51998BP0500

Resolutie over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1999, zoals gewijzigd door de Raad (alle afdelingen) en over de nota van wijzigingen nr. 1/99 op het voorontwerp van begroting 1999 - Afdeling III - Commissie

Publicatieblad Nr. C 098 van 09/04/1999 blz. 0212


A4-0500/98

Resolutie over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1999, zoals gewijzigd door de Raad (alle afdelingen) en over de nota van wijzigingen nr. 1/99 op het voorontwerp van begroting 1999 - Afdeling III - Commissie

Het Europees Parlement,

- gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie,

- onder verwijzing naar de besluiten van de Raad van 24 november 1998 over de ontwerpbegroting voor 1999 als geamendeerd en gewijzigd door het Parlement in eerste lezing (C4-0600/98),

- gezien de nota van wijzigingen nr. 1 op het voorontwerp van begroting voor 1999 - Afdeling III - Commissie (SEC(98)1766),

- gezien de nota van wijzigingen nr. 1 op het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1999, door de Raad opgesteld op 24 november 1998 (C4-0666/98),

- gelet op het Interinstitutioneel akkoord van 29 oktober 1993 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure ((PB C 331 van 7.12.1993, blz. 1.)), en de daaraan gehechte financiële vooruitzichten als laatstelijk op 2 april 1998 herzien en aangepast ((PB C 138 van 4.5.1998, blz. 155.)),

- onder verwijzing naar zijn resoluties van 2 april 1998 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 1999 ((PB C 138 van 4.5.1998, blz. 149 en 153.)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 juli 1998 over de 'ad hoc procedure' voor de begroting 1999, zoals bepaald in de institutionele akkoorden van 29 oktober 1993 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure en van 16 juli 1997 over de bepalingen inzake de financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en in de procedure betreffende de financiering van de internationale visserijovereenkomsten, overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring van 12 december 1996 ((PB C 226 van 20.07.1998, blz. 46.)),

- gelet op het Financieel Reglement, in het bijzonder artikelen 15 en 26, en de beraadslagingen van de bevoegde commissies over de daar bedoelde overschrijvingen,

- gezien het verslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1997 ((PB C 349 van 18.11.1997.)),

- onder verwijzing naar zijn beraadslagingen en in eerste lezing aangenomen amendementen, en zijn resoluties van 22 oktober 1998 over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1999 (Afdelingen I, II, III, IV, V en VI) ((Deel II, punt 1 a) en 1 b) van de notulen van die vergadering.)),

- gezien het verslag van de Begrotingscommissie en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A4-0500/98),

A. overwegende dat in de ontwerpbegroting van de Raad van 24 november 1998 in vergelijking met diens eerste lezing de vastleggingen met 392 miljoen euro zijn verhoogd en de betalingen met 336 miljoen euro zijn verlaagd; overwegende dat de betalingskredieten in de ontwerpbegroting van de Raad op een niveau van 1,10% van het BNP gehandhaafd zijn, terwijl het plafond van de eigen middelen op 1,27% van het BNP ligt; overwegende dat in de ontwerpbegroting van de Raad de betalingskredieten zijn verhoogd met 2,36% ten opzichte van 1998,

B. overwegende dat de ontwerpbegroting door het Parlement was opgesteld als een brug tussen de Financiële vooruitzichten voor de periode 1993-1999 en de Financiële vooruitzichten die misschien voor de periode na 1999 worden opgesteld; overwegende dat dit door sommige leden van de Raad is onderkend, en dat door hen wordt geëist dat de begroting 1999 dient als de basis voor de vooruitzichten voor de komende jaren; overwegende dat de begroting 1999 de derde fase inluidt van de Economische en Monetaire Unie en de eerste begroting is waaronder het Verdrag van Amsterdam wordt uitgevoerd;

C. overwegende dat de voorzitterschappen van de Raad zich bereid hebben getoond in gedurende het hele jaar een zinvolle dialoog met het Parlement te onderhouden, in trialogen en andere bijeenkomsten op hoog niveau op 21 januari, 23 februari, 31 maart, 23 juni, 16 juli, 13 oktober, 12-13 en 17 november en 1 december 1998, en zoals gebleken is op de overlegvergaderingen met de Raad op 17 juli, 24 november en 8 december 1998;

D. overwegende dat de Raad 144 van de in eerste lezing door het Parlement goedgekeurde amendementen heeft aangenomen, 59 amendementen heeft gewijzigd en 62 amendementen heeft verworpen (in totaal 121 amendementen of wijzigingen); overwegende dat de Raad alle amendementen op de afdelingen I - met inbegrip van de Bijlage voor de Ombudsman -, IV, V en VI heeft aanvaard;

E. overwegende dat was afgesproken de betalingen min of meer af te stemmen op de gemiddelde verhoging van de begrotingen van de lidstaten ten opzichte van hun begroting voor 1998, mits tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit een gemeenschappelijk standpunt zou worden bereikt over cruciale punten zoals inachtneming van paragraaf 21 van het Interinstitutioneel akkoord; meer realistische prognoses van de landbouw- en visserijuitgaven via een late indiening van een nota van wijzigingen op het VOB; een akkoord over de rechtsgrondslagen; een onderzoek naar de doelmatigheid van alle in de begroting opgenomen uitgaven; de controle over de uitvoering van de begroting, waarbij de nadruk meer wordt gelegd op de kwaliteit dan op de kwantiteit van de uitgaven, en voortzetting van de fraudebestrijding;

F. overwegende dat in paragraaf 17 van het Interinstitutioneel akkoord is bepaald dat de twee takken van de begrotingsautoriteit overeenkomen voor de begrotingsjaren 1993-1999 de maximale stijgingspercentages van de niet-verplichte uitgaven te aanvaarden die voortvloeien uit de begrotingen welke binnen de grenzen van de in de financiële vooruitzichten bepaalde maxima zijn opgesteld,

G. overwegende dat uit mededeling nr. 12 van het Vroegtijdig alarmsysteem blijkt dat 1,4 miljard ecu van de kredieten voor het EOGFL 1998 niet is besteed; overwegende dat de Raad wellicht een nieuwe lijn heeft vastgesteld voor voedselhulp aan Rusland in zijn eerste lezing van het ontwerp van gewijzigde en aanvullende begroting 1/98, met een krediet van 400 miljoen ecu;

H. overwegende dat het heeft besloten de begroting 1999 vast te stellen op 96.929 miljoen euro aan vastleggingskredieten en 85.558 miljoen euro aan betalingskredieten, hetgeen overeenkomst met 1,10% van het BNP;

1. hecht zijn goedkeuring aan de begrotingsbesluiten om te voorzien in de benodigde kredieten voor de belangrijkste prioriteiten die het Parlement en de Raad in hun eerste lezingen met inachtneming van de begrotingsdiscipline hebben vastgesteld;

2. is ingenomen met het feit dat voor de tweede maal deze besluiten van de begrotingsautoriteit grotendeels genomen zijn op basis van gezamenlijke inspanningen; wijst erop dat deze prioriteiten betrekking hebben op het scheppen van werkgelegenheid in de hele Europese Unie; bevordering van onderwijs en opleiding, en onderzoek en ontwikkeling, in het kader van het streven naar het 'Europa van de kennis'; milieubescherming en maatregelen tegen de klimaatveranderingen; versterking van de positie van de Europese Unie in de wereld door een coherent ontwikkelingsbeleid dat krachtig genoeg is om internationale gestelde doeleinden te verwezenlijken; een intensievere controle op de uitvoering en werkelijke doelmatigheid van alle programma's ter versterking en ondersteuning van het economische convergentieproces;

3. constateert dat de Raad ernst begint te maken met zijn rol als politieke partner in het begrotingsproces, en een compromis voor de begroting 1999 heeft voorgesteld, waarin vele elementen in alle uitgavenrubrieken met betrekking tot de begrotingen 1998 en 1999 zijn opgenomen, alsmede een mogelijk toekomstig interinstitutioneel akkoord over toekomstige financiële afspraken; beschouwt de onderhandelingen over dit compromis als een stap naar een werkelijke gemeenschappelijke besluitname over de begroting, zoals wordt nagestreefd door het Parlement;

4. merkt op dat een nauwe samenwerking tussen de takken van de begrotingsautoriteit het belang dient van de Unie als geheel en van de burgers; verwacht dat de Raad deze boodschap ter harte neemt bij zijn beraad over de nieuwe financiële vooruitzichten en zijn onderhandelinge met het Parlement over een mogelijk toekomstig interinstitutioneel akkoord;

5. is ingenomen met de gezamenlijke verklaring van de drie instellingen van 8 december 1998 over flexibiliteit in het nieuwe interinstitutioneel akkoord; is verheugd dat de Raad heeft aanvaard dat het voorgestelde instrument met meerderheid van stemmen zal worden vastgesteld en dat ten aanzien van het gebruik van de faciliteit de codecisieprocedure zal worden gevolgd; gelast zijn bevoegde commissie dit richtsnoer te volgen bij de onderhandelingen over de herziening van het interinstitutioneel akkoord en de financiële vooruitzichten;

6. is ingenomen met de toepassing van de overeenkomst inzake de rechtsgrondslagen op basis van principes die in gezamenlijke overeenstemming tussen de drie instellingen zijn vastgesteld; is voldaan over de instemming van de Raad met initiatieven van het Parlement inzake proefprojecten en voorbereidende acties waarmee de Unie activiteiten wil steunen op het gebied van sociale uitsluiting, multiculturele integratie, discriminatie op grond van sekse, vluchtelingen en asielzoekers, acties ten behoeve van gehandicapten en ter bestrijding van geweld tegen en mishandeling van vrouwen en kinderen; verwacht nu dat de Commissie in 1999 volledige uitvoering geeft aan deze projecten; gelast zijn commissies gedurende het komend jaar de uitvoering van deze projecten en acties kritisch te volgen om over gegevens te kunnen beschikken voor de volgende begrotingsprocedure en het wetgevingsprogramma;

7. merkt op dat als algemene regel de kredieten voor lijnen waarvoor nog geen rechtsgrondslag is vastgelegd in de reserve zijn geplaatst, maar herinnert de Raad aan zijn toezegging van 17 juli 1998 om de wetgevingsprocedures voor acties waarvoor reeds een rechtsgrondslag is voorgesteld versneld uit te voeren; verzoekt voorts de Commissie om in haar wetgevingsprogramma voor 1999 aan te geven welke voorstellen hangende zijn bij de wetgevingsautoriteit en waarvan de goedkeuring noodzakelijk is voor de uitvoering van de begrotingskredieten, en een planning bij te voegen voor deze goedkeuring; verzoekt de Commissie de twee takken van de wetgevingsautoriteit te stimuleren tot samenwerking ten behoeve van een snelle goedkeuring van de noodzakelijke rechtsgrondslagen, en de begrotingsautoriteit opmerkzaam te maken op eventuele problemen, juist in het verkiezingsjaar 1999; gelast al zijn commissies het nodige te doen om een regelmatige evaluatie en follow-up op dit punt te waarborgen;

8. neemt kennis van de nota van wijzigingen 1/99 die de Commissie in een laat stadium heeft ingediend; is voldaan over het uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit, die akkoord gaan met de nieuwe bijgestelde cijfers voor veel lijnen, waarbij het totaalbedrag voor B1 (EOGFL) op 40.440 miljoen euro blijft gehandhaafd; is ingenomen met de verhoging van de kredieten voor milieumaatregelen in de landbouw (B1-5011) via een reserve van 20 miljoen euro, en de reserve van 80 miljoen euro van lijnen in B1-15 (groenten en fruit) en in B1-20 (melk en zuivelproducten); constateert dat de Raad een nieuwe lijn B1-315 (Voedselhulp voor Rusland) met een "p.m." heeft gecreëerd, als budgettair kader voor een overdracht van 400 miljoen euro uit 1998;

9. stelt vast dat de Raad niet akkoord is gegaan met het voorstel van het Parlement om een deel van de kredieten voor rubriek 2 in de reserve te plaatsen, hetgeen bedoeld was om de overdracht van deze kredieten naar het begrotingsjaar 2000 te vergemakkelijken en zo de verwachte lage uitvoering door sommige lidstaten in 1999 te compenseren; is van mening dat er in 1999 desalniettemin sprake zal zijn van een lage uitvoering door sommige lidstaten van de kredieten voor rubriek 2; wijst erop dat het totaal van de kredieten in deze rubriek als een streefcijfer moet worden beschouwd, zoals reeds herhaaldelijk is benadrukt door het Parlement; herinnert eraan dat de betrokken regio's deze middelen nodig hebben ter bevordering van hun economische en sociale ontwikkeling; verzoekt de Commissie derhalve de begrotingsautoriteit eventueel te vragen om niet-gebruikte structuurfondskredieten over te dragen naar het begrotingsjaar 2000, zoals dat tot dusverre ook is gebeurd;

10. merkt op dat het opnieuw middelen heeft gevonden voor het PEACE-initiatief en de communautaire initiatieven RECHAR, RESIDER en REGIS II; verzoekt de Commissie en de betrokken lidstaten zich meer in te zetten voor een volledige besteding van deze kredieten;

11. is ingenomen met het akkoord dat de twee takken van de begrotingsautoriteit hebben bereikt over een compensatie van de middelen die de afgelopen jaren voor administratieve doeleinden zijn gebruikt, ten behoeve van de operationele behoeften van de programma's Socrates en Jeugd voor Europa binnen het financiële kader dat via de medebeslissingsprocedure is vastgesteld en overeenkomstig de Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 betreffende de opneming van financiële bepalingen in de wetgevingsbesluiten ((PB C 102 van 4.4.1996, blz. 4.)); constateert dat de Raad de prioriteiten van het Parlement betreffende Europa van de kennis respecteert met de aanvaarding van de toewijzing door het Parlement voor Leonardo en Connect, terwijl de Raad de toevoeging voorstelde van de middelen voor het extra jaar van de Caleidoscoop- en Ariane-programma's voor een bedrag van 10,2 miljoen euro respectievelijk 4,3 miljoen euro;

12. merkt op dat in overeenstemming met de resultaten van de bemiddeling over het Vijfde EU-kaderprogramma voor O& O het totaalbedrag voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie in de begroting 1999 op 3.450 miljoen euro is vastgesteld, hetgeen neerkomt op circa 54% van het maximumbedrag dat in de financiële vooruitzichten voor 1999 voor rubriek 3 is voorzien en daarmee spoort met het door de top van Edinburgh van 1992 vastgestelde aandeel van onderzoek (50 à 66,66%); constateert dat de kredieten voor het EG-programma in 1999 in totaal 3.140 miljoen euro bedragen, en voor het EURATOM-programma 310 miljoen euro; stemt desondanks in met door de Raad in tweede lezing vastgestelde ramingen, die ook de door de Commissie voorgestelde verdeling over de begrotingslijnen weerspiegelen;

13. is verheugd dat de Raad akkoord gaat met de acties ten behoeve van vluchtelingen, gezien de komende ratificatie van het Verdrag van Amsterdam, waarbij dit beleidsterrein van de derde naar de eerste pijler wordt overgeheveld; verzoekt de Commissie met klem om op korte termijn een adequate rechtsgrondslag voor te stellen zodat de Unie het beleid ten behoeve van vluchtelingen en asielzoekers kan steunen;

14. stemt in met de overheveling naar Deel A van de begroting van de kredieten die in Deel B op grond van de Mededeling van 1993 voor conferenties en congressen mochten worden aangewend, ten einde meer duidelijkheid te scheppen over het beleidsmatige karakter van de kredieten in Deel B en steun te geven aan het decentralisatieproces MAP 2000;

15. neemt kennis van de toezegging van de agentschappen om zich te houden aan de voorgestelde gedragscode inzake een grotere transparantie en verstrekking van budgettaire gegevens aan de begrotingsautoriteit; stelt derhalve voor de in de reserve geplaatste bedragen vrij te geven, en is van mening dat de Commissie evenzeer bij dit proces betrokken moet zijn als de agentschappen zelf;

16. is er nog steeds niet van overtuigd dat de begunstigde landen onmiddellijk in staat zijn de extra kredieten die de Raad voor PHARE heeft vastgesteld, te absorberen; wenst realistische streefcijfers voor de besteding van EU-kredieten in de aspirant-lidstaten om hen en de Unie in staat te stellen aan de verwachtingen van hun burgers in de aanloop naar de toetreding te voldoen; aanvaardt derhalve de verhoging van de vastleggingskredieten met meer dan 48 miljoen euro ten opzichte van de eerste lezing; besluit deze kredieten in de reserve (B0-40) op te nemen en af te wachten hoe de opnamecapaciteit van de begunstigde landen zich ontwikkelt;

17. voert voor lijn B7-502 hetzelfde bedrag op als vorig jaar, in afwachting van een gecoördineerde verordening (tussen PHARE/CBC en Interreg) ter verbetering en bespoediging van grensoverschrijdende projecten in de grensgebieden van de EU en de landen van Midden- en Oost-Europa, en herinnert eraan dat het Europees Parlement moet worden geraadpleegd voordat die verordening wordt vastgesteld; verwacht een praktijkgerichte verordening waarin rekening wordt gehouden met de behoeften ter plaatse; verzoekt dat de betrokken regio's effectief worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van de programma's;

18. stemt in met het gemeenschappelijk beleid waartoe is besloten ter versterking van een aantal externe maatregelen, waarop de Raad oorspronkelijk in eerste lezing fors bezuinigd had, zoals wederopbouwactiviteiten, wederopbouw in Latijns-Amerika, acties op het gebied van democratie en mensenrechten, tropische bossen en niet-gouvernementele organisaties die in ontwikkelingslanden werkzaam zijn;

19. stemt in met het besluit om 30 miljoen euro voor B7-541 (Maatregelen voor wederopbouw van de uit het voormalige Joegoslavië voortgekomen republieken) in de reserve te plaatsen totdat de Commissie een nieuwe, geconsolideerde ontwerpverordening indient voor deze actie voor het tijdvak na 2000;

20. stemt in met het begrotingsbesluit om een aanzienlijk deel van de TACIS-kredieten in de reserve te plaatsen, met het oog op de voorgestelde maatregelen voor spoedhulp aan Rusland; dringt erop aan dat de toe te wijzen kredieten voor dit initiatief ook de kosten dekken van de noodzakelijke controle ter plaatse, ter voorkoming van misbruik van de EU-hulp en van het risico dat dezelfde producten worden uitgevoerd of opnieuw worden uitgevoerd; dringt erop aan dat de besteding van deze kredieten afhankelijk wordt gesteld van adequate fraudebestrijdingsmaatregelen, garanties inzake het lokale gebruik van de producten in Rusland, waarborging van een adequate distributie onder de meest behoeftige en meest kwetsbare regio's, en een adequate financiering voor werkelijke behoeften; dringt er tevens op aan dat alle ontstane ontvangsten worden gebruikt in de sociale en de gezondheidssector, in samenwerking met het Rode Kruis en andere niet-gouvernementele organisaties; verlangt dat de Commissie de begrotingsautoriteit regelmatig verslag uitbrengt over de uitvoering van deze hulp;

21. stemt in met de opname op lijn B7-531 van een extra bedrag van 3 miljoen euro voor buitengewone financiële bijstand aan Armenië en Georgië, en onderstreept dat de twee takken van de begrotingsautoriteit tijdens de triloog van 17 november 1998 ingestemd hebben met de eerder gemaakte afspraak over het totale referentiebedrag van 50 miljoen euro voor de periode 1997-2001;

22. merkt op dat de Commissievoorstellen tot verhoging van de betalingskredieten voor TACIS (25 miljoen euro), samenwerking met Azië (30 miljoen euro) en tropische bossen (5 miljoen euro) in het kader van de procedure-Notenboom niet zijn aanvaard; verwacht dat de Commissie in 1999 een voorstel doet tot verhoging, via overdrachten of zo nodig via een GAB, van kredieten die eventueel noodzakelijk zijn voor het extern beleid;

23. merkt op dat de Raad zijn goedkeuring heeft gehecht aan het amendement van het Europees Parlement inzake tropische bossen (B7-6201) waarmee het totaalbedrag aan vastleggingskredieten is vastgesteld op 45 mln euro; verzoekt de Commissie met klem om deze post, indien nodig, gedurende het begrotingsjaar 1999 te verhogen, via een overschrijving of een aanvullende begroting, teneinde de oorspronkelijk door het Parlement geplande kredieten op te nemen en de volledige uitvoering van dit programma mogelijk te maken;

24. is ingenomen met de verlaging van de reserve in B0-40 voor internationale visserijovereenkomsten die de Commissie in haar late nota van wijzigingen 1/99 voorstelt; merkt niettemin op dat het lang moet wachten op de noodzakelijke vertrouwelijke informatie hierover en dringt erop aan dat de Commissie zich aan de gestelde termijnen houdt;

25. neemt kennis van de door de Commissie ingediende lijst van behoeften, en de formele toezegging van commissaris Liikanen om in de toekomst de transparantie te waarborgen inzake de administratieve en technische bijstand voor alle in deel B gefinancierde EU-acties; meent dat bij de controle van het gebruik van beleidskredieten voor administratieve doeleinden de volgende grondregels in acht genomen moeten worden, en heeft op grond hiervan de geëigende begrotingsbesluiten genomen:

- een algemeen verbod op het gebruik van kredieten van deel B voor administratieve uitgave ten behoeve van de Commissie, tenzij dit naar behoren wordt toegestaan in de toelichting bij de specifieke begrotingslijn;

- toestemming in de toelichting bij specifieke lijnen waarbinnen dergelijke uitgaven zijn toegestaan, gekoppeld aan een maximum;

- inschrijving van een bedrag van 17 miljoen euro ter financiering van een deel van dergelijke uitgaven in deel A van de begroting;

verzoekt de Commissie vóór 30 april 1999, wanneer het voorontwerp van begroting voor 2000 wordt ingediend, alle informatie te verstrekken over dergelijke uitzonderingen, zoals de financieringsbehoeften, het aantal contracten en kosten per persoon/jaar, het type contract (binnenshuis/buitenshuis), de bedoeling van de steun, en de uitgevoerde controle; verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de uitvoering van deze besluiten zodat de resultaten in aanmerking kunnen worden genomen er bij de eerste lezing van het Parlement van de ontwerpbegroting 2000;

bevestigt dat elk geval van aanwending, zonder opgave en specifieke toestemming, van bedragen die het door de begrotingsautoriteit vastgestelde plafond overstijgen, zal worden beschouwd als een schending van de voorschriften waarop tuchtrechtelijke sancties staan; verzoekt de Commissie deze beginselen op te nemen in het voorstel dat zij zal indienen met het oog op de herziening van het Financieel Reglement;

Reserves

26. besluit de kredieten voor de in de bijlage vermelde lijnen in de reserve te plaatsen, om de uitvoering van deze lijnen in het begrotingsjaar 1999 nauwlettend te volgen; herinnert aan de voorwaarden voor de deblokkering van deze kredieten zoals geformuleerd in de amendementen die het heeft aangenomen; stemt in met de deblokkering van de kredieten zodra aan de door het Parlement gestelde voorwaarden is voldaan;

27. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om alle voorstellen tot overschrijving van in hoofdstuk B0-40 voor specifieke lijnen opgenomen kredieten zo mogelijk vóór 15 september 1999 in te dienen; verzoekt de Commissie de begrotingsautoriteit uiterlijk 10 dagen voordat deze hierover beraadslaagt, volledig te informeren; wijst erop dat deze voorstellen tot overschrijving gescheiden van de collectieve overschrijving in het kader van de procedure Notenboom-Bourlanges moeten worden ingediend en gescheiden van enig voorstel voor een gewijzigde en aanvullende begroting in de laatste vier maanden van het jaar;

28. zal de interinstitutionele samenwerking evalueren en stimuleren op bepaalde prioritaire gebieden, om de voorspelde synergie en besparingen te realiseren;

29. hecht zijn goedkeuring aan zijn begrotingsbesluit om subsidies van de EU-begroting (Deel A) toe te kennen aan organisaties en projecten die ook steun uit andere bronnen ontvangen; zal nauwlettend toezien op de uitvoering van de regeling en pleit voor verdere verbetering van de interne procedures, teneinde de wachttijd voor begunstigden te verkorten en dubbele subsidiëring uit de twee delen van de begroting te vermijden;

30. stemt in met het voorstel van de Raad om 50% van de kredieten voor de vier lijnen A-7030 t/m A-7033 in de reserve te plaatsen, om op alle partijen druk te blijven uitoefenen om vóór begin mei 1999, na werkelijk trilaterale onderhandelingen, tot een redelijke en doeltreffende oplossing te komen voor een nieuwe comitologiestructuur; merkt op dat de voorwaarden voor de deblokkering van deze kredieten overeenkomen met de hoofdlijnen van het mandaat in deze van het Parlement dat in september 1998 is goedgekeurd;

Pensioenen

31. betreurt het dat de Raad geen constructieve bijdrage heeft geleverd aan de hervorming van de pensioenregeling voor het personeel van de Europese instellingen, hoewel dit door beide takken van de begrotingsautoriteit als een gemeenschappelijke prioriteit was vastgelegd; dringt desalniettemin aan op een grotere transparantie en modernisering van de pensioenregeling en op centralisatie ervan binnen de Commissie; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om vóór 31 maart 1999 een voorstel in te dienen voor herziening van de pensioenregeling voor de ambtenaren en andere personeelsleden van de instellingen en organen van de Unie, dat gericht moet zijn op een grotere transparantie en de afschaffing van elementen die betrekking hebben op een herverdeling tussen generaties; verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor eventuele wijzigingen van het Statuut die bijvoorbeeld nodig zijn voor de oprichting van een fonds;

Overige instellingen

32. constateert dat, afgezien van de amendementen van het Parlement op zijn eigen begroting en op die van de Ombudsman, de Raad voor de tweede maal zonder amendering akkoord is gegaan met de eerste lezing van het Parlement van de ontwerpbegroting (overige instellingen);

33. wijst er nogmaals op dat het voor de Instellingen van cruciaal belang is dat zij eigenaar zijn van de gebouwen die zij gebruiken, omdat dit tot forse bezuinigingen voor de toekomstige begrotingen van de Unie zal leiden;

34. verzoekt het Hof van Justitie enkele wijzigingen aan te brengen in zijn beleid op het gebied van vertaling, onder meer door ten minste voor het administratieve en bureaucratische gedeelte gebruik te maken van geautomatiseerde vertaalsystemen, zodat het totale aantal te vertalen documenten binnen de perken wordt gehouden en de juristen-linguïsten uitsluitend kunnen worden ingezet voor vertalingen van juridische aard; verzoekt het Hof tevens om aan de begrotingsautoriteit voorstellen te doen die tot vergemakkelijking van zijn vertaalbeleid leiden;

35. verzoekt het Economisch en Sociaal Comité zijn interne reglement zo te wijzigen dat het aantal vergaderingen en werkgroepen spoort met de onlangs aangebrachte verlaging van het aantal gespecialiseerde afdelingen van negen tot zes;

36. verzoekt het Comité van de regio's om voorstellen te doen aan de begrotingsautoriteit voor technisch en financieel haalbare oplossingen in verband met het aflopen van het mandaat van zijn secretaris-generaal en met het oog op de versterking van de managementstructuur die nodig is vanwege de toename van de werkdruk na de ratificatie van het Verdrag van Amsterdam;

37. verzoekt de administraties van de Commissie, de Raad, het Parlement, het Hof van Justitie en de Rekenkamer, alsmede van het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio's en hun gemeenschappelijke organisatiestructuur een onderzoek te doen in interinstitutioneel verband naar de milieuaspecten van hun administratie; wijst erop dat dit onderzoek een tijdschema moet inhouden voor de uitvoering van de voorstellen die voortvloeien uit het onderzoek, dat het onderzoek betrekking moet hebben op de volgende gebieden: algemene administratie, mobiliteit en vervoer, en energiebeleid, dat het onderzoek uiterlijk op 1 april 1999 beschikbaar moet zijn om in de voorontwerpen van begroting van de genoemde instellingen en organen voor 2000 middelen op te voeren voor de vereiste maatregelen; dat de onderzoeken beide takken van de begrotingsautoriteit ter beschikking moeten worden gesteld;

Marges

38. stelt vast dat voor een eventuele gewijzigde en aanvullende begroting de volgende marges beschikbaar zijn: 4,748 miljard euro in rubriek 1; 524 miljoen euro in rubriek 3; 962 miljoen euro in rubriek 4 en 220 miljoen euro in rubriek 5;

Slotbepalingen

39. verwacht dat de Raad met het oog op de voortzetting van de onderhandelingen betreffende de ondertekening van een nieuw interinstitutioneel akkoord en nieuwe financiële vooruitzichten, voldoet aan het bepaalde in paragraaf 17 van het vigerende Interinstitutioneel akkoord van 29 oktober 1993;

40. is van mening dat de niet-inachtneming door de Raad van het bepaalde in genoemde paragraaf 17 van het Interinstitutioneel akkoord betekent dat de Raad dit akkoord en de daaraan gehechte financiële vooruitzichten eenzijdig opzegt;

41. verzoekt zijn Voorzitter het begrotingsbesluit te verklaren als zijnde de begroting van de Europese Unie;

42. verzoekt zijn Voorzitter deze begrotingsbesluiten te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de betrokken instellingen en adviesorganen.

BIJLAGE

>TABLE>