4.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 114/17


STANDPUNT (EU) Nr. 3/2010 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

Vastgesteld door de Raad op 1 maart 2010

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 114 E/02

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bossen bieden een grote variëteit aan ecologische, economische en sociale voordelen, waaronder hout, andere bosproducten en milieudiensten.

(2)

Als gevolg van de wereldwijde, groeiende vraag naar hout en houtproducten en de institutionele en bestuurlijke tekortkomingen die kenmerkend zijn voor de bosbouwsector in een aantal houtproducerende landen, krijgen de illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel een steeds verontrustender karakter.

(3)

Illegale houtkap is een zeer ernstig probleem van groot internationaal belang. Hij vormt een belangrijke bedreiging voor de bossen, want hij draagt bij tot de ontbossing, die verantwoordelijk is voor 20% van de CO2-emissies. Illegale houtkap bedreigt de biodiversiteit en ondermijnt duurzaam bosbeheer en duurzame bosontwikkeling, met inbegrip van de commerciële levensvatbaarheid van marktdeelnemers die volgens de geldende wetgeving opereren. Bovendien heeft illegale houtkap ook sociale, politieke en economische implicaties.

(4)

In de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad van 21 mei 2003 genaamd „Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT): Voorstel voor een EU-actieplan” is een pakket maatregelen voorgesteld ter ondersteuning van de internationale inspanningen om het probleem van de illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel uit de wereld te helpen.

(5)

Het Europees Parlement en de Raad hebben onderkend dat de Unie moet bijdragen tot de wereldwijde inspanningen om het probleem van de illegale houtkap aan te pakken, en zij hebben die mededeling derhalve verwelkomd.

(6)

In overeenstemming met het doel van die mededeling, namelijk ervoor zorgen dat alleen houtproducten die overeenkomstig de nationale wetgeving van het producerende land zijn geproduceerd, de Unie binnen kunnen komen, voert de Unie met houtproducerende landen (partnerlanden) onderhandelingen over vrijwillige partnerschapsovereenkomsten (Voluntary Partnership Agreements - VPA's) die de partijen juridisch verplichten een vergunningenstelsel in te voeren en de handel in hout en houtproducten waarop die VPA's betrekking hebben, te reguleren.

(7)

Gezien de schaal en de urgentie van het probleem, moet de bestrijding van de illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel actief worden gesteund, moet het VPA-initiatief worden aangevuld en versterkt, en moet een grotere synergie tot stand worden gebracht tussen beleid dat erop gericht is de bossen in stand te houden en beleid dat streeft naar een hoog niveau van milieubescherming, onder meer door de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit te bestrijden.

(8)

De inspanningen van de landen die met de Unie in het kader van FLEGT een VPA hebben gesloten, en de in de VPA's vervatte beginselen, met name ten aanzien van de definitie van het begrip legaal geproduceerd hout, moeten worden erkend. Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat in het kader van het FLEGT-vergunningenstelsel alleen overeenkomstig de betrokken nationale wetgeving gekapt hout en houtproducten afkomstig van dit hout naar de Unie worden uitgevoerd. Daartoe moet hout, verwerkt in houtproducten, vermeld in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (4) en van oorsprong uit de in bijlage I bij die verordening genoemde partnerlanden, als legaal gekapt worden beschouwd, op voorwaarde dat deze houtproducten aan die verordening en de bepalingen ter uitvoering daarvan voldoen.

(9)

Er moet rekening worden gehouden met het feit dat de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten (CITES) van de bij die overeenkomst aangesloten partijen eist dat zij alleen een CITES-uitvoervergunning afgeven wanneer een soort die in de CITES-lijst is opgenomen, met name overeenkomstig de wetgeving van het uitvoerende land is verzameld. Daartoe moet hout, opgenomen in de lijsten in de bijlagen A, B of C bij Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (5) als legaal gekapt worden beschouwd, op voorwaarde dat het aan die verordening en de bepalingen ter uitvoering daarvan voldoet.

(10)

Rekening houdend met de complexiteit van de onderliggende factoren en de effecten van illegale houtkap, moeten de prikkels die tot illegaal gedrag aanzetten, worden verminderd door het gedrag van de marktdeelnemers te beïnvloeden.

(11)

Bij gebreke van een internationaal overeengekomen definitie van illegale houtkap moet op grond van de wetgeving van het land waar het hout is gekapt, worden bepaald wat onder illegale houtkap wordt verstaan.

(12)

Veel houtproducten ondergaan talrijke processen voordat en nadat zij voor de eerste maal op de markt zijn gebracht. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, hoeven alleen de marktdeelnemers die hout en houtproducten voor de eerste maal op de interne markt brengen, en niet de hele distributieketen, aan de in deze verordening vastgestelde eisen te voldoen.

(13)

Indachtig het feit dat het voor de marktdeelnemers een onevenredige last zou betekenen indien zij verplicht zouden zijn informatie te verstrekken over de oorsprong van het hout in producten die van gerecycleerd hout zijn gemaakt, moeten deze producten van de werkingssfeer van deze verordening worden uitgesloten.

(14)

Marktdeelnemers die hout en houtproducten voor de eerste maal op de interne markt brengen, moeten de nodige zorgvuldigheid betrachten om door middel van een stelsel van maatregelen en procedures (zorgvuldigheidsstelsel) het risico te minimaliseren dat zij illegaal gekapt hout en houtproducten afkomstig van dit hout op de interne markt brengen.

(15)

Het zorgvuldigheidsstelsel omvat drie elementen die inherent zijn aan risicobeheer: toegang tot informatie, risicobeoordeling en beperking van het onderkende risico. Het zorgvuldigheidsstelsel moet toegang bieden tot informatie over de bronnen en leveranciers van hout en houtproducten die voor het eerst op de interne markt worden gebracht, waaronder relevante informatie zoals naleving van de toepasselijke wetgeving. Op grond van deze informatie dienen marktdeelnemers een risicobeoordeling te verrichten. Wanneer een risico is onderkend, dienen de marktdeelnemers dit risico te beperken op een wijze die evenredig is met het onderkende risico, om te voorkomen dat illegaal gekapt hout en producten daarvan op de markt worden gebracht.

(16)

Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, moet van marktdeelnemers die reeds gebruik maken van systemen of procedures die voldoen aan de eisen van deze verordening niet worden verlangd nieuwe systemen op te zetten.

(17)

Om goede praktijken in de bosbouwsector te erkennen, mogen certificering of andere regelingen van derde partijen die controle op de naleving van de geldende wetgeving omvatten, worden gebruikt in de risicobeoordelingsprocedure.

(18)

De houtsector is van groot belang voor de economie van de Unie. Organisaties van marktdeelnemers zijn belangrijke actoren in de sector, aangezien zij de belangen van de marktdeelnemers op grote schaal vertegenwoordigen en contact onderhouden met veel verschillende belanghebbenden. Die organisaties beschikken ook over de deskundigheid en de capaciteit om de toepasselijke wetgeving te analyseren en het naleven ervan door hun leden te vergemakkelijken, maar mogen die competenties niet gebruiken om de markt te domineren. Om de uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken en tot de ontwikkeling van goede praktijken bij te dragen, moet erkenning worden verleend aan organisaties die zorgvuldigheidsstelsels die de voorschriften van deze verordening naleven hebben opgesteld. Er moet een lijst van dergelijke erkende organisaties worden bekendgemaakt om de marktdeelnemers in staat te stellen van dergelijke erkende toezichthoudende organisaties gebruik te maken.

(19)

De bevoegde autoriteiten moeten erop toezien dat de marktdeelnemers daadwerkelijk de in deze verordening neergelegde verplichtingen vervullen. Daartoe moeten de bevoegde autoriteiten indien nodig officiële controles uitvoeren, eventueel ook in de gebouwen van de marktdeelnemers, en moeten zij kunnen eisen dat marktdeelnemers waar nodig corrigerende maatregelen nemen.

(20)

De bevoegde autoriteiten moeten een register van de controles bijhouden en de relevante informatie voor elke aanvrager toegankelijk maken overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (6).

(21)

Gezien het internationale karakter van illegale houtkap, moeten de bevoegde autoriteiten onderling en met de overheidsdiensten van derde landen en met de Commissie samenwerken.

(22)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat overtredingen van deze verordening met doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende straffen worden bestraft.

(23)

Om aan de doelstelling van deze verordening te voldoen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot procedures voor de erkenning en de intrekking van erkenningen van toezichthoudende organisaties, met betrekking tot risicobeoordelingscriteria die nodig kunnen zijn ter aanvulling van die waarin deze verordening voorziet en met betrekking tot de lijst van hout en houtproducten waarop deze verordening van toepassing is. Het is van bijzonder belang dat de Commissie in de voorbereidingsfase deskundigen raadpleegt overeenkomstig de toezegging van de Commissie in de Mededeling van 9 december 2009 over de uitvoering van artikel 290 VWEU.

(24)

De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).

(25)

Marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten moeten een redelijke termijn krijgen om zich voor te bereiden om aan de eisen van deze verordening te voldoen.

(26)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, te weten de bestrijding van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege haar reikwijdte, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden de verplichtingen vastgesteld van marktdeelnemers die voor de eerste maal hout en houtproducten op de interne markt brengen, teneinde het risico te minimaliseren dat illegaal gekapt hout of van illegaal gekapt hout gemaakte producten op de markt worden gebracht.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „hout en houtproducten”: het hout en de houtproducten die in de bijlage worden genoemd, met uitzondering van houtproducten die zijn gemaakt van reeds op de markt gebracht hout of reeds op de markt gebrachte houtproducten, alsmede houtproducten of bestanddelen van dergelijke producten die vervaardigd zijn van hout of houtproducten die hun levenscyclus hebben voltooid en anders als afval zouden worden verwijderd;

b)   „op de markt brengen”: het op enigerlei wijze, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, voor de eerste maal leveren van hout of houtproducten op de interne markt met het oog op distributie of gebruik in het kader van een handelsactiviteit, hetzij tegen betaling hetzij kosteloos. Hieronder wordt ook verstaan het leveren door middel van communicatie op afstand als bedoeld in Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (8);

c)   „marktdeelnemer”: een natuurlijke of rechtspersoon die hout of houtproducten op de markt brengt;

d)   „land waar het hout is gekapt”: het land of gebied waar het hout of het in de houtproducten verwerkte hout is gekapt;

e)   „legaal gekapt”: gekapt overeenkomstig de toepasselijke wetgeving in het land waar het hout is gekapt;

f)   „illegaal gekapt”: gekapt in strijd met de toepasselijke wetgeving in het land waar het hout is gekapt;

g)   „toepasselijke wetgeving”: de wetgeving die van kracht is in het land waar het hout is gekapt en die betrekking heeft op de volgende aangelegenheden:

rechten tot houtkap binnen, in een officieel publicatieblad bekendgemaakte, grenzen;

betalingen voor houtkaprechten en hout, inclusief heffingen in verband met houtkap;

houtkap, met inbegrip van rechtstreeks daarmee verband houdende milieu- en boswetgeving;

door houtkap geschonden wettelijke rechten van derden betreffende grondgebruik en grondbezit; en

handels- en douanewetgeving, voor zover van toepassing op de bosbouwsector.

Artikel 3

Status van hout en houtproducten die onder FLEGT en CITES vallen

Hout verwerkt in houtproducten, vermeld in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 2173/2005, van oorsprong uit de in bijlage I bij die verordening genoemde partnerlanden en die aan die verordening en de bepalingen ter uitvoering daarvan voldoen, wordt voor de toepassing van deze verordening als legaal gekapt beschouwd.

Hout van de in de bijlagen A, B of C bij Verordening (EG) nr. 338/97 opgenomen soorten, dat aan die verordening en de bepalingen ter uitvoering daarvan voldoet, wordt voor de toepassing van deze verordening als legaal gekapt beschouwd.

Artikel 4

Verplichtingen van de marktdeelnemers

1.   De marktdeelnemers betrachten zorgvuldigheid om het risico te minimaliseren dat illegaal gekapt hout of houtproducten afkomstig van dit hout op de markt worden gebracht. Daartoe passen zij een geheel van procedures en maatregelen toe, hierna „zorgvuldigheidsstelsel” genoemd, dat in artikel 5 wordt omschreven.

2.   Iedere marktdeelnemer handhaaft en evalueert op gezette tijden het zorgvuldigheidsstelsel dat hij gebruikt, behalve wanneer de marktdeelnemer gebruik maakt van een zorgvuldigheidsstelsel dat is ingevoerd door een toezichthoudende organisatie als bedoeld in artikel 7.

Artikel 5

Zorgvuldigheidsstelsels

1.   Het in artikel 4, lid 1, bedoelde zorgvuldigheidsstelsel behelst de volgende elementen:

a)

maatregelen en procedures om toegang te bieden tot de volgende informatie over de partij hout en houtproducten van de marktdeelnemer die op de markt worden gebracht:

beschrijving, met inbegrip van de volledige wetenschappelijke benaming of de gebruikelijke benaming van de boomsoort, de handelsnaam en het type product;

land waar het hout is gekapt en, waar van toepassing, het subnationale gebied waar het hout is gekapt;

hoeveelheid (uitgedrukt in omvang, gewicht of aantal eenheden);

naam en adres van de persoon die het hout aan de marktdeelnemer heeft geleverd;

documenten of andere informatie waaruit blijkt dat het hout of de houtproducten in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving zijn;

b)

risicobeoordelingsprocedures die de marktdeelnemer in staat stellen om het risico dat illegaal gekapt hout of houtproducten afkomstig van dergelijk hout op de markt worden gebracht, te analyseren en in te schatten.

In dergelijke procedures wordt rekening gehouden met de informatie onder a), alsook de relevante risicobeoordelingscriteria, waaronder:

verzekering van de naleving van de geldende wetgeving, die certificering kan omvatten of andere door derde partijen gecontroleerde regelingen die de naleving van geldende wetgeving betreffen;

prevalentie van illegale kap van specifieke boomsoorten;

prevalentie van illegale kap of praktijken in het land en/of het subnationale gebied waar het hout gekapt is;

de complexiteit van de toeleveringsketen van de houtproducten;

c)

behalve wanneer het bij onder b) bedoelde risicobeoordelingsprocedures onderkende risico verwaarloosbaar is, risicobeperkingsprocedures welke bestaan in een geheel van maatregelen en procedures die in verhouding staan tot dat risico en die toereikend zijn om het effectief te minimaliseren, in voorkomend geval door het verlangen van bijkomende informatie of bescheiden en/of door het verlangen van controles door derden. Dergelijke risicobeperkingsprocedures zijn niet van toepassing indien het onderkende risico verwaarloosbaar is.

2.   Nadere regels om de uniforme uitvoering van lid 1, behalve wat betreft verdere relevante risicobeoordelingscriteria zoals bedoeld in lid 1, onder b), tweede alinea, van dit artikel te waarborgen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure in artikel 16, lid 2. Deze regels worden uiterlijk … (9) vastgesteld.

3.   Teneinde met marktontwikkelingen en bij de toepassing van deze verordening opgedane ervaring rekening te houden, in het bijzonder met de ontwikkelingen en de ervaring die zijn aangetoond middels de in artikel 18, lid 3, bedoelde rapportage, mag de Commissie overeenkomstig artikel 290 VWEU, gedelegeerde handelingen vaststellen met betrekking tot verdere relevante risicobeoordelingscriteria die nodig kunnen zijn ter aanvulling van die als bedoeld in lid 1, onder b), tweede alinea, van dit artikel. Bij de vaststelling van deze gedelegeerde handelingen, handelt de Commissie volgens de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

Op de in dit lid genoemde gedelegeerde handelingen zijn de procedures van de artikelen 13, 14 en 15 van toepassing.

Artikel 6

Bevoegde autoriteiten

1.   Elke lidstaat wijst één of meer voor de uitvoering van deze verordening bevoegde autoriteiten aan.

De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op … (10) de naam en het adres van de bevoegde autoriteiten mee. De lidstaten stellen de Commissie ook in kennis van elke wijziging van de naam of het adres van de bevoegde autoriteiten.

2.   De Commissie maakt een lijst van de bevoegde autoriteiten toegankelijk voor het publiek, onder meer op het internet. De lijst wordt regelmatig bijgewerkt.

Artikel 7

Toezichthoudende organisaties

1.   Een toezichthoudende organisatie vervult de volgende taken:

a)

in overeenstemming met artikel 5 een zorgvuldigheidsstelsel in stand houden en op gezette tijden evalueren en marktdeelnemers het recht verlenen daarvan gebruik te maken;

b)

toezien op het correcte gebruik van haar zorgvuldigheidsstelsel door die marktdeelnemers;

c)

passende maatregelen nemen indien een marktdeelnemer nalaat naar behoren gebruik te maken van haar zorgvuldigheidsstelsel, waaronder het verwittigen van de bevoegde autoriteiten in geval van ernstige of herhaalde nalatigheid van de marktdeelnemer.

2.   Een organisatie kan een aanvraag tot erkenning als toezichthoudende organisatie indienen mits zij de volgende vereisten vervult:

a)

zij heeft rechtspersoonlijkheid en is legaal in de Unie gevestigd;

b)

zij beschikt over de bevoegdheid om de in lid 1 bedoelde taken te vervullen; en

c)

zij verricht haar taken op zodanige wijze dat belangenconflicten worden voorkomen.

3.   Een aanvrager die aan de in lid 2 gestelde eisen voldoet, wordt erkend als toezichthoudende organisatie, op één van de volgende manieren:

a)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat erkent de toezichthoudende organisatie die voornemens is haar activiteiten uitsluitend in die lidstaat te verrichten, en stelt daarna onverwijld de Commissie in kennis.

b)

na kennisgeving aan de lidstaten erkent de Commissie een toezichthoudende organisatie die voornemens is haar activiteiten in meer dan één lidstaat of in de gehele Unie te verrichten.

4.   De bevoegde autoriteiten voeren op gezette tijden controles uit om na te gaan of de toezichthoudende organisaties die binnen het rechtsgebied van de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn, nog altijd de in lid 1 genoemde taken vervullen en de in lid 2 genoemde eisen naleven.

5.   Indien een bevoegde autoriteit bepaalt dat een door de Commissie erkende toezichthoudende organisatie niet langer de in lid 1 genoemde functies vervult of de in lid 2 genoemde eisen niet langer naleeft, stelt zij de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

6.   De bevoegde autoriteiten of de Commissie kunnen een erkenning intrekken wanneer de bevoegde autoriteit of de Commissie heeft vastgesteld dat een toezichthoudende organisatie niet langer de in lid 1 genoemde taken vervult of de in lid 2 genoemde eisen naleeft. De bevoegde autoriteit of de Commissie kunnen uitsluitend een erkenning intrekken die zij zelf hebben afgegeven. Voor de intrekking van een erkenning door de Commissie worden de betrokken lidstaten hierover geïnformeerd. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de intrekking van een erkenning.

7.   Teneinde de procedureregels voor de erkenning en de intrekking van erkenningen van toezichthoudende organisaties aan te vullen en, indien de ervaring dit vereist, te wijzigen, mag de Commissie overeenkomstig artikel 290 VWEU, gedelegeerde handelingen vaststellen. Bij de vaststelling van deze gedelegeerde handelingen, handelt de Commissie volgens de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

Op de in dit lid genoemde gedelegeerde handelingen zijn de procedures van de artikelen 13, 14 en 15 van toepassing. Deze handelingen worden uiterlijk … (11) vastgesteld.

8.   Nadere regels voor de frequentie en de aard van de in lid 4 bedoelde controles die nodig zijn om de uniforme uitvoering van dat lid 4 te waarborgen, worden aangenomen volgens de regelgevingsprocedure in artikel 16, lid 2. Deze regels worden uiterlijk … (11) vastgesteld.

Artikel 8

Lijst van toezichthoudende organisaties

De Commissie maakt de lijst van toezichthoudende organisaties bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie, reeks C, en op haar website. De lijst wordt regelmatig bijgewerkt.

Artikel 9

Controle van marktdeelnemers

1.   De bevoegde autoriteiten voeren controles uit om na te gaan of de marktdeelnemers aan de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde eisen voldoen.

2.   De marktdeelnemers verlenen alle bijstand die nodig is om de uitvoering van de in lid 1 genoemde controles te vergemakkelijken.

3.   Indien er naar aanleiding van de in lid 1 genoemde controles tekortkomingen zijn vastgesteld, kunnen de bevoegde autoriteiten een kennisgeving van door de marktdeelnemer te nemen corrigerende maatregelen afgeven. Indien de marktdeelnemer dergelijke corrigerende maatregelen niet neemt, kan dit aanleiding geven tot sancties overeenkomstig artikel 17.

Artikel 10

Registratie van de controles

1.   De bevoegde autoriteiten registreren de in artikel 9, lid 1, bedoelde controles, waarbij zij met name de aard en de resultaten van de controles aangeven, alsmede eventuele corrigerende maatregelen waarvan kennis gegeven uit hoofde van artikel 9, lid 3. De gegevens van alle controles worden ten minste vijf jaar bewaard.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens worden voor elke aanvrager toegankelijk gemaakt overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG.

Artikel 11

Samenwerking

1.   De bevoegde autoriteiten werken met elkaar, met de overheden van derde landen en met de Commissie samen om de naleving van deze verordening te garanderen.

2.   De bevoegde autoriteiten wisselen met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en met de Commissie informatie uit over ernstige tekortkomingen die door middel van de in artikel 7, lid 4, en artikel 9, lid 1, bedoelde controles aan het licht zijn gekomen en over de typen sancties die overeenkomstig artikel 17 zijn opgelegd.

Artikel 12

Wijzingen van de bijlage

Teneinde rekening te houden met bij de toepassing van deze verordening opgedane ervaring, in het bijzonder met de in artikel 18, lid 3, bedoelde rapportage, en met de technische kenmerken, de eindgebruikers en de productieprocessen van hout en houtproducten, mag de Commissie overeenkomstig artikel 290 VWEU, gedelegeerde handelingen vaststellen tot wijziging en aanvulling van de in de bijlage vastgestelde lijst van hout en houtproducten. Deze handelingen brengen geen voor de marktdeelnemers onevenredige belasting met zich. Bij de vaststelling van deze gedelegeerde handelingen, handelt de Commissie volgens de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

Op de in dit artikel genoemde gedelegeerde handelingen zijn de procedures van de artikelen 13, 14 en 15 van toepassing.

Artikel 13

Uitoefening van de delegatie

1.   De bevoegdheid tot vaststelling van de gedelegeerde handelingen bedoeld in artikel 5, lid 3, artikel 7, lid 7, en artikel 12, wordt aan de Commissie verleend voor een periode van zeven jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt over de gedelegeerde handelingen uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van een periode van drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening een verslag op. De delegatie van bevoegdheden wordt automatisch met dezelfde periode verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad die bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 14.

2.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis.

3.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van de artikelen 14 tot en 15.

Artikel 14

Intrekking van de delegatie

1.   De delegatie van bevoegdheden bedoeld in artikel 5, lid 3, artikel 7, lid 7, en artikel 12, kan door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2.   De instelling die een interne procedure heeft ingeleid om te besluiten of de delegatie van bevoegdheden moet worden ingetrokken, stelt de andere wetgever en de Commissie daarvan in kennis uiterlijk een maand voor het definitieve besluit wordt genomen, en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden het voorwerp van intrekking zouden kunnen vormen en welke de motivering daarvan is.

3   Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 15

Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen

1.   Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen de gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen een periode van drie maanden na de datum van kennisgeving.

2.   Indien bij het verstrijken van deze periode het Europees Parlement en de Raad geen bezwaar hebben gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien vóór die datum, zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij hebben besloten geen bezwaar te maken, treedt de gedelegeerde handeling in werking op de datum die daarin is vastgesteld.

3.   Indien het Europees Parlement of de Raad tegen de vastgestelde gedelegeerde handeling bezwaar maken, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.

Artikel 16

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT-Comité) dat is ingesteld uit hoofde van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2173/2005.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 17

Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties die van toepassing zijn bij inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat zij worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

Artikel 18

Rapportage

1.   Vanaf de datum van toepassing van deze verordening dienen de lidstaten om de twee jaar uiterlijk op 30 april bij de Commissie een verslag in over de toepassing van deze verordening in de voorgaande twee jaar.

2.   Op basis van deze verslagen stelt de Commissie om de twee jaar een verslag op dat aan het Europees Parlement en de Raad moet worden voorgelegd.

3.   Uiterlijk … (12), en daarna om de zes jaar, evalueert de Commissie de werking en de doeltreffendheid van deze verordening op basis van de rapportage en de ervaringen met de toepassing ervan, met name wat betreft de administratieve gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf en de onder de werkingssfeer vallende producten. De verslagen kunnen indien nodig vergezeld gaan van passende wetgevingsvoorstellen.

Artikel 19

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij wordt van toepassing op … (13). Artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 7, leden 7 en 8, worden echter van toepassing op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 20

Bekendmaking

Deze verordening wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 318 van 23.12.2009, blz. 88.

(2)  PB C […] van […], blz. […].

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  PB L 347 van 30.12.2005, blz. 1.

(5)  PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.

(6)  PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(9)  Achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(10)  Zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

(11)  Achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(12)  30+36 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

(13)  30 maanden na de datum van haar inwerkingtreding


BIJLAGE

Hout en houtproducten, zoals vastgesteld in de in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 (1) van de Raad vastgestelde gecombineerde nomenclatuur waarvoor het bepaalde in deze verordening geldt

4401 Brandhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke; hout in plakjes, spanen of kleine stukjes; zaagsel, resten en afval, van hout, ook indien geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen;

4403 Hout, onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd;

4406 Houten dwarsliggers en wisselhouten;

4407 Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm;

4408 Fineerplaten (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begrepen), platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout of voor ander op dergelijke wijze gelaagd hout, alsmede ander hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd, met verbinding aan de randen of in de lengte verbonden, met een dikte van niet meer dan 6 mm;

4409 Hout (niet-ineengezette plankjes voor parketvloeren daaronder begrepen), waarvan ten minste één zijde over de gehele lengte of uiteinde is geprofileerd (geploegd, van sponningen voorzien, afgerond met V-verbinding of dergelijke), ook indien geschaafd, geschuurd of met stuikverbinding;

4410 Spaanplaat, zogenaamd oriented strand board (OSB), en dergelijke plaat, van hout, ook indien samengeperst met harsen of met andere organische bindmiddelen;

4411 Vezelplaat van houtvezels of van andere houtachtige vezels, ook indien gebonden met harsen of met andere organische bindmiddelen;

4412 Triplex- en multiplexhout, met fineer bekleed hout en op dergelijke wijze gelaagd hout;

4413 00 00 Verdicht hout, in blokken, in planken, in stroken of in profielen;

4414 00 Houten lijsten voor schilderijen, voor foto's, voor spiegels en dergelijke;

4415 Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen van hout; kabelhaspels van hout; laadborden, laadkisten en andere laadplateaus van hout; opzetranden voor laadborden, van hout; doodkisten;

(Niet verpakkingsmateriaal dat uitsluitend wordt gebruikt als verpakkingsmateriaal om een ander op de markt gebracht product te ondersteunen, beschermen of dragen.)

4416 00 00 Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout, duighout daaronder begrepen;

4418 Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken, daaronder begrepen panelen met cellenstructuur, ineengezette panelen voor vloerbedekking en dakspanen („shingles” en „shakes”), van hout, hout (niet-ineengezette plankjes voor parketvloeren daaronder begrepen), waarvan ten minste één zijde over de gehele lengte of het gehele uiteinde is geprofileerd (geploegd, van sponningen voorzien, afgerond met V-verbinding of dergelijke), ook indien geschaafd, geschuurd of met stuikverbinding;

Houtpulp en papier van de hoofdstukken 47 en 48 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzondering van producten op basis van bamboe en door terugwinning (uit resten en afval) verkregen producten;

9403 30, 9403 40, 9403 50 00, 9403 60 en 9403 90 30 Houten meubels;

9406 00 20 Geprefabriceerde bouwwerken.


(1)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

1.

De Commissie heeft op 17 oktober 2008 een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen. Het voorstel is gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

2.

Het Europees Parlement heeft op 22 april 2009 zijn standpunt in eerste lezing uitgebracht (1). Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 1 oktober 2009 advies uitgebracht en het Comité van de Regio's heeft aangegeven dat het niet van plan is advies uit te brengen.

3.

De Raad heeft op 1 maart 2010 zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld, overeenkomstig artikel 294 van het VWEU.

II.   DOELSTELLINGEN

Het doel van de verordening is het risico te minimaliseren dat illegaal gekapt hout op de interne markt worden gebracht. De verordening is gebaseerd op het zorgvuldigheidsbeginsel en is toegespitst op het moment waarop hout en houtproducten voor de eerste maal op de interne markt worden gebracht. De Raad heeft de geest van de systematische aanpak van de Commissie gehandhaafd. Daarom heeft hij zich gericht op het opstellen van de wettelijke voorschriften voor een proactief gedrag van de marktdeelnemer.

III.   ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

1.   Algemene opmerkingen

Het Europees Parlement (EP) heeft op 22 april 2009 in eerste lezing 75 amendementen aangenomen.

In het standpunt van de Raad in eerste lezing zijn een aantal amendementen van het Europees Parlement gedeeltelijk of naar de geest overgenomen. Met name moet er bijzondere aandacht worden besteed aan de gevolgen van de verordening voor het midden- en kleinbedrijf (amd. 22, 29, 47 en 72), mogen hout en houtproducten waarvoor bindende duurzaamheidscriteria gelden niet buiten het toepassingsgebied van de verordening vallen (amd. 21 en 32) en dient de Commissie toezichthoudende organisaties te erkennen die voornemens zijn hun activiteiten uit te voeren in meer dan één lidstaat (amd. 51-56).

Andere amendementen zijn echter niet in het standpunt van de Raad in eerste lezing verwerkt, omdat zij volgens de Raad door de wijze waarop de tekst zich heeft ontwikkeld, overbodig zijn geworden. De Raad heeft een aantal wijzigingen ingevoerd naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, met name ten aanzien van het juridisch kader dat zal worden opgebouwd ter vervanging van de comitologie. Aangezien het standpunt van het EP in eerste lezing ongeveer zeven maanden vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is uitgebracht, is met de amendementen betreffende de comitologie geen rekening gehouden omdat die niet langer relevant zijn.

Het standpunt van de Raad in eerste lezing bevat ook een aantal andere wijzigingen die niet in het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing staan. De inhoudelijke wijzigingen worden hieronder beschreven. Daarnaast zijn er redactionele wijzigingen aangebracht om de tekst te verduidelijken of de algemene samenhang van de verordening te waarborgen.

2.   Bijzondere opmerkingen

Definities

In het oorspronkelijke voorstel zijn de volgende wijzigingen aangebracht:

de definitie van „hout en houtproducten” is gewijzigd om aan te geven dat gerecycleerde houtproducten, zijnde houtproducten of bestanddelen van dergelijke producten die vervaardigd zijn van hout of houtproducten die hun levenscyclus hebben voltooid en anders als afval zouden worden verwijderd, niet onder deze definitie vallen omdat het onevenredig zou zijn van markdeelnemers te eisen dat zij informatie moeten beoordelen over de oorsprong van het hout in gerecycleerde producten;

de uitzondering die is voorgesteld voor hout en houtproducten waarvoor bindende duurzaamheidscriteria gelden (amd. 21 en 32), is geschrapt;

er is verduidelijkt dat houtproducten die zijn gemaakt van reeds op de markt gebracht hout of reeds op de markt gebrachte houtproducten, niet onder de definitie van „hout en houtproducten” mogen vallen (amd. 34);

de betekenis van „op de markt brengen” is nader uitgewerkt; zij omvat ook alle verkoopstechnieken en bestrijkt ook het leveren door middel van communicatie op afstand;

het begrip „subnationaal gebied waar het hout is gekapt” is toegevoegd voor gevallen waarin er binnen een land regionale verschillen zijn;

de definitie van „land waar het hout wordt gekapt” is uitgebreid, zodat niet alleen landen maar ook gebieden daaronder vallen;

de definities van „risicobeheer” en „toezichthoudende organisaties” zijn geschrapt omdat is geoordeeld dat deze concepten uitvoeriger in het betrokken artikel zijn omschreven.

Toepasselijke wetgeving

De definitie van toepasselijke wetgeving is een van de kernpunten van de ontwerp-verordening aangezien dit de marktdeelnemer zal verplichten toegang te hebben tot informatie over de naleving van de toepasselijke wetgeving wat betreft hout en houtproducten. De Raad heeft gestreefd naar een juist evenwicht tussen een uitgebreide lijst van wetgevingsgebieden en een lijst waarin in algemene termen de toepasselijke wetgevingsgebieden worden opgesomd. Wat de bosbouwsector betreft heeft de Raad de door de Commissie voorgestelde definitie uitgebreid tot boswetgeving, met inbegrip van rechtstreeks daarmee verband houdende milieu- en douanewetgeving. De Raad heeft de term „wettelijke rechten van derden betreffende grondgebruik en grondbezit” toegevoegd, wat aansluit bij de lijn die het EP volgt wanneer het „eigendomsrechten en rechten van de inheemse bevolking” vermeldt (amd. 38). De amendementen van het EP betreffende de invoering van arbeids- en welzijnswetgeving, vond de Raad evenwel vanuit een juridisch en praktisch oogpunt problematisch.

Stelsels van zorgvuldigheidseisen

De Raad vond het belangrijk de voornaamste elementen van de ontwerp-verordening te verduidelijken. Daarom heeft hij drie elementen van het stelsel van zorgvuldigheidseisen nader uitgewerkt: toegang tot bepaalde informatie, de procedure inzake risicobeheer en de procedure inzake risicobeperking. Ook het EP was in amd. 37 van oordeel dat de twee elementen, namelijk risico-identificatie en risicominimalisatie, duidelijk moeten worden afgebakend.

Voor de risicobeoordelingsprocedures heeft de Raad vier risicobeoordelingscriteria opgesteld die overeenkomstig artikel 290 van het VWEU kunnen worden toegevoegd.

In artikel 5, lid 1, onder b) en c), beoogt de Raad op basis van verschillende factoren - zoals de complexiteit van het product en de oorsprong ervan - en zonder expliciet de gevallen te noemen die bijzondere aandacht vergen, een onderscheid te maken tussen de risicobeoordelings- en de risicobeperkingsprocedures in de vorm van hetzij strengere of minder strenge voorschriften (amd. 47).

In tegenstelling tot het EP heeft de Raad de zorgvuldigheidsverplichting niet uitgebreid tot andere markdeelnemers dan die welke hout en houtproducten voor de eerste maal op de interne markt brengen (amd. 15, 17, 19, 20, 31, 33, 35, 41, 42, 43 en 50). Die uitbreiding wordt als nodeloos omslachtig beschouwd.

De Raad heeft voor marktdeelnemers de mogelijkheid ingevoerd om te kiezen tussen drie verschillende zorgvuldigheidsstelsel: hun eigen stelsel, een door een toezichthoudende organisatie ingesteld zorgvuldigheidsstelsel of een stelsel van een derde partij.

Toepassingsgebied

Net zoals het EP heeft de Raad de uitzondering geschrapt die in het Commissievoorstel is voorgesteld voor hout waarvoor bindende duurzaamheidscriteria gelden (amd. 21 en 32).

Bijlage

De Raad heeft de houtproducten in de bijlage opnieuw geordend volgens de nummering van de GN-code, en heeft een aantal productcategorieën toegevoegd. Hij was van oordeel dat met nog meer categorieën, de lasten voor marktdeelnemers in deze fase te zwaar zouden zijn (amd. 74 en 75).

Toezichthoudende organisaties

De Raad was het eens met het EP dat het er in de gehele EU geharmoniseerde normen moeten komen en stelde voor dat ook de Commissie toezichthoudende organisaties zou erkennen. De Raad onderscheidt toezichthoudende organisaties die in slechts één lidstaat actief zijn van die welke in meerdere lidstaten opereren. Hij is overeengekomen dat de Commissie de organisaties moet erkennen die in meerdere lidstaten actief zijn (amd. 51, 53, 54, 55 en 56) (zie artikel 7, lid 3). Het leek evenwel praktischer dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat verantwoordelijk zijn voor de erkenning van toezichthoudende organisaties die hun activiteiten alleen in de betrokken lidstaat uitvoeren. Net zoals het EP was de Raad van oordeel dat de toezichthoudende organisatie haar eigen functies moet uitvoeren, zodat belangenconflicten worden vermeden (amd. 51) (zie artikel 7, lid 2, onder c)). Het werd niet nodig geacht om voor een toezichthoudende organisatie een onderscheid te maken tussen een openbare of private entiteit (amd. 51 en 52).

Sancties

De Raad overwoog een lijst van sancties toe te voegen (amd. 69), maar na een uitgebreide bespreking besloot hij de formulering van het Commissievoorstel, die ook de voor EU-wetgeving afgesproken formulering is, te handhaven. Vele lidstaten waren van oordeel dat de hoogte en de inhoud van de sancties een bevoegdheid waren van de lidstaten. Voorts was het opstellen van een lijst van sancties aanleiding voor een aantal praktische vraagstukken, zoals het uitputtend karakter van de lijst en de moeilijkheid om in deze fase alle mogelijke overtredingen in beeld te krijgen.

Verbod

De Raad heeft de geest van het Commissievoorstel voor een systematische aanpak gehandhaafd. Marktdeelnemers moeten gebruik maken van een zorgvuldigheidsstelsel om het risico dat illegaal gekapt hout en producten daarvan op de markt worden gebracht, tot een minimum te beperken. De Raad is het niet eens met het standpunt van het EP dat een verbod moet worden ingevoerd ter wille van de legaliteit (amd 17, 19, 31, 42 (wat betreft artikel 3, lid 1), 43, 50 en 71). Dit soort uitbreiding wordt niet geacht in overeenstemming te zijn met de geest van het voorstel, en is derhalve onaanvaardbaar.

Toepassing

De Raad vond het onrealistisch dat de verordening amper een jaar na haar inwerkingtreding van toepassing zou worden, hoezeer dat ook wenselijk was (amd. 73). Daarom, en ook om marktdeelnemers de tijd te gunnen zich aan de nieuwe situatie aan te passen en om de uitvoeringsmaatregelen te kunnen vaststellen, werd voorgesteld dat de verordening dertig maanden na haar inwerkingtreding van toepassing zal worden.

Situatie van middelgrote en kleine bedrijven/marktdeelnemers

Net zoals het EP heeft de Raad rekening gehouden met de bijzondere situatie van middelgrote en kleine bedrijven/marktdeelnemers (amd. 22, 29, 47 en 72). Hij heeft bijvoorbeeld in artikel 5, lid 1, onder c), het begrip verwaarloosbaar risico ingevoerd. In artikel 12 is bepaald dat gedelegeerde handelingen tot wijziging en aanvulling van de in de bijlage vastgestelde lijst van hout en houtproducten geen onevenredige belasting voor de marktdeelnemers mag meebrengen. Aan artikel 18 over rapportage heeft de Raad toegevoegd dat bij de evaluatie in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de administratieve gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf.

Overwegingen en verwijzingen naar milieuvraagstukken (duurzaam bosbeheer)

Het EP heeft een aanzienlijk aantal overwegingen toegevoegd om rekening te houden met het bos als omgeving, biodiversiteit, het ecosysteem bos en duurzaam bosbeheer (amd. 2-8, 10, 11 en 14). Volgens de Raad vormen echter het zorgvuldigheidsstelsel en het gedrag van marktdeelnemers de kernpunten van de verordening om het risico dat illegaal gekapt hout en houtproducten daarvan op de markt worden gebracht zo klein mogelijk te houden, en zijn die overwegingen ondanks de wenselijkheid van hun doelstellingen, overbodig. Bovendien moeten overwegingen fungeren als motivering van de bepalingen in de verordening, maar zijn er geen bepalingen in het dispositief waaraan deze overwegingen kunnen worden gekoppeld.

Toetsing

De Raad is het eens met het EP dat de Commissie de verordening moet toetsen en dat daarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de administratieve gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf (amd.72).

3.   Andere door de Raad aangebrachte wijzigingen

Status van onder FLEGT en CITES vallende houtproducten

De bepalingen over hout en houtproducten die onder FLEGT en CITES vallen, zijn in een afzonderlijk artikel opgenomen omdat FLEGT-vergunningen en CITES-certificaten in de verordening als toereikend bewijs van legale houtkap worden beschouwd.

Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

De Raad is van oordeel dat de informatie-uitwisseling als bedoeld in artikel 11 alleen bij ernstige tekortkomingen moet plaatsvinden. Zijns inziens moet ook over de opgelegde typen sancties informatie worden uitgewisseld.

Voorwerp

Om het doel van de verplichtingen van de verordening te verduidelijken heeft de Raad aan de bepaling toegevoegd dat de verordening erop gericht is het risico te minimaliseren dat illegaal gekapt hout of producten daarvan op de markt worden gebracht.

Wijzigingen ingevolge het Verdrag van Lissabon

Aangezien de Raad van oordeel is dat, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aan de Commissie bevoegdheden moeten worden gedelegeerd, heeft hij in artikel 5, lid 3, artikel 7, lid 7 en artikel 12 drie nieuwe bepalingen en een nieuwe overweging betreffende gedelegeerde handelingen opgenomen. Tegelijk heeft de Raad de bepalingen aangepast voor het aannemen van uitvoeringsmaatregelen conform artikel 291 VWEU.

IV.   CONCLUSIE

De Raad is van mening dat zijn standpunt in eerste lezing in overeenstemming is met de wezenlijke doelstellingen van het Commissievoorstel. Het weerspiegelt een evenwichtig pakket maatregelen die het verwezenlijken van de doelstellingen van de bestrijding van illegale houtkap dichterbij zullen brengen.

De Raad zou graag een opbouwend debat met het Europees Parlement aangaan met het oog op een werkbaar akkoord over deze verordening.


(1)  8881/09