2.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 296/81


Donderdag 7 april 2011
Toestand in Syrië, Bahrein en Jemen

P7_TA(2011)0148

Resolutie van het Europees Parlement van 7 april 2011 over de situatie in Syrië, Bahrein en Jemen

2012/C 296 E/11

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Syrië en Jemen,

gezien zijn resolutie van 24 maart 2011 over de betrekkingen van de EU met de Samenwerkingsraad voor de Golf (1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 oktober 2006 met de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de onderhandelingen over een Europees-mediterrane associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Arabische Republiek Syrië anderzijds (2),

gezien de verklaring van 23 maart 2011 van de voorzitter van het Europees Parlement, Jerzy Buzek, over de aanval met dodelijke slachtoffers op betogers in Syrië,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

gelet op het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) van 1966, waarbij Bahrein, Syrië en Jemen partij zijn,

gelet op het Verdrag van de VN tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1975, waarbij Bahrein, Syrië en Jemen partij zijn,

gezien de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2011,

gezien de conclusies van de Raad over Bahrein en Jemen van 21 maart 2011,

gezien de verklaringen van de hoge vertegenwoordiger / vicevoorzitter van de Commissie over Bahrein van 10, 15 en 17 maart 2011, over Syrië van 18, 22, 24 en 26 maart 2011 en over Jemen van 10, 12 en 18 maart 2011 en 5 april 2011,

gezien de gemeenschappelijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger en de Commissie over „Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met de zuidelijke mediterrane regio” van 8 maart 2011,

gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenactivisten van juni 2004, die in 2008 zijn geactualiseerd,

gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat in Bahrein, Syrië en Jemen, na soortgelijke ontwikkelingen in andere Arabische landen, demonstranten uiting hebben gegeven aan gerechtvaardigde democratische aspiraties en een sterk verlangen onder het volk naar politieke, economische en sociale hervormingen, gericht op het vestigen van een werkelijke democratie, bestrijding van corruptie en nepotisme, eerbiediging van de rechtsstaat, de mensenrechten en fundamentele vrijheden, vermindering van sociale ongelijkheden en verbetering van de economische en sociale omstandigheden,

B.

overwegende dat de respectieve regeringen op de demonstraties hebben gereageerd met toenemende gewelddadige repressie, het uitroepen van de noodtoestand en de toepassing van anti-terrorismewetgeving, ter rechtvaardiging van ernstige misdaden, waaronder buitengerechtelijke executies, ontvoeringen en verdwijningen, willekeurige arrestaties, foltering en oneerlijke rechtszaken,

C.

overwegende dat het buitensporig geweld van de ordehandhavers tegen demonstranten in Bahrein, Syrië en Jemen heeft geleid tot een groot aantal doden, gewonden en gevangenen en een schending vormt van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), waarbij de genoemde landen partij zijn,

D.

overwegende dat de demonstraties in Syrië in de zuidelijke stad Daraa zijn begonnen en zich vervolgens in het hele land hebben uitgebreid; overwegende dat de Syrische autoriteiten de demonstraties met geweld de kop hebben ingedrukt, waarbij ze met scherp hebben geschoten om vreedzame bijeenkomsten te beëindigen, honderden burgers hebben gearresteerd en in Damascus en andere steden regimegezinde betogers hebben gemobiliseerd; overwegende dat de Syrische regering op 29 maart 2011 is teruggetreden en dat de heer Adel Safar is aangesteld om een nieuwe regering samen te stellen; overwegende dat de toespraak van president Bashar al-Assad in het Syrische parlement op 30 maart 2011 niet aan de verwachtingen en de hoop op duidelijke hervormingen beantwoordde,

E.

overwegende dat sinds 1963 in Syrië een noodwetgeving van kracht is; overwegende dat de noodwet burgers in de praktijk belemmert bij de uitoefening van hun civiele en politieke rechten en de Syrische autoriteiten tegelijk een permanente controle over het gerechtelijk apparaat geeft,

F.

overwegende dat de Syrische regering een aantal publieke verklaringen heeft afgelegd waarbij zij zich heeft verplicht tot vrijheid van meningsuiting en politieke participatie (opheffing van de noodwet, schrapping van artikel 8 van de Syrische grondwet, waarin staat dat de Ba'th-partij leiding geeft aan de staat en de samenleving, oplossing van de problemen als gevolg van de volkstelling van 1962 in de provincie Al Hasaka, op grond waarvan honderdduizenden Koerden van hun paspoort zijn beroofd en als buitenlanders zijn geregistreerd), maar geen tastbare vooruitgang met betrekking tot de genoemde kwesties heeft gerealiseerd; overwegende dat de bekende Syrische mensenrechtenactivist en criticus van de regering Haitham al-Maleh in maart 2011 uit de gevangenis is vrijgelaten en de internationale gemeenschap heeft opgeroepen druk uit te oefenen op het Syrische regime om zijn internationale verplichtingen inzake mensenrechten na te leven,

G.

overwegende dat de Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Syrië, anderzijds nog ondertekend moet worden; overwegende dat de ondertekening van deze overeenkomst op verzoek van Syrië sinds oktober 2009 is uitgesteld; overwegende dat de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden een wezenlijk deel van deze overeenkomst is,

H.

overwegende dat op 14 februari 2011 in Bahrein demonstraties zijn begonnen, waarbij is opgeroepen tot politieke hervormingen, zoals de invoering van een constitutionele monarchie en een verkozen regering, alsook tot bestrijding van de corruptie en beëindiging van de marginalisering van de sjiieten, die 60 % van de bevolking van het land uitmaken, overwegende dat de situatie in Bahrein gespannen blijft, en dat in de loop van vorige week tussen 50 en 100 mensen als vermist werden opgegeven; overwegende dat in Bahrein naar verluidt medisch personeel, mensenrechtenverdedigers en politieke activisten werden vastgehouden en ziekenhuizen door de ordehandhavers zijn overgenomen,

I.

overwegende dat, op verzoek van de regering van Bahrein, veiligheidstroepen van de Samenwerkingsraad voor de Golf afkomstig uit Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Koeweit in Bahrein zijn ingezet,

J.

overwegende dat sinds januari in Jemen miljoenen demonstranten aan bijna uitsluitend vreedzame demonstraties hebben deelgenomen en dat de veiligheidstroepen, die met scherp op de demonstranten schieten, ondertussen naar verluidt bijna honderd mensen hebben gedood en honderden anderen hebben verwond; overwegende dat in Jemen ziekenauto's die gewonde anti-regeringsdemonstranten naar het ziekenhuis vervoerden, door veiligheidstroepen zijn tegengehouden,

K.

overwegende dat president Ali Abdullah Saleh, die het land al 32 jaar bestuurt, heeft aangekondigd in Jemen terug te treden; overwegende dat de president tot dusver echter geen serieuze stappen heeft ondernomen om zijn beloften in verband met een vreedzame overgang naar een democratie gestand te doen,

L.

overwegende dat de leden van de Samenwerkingsraad voor de Golf hebben besloten vertegenwoordigers van de regering en de oppositie van Jemen uit te nodigen voor gesprekken in Riyadh, om de impasse op een aantal specifieke punten te doorbreken,

M.

overwegende dat Jemen het armste land van het Midden-Oosten is, met algemene ondervoeding, slinkende olievoorraden, een groeiende bevolking, een zwakke centrale regering, een groeiend watertekort en weinig investeringen in de nationale economie; overwegende dat er, gezien het broze bestand met de sjiietische rebellen in het noorden sinds februari, het bestaan van een afscheidingsbeweging in het zuiden en de aanwezigheid van naar verluidt grote aantallen strijders van al-Qaeda die Jemen gebruiken als uitvalsbasis, grote bezorgdheid bestaat over het gevaar van het uiteenvallen van de Jemenitische staat,

N.

overwegende dat onlangs in Bahrein en Jemen de noodtoestand werd afgekondigd, overwegende dat het uitroepen van de noodtoestand in een willekeurige staat, de regering van die staat niet ontslaat van haar fundamentele plicht om de rechtsstaat te handhaven, noch van haar internationale verplichtingen met betrekking tot de mensenrechten,

1.

veroordeelt ten zeerste de gewelddadige onderdrukking door veiligheidstroepen van de demonstraties van vreedzame betogers in Bahrein, Syrië en Jemen, en condoleert de families van de slachtoffers; betuigt zijn solidariteit met de bevolking in de landen in kwestie, prijst hun moed en vastberadenheid, en steunt hun legitieme democratische aspiraties met volle overtuiging;

2.

dringt er bij de autoriteiten in Bahrein, Syrië en Jemen op aan af te zien van het gebruik van geweld tegen betogers en hun recht op vrijheid van vergadering en meningsuiting te eerbiedigen; veroordeelt de wijze waarop de autoriteiten in Bahrein en Jemen ingrijpen bij het bieden van medische zorg en de toegang tot medische voorzieningen beletten of beperken; onderstreept dat degenen die verantwoordelijk zijn voor het vallen van doden en gewonden ter verantwoording moeten worden geroepen en voor de rechter gebracht; roept de autoriteiten op tot onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen, verdedigers van de mensenrechten en journalisten, alsmede van allen die vastzitten wegens hun vreedzame activiteiten rond de protestdemonstraties;

3.

stelt dat een staat die geweld gebruikt tegen de eigen bevolking daarvan rechtstreekse consequenties moet ondervinden in zijn bilaterale betrekkingen met de Europese Unie; herinnert de hoge vertegenwoordiger van de Unie / vicevoorzitter van de Commissie eraan dat de EU talloze instrumenten tot haar beschikking heeft om voor dergelijk optreden te doen terugschrikken, bijvoorbeeld bevriezing van tegoeden, reisverbod enz.; wijst er evenwel op dat de bevolking als geheel nooit nadeel mag ondervinden van een dergelijke herziening van de bilaterale betrekkingen;

4.

doet een beroep op de Europese Unie en de lidstaten om in hun bilaterale betrekkingen met Bahrein, Syrië en Jemen ten volle rekening te houden met de recente en lopende gebeurtenissen alsmede verdere ontwikkelingen in deze landen, en daarbij eventueel ook de opschorting te overwegen van verdere onderhandelingen over de ondertekening van de nog steeds hangende associatieovereenkomst tussen de EU en Syrië; is van oordeel dat een akkoord over een dergelijke overeenkomst afhankelijk moet worden gesteld van het vermogen van de Syrische autoriteiten om de gewenste democratische hervormingen met tastbaar resultaat door te voeren;

5.

verzoekt de Europese Unie en haar lidstaten zich aan te sluiten bij de oproepen tot onafhankelijke onderzoeken naar de aanvallen tegen betogers in de landen in kwestie, met bijzondere aandacht voor een onafhankelijk onderzoek door de Verenigde Naties (VN) of het Internationaal Strafhof naar de aanval op betogers die op 18 maart 2011 in Sana'a, Jemen, plaatsvond en waarbij 54 mensen omkwamen en meer dan 300 mensen werden gewond; verzoekt de EU het voortouw te nemen bij het bijeenroepen van een speciale zitting van de mensenrechtenraad om te praten over de mensenrechtenschendingen in Bahrein, Syrië en Jemen tijdens het neerslaan van de demonstraties en in het kader van de onderdrukking van afwijkende meningen;

6.

doet een beroep op de regeringen van Bahrein, Syrië en Jemen om onverwijld en onvoorwaardelijk een open en inhoudsvol politiek proces met dialoog op te starten met deelname van alle democratische politieke machten en het maatschappelijk midden, dat zich richt op het effenen van de weg voor een werkelijke democratie, de opheffing van de noodtoestand en het uitvoeren van werkelijke, ambitieuze en betekenisvolle politieke, economische en sociale hervormingen die essentieel zijn voor stabiliteit en ontwikkeling op de lange termijn;

7.

roept de autoriteiten van Bahrein, Syrië en Jemen op zich te houden aan hun internationale verplichtingen op het vlak van mensenrechten en fundamentele vrijheden; verzoekt de autoriteiten in de landen in kwestie onmiddellijk de noodtoestand op te heffen, onmiddellijk alle politieke gevangenen, verdedigers van de mensenrechten, journalisten en vreedzame betogers vrij te laten, vrijheid van meningsuiting en vereniging op te nemen in de wetgeving en te zorgen voor de uitvoering ervan in de praktijk, meer maatregelen te nemen om corruptie te bestrijden, te zorgen voor gelijke rechten voor minderheden, te zorgen voor toegang tot communicatiemiddelen, zoals internet en mobiele telefonie, en te zorgen voor toegang tot onafhankelijke media;

8.

neemt nota van het feit dat de Syrische regering op 29 maart 2011 haar ontslag heeft aangeboden, maar is van mening dat dat feit alleen niet zal volstaan om een eind te maken aan de toenemende frustratie bij de Syrische bevolking; dringt er bij president Bashar al-Assad op aan een einde te maken aan het beleid van onderdrukking van de politieke oppositie en verdedigers van de mensenrechten, de sinds 1963 geldende noodtoestand daadwerkelijk op te heffen, het democratische overgangsproces in Syrië te bevorderen en een concrete agenda voor politieke, economische en sociale hervormingen vast te stellen;

9.

vraagt de regering van Bahrein en andere partijen om zonder uitstel of vooraf vastgelegde voorwaarden een zinvolle en constructieve dialoog te openen zodat hervormingen tot stand kunnen komen; verwelkomt de aankondiging van de VN-secretaris-generaal dat de VN desgevraagd klaarstaat steun te bieden aan op nationaal initiatief te leveren inspanningen;

10.

spreekt zijn bezorgdheid uit over de aanwezigheid van buitenlandse troepen onder de banier van de Samenwerkingsraad voor de Golf in Bahrein; verzoekt de Samenwerkingsraad voor de Golf om zijn middelen als regionale collectieve speler in te zetten voor een constructief optreden en te bemiddelen in het belang van vreedzame hervormingen in Bahrein;

11.

dringt bij president Saleh van Jemen aan op concrete maatregelen ter uitvoering van zijn belofte om „de macht op een vredevolle manier over te dragen door middel van constitutionele instellingen”; doet een beroep op alle partijen, ook de oppositie, om verantwoord te handelen, om zonder verwijl in open en constructieve dialoog te treden, zodat het tot een ordelijke politieke overgang kan komen, en om alle partijen en bewegingen die het Jemenitische volk vertegenwoordigen, in deze dialoog te betrekken;

12.

maakt zich ernstige zorgen over de enorme armoede en werkloosheid in Jemen, en de toenemende politieke en economische instabiliteit in het land; onderstreept dat de invulling van de tijdens de donorconferentie van 2006 gedane beloften moet worden versneld; verzoekt de EU en de Samenwerkingsraad voor de Golf daarnaast extra financiële en technische hulp te geven zodra president Saleh bereid is de weg vrij te maken voor een democratisch gekozen regering;

13.

dringt er bij de Europese Unie en de lidstaten op aan de vreedzame democratische aspiraties van de volkeren van Bahrein, Syrië en Jemen te steunen, hun beleid ten aanzien van deze landen te herzien, de EU-gedragscode voor de wapenuitvoer na te leven en zich gereed te houden om bij eventuele serieuze toezeggingen van de nationale autoriteiten op dat gebied hulp te bieden bij de uitvoering economische en sociale hervormingsprogramma's in deze landen;

14.

verzoekt de Commissie op een volledige en effectieve manier gebruik te maken van de bestaande steun die wordt verleend in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) en het stabiliteitsinstrument, en dringend concrete voorstellen in te dienen over hoe financiële steunverlening van de EU in de toekomst de landen en het maatschappelijk middenveld in het Midden-Oosten en in de Golf beter kan helpen in hun overgang naar democratie en eerbiediging van de mensenrechten;

15.

onderstreept dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie zich in de gemeenschappelijke mededeling over een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart in het zuidelijke Middellandse Zeegebied en in reactie op de historische ontwikkelingen in de regio hebben uitgesproken voor verdere steun voor de democratische transformatie en de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld; vraagt EU-steun voor de democratische processen in het Middellandse Zeegebied en de Golfregio om te zorgen voor de volledige deelname van alle burgers aan het politieke leven, en met name van vrouwen, die een cruciale rol hebben gespeeld in de vraag naar democratische verandering;

16.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid / vicevoorzitter van de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van het Koninkrijk Bahrein, de regering en het parlement van de Arabische Republiek Syrië en de regering en het parlement van de Republiek Jemen.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0109.

(2)  PB C 313 E van 20.12.2006, blz. 436.