationale wetgeving en rechtspraak die op hen van toepassing zijn.

3.2.

Het EESC verheugt zich over het voornemen om verantwoorde en vrijwillige meldingen aan te moedigen, om het openbaar belang te waarborgen.

3.3.

In 2016 (1) stelde de Commissie vast dat de toepassing van het Unierecht een uitdaging blijft en zegde zij „een sterkere nadruk op handhaving teneinde het algemeen belang te dienen” toe. Gestreefd wordt naar een proactieve en geen reactieve wetgeving, die „een integrerend aspect van de handhaving van het Unierecht” uitmaakt.

3.4.

Het EESC stelt vast dat het voorstel voor een richtlijn in overeenstemming is met het bestaande Europese acquis (Raad van Europa, Europees Parlement, Commissie), wat normen en doeleinden betreft, met name met Aanbeveling CM/Rec(2014)7 van de Raad van Europa van 30 april 2014, en dat het grotendeels ook aan de internationale normen beantwoordt. Dit voorstel vormt overigens een aanvulling op de bestaande sectorale regelingen van de EU (financiële diensten, vervoer, milieu) en op het EU-beleid (corruptiebestrijding, duurzame financiën, eerlijkere belastingen).

3.5.

Het subsidiariteitsbeginsel indachtig is het materiële toepassingsgebied beperkt tot inbreuken op het Unierecht (onrechtmatige activiteiten en rechtsmisbruik) en specifieke beleidsterreinen waarop:

1.

er behoefte is aan krachtigere handhaving;

2.

het vrijwel ontbreken van meldingen van misstanden van aanzienlijke invloed is;

3.

inbreuken tot ernstige schade voor het algemeen belang kunnen leiden.

3.6.

Desalniettemin is het EESC van oordeel dat de verhouding tussen het Unierecht en het nationaal recht, die een bron kan zijn van geschillen en moeilijkheden bij de toepassing van de in de richtlijn neergelegde beginselen, moet worden verduidelijkt.

3.7.

Positief aan de richtlijn is dat de lidstaten worden aangemoedigd te voorzien in „omvattende en coherente” nationale regels op basis van de beginselen van de aanbeveling van de Raad van Europa en van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Tegelijkertijd is het belangrijk om te waarborgen dat de al geruime tijd bestaande kaders in de lidstaten soepel functioneren mits de beginselen van de richtlijn in acht worden genomen.

3.8.

Ook de verwijzing naar de mogelijkheid voor de lidstaten om gunstigere bepalingen vast te stellen is positief. Niettemin vindt het EESC het onontbeerlijk dat er een non-regressieclausule in de richtlijn wordt opgenomen, want deze richtlijn mag er niet toe leiden dat gunstigere nationale bepalingen worden geschrapt of uitgehold.

3.9.

Tot slot beveelt het EESC aan de richtlijn te beoordelen in het licht van de gegevens die in de toekomst beschikbaar kunnen komen en op basis van de evaluatie van de tenuitvoerlegging van de richtlijn. Het onderschrijft de verwijzing naar een eventuele toekomstige uitbreiding van het materiële toepassingsgebied van de richtlijn, in het licht van een dergelijke beoordeling.

3.10.

Het EESC wijst nogmaals op het belang van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de lidstaten, met het oog op een betere werking van de democratie in het licht van de huidige en toekomstige uitdagingen, de versterking van de rechtsstaat, de openbare vrijheden en de integriteit van de burgers, rekening houdend met het feit dat de vrijheid om de waarheid te spreken (of parrêsia) als een essentiële pijler van de democratie wordt beschouwd.

3.11.

Het EESC steunt de oprichting van een Europees Waarschuwingsagentschap of een Europese Ombudsman, die verantwoordelijk zou zijn voor de coördinatie van de nationale waarschuwingsautoriteiten en het toezicht op de alarmlijnen.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

Het EESC vindt het onaanvaardbaar dat het niet mogelijk was de sociale partners te raadplegen over het richtlijnvoorstel, zoals bepaald in artikel 154 VWEU. Dit is niet voor herhaling vatbaar.

4.2.

Het EESC beveelt aan de richtlijn uit te breiden tot de sociale sector door artikel 153 VWEU toe te voegen aan de 16 juridische verwijzingen van de richtlijn. Voorts wijst het EESC erop dat in artikel 1 (materieel toepassingsgebied) met betrekking tot de inbreuken op het Unierecht die klokkenluiders kunnen melden, de bescherming van werknemers ontbreekt. In het voorstel wordt met geen woord gerept over discriminatie, intimidatie, geweld op het werk enz. Het pleit er daarom voor deze onderwerpen in de richtlijn op te nemen.

5.   Persoonlijk toepassingsgebied

5.1.

Het EESC neemt nota van het zeer ruime persoonlijke toepassingsgebied van de richtlijn: elke werknemer in de publieke of particuliere sector die in een werkgerelateerde context informatie heeft verkregen. Het begrip werknemer wordt ruim opgevat: elke werknemer als bedoeld in artikel 45 VWEU en elke zelfstandige in de zin van artikel 49 VWEU, maar ook elke vrijwilliger, onbezoldigde stagiair, consultant, leverancier, onderaannemer, aandeelhouder of lid van de raad van bestuur. Deze richtlijn moet bijdragen aan een vermindering van het risico op reputatieschade waarmee ondernemingen geconfronteerd kunnen worden.

5.2.

Oud-werknemers, vakbondsvertegenwoordigers van werknemers en rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 3, moeten aan de bel kunnen trekken en dezelfde bescherming genieten, en moeten daarom duidelijk in artikel 2 van deze richtlijn worden vermeld.

5.3.

Het EESC merkt op dat EU-ambtenaren dezelfde bescherming moeten genieten als werknemers in de lidstaten.

6.   Rapportageprocedures

6.1.

Wat de invoering van mechanismen voor interne meldingen betreft, verdient het aanbeveling dat de werknemers en hun vakbondsvertegenwoordigers actief worden betrokken bij de opzet en tenuitvoerlegging ervan.

6.2.

Het beginsel van getrapte melding (intern, bevoegde autoriteiten, publiek) stemt overeen met het beginsel van verantwoord melden. Klokkenluiders moeten volgens het EESC evenwel kunnen kiezen en gelijke toegang hebben tot de interne procedure of de bevoegde autoriteiten, en daarom wordt een procedure geadviseerd die twee, niet drie, stappen omvat, ter wille van de billijkheid en de rechtszekerheid. Enerzijds blijkt uit internationaal onderzoek, zelfs in landen waar interne kanalen niet verplicht zijn (Verenigd Koninkrijk, Ierland), dat werknemers in loondienst uit loyaliteit eerst hun toevlucht nemen tot de interne procedure. Er bestaat dus geen gevaar dat de interne procedure op grote schaal wordt gemeden. Wanneer interne kanalen verplicht zijn, is het overigens moeilijk om te voorzien in alle noodzakelijke uitzonderingen. Anderzijds is in de nationale wetgevingen bepaald dat de autoriteiten onmiddellijk in kennis moeten worden gesteld (bijvoorbeeld van misdrijven of overtredingen). Tot slot geldt deze verplichting uitsluitend voor werknemers in loondienst, andere werkenden zijn ervan vrijgesteld. Hierdoor wordt het gelijkheidsbeginsel geschonden en ontstaat er rechtsonzekerheid.

6.3.

Op de werkplek moeten klokkenluiders zich in elk stadium van de meldingsprocedure kunnen wenden tot vakbondsvertegenwoordigers en zich door hen kunnen laten vertegenwoordigen. Laatstgenoemden staan dicht bij de werknemers en kunnen een wezenlijke raadgevende en beschermende rol vervullen.

6.4.

Het EESC zou graag zien dat de waarborgen ten aanzien van de follow-up die van toepassing zijn op externe meldingen, tevens gelden voor interne meldingen: bevestiging van de ontvangst van de melding en informatieverstrekking over de behandeling van de melding.

6.5.

Uit studies blijkt dat mensen in de meest kwetsbare posities of mensen die over documenten beschikken die hun leven of dat van hun familieleden in gevaar kunnen brengen, zich genoodzaakt zien anoniem te blijven. Als de identiteit van een klokkenluider die anoniem een melding heeft gedaan uitlekt, moet deze kunnen rekenen op de door de richtlijn geboden bescherming. Tot slot mag het feit dat een melding anoniem is gedaan niet worden gebruikt als voorwendsel om de melding niet in behandeling te nemen.

7.   Bescherming van klokkenluiders: bewijslast en vergoeding van de schade

7.1.

Volgens het voorstel voor een richtlijn moeten klokkenluiders die te maken hebben met represailles prima facie aantonen dat deze represailles het gevolg zijn van de melding (dubbele toetsing) om aanspraak te kunnen maken op omkering van de bewijslast. Volgens het beginsel van omkering van de bewijslast (zie de richtlijn over discriminatie) is het evenwel aan de werkgever om te bewijzen dat de represaillemaatregelen geen gevolg zijn van de melding.

7.2.

In de richtlijn dienen de herstelmaatregelen in het geval van represailles (artikel 15, lid 6) nader te worden omschreven en mag er niet worden verwezen naar het nationale rechtskader dat, zoals reeds vermeld, van land tot land verschilt of niet voorhanden is. Om klokkenluiders afdoende te beschermen tegen alle directe of indirecte represailles is het noodzakelijk om in de richtlijn de verplichting op te nemen om de schade volledig te herstellen, zonder maximumbedrag (met inbegrip van gederfde pensioenjaren in het geval van ontslag), naar het voorbeeld van de „Public Interest Disclosure Act” van 1998.

8.   Sancties

8.1.

De richtlijn heeft tot doel meldingen te faciliteren en te beschermen. In dat opzicht dient artikel 17, lid 2 dan ook te worden geschrapt omdat verantwoord melden daarin op één hoop wordt gegooid met laster en valse beschuldigingen, misdrijven die reeds in de nationale wetgevingen aan bod komen.

9.   Gunstigere bepalingen en non-regressieclausule

9.1.

Het EESC is ermee ingenomen dat de richtlijn voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten om wetgeving uit te vaardigen die gunstiger is voor de rechten van klokkenluiders. Desalniettemin dient in de richtlijn een uitdrukkelijke non-regressieclausule te worden opgenomen om de wetgevingen of gunstigere regelingen in bepaalde lidstaten te beschermen.

10.   Verslaglegging, evaluatie en toetsing

10.1.

Een evaluatie van de tenuitvoerlegging van de richtlijn dient verplicht gesteld te worden, middels de openbaarmaking van de jaarverslagen (statistieken en geanonimiseerde gegevens) van de publieke entiteiten en de lidstaten, zodat deze input kunnen leveren voor het voor 2027 geplande verslag van de Commissie, en zodat de bevolking geïnformeerd wordt.

Brussel, 18 oktober 2018.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  PB C 18 van 19.1.2017, blz. 10.


BIJLAGE

De volgende wijzigingsvoorstellen, waarvoor minstens een kwart van de stemmen werd uitgebracht, zijn tijdens de beraadslaging verworpen:

Paragraaf 3.11

Nieuwe paragraaf invoegen:

3.11.

Er dient meer aandacht te worden besteed aan het voorkomen van neerwaartse risico's voor openbare en particuliere ondernemingen wat betreft het onrechtmatig gebruik of de onrechtmatige openbaarmaking van gevoelige informatie. De reputatie van ondernemingen en organisaties moet voldoende worden beschermd in geval van kwaadwillendheid.

Motivering

De reputatie van een organisatie is van cruciaal belang voor alle betrokkenen, niet het minst voor de werknemers.

Stemuitslag

Voor

84

Tegen

130

Onthoudingen

15

Paragraaf 4.1

Schrappen:

4.1.

Het EESC vindt het onaanvaardbaar dat het niet mogelijk was de sociale partners te raadplegen over het richtlijnvoorstel, zoals bepaald in artikel 154 VWEU. Dit is niet voor herhaling vatbaar.

Motivering

Het voorstel is niet gebaseerd op artikel 153 VWEU. Raadpleging van de sociale partners is derhalve niet verplicht.

Stemuitslag

Voor

79

Tegen

133

Onthoudingen

18

Paragraaf 4.2

Als volgt wijzigen:

4.2.

Het EESC erkent dat de rechtsgrondslag voor de richtlijn breed genoeg is om klokkenluiders behoorlijk te beschermen. Met het oog op de rechtszekerheid zou het EESC echter wel graag zien dat de juridische grondslag ervan wordt verduidelijkt waar het gaat om de rechten van werknemers. beveelt aan de richtlijn uit te breiden tot de sociale sector door artikel 153 VWEU toe te voegen aan de 16 juridische verwijzingen van de richtlijn. Voorts wijst het EESC erop dat in artikel 1 (materieel toepassingsgebied) met betrekking tot de inbreuken op het Unierecht die klokkenluiders kunnen melden, de bescherming van werknemers ontbreekt. In het voorstel wordt met geen woord gerept over discriminatie, intimidatie, geweld op het werk, enz. Het pleit er daarom voor deze onderwerpen in de richtlijn op te nemen.

Motivering

De opvattingen over de rechtsgrondslag voor de richtlijn lopen uiteen. De Commissie zou deze kwestie moeten ophelderen wat de rechten van werknemers betreft (artikel 153 VWEU).

Stemuitslag

Voor

82

Tegen

139

Onthoudingen

14

Paragraaf 6.2

Als volgt wijzigen:

6.2.

Het beginsel van getrapte melding (intern, bevoegde autoriteiten, publiek) stemt overeen met het beginsel van verantwoord melden, vooral waar het gaat om het snel en doeltreffend opsporen en aan de bron aanpakken van misstanden, om zo de interne en externe risico's te beperken. Klokkenluiders moeten volgens het EESC evenwel kunnen kiezen en gelijke toegang hebben tot de interne procedure of de bevoegde autoriteiten, en daarom wordt een procedure geadviseerd die twee, niet drie, stappen omvat, ter wille van de billijkheid en de rechtszekerheid. Enerzijds blijkt uit internationaal onderzoek, zelfs in landen waar interne kanalen niet verplicht zijn (Verenigd Koninkrijk, Ierland), dat werknemers in loondienst uit loyaliteit eerst hun toevlucht nemen tot de interne procedure. Er bestaat dus geen gevaar dat de interne procedure op grote schaal wordt gemeden. Wanneer interne kanalen verplicht zijn, is het overigens moeilijk om te voorzien in alle noodzakelijke uitzonderingen. Anderzijds is in de nationale wetgevingen bepaald dat de autoriteiten onmiddellijk in kennis moeten worden gesteld (bijvoorbeeld van misdrijven of overtredingen). Tot slot geldt deze verplichting uitsluitend voor werknemers in loondienst, andere werkenden zijn ervan vrijgesteld. Hierdoor wordt het gelijkheidsbeginsel geschonden en ontstaat er rechtsonzekerheid.

Motivering

Het is belangrijk dat een bedrijf de mogelijkheid heeft om een probleem intern op te lossen, voordat de klokkenluider de zaak openbaar maakt. De meldingsprocedure in twee stappen maakt het gemakkelijker om overtredingen snel en efficiënt vast te stellen en aan te pakken.

Stemuitslag

Voor

78

Tegen

145

Onthoudingen

11

Paragraaf 7.2

Als volgt wijzigen:

7.2.

In de richtlijn dienen worden de herstelmaatregelen in het geval van represailles (artikel 15, lid 6) nader te worden omschreven en wordt mag er niet worden verwezen naar het nationale rechtskader dat, zoals reeds vermeld, van land tot land verschilt of niet voorhanden is. Om klokkenluiders afdoende te beschermen tegen alle directe of indirecte represailles, moet de uitvoering van de richtlijn zorgvuldig worden gemonitord en beoordeeld op de doeltreffendheid van de nationale kaders. is het noodzakelijk om in de richtlijn de verplichting op te nemen om de schade volledig te herstellen, zonder maximumbedrag (met inbegrip van gederfde pensioenjaren in het geval van ontslag), naar het voorbeeld van de „Public Interest Disclosure Act” van 1998.

Motivering

Het is belangrijk dat de op nationale kaders gebaseerde sanctie- en compensatiestelsels voldoen aan de basisdoelstellingen van de richtlijn op het gebied van de bescherming van klokkenluiders zonder te raken aan de beginselen van de nationale stelsels. Dit is een van de belangrijkste zaken die bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de gaten moet worden gehouden.

Stemuitslag

Voor

82

Tegen

144

Onthoudingen

10

Paragraaf 8.1

Als volgt wijzigen:

8.1.

De richtlijn heeft tot doel meldingen te faciliteren en te beschermen. In dat opzicht dient artikel 17, lid 2 dan ook te worden geschrapt verduidelijkt omdat verantwoord melden daarin op één hoop wordt dreigt te worden gegooid met laster en valse beschuldigingen, misdrijven die reeds in de nationale wetgevingen aan bod komen.

Motivering

Hoewel de gevolgen van valse, misleidende en ongerechtvaardigde meldingen moeten worden aangepakt door te voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, moet de reikwijdte van deze sancties in de lidstaten naar behoren worden verduidelijkt.

Stemuitslag

Voor

87

Tegen

147

Onthoudingen

6

Paragraaf 1.4

Als volgt wijzigen:

1.4.

Het EESC erkent dat De Commissie wordt verzocht de rechtsgrondslag van de richtlijn ruim genoeg is om doeltreffende bescherming van een klokkenluider te verzekeren zodanig te herzien dat ook de rechten van de werknemers erin worden opgenomen overeenkomstig artikel 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Met het oog op de rechtszekerheid zou het EESC echter wel graag zien dat de juridische reikwijdte ervan wordt verduidelijkt waar het gaat om de rechten van werknemers.

Motivering

De artikelen die door de Commissie als rechtsgrondslag zijn vastgesteld, kunnen een betere handhaving van het Unierecht ten volle garanderen door de invoering van nieuwe bepalingen inzake klokkenluidersbescherming om de goede werking van de interne markt en de correcte uitvoering van het beleid van de Unie te versterken en tegelijkertijd te zorgen voor consistente hoge normen voor de klokkenluidersbescherming in sectorale instrumenten van de Unie, waar relevante regels reeds voorhanden zijn. Om verwarring over de rechtsgrondslag met betrekking tot de rechten van werknemers te voorkomen, is echter enige verduidelijking nodig.

Stemuitslag

Voor

84

Tegen

133

Onthoudingen

6

Paragraaf 1.4

Nieuwe paragraaf toevoegen na de huidige par. 1.4:

Het EESC is ervan overtuigd dat een rechtskader voor de bescherming van klokkenluiders zo moet zijn opgezet dat een onderscheid kan worden gemaakt tussen informatie die alleen geschikt is om binnen de onderneming te worden bekendgemaakt en informatie die aan overheden of zelfs aan het grote publiek kan worden verstrekt. Dit is met name van belang wanneer het gaat om bedrijfsgeheimen.

Motivering

Het voorstel moet duidelijk maken dat klokkenluiders informatie die bedrijfsgeheimen bevat altijd intern aan het bedrijf moeten melden, want als deze informatie eenmaal openbaar is gemaakt, is de schade voor het bedrijf onomkeerbaar.

Stemuitslag

Voor

89

Tegen

149

Onthoudingen

7

Paragraaf 1.6

Als volgt wijzigen:

1.6.

Met betrekking tot artikel 13 wordt een meldingsprocedure aanbevolen die twee stappen omvat, waarbij de klokkenluider zich richt de mogelijkheid heeft om zich eerst naar keuze te richten tot interne kanalenof tot de bevoegde autoriteiten, zodat overtredingen snel en efficiënt kunnen worden vastgesteld en aangepakt, en eventueel indien nodig daarna pas tot de bevoegde publieke autoriteiten of, indien nodig, en eventueel tot maatschappelijke organisaties/media, ter wille van de billijkheid en de rechtszekerheid.

Motivering

Het is belangrijk dat een bedrijf de mogelijkheid heeft om een probleem intern op te lossen, voordat de klokkenluider de zaak openbaar maakt. De meldingsprocedure in twee stappen maakt het gemakkelijker om overtredingen snel en efficiënt vast te stellen en aan te pakken.

Stemuitslag

Voor

89

Tegen

144

Onthoudingen

8

Paragraaf 1.10

Schrappen:

1.10.

Het verdient aanbeveling in artikel 15, lid 5, een wijziging door te voeren wat de prima facie bewijslast betreft. Het volstaat dat de klokkenluider „feitelijk bewijs overlegt dat hij een melding heeft verricht”.

Motivering

Deze aanbeveling is niet gebaseerd op de tekst van het ontwerpadvies (7.1). Al kan het worden betwist, het beginsel van omkering van de bewijslast staat op een neutrale manier vermeld in de tekst.

Stemuitslag

Voor

93

Tegen

148

Onthoudingen

7

Paragraaf 1.11

Als volgt wijzigen:

1.11.

Om klokkenluiders doeltreffend te beschermen tegen elke vorm van rechtstreekse of onrechtstreekse represailles, moet de richtlijn zorgvuldig worden gevolgd en beoordeeld in het licht van de doeltreffendheid van de nationale kaders. Wat artikel 15, lid 6, betreft, dient vergoeding van de schade geen zaak van het nationale recht te zijn (want wisselend), maar moet in de richtlijn worden voorzien in volledige vergoeding van de schade, zonder maximumbedrag, naar het voorbeeld van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk.

Motivering

Het is belangrijk dat de op nationale kaders gebaseerde sanctie- en compensatiestelsels voldoen aan de basisdoelstellingen van de richtlijn op het gebied van de bescherming van klokkenluiders zonder te raken aan de beginselen van de nationale stelsels. Dit is een van de belangrijkste zaken die bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de gaten moet worden gehouden.

Stemuitslag

Voor

95

Tegen

143

Onthoudingen

9

Paragraaf 1.12

Als volgt wijzigen:

1.12.

Het EESC vraagt Schrapping van het overbodige om artikel 17, lid 2, is geboden (sancties wegens te verduidelijken omdat verantwoord melden daarin op één hoop dreigt te worden gegooid met laster en valse beschuldigingen vallen onder het nationale recht).

Motivering

Zie punt 8.1.

Stemuitslag

Voor

96

Tegen

147

Onthoudingen

7