17.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 241/16


VERORDENING (EU) 2015/1536 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1321/2014 met betrekking tot aanpassing van de regels voor permanente luchtwaardigheid aan Verordening (EG) nr. 216/2008, kritische onderhoudstaken en toezicht op de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 5, lid 5, en artikel 8, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie (2) zijn gedetailleerde regels vastgesteld voor de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken.

(2)

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 zijn voorschriften inzake permanente luchtwaardigheid vastgesteld voor de exploitatie van luchtvaartuigen, met inbegrip van voorschriften voor organisaties die de permanente luchtwaardigheid beheren van complexe motoraangedreven luchtvaartuigen en luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd voor commerciële doeleinden. Verordening (EU) nr. 1321/2014 moet worden bijgewerkt om ervoor te zorgen dat deze voorschriften worden uitgevoerd.

(3)

Er moeten voorwaarden worden vastgesteld waaronder overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) vergunde luchtvaartmaatschappijen luchtvaartuigen mogen exploiteren die zijn geregistreerd in een derde land, om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de relevante essentiële voorschriften die zijn uiteengezet in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008.

(4)

Er moet worden gewaarborgd dat de voorschriften van het programma voor toezicht op de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen binnen de Unie uniform worden toegepast. Daarom moeten de bepalingen worden gewijzigd die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 betreffende de toepassing door de bevoegde autoriteiten van een programma voor toezicht op de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen.

(5)

De risico's die verbonden zijn aan onderhoudswerkzaamheden moeten worden beperkt en er moet met name voor gezorgd worden dat de betrokken personen en organisaties de noodzakelijke maatregelen nemen om fouten op te sporen die tijdens onderhoudswerkzaamheden worden gemaakt en die de vliegveiligheid kunnen beïnvloeden. Daarom moeten de voorschriften voor uitvoering van onderhoud die zijn vastgesteld in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 worden gewijzigd.

(6)

Verordening (EU) nr. 1321/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De luchtvaartsector en de autoriteiten in de lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om zich aan het nieuwe regelgevingskader aan te passen. Daarom moet de inwerkingtreding van deze verordening over verschillende datums worden gespreid.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt gemeenschappelijke technische eisen en administratieve procedures vast om:

a)

de permanente luchtwaardigheid te verzekeren van luchtvaartuigen, inclusief alle eventuele te monteren componenten, die:

i)

geregistreerd zijn in een lidstaat, tenzij het wettelijk veiligheidstoezicht aan een derde land is gedelegeerd en zij niet door een exploitant uit de EU worden gebruikt; of

ii)

geregistreerd zijn in een derde land en gebruikt worden door een exploitant uit de EU, wanneer het wettelijk veiligheidstoezicht is gedelegeerd aan een lidstaat;

b)

de naleving te verzekeren van de essentiële bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 voor permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen, inclusief eventuele te monteren onderdelen, die zijn geregistreerd in een derde land, waarvoor het wettelijk veiligheidstoezicht niet is gedelegeerd aan een lidstaat en die op grond van dry lease-in worden gehuurd door een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) vergunde luchtvaartmaatschappij.

(4)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).”."

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt g) wordt vervangen door:

„g)   „commerciële luchtvervoersactiviteit”: de exploitatie van een luchtvaartuig voor het vervoer van passagiers, vracht of post tegen vergoeding of andere beloning;”;

b)

de volgende punten worden toegevoegd:

„n)   „kritische onderhoudstaak”: onderhoudstaak die de montage of de verstoring van een systeem of een deel van een luchtvaartuig, motor of propeller omvat en die, indien een fout wordt gemaakt bij de uitvoering, de vliegveiligheid rechtstreeks in gevaar kan brengen;

o)   „commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen”: die activiteiten die onderworpen zijn aan de vereisten van deel ORO, subdeel SPO, zoals beschreven in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (5);

p)   „beperkte vluchtuitvoeringen”: vluchtuitvoeringen met andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen voor:

i)

vluchten met door particulieren gedeelde kosten, op voorwaarde dat de rechtstreekse kosten worden gedeeld door alle inzittenden van het luchtvaartuig, met inbegrip van de piloot, en waarbij het aantal personen dat de rechtstreekse kosten deelt niet meer dan zes bedraagt;

ii)

wedstrijdvluchten of luchtvaartvertoningen, op voorwaarde dat de beloning of andere vergoeding voor dergelijke vluchten beperkt blijft tot een terugbetaling van de rechtstreekse kosten en een evenredige bijdrage in de jaarlijkse kosten, en tot prijzen waarvan de maximumwaarde door de bevoegde autoriteit wordt vastgesteld;

iii)

kennismakingsvluchten, parachuteringsvluchten, sleepvluchten met zweefvliegtuigen of kunstvluchten die worden uitgevoerd door een opleidingsorganisatie die haar hoofdvestiging in een lidstaat heeft en is goedgekeurd in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1178/2011 (6), of door een organisatie die de luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen wil promoten, op voorwaarde dat het luchtvaartuig in eigendom of op grond van een dry-leaseovereenkomst wordt geëxploiteerd, dat de vlucht geen winst oplevert die buiten de organisatie wordt uitgekeerd en dat vluchten waarbij niet-leden van de organisatie betrokken zijn slechts een marginale activiteit van de organisatie zijn;

Voor de toepassing van deze verordening worden „beperkte vluchtuitvoeringen” niet beschouwd als commerciële luchtvervoersactiviteiten of commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen;

q)   „kennismakingsvlucht”: „kennismakingsvlucht” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 9, van Verordening (EU) nr. 965/2012;

r)   „wedstrijdvlucht”: „wedstrijdvlucht” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 10, van Verordening (EU) nr. 965/2012;

s)   „luchtvaartvertoning”: „luchtvaartvertoning” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 11, van Verordening (EU) nr. 965/2012.

(5)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3)."

(6)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).”."

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1, 2 en 3 komen als volgt te luiden:

„1.   De permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 1, onder a), en van te monteren componenten wordt gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van bijlage I.

2.   Organisaties en personen die betrokken zijn bij de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 1, onder a), en van te monteren componenten, met inbegrip van het onderhoud, voldoen aan bijlage I en in voorkomende gevallen aan de bepalingen van de artikelen 4 en 5.

3.   In afwijking van lid 1 wordt de permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), bedoelde luchtvaartuigen waarvoor een vliegvergunning is afgegeven, verzekerd op grond van de specifieke regels ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid die zijn vastgesteld in de overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EG) nr. 748/2012 van de Commissie afgegeven vliegvergunning.”;

b)

het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

„5.   De permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 1, onder b), en van te monteren componenten wordt gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van bijlage Va.”.

4)

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Erkenningen van onderhoudsorganisaties worden afgegeven overeenkomstig de bepalingen van bijlage I, subdeel F, of van bijlage II.”.

5)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 2 wordt het volgende punt c) toegevoegd:

„c)

voor luchtvaartuigen die zijn geregistreerd in een derde land en die op grond van dry lease-in worden gehuurd door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen, gelden tot en met 25 augustus 2017 de vereisten van bijlage Va.”;

b)

het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

„2 bis.   In afwijking van lid 1 zijn vanaf 21 april 2017 de eisen van toepassing voor luchtvaartuigen die worden ingezet voor commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen en andere commerciële luchtvaartactiviteiten dan die door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen, zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 965/2012, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 379/2014 (7).

Tot die datum:

zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.201, onder f), van toepassing op complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt door exploitanten, andere dan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen, die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten, en op commerciële erkende opleidingsorganisaties;

zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.201, onder h), van toepassing op complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt door exploitanten, andere dan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen, die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten, en op commerciële erkende opleidingsorganisaties;

zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.306, onder a), van toepassing op luchtvaartuigen die worden gebruikt door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen en op luchtvaartuigen die worden gebruikt door exploitanten die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten;

zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.801, onder c), van toepassing op ELA1-luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen en niet worden gebruikt door commerciële erkende opleidingsorganisaties;

zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.803, onder b), van toepassing op niet-complexe motoraangedreven luchtvaartuigen met een maximale startmassa van hoogstens 2 730 kg, zweefvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen of ballonnen die niet worden gebruikt door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen of door exploitanten die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten of door commerciële erkende opleidingsorganisaties;

zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.901, onder g), van toepassing op ELA1-luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen of door exploitanten die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten of door commerciële erkende opleidingsorganisaties.

(7)  Verordening (EU) nr. 379/2014 van de Commissie van 7 april 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 123 van 24.4.2014, blz. 1).”."

6)

Bijlage I (deel M) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

7)

Bijlage II (deel 145) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

8)

Bijlage III (deel 66) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

9)

De tekst in bijlage IV bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage Va (deel T).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 augustus 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).


BIJLAGE I

Bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel van punt M.A.306 wordt vervangen door „M.A.306 Systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen”;

b)

aanhangsel I wordt vervangen door „Aanhangsel I — Contract voor het beheer van permanente luchtwaardigheid”.

2)

In punt M.1 komt punt 4 als volgt te luiden:

„4.

voor de goedkeuring van onderhoudsprogramma's,

i)

De instantie die is aangewezen door de lidstaat van registratie; of

ii)

indien dit vóór de goedkeuring van het onderhoudsprogramma met de lidstaat van registratie is overeengekomen:

a)

de instantie die is aangewezen door de staat waar de exploitant zijn hoofdkantoor heeft, waar hij is gevestigd of waar hij verblijft; of

b)

de instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid die de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beheert, waarmee door de eigenaar een beperkt contract overeenkomstig M.A.201(i)(3) is opgemaakt.”.

3)

In punt M.A. 201 worden punten d), e), f), g), h), i) en j) vervangen door:

„d)

De gezagvoerder of, in het geval van een luchtvaartmaatschappij met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 de exploitant, is verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de direct aan de vlucht voorafgaande inspectie. Deze inspectie moet worden uitgevoerd door de piloot of een andere gekwalificeerde persoon, maar hoeft niet te worden uitgevoerd door een erkende onderhoudsorganisatie of door certificeringspersoneel als bedoeld in deel 66.

e)

In het geval van een luchtvaartuig dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij met een exploitatievergunning is de exploitant verantwoordelijk voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig dat hij exploiteert en dient hij:

1)

ervoor te zorgen dat geen enkele vlucht plaatsvindt tenzij is voldaan aan de in punt a) omschreven voorwaarden;

2)

als onderdeel van de vergunning tot vluchtuitvoering, voor het luchtvaartuig dat hij exploiteert, erkend te zijn als managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid ingevolge M.A. Subdeel G (CAMO); en

3)

erkend te zijn overeenkomstig deel 145 of overeenkomstig M.A.708(c) een contract te sluiten met een dergelijke organisatie.

f)

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commerciële gespecialiseerde vluchten of bij commercieel luchtvervoer, met uitzondering van commercieel luchtvervoer van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 of commerciële ATO's, zorgt de exploitant ervoor dat:

1)

er geen vlucht plaatsvindt, tenzij is voldaan aan de in punt a) omschreven voorwaarden;

2)

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid worden uitgevoerd door een erkende CAMO. Wanneer de exploitant zelf niet is erkend door een CAMO sluit de exploitant een schriftelijk contract overeenkomstig aanhangsel I met een dergelijke organisatie, en

3)

de in punt 2) bedoelde CAMO is erkend overeenkomstig deel 145 voor het onderhoud van het luchtvaartuig en installatieonderdelen daarvan, of heeft overeenkomstig M.A.708(c) met dergelijke organisaties een contract afgesloten.

g)

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet zijn opgenomen in de punten e) of f), zorgt de eigenaar ervoor dat:

1)

er geen vlucht plaatsvindt, tenzij is voldaan aan de in punt a) omschreven voorwaarden;

2)

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid worden uitgevoerd door een erkende CAMO. Wanneer de eigenaar zelf niet is erkend door een CAMO, sluit de eigenaar een schriftelijk contract overeenkomstig aanhangsel I met een dergelijke organisatie,

3)

de in punt 2) bedoelde CAMO is erkend overeenkomstig deel 145 voor het onderhoud van het luchtvaartuig en installatieonderdelen daarvan, of heeft overeenkomstig M.A.708(c) met dergelijke organisaties een contract afgesloten.

h)

Voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commerciële gespecialiseerde vluchten of voor commercieel luchtvervoer met uitzondering van commercieel luchtvervoer van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, of commerciële ATO's, zorgt de exploitant ervoor dat:

1)

er geen vlucht plaatsvindt, tenzij is voldaan aan de in punt a) omschreven voorwaarden;

2)

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid worden uitgevoerd door een erkende CAMO. Wanneer de exploitant zelf niet is erkend door een CAMO sluit de exploitant een schriftelijk contract overeenkomstig aanhangsel I met een dergelijke organisatie, en

3)

de in punt 2 bedoelde CAMO is erkend overeenkomstig deel M subdeel-F of deel 145 voor het onderhoud van het luchtvaartuig en de installatieonderdelen daarvan, of heeft overeenkomstig M.A.708(c) met dergelijke organisaties een contract afgesloten.

i)

Voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet zijn opgenomen in de punten e) of h), of worden gebruikt voor „beperkte vluchten”, dient de eigenaar er voor te zorgen dat er geen enkele vlucht plaatsvindt, tenzij aan de in punt a) bepaalde voorwaarden is voldaan. Daartoe dient de eigenaar:

1)

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid uit te besteden aan een erkende CAMO overeenkomstig aanhangsel I middels een schriftelijk contract, waardoor de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van die taken wordt overgedragen aan de gecontracteerde CAMO, of;

2)

de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig onder eigen verantwoordelijkheid te beheren, zonder een erkende CAMO te contracteren of;

3)

de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig onder eigen verantwoordelijkheid te beheren en een beperkt contract te sluiten met een goedgekeurde CAMO voor de ontwikkeling van het onderhoudsprogramma en de afhandeling van de goedkeuring hiervan overeenkomstig punt M.A.302 met:

een erkende CAMO, of

voor een ELA2-luchtvaartuig, een onderhoudsorganisatie deel 145 of M.A, subdeel F.

In dit beperkte contract wordt de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en, behalve wanneer de eigenaar een verklaring heeft afgegeven overeenkomstig M.A.302, punt b), de afhandeling van de goedkeuring van het onderhoudsprogramma overgedragen aan de gecontracteerde CAMO.

j)

De eigenaar/exploitant verleent elke door de bevoegde instantie gemachtigde persoon toegang tot alle faciliteiten, luchtvaartuigen en documenten die verband houden met zijn activiteiten, met inbegrip van alle uitbestede activiteiten, teneinde vast te stellen of dit deel wordt nageleefd.”.

4)

Punt M.A.301 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2 wordt vervangen door:

„2.

het herstellen in overeenstemming met de gegevens vermeld in punt M.A.304 en/of punt M.A.401, naargelang het geval, van elk defect of van elke schade die het veilig gebruik in het gedrang brengt, rekening houdend met de minimumuitrustingslijst (Minimum equipment list — MEL) en configuratieafwijkingslijst(Configuration deviation list — DVL), voor zover van toepassing;”;

b)

punt 4 wordt vervangen door:

„4.

voor alle complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, de analyse van de doelmatigheid van overeenkomstig M.A.302 goedgekeurde onderhoudsprogramma;”;

c)

punt 7 wordt vervangen door:

„7.

voor niet-verplichte wijzigingen en/of inspecties, voor alle complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, het opstellen van vergelijkbare toetsingscriteria;”.

5)

Punt M.A.302 wordt als volgt gewijzigd

a)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

Als de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig wordt beheerd door een overeenkomstig sectie A, subdeel G, van deze bijlage (deel M) erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid, of wanneer er overeenkomstig punt M.A.201, i) 3), een beperkt contract is tussen de eigenaar en deze organisatie, mogen het onderhoudsprogramma en de wijzigingen worden goedgekeurd via een indirecte goedkeuringsprocedure.

i)

In dat geval wordt de indirecte goedkeuringsprocedure vastgesteld door de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid in het kader van de beschrijving van het handboek voor permanente luchtwaardigheidsmanagement en wordt ze goedgekeurd door de bevoegde autoriteit die voor die managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid verantwoordelijk is.

ii)

De managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid maakt geen gebruik van de indirecte goedkeuringsprocedure indien zij niet onder toezicht staat van de lidstaat van registratie, tenzij overeenkomstig punt M.1, punt 4, onder ii), is overeengekomen de verantwoordelijkheid voor de goedkeuring van het onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen over te dragen aan de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid.”;

b)

punt f) wordt vervangen door:

„f)

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen moet het onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen een betrouwbaarheidsprogramma omvatten wanneer het is gebaseerd op logica van de onderhoudsstuurgroep of op conditietoezicht.”.

6)

In punt M.A.305 wordt punt 2 van b) vervangen door:

„2.

indien vereist onder punt M.A.306, het technisch logboek van de exploitant.”.

7)

Punt M.A.306 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„M.A.306   

Systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen”;

b)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

Voor commercieel luchtvervoer, commerciële gespecialiseerde luchtvaartactiviteiten en de commerciële ATO's gebruikt de exploitant naast de vereisten van M.A.305 een technisch logboek met de volgende informatie voor elk luchtvaartuig:

1.

informatie over elke vlucht, die nodig is om de vliegveiligheid te kunnen blijven garanderen, en;

2.

het geldende bewijs van vrijgave voor gebruik van het luchtvaartuig, en;

3.

de geldende onderhoudsverklaring met vermelding van de staat van onderhoud van het luchtvaartuig en de volgende periodieke of bijzondere onderhoudsbeurt, met dien verstande dat de bevoegde instantie ermee kan instemmen dat de onderhoudsverklaring elders wordt bewaard, en;

4.

alle rectificaties van nog niet verholpen gebreken welke invloed hebben op het gebruik van het luchtvaartuig, en;

5.

aanwijzingen, voor zover nodig, met betrekking tot afspraken over ondersteuning bij het onderhoud.”.

8)

Punt M.A.402 wordt vervangen door:

„M.A.402   Uitvoering van onderhoud

Behalve voor onderhoud, uitgevoerd door een overeenkomstig bijlage II (deel 145) erkende onderhoudsorganisatie, dient elke persoon of organisatie die onderhoud uitvoert:

a)

gekwalificeerd te zijn voor de verrichte taken, zoals voorgeschreven in dit deel;

b)

ervoor te zorgen dat de plaats waar het onderhoud wordt uitgevoerd, ordelijk en vrij van vuil en verontreinigingen is;

c)

methoden, technieken, normen en instructies te volgen als bepaald in de M.A.401-onderhoudsgegevens;

d)

gebruik te maken van de werktuigen, de uitrusting en het materieel, zoals gespecificeerd in de M.A.401-onderhoudsgegevens. Waar nodig moeten de werktuigen en de uitrusting worden nagezien en geijkt volgens een officieel erkende norm;

e)

ervoor te zorgen dat al het onderhoud wordt uitgevoerd met inachtneming van de in de M.A.401-onderhoudsgegevens gespecificeerde milieubeperkingen;

f)

ervoor te zorgen dat adequate voorzieningen worden gebruikt in geval van slechte weersomstandigheden of langdurig onderhoud;

g)

ervoor te zorgen dat het risico op meerdere fouten tijdens het onderhoud en het risico op herhaalde fouten bij identieke onderhoudstaken tot een minimum worden beperkt;

h)

ervoor te zorgen dat er een methode om fouten vast te leggen wordt toegepast nadat kritieke onderhoudstaken zijn uitgevoerd; en

i)

een algemene verificatie uit te voeren na voltooiing van het onderhoud om te waarborgen dat het luchtvaartuig of het onderdeel vrij is van alle gereedschap, uitrusting en elk ander extern onderdeel en materieel, en dat alle verwijderde toegangsluiken werden teruggeplaatst.”.

9)

In punt M.A.403 worden de punten b) en c) vervangen door

„b).

Overeenkomstig de punten M.A.801(b) 1, M.A.801 b) 2, M.A.801(c), M.A.801(d) of bijlage II (deel 145) kan alleen gemachtigd certificeringspersoneel aan de hand van onderhoudsgegevens van M.A.401 besluiten of een defect aan een luchtvaartuig een ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid en derhalve beslissen wanneer en welke corrigerende actie voorafgaand een volgende vlucht moet worden genomen en welke corrigerende acties voor defecten mogen worden uitgesteld. Dit geldt echter niet wanneer de minimumuitrustingslijst (MEL) door de piloot of door de bevoegde medewerkers van certificeringsinstelling wordt gebruikt.

c)

Elk luchtvaartuigdefect dat geen ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid moet zo spoedig mogelijk worden verholpen na de datum waarop het luchtvaartuigdefect de eerste maal is vastgesteld en binnen de grenzen die in de onderhoudsgegevens of de minimumuitrustingslijst (MEL) zijn gespecificeerd.”.

10)

In punt M.A.502 wordt punt d) vervangen door het volgende:

„d)

In afwijking van a) en punt M.A.801(b)2 mag onderhoud aan een gemonteerd of tijdelijk gedemonteerd onderdeel van een ELA1-luchtvaartuig dat wordt gebruikt door niet in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen, indien het overeenkomstig de gegevens voor onderhoud van onderdelen gebeurt, worden uitgevoerd door krachtens M.A.801(b)2 erkend certificeringspersoneel, tenzij het gaat om:

1.

revisie van andere onderdelen dan motoren, propellers, en;

2.

revisie van motoren, propellers voor andere luchtvaartuigen dan CS-VLA-, CS-22- en LSA-luchtvaartuigen.

Overeenkomstig punt d) uitgevoerd onderdelenonderhoud komt niet in aanmerking voor verstrekking van een EASA-formulier 1 en moet voldoen aan de in punt M.A.801 bepaalde vereisten inzake de vrijgave van een luchtvaartuig.”.

11)

In punt M.A.504 wordt punt b) vervangen door het volgende:

„b.

Onbruikbare onderdelen moeten worden geïdentificeerd en opgeslagen op een veilige plaats en onder controle van een erkende onderhoudsorganisatie, tot een beslissing is genomen over de verdere status van een dergelijk onderdeel. Voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 en andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, kan de persoon of organisatie die het onderdeel onbruikbaar verklaarde, het beheer over het onderdeel na het als onbruikbaar te hebben aangemerkt overdragen aan de eigenaar van het luchtvaartuig, mits de overdracht in het luchtvaartuig-, motor-, of componentlogboek wordt vermeld.”.

12)

Punt M.A.601 wordt vervangen door:

„M.A.601   Toepassingsgebied

In dit subdeel worden de eisen vastgesteld waaraan een organisatie dient te voldoen om in aanmerking te komen voor de afgifte of verlenging van een goedkeuring voor het onderhoud van andere luchtvaartuigen dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen en daarin te installeren onderdelen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008.”.

13)

Punt M.A.606, wordt als volgt gewijzigd:

Punt g) wordt vervangen door:

„g)

De onderhoudsorganisatie dient over voldoende certificeringspersoneel te beschikken om M.A.612- en M.A.613-certificaten van geschiktheid voor gebruik uit te geven voor luchtvaartuigen en onderdelen. Zij dient te voldoen aan de vereisten van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1321/2014.”.

14)

In punt M.A.703 wordt punt b) vervangen door:

„b.

Niettegenstaande punt a), moet voor luchtvaartuigen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008 de goedkeuring deel uitmaken van de vergunning tot vluchtuitvoering, die door de bevoegde instantie voor het geëxploiteerde luchtvaartuig is uitgegeven.”.

15)

In punt M.A.704 onder a), wordt punt 9 vervangen door:

„9.

de lijst van goedgekeurde onderhoudsprogramma's voor luchtvaartuigen of voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008, de lijst van „generieke” en „basisonderhoudsprogramma's”.”.

16)

Punt M.A.706 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt b) komt als volgt te luiden:

„b).

Voor luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 is de verantwoordelijke manager als bedoeld in paragraaf a) de persoon die binnen de onderneming verantwoordelijk is om ervoor te zorgen dat alle vluchtuitvoeringen van de exploitant gefinancierd en uitgevoerd kunnen worden conform de voor het afgeven van een vergunning tot vluchtuitvoering vereiste norm”;

b)

punt d) wordt vervangen door:

„d)

Voor luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 wijst de verantwoordelijke manager een genomineerde functionaris aan. Deze persoon zal verantwoordelijk zijn voor het management van en het toezicht op de permanente luchtwaardigheidsactiviteiten overeenkomstig paragraaf c).”;

c)

punt k) wordt vervangen door:

„k)

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen en luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 dient de organisatie de vakbekwaamheid van het personeel dat betrokken is bij al het permanent luchtwaardigheidsmanagement, de beoordeling van de luchtwaardigheid en/of kwaliteitscontroles, vast te stellen en te controleren overeenkomstig een door de bevoegde instantie goedgekeurde procedure en norm.;”.

17)

Punt M.A.707 wordt als volgt gewijzigd:

punt a) wordt vervangen door:

„a)

Om erkend te worden voor het uitvoeren van beoordeling van de luchtwaardigheid, en, indien van toepassing, voor het afgeven van vliegvergunningen, dient een erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid over geschikt luchtwaardigheidspersoneel te beschikken om de in sectie A van subdeel I bedoelde herzieningscertificaten of aanbevelingen uit te geven en, indien van toepassing, conform punt M.A.711 c) een vergunning af te geven:

1.

Voor luchtvaartuigen die door de luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 worden gebruikt en luchtvaartuigen met een maximale startmassa van 2 730 kg of meer, behalve ballonnen, dient dit personeel te beschikken over:

a)

ten minste vijf jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, en;

b)

een passende licentie overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een academische graad in de luchtvaart of gelijkwaardig, en;

c)

formele opleiding in luchtvaartonderhoud, en;

d)

een functie binnen de erkende organisatie met passende verantwoordelijkheden.

e)

onverminderd de punten a) tot en met d) kan de in punt M.A.707(a)1(b) bepaalde vereiste worden vervangen door vijf jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid bovenop de reeds in punt M.A.707(a)1(a) voorgeschreven ervaring.

2.

Voor alle luchtvaartuigen met een maximale startmassa van 2 730 kg of minder, en ballonnen, die niet door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 worden gebruikt, moet dit personeel beschikken over:

a)

ten minste drie jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, en;

b)

een passende licentie overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een academische graad in de luchtvaart of gelijkwaardig, en;

c)

passende opleiding in luchtvaartonderhoud, en;

d)

een functie binnen de erkende organisatie met passende verantwoordelijkheden;

e)

Niettegenstaande de punten a) tot en met d) kan de in punt M.A.707(a)2(b) bepaalde vereiste worden vervangen door vier jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid bovenop de reeds in punt M.A.707(a)2(a) voorgeschreven ervaring.”.

18)

Punt M.A.708 wordt als volgt gewijzigd

a)

in punt b) komt punt 2) als volgt te luiden:

„2.

het onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen en zijn wijzigingen ter goedkeuring voorleggen aan de bevoegde instantie, tenzij dit onder een procedure voor indirecte goedkeuring in overeenstemming met punt M.A.302(c) valt en voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door de luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008, een kopie van het programma bezorgen aan de eigenaar of verantwoordelijke exploitant overeenkomstig M.A.201;”;

b)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

In het geval van complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commercieel luchttransport of luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commerciële gespecialiseerde vluchten of commerciële ATO's, wanneer de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid niet op passende wijze is erkend met betrekking tot deel 145 of deel M.A. subdeel-F, stelt de organisatie in overleg met de exploitant een schriftelijk onderhoudscontract op met een overeenkomstig deel 145 en een deel M.A. subdeel F, erkende organisatie of een andere exploitant, met opgave van de details zoals gespecificeerd onder M.A.301-2, M.A.301-3, M.A.301-5 en M.A.301-6, met de verzekering dat alle onderhoud uiteindelijk wordt uitgevoerd door een overeenkomstig deel 145 of deel M.A., subdeel F, erkende onderhoudsorganisatie en met bepaling van de steun van de kwaliteitsfuncties van M.A.712(b);”

c)

het volgende punt d wordt toegevoegd:

„d)

niettegenstaande punt c), kan het contract worden opgesteld in de vorm van individuele werkorders gericht tot deel 145 en deel M.A. Onderhoudsorganisatie volgens subdeel F in het geval van:

1.

een luchtvaartuig dat occasioneel lijnonderhoud vergt

2.

onderdelenonderhoud, met inbegrip van motoronderhoud.”.

19)

In punt M.A.709 wordt punt b) vervangen door:

„b)

Voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 mag de erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid „generieke” en/of „basis”-onderhoudsprogramma's ontwikkelen met het oog op de initiële goedkeuring en/of verlenging van de reikwijdte van de erkenning, zonder dat er sprake dient te zijn van de in aanhangsel I bij deze bijlage (deel M) bedoelde contracten. Deze „generieke” en/of „basis”-onderhoudsprogramma's sluiten niet uit dat er te gepasten tijde een onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen moet worden vastgesteld overeenkomstig punt M.A.302, vooraleer de in punt M.A.711 bedoelde bevoegdheden worden uitgeoefend.”.

20)

In punt M.A.711 worden punt a), en de punten 1 en 2 vervangen door:

„1.

de permanente luchtwaardigheid beheren van luchtvaartuigen, behalve luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zoals opgesomd in het goedkeuringscertificaat.

2.

de permanente luchtwaardigheid beheren van luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zoals opgesomd in het goedkeuringscertificaat en in het Air Operator Certificate (AOC).”.

21)

In punt M.A.712 worden de punten e) en f) vervangen door:

„e)

Voor luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 dient het kwaliteitssysteem overeenkomstig M.A. subdeel G een geïntegreerd onderdeel te zijn van het kwaliteitssysteem van de exploitant.

f)

In geval van een kleine organisatie die zich niet bezighoudt met het beheer van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning volgens Verordening (EG) nr. 1008/2008 mag het kwaliteitssysteem vervangen worden door regelmatige organisatorische evaluaties, die door de bevoegde instantie zijn goedgekeurd, behalve wanneer de organisatie certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft voor luchtvaartuigen met een maximale startmassa van meer dan 2 730 kg, behalve ballonnen. Indien er geen kwaliteitssysteem is, mag de organisatie geen beheerstaken inzake permanente luchtwaardigheid uitbesteden aan andere partijen.”.

22)

In punt M.A.801, worden de punten c) en d) vervangen door:

„c)

In afwijking van punt M.A.801 (b)2 voor ELA1-luchtvaartuigen die niet worden gebruikt in commercieel luchttransport of niet worden gebruikt in commerciële ATO-activiteiten, kunnen in aanhangsel VII vermelde complexe onderhoudstaken voor luchtvaartuigen worden vrijgegeven door certificeringspersoneel zoals beschreven in punt M.A.801 (b)2;

d)

In afwijking van punt M.A.801(b) mag de eigenaar in onvoorziene gevallen, wanneer een luchtvaartuig aan de grond wordt gehouden op een locatie waar geen in het kader van deze bijlage of bijlage II (deel 145) erkende onderhoudsorganisatie of geschikt certificeringspersoneel aanwezig is, om het even welke persoon met ten minste drie jaar gepaste onderhoudservaring en geschikte kwalificaties toestemming verlenen om onderhoud te verrichten overeenkomstig de normen zoals uiteengezet in subdeel D van deze bijlage en het luchtvaartuig vrij te geven. De eigenaar zal in dat geval:

1.

in de onderhoudsgegevens van het luchtvaartuig gedetailleerde informatie opnemen en bewaren over de uitgevoerde werkzaamheden en de kwalificaties van de persoon in kwestie die het certificaat afgeeft; en

2.

ervoor zorgen dat onderhoud opnieuw wordt gecontroleerd en vrijgegeven door een daartoe bevoegde persoon als bepaald in punt M.A.801(b) of een organisatie die is erkend overeenkomstig sectie A, subdeel F van deze bijlage (deel M), of bijlage II (deel 145), en dit zo snel mogelijk en binnen de zeven dagen; en

3.

de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid in kennis stellen, indien die werd gecontracteerd in overeenstemming met punt M.A.201 i), of, ingeval een dergelijk contract niet werd gesloten, de bevoegde instantie, binnen de zeven dagen na de afgifte van een dergelijke certificeringsvergunning.”.

23)

In punt M.A.803, wordt punt b) vervangen door:

„b)

Voor niet-complexe motoraangedreven luchtvaartuigen met een maximale startmassa van 2 730 kg en minder, zweefluchtvaartuigen, gemotoriseerde zweefluchtvaartuigen en ballonnen, die niet in commercieel luchttransport worden gebruikt of niet worden gebruikt bij commerciële gespecialiseerde vluchten of niet worden gebruikt in commerciële ATO-activiteiten, kan de piloot-eigenaar een certificaat van vrijgave voor gebruik afgeven na beperkt piloot-eigenaaronderhoud als bedoeld in aanhangsel VIII.”.

24)

Punt M.A.901 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punten c), d) en e) worden vervangen door:

„c)

Voor alle luchtvaartuigen die door de luchtvaartmaatschappijen met een vliegvergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008, en luchtvaartuigen met een maximale startmassa van meer dan 2 730 kg, behalve ballonnen, die zich in een gecontroleerde omgeving bevinden, mag de onder b) bedoelde managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid, als zij naar behoren werd gemachtigd en indien in overeenstemming met punt k):

1.

een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven conform punt M.A.710, en;

2.

voor de certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid die ze heeft afgegeven en wanneer het luchtvaartuig binnen een gecontroleerde omgeving is gebleven, de geldigheid van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid tweemaal met telkens één jaar verlengen;

d)

Voor alle luchtvaartuigen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning worden gebruikt en luchtvaartuigen met een maximale startmassa van meer dan 2 730 kg, behalve ballonnen, die

i)

zich niet in een gecontroleerde omgeving bevinden, of

ii)

waarvan de permanente luchtwaardigheid wordt beheerd door een managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid die niet bevoegd is om beoordelingen van de luchtwaardigheid uit te voeren,

wordt het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid verstrekt door de bevoegde instantie, na een positieve beoordeling op grond van een aanbeveling van een krachtens sectie A, subdeel G, van deze bijlage (deel M), passend erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid en samen met het verzoek van de eigenaar of exploitant verzonden. Deze aanbeveling moet gebaseerd zijn op een conform punt M.A.710 uitgevoerde beoordeling van de luchtwaardigheid.

e)

Voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door de luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008 met een maximale startmassa van 2 730 kg of minder, en ballonnen, mag elke krachtens sectie A, subdeel G, van deze bijlage (deel M), erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid, als zij door de eigenaar of exploitant werd aangesteld en naar behoren werd gemachtigd en indien in overeenstemming met punt k):

1.

het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven conform punt M.A.710, en;

2.

voor certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid die ze heeft afgegeven, wanneer het luchtvaartuig binnen een gecontroleerde omgeving onder haar beheer is gebleven, de geldigheid van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid tweemaal met telkens één jaar verlengen;”;

b)

punt g) wordt vervangen door:

„g)

In afwijking van de punten M.A.901(e) en M.A.901 i) 2, mag het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid voor ELA1-luchtvaartuigen die niet worden gebruikt in commercieel luchttransport of niet worden gebruikt bij commerciële gespecialiseerde vluchten of niet worden gebruikt in commerciële ATO-activiteiten, ook door de bevoegde instantie worden verstrekt na een positieve beoordeling, op grond van een aanbeveling door gecertificeerd personeel, waarbij moet zijn voldaan aan de vereisten van bijlage III (deel 66) en punt M.A.707(a)2(a), en samen met het verzoek van de eigenaar of de exploitant verzonden. Deze aanbeveling moet gebaseerd zijn op een overeenkomstig punt M.A.710 uitgevoerde beoordeling van de luchtwaardigheid en mag niet meer dan twee opeenvolgende jaren worden verleend;”.

25)

In punt M.B.105 wordt punt a) vervangen door:

„a)

Teneinde bij te dragen tot de verbetering van de luchtveiligheid wisselen de bevoegde instanties wederzijds alle relevante informatie uit, in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EG) nr. 216/2008.”.

26)

De punten M.B.303 en M.B.304 worden vervangen door:

„M.B.303   Permanent toezicht op de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

a)

De bevoegde autoriteit dient een toezichtprogramma te ontwikkelen op basis van een risicogebaseerde benadering om de luchtwaardigheidsstatus van de vloot luchtvaartuigen in zijn register te controleren.

b)

Het toezichtprogramma dient steekproeven van productonderzoeken van luchtvaartuigen te omvatten en bestrijkt alle belangrijke luchtwaardigheidsrisicoaspecten.

c)

De steekproef van het product monstert de verwezenlijkte luchtwaardigheidsnormen op basis van de toepasselijke eisen, en levert bevindingen op.

d)

Alle vastgestelde bevindingen worden gerubriceerd op grond van de vereisten in dit deel en schriftelijk bevestigd aan de persoon of organisatie die verantwoordelijk is in overeenstemming met M.A.201. De bevoegde autoriteit beschikt over een proces om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

e)

De bevoegde autoriteit registreert alle bevindingen en afsluitende handelingen.

f)

Indien er tijdens luchtvaartuigsteekproeven bewijzen worden gevonden van niet-naleving van dit deel of enig ander deel, wordt de bevinding behandeld zoals voorgeschreven door het betrokken deel.

g)

Indien dit noodzakelijk is om te zorgen voor passende handhavingsmaatregelen, wisselt de bevoegde autoriteit met andere bevoegde autoriteiten informatie uit over vastgestelde tekortkomingen, overeenkomstig punt f).

M.B.304   Intrekking en schorsing

De bevoegde instantie:

a)

schorst een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid op redelijke gronden in het geval van een mogelijk veiligheidsrisico, of;

b)

gaat over tot de schorsing of intrekking van een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid overeenkomstig M.B.903(1).”.

27)

In punt M.B. 701 wordt punt a) vervangen door:

„a)

Voor luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008 moet de initiële aanvraag voor de vergunning tot vluchtuitvoering, en indien van toepassing, elke aangevraagde wijziging en voor elk te gebruiken luchtvaartuigtype ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bevoegde instantie, met opgave van:

1.

de beschrijving van het beheer van de permanente luchtwaardigheid;

2.

onderhoudsprogramma's voor het luchtvaartuig van de exploitant;

3.

het technisch logboek van het luchtvaartuig;

4.

waar van toepassing de technische specificatie van de onderhoudscontracten tussen de CAMO en de krachtens deel 145 erkende onderhoudsorganisatie.”.

28)

In M.B.703 wordt punt d) vervangen door:

„d)

In het geval van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008, moet de informatie, vervat op EASA-formulier 14, opgenomen zijn in het certificaat van de luchtvaartexploitant.”.

29)

In punt M.B.902 wordt punt b) vervangen door:

„b)

De bevoegde instantie moet gepast personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid hebben om de beoordelingen van de luchtwaardigheid uit te voeren.

1.

Voor alle luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008, en luchtvaartuigen met een maximale startmassa van meer dan 2 730 kg, behalve ballonnen, dient dit personeel te beschikken over:

a)

ten minste vijf jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, en;

b)

een gepaste licentie overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een nationaal erkende en voor de luchtvaartuigcategorie geschikte kwalificatie voor onderhoudspersoneel (indien artikel 5, lid 6 verwijst naar nationale regelgeving) of een luchtvaartdiploma of gelijkwaardig, en;

c)

formele opleiding in luchtvaartonderhoud, en;

d)

een functie met de juiste verantwoordelijkheden.

Niettegenstaande de punten a) tot en met d) worden de voorschriften in punt M.B.902 (b)1b vervangen door vijf jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, bovenop de reeds in punt M.B.902 (b)1a voorgeschreven ervaring.

2.

Voor alle luchtvaartuigen die niet door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008 worden gebruikt met een maximale startmassa van 2 730 kg of minder, en ballonnen, moet dit personeel beschikken over:

a)

ten minste drie jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, en;

b)

een gepaste licentie overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een nationaal erkende en voor de luchtvaartuigcategorie geschikte kwalificatie voor onderhoudspersoneel (indien artikel 5, lid 6 verwijst naar nationale regelgeving) of een luchtvaartdiploma of gelijkwaardig, en;

c)

passende opleiding in luchtvaartonderhoud, en;

d)

een functie met de juiste verantwoordelijkheden.

Niettegenstaande de punten a) tot en met d), worden de vereisten vermeld in punt M.B.902(b)2b vervangen door vier jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid bovenop de reeds in punt M.B.902(b)2a voorgeschreven ervaring.”.

30)

Aanhangsel I wordt vervangen door:

„Aanhangsel I

Contract voor het beheer van permanente luchtwaardigheid

1.

Wanneer een eigenaar/exploitant overeenkomstig M.A.201 een contract sluit met een krachtens deel M subdeel G erkende organisatie voor permanente luchtwaardigheid (CAMO) om beheerstaken op het gebied van permanente luchtwaardigheid uit te voeren, dan wordt op verzoek van de bevoegde instantie een afschrift van het contract toegezonden door de eigenaar/exploitant aan de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie zodra het door beide partijen is ondertekend.

2.

Het contract moet worden opgesteld rekening houdend met de vereisten van deel M en moet de verplichtingen van de ondertekenaars vastleggen met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

3.

Het bevat ten minste:

de registratie van het luchtvaartuig;

het luchtvaartuigtype;

het serienummer van het luchtvaartuig;

de naam of bedrijfsgegevens, met inbegrip van het adres, van de eigenaar of de geregistreerde huurder van het luchtvaartuig;

de gegevens van de CAMO, waaronder het adres;

het soort vluchtuitvoeringen;

4.

In het contract wordt het volgende vermeld:

„De eigenaar/exploitant vertrouwt de CAMO het beheer toe van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, de ontwikkeling van een onderhoudsprogramma dat dient goedgekeurd te zijn door de bevoegde instantie als omschreven in M.1 en de organisatie voor het onderhoud van het luchtvaartuig overeenkomstig het genoemde onderhoudsprogramma.

Volgens deze overeenkomst verbinden beide ondertekenende partijen zich ertoe de respectieve verplichtingen van dit contract na te leven.

De eigenaar/exploitant verklaart naar eer en geweten dat alle aan de CAMO verstrekte informatie in verband met de permanente luchtwaardigheid accuraat is en zal zijn en dat het luchtvaartuig niet zal worden gewijzigd zonder voorafgaand akkoord van de CAMO

In geval van niet-naleving van dit contract door één van de ondertekenaars, wordt het nietig. In dergelijk geval behoudt de eigenaar de volle verantwoordelijkheid voor elke taak die verband houdt met de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en zal de eigenaar zich ertoe verbinden binnen twee volle weken de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie op de hoogte te brengen.”

5.

Wanneer een eigenaar/exploitant in overeenstemming met M.A.201 een CAMO contracteert, worden de verplichtingen als volgt over de beide partijen verdeeld:

5.1.

Verplichtingen van de CAMO:

1.

de reikwijdte van haar erkenning dient het luchtvaartuigtype te bestrijken;

2.

de voorwaarden eerbiedigen voor het behouden van de permanente luchtwaardigheid van de hieronder opgesomde luchtvaartuigen:

a)

voor het luchtvaartuig een onderhoudsprogramma op punt stellen, inclusief eventueel ontwikkelde betrouwbaarheidsprogramma's, voor zover van toepassing;

b)

meedelen welke onderhoudstaken (in het onderhoudsprogramma) conform punt M.A.803(c) door de piloot-eigenaar kunnen worden uitgevoerd;

c)

de goedkeuring van het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig organiseren;

d)

na goedkeuring een kopie van het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig aan de eigenaar bezorgen;

e)

een overbruggingsinspectie organiseren met het vorige onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig;

f)

ervoor zorgen dat alle onderhoud door een erkende onderhoudsorganisatie wordt uitgevoerd;

g)

ervoor zorgen dat alle toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen worden toegepast;

h)

ervoor zorgen dat alle defecten die tijdens een periodieke onderhoudsbeurt en/of beoordelingen van de luchtwaardigheid worden ontdekt of aan de eigenaar werden gerapporteerd, door een erkende onderhoudsorganisatie worden hersteld, het periodiek onderhoud coördineren, evenals de toepassing van luchtwaardigheidsrichtlijnen, het vervangen van onderdelen met beperkte levensduur en de vereisten van onderdeleninspectie;

i)

de eigenaar informeren telkens wanneer het luchtvaartuig naar een erkende onderhoudsorganisatie moet worden gebracht;

j)

alle technische documenten beheren;

k)

alle technische documenten archiveren;

3.

de goedkeuring van wijzigingen van het luchtvaartuig organiseren overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, voordat deze worden geïmplementeerd;

4.

de goedkeuring van een reparatie van het luchtvaartuig organiseren overeenkomstig de bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 voordat deze wordt uitgevoerd;

5.

de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie informeren telkens wanneer het luchtvaartuig door de eigenaar niet aan de erkende onderhoudsorganisatie wordt aangeboden, zoals vereist door de erkende organisatie;

6.

de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie informeren telkens dit contract niet wordt nageleefd;

7.

ervoor zorgen dat de luchtwaardigheidsbeoordeling van het luchtvaartuig wordt uitgevoerd wanneer nodig en ervoor zorgen dat certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt afgegeven, of een aanbeveling wordt toegezonden aan de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie;

8.

binnen tien dagen een kopie van elk afgegeven of verlengd certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid opsturen naar de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie;

9.

overgaan tot alle meldingen van voorvallen overeenkomstig de in de geldende regelgeving vastgestelde verplichtingen;

10.

de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie informeren wanneer dit contract door een van de partijen is opgezegd.

5.2.

Verplichtingen van de eigenaar/exploitant:

1.

een algemeen begrip hebben van het goedgekeurde onderhoudsprogramma;

2.

een algemeen begrip hebben van deze bijlage (deel M);

3.

het luchtvaartuig aan de met de CAMO overeengekomen onderhoudsorganisatie aanbieden, op het in het verzoek van de CAMO aangegeven tijdstip;

4.

het luchtvaartuig niet wijzigen zonder eerst de CAMO te raadplegen;

5.

de CAMO informeren over al het onderhoud dat in uitzonderlijke gevallen wordt uitgevoerd zonder kennis en controle van de CAMO;

6.

via het logboek verslag uitbrengen aan de CAMO over alle tijdens de exploitatie ontdekte defecten;

7.

de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie informeren wanneer dit contract door een van de partijen is opgezegd;

8.

de CAMO en de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie informeren wanneer het luchtvaartuig wordt verkocht;

9.

overgaan tot alle meldingen van voorvallen overeenkomstig de in de geldende regelgeving vastgestelde verplichtingen;

10.

de CAMO regelmatig informeren over de vlieguren van luchtvaartuigen en alle andere gebruiksgegevens, zoals overeengekomen met de CAMO;

11.

het certificaat van vrijgave voor gebruik invoeren in de logboeken zoals vermeld in punt M.A.803(d) bij de uitvoering van piloot-eigenaaronderhoud zonder de beperkingen te overschrijden van de lijst van onderhoudstaken, zoals aangegeven in het goedgekeurde onderhoudsprogramma overeenkomstig punt M.A.803(c);

12.

de CAMO uiterlijk 30 dagen na voltooiing van een pilooteigenaar-onderhoud informeren overeenkomstig punt M.A.305(a).”.

31)

Aanhangsel VI wordt vervangen door de volgende tekst:

Aanhangsel VI

Erkenning van een managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid vermeld in bijlage I (deel M) subdeel G

Image

Image

”.

32)

In aanhangsel VIII: Beperkt piloot-eigenaaronderhoud, wordt punt 1 van punt b) vervangen door:

„1.

is een kritieke onderhoudstaak”.


BIJLAGE II

Bijlage II (deel 145) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

a)

Het volgende punt 145A.48 wordt toegevoegd:

„145.A.48

Uitvoering van het onderhoud.”

2)

In punt wordt 145.A.30 worden de punten h) en i) vervangen door:

„h)

Elke organisatie die luchtvaartuigen onderhoudt, tenzij anders vermeld in punt j):

1.

beschikt voor groot onderhoud aan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen over certificeringspersoneel van Categorie C overeenkomstig deel 66 en 145.A.35. Daarnaast dient de organisatie te beschikken over voldoende personeel van Categorie B1 en B2 overeenkomstig deel 66 en 145.A.35 om certificeringspersoneel van Categorie C bijstand te verlenen.

i)

Ondersteunend personeel van Categorie B1 en B2 waarborgt dat alle relevante taken of inspecties overeenkomstig de vereiste norm zijn uitgevoerd voordat certificeringspersoneel van Categorie C het bewijs van vrijgave voor gebruik afgeeft.

ii)

De organisatie houdt een register bij met dergelijk ondersteunend personeel van Categorie B1 en B2.

iii)

Het certificeringspersoneel van Categorie C waarborgt dat paragraaf (i) is nageleefd en dat al het door de klant vereiste werk gedurende de specifieke controle van het groot onderhoud of het bepaalde pakket werkzaamheden is voltooid, en beoordeelt ook de invloed van eventueel niet uitgevoerd werk om te bepalen of dat werk alsnog moet worden uitgevoerd, dan wel in overleg met de exploitant wordt uitgesteld tot een volgende vastgestelde controle of een later tijdstip.

2.

in het geval van groot onderhoud aan andere luchtvaartuigen dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, beschikken over:

i)

certificeringspersoneel van categorie B1, B2, B3, indien van toepassing, overeenkomstig bijlage III (deel 66) en punt 145.A.35 of,

ii)

certificeringspersoneel van categorie C, met bevoegdheid, bijgestaan door ondersteunend personeel zoals gespecificeerd in punt 145.A.35(a)(i).

i)

Onderdeelcertificerend personeel dient te voldoen aan de bepalingen van artikel 5, lid 6, van Verordening nr. (EU) nr. 1321/2014.”.

3)

Het volgende punt 145.A.48 wordt ingevoegd:

„145.A.48   Uitvoering van het onderhoud

De organisatie stelt procedures vast om ervoor te zorgen dat:

a)

na de uitvoering van het onderhoud een algemene verificatie wordt doorgevoerd om te waarborgen dat het luchtvaartuig of het onderdeel vrij is van alle gereedschap, uitrusting en elk ander extern onderdeel en materieel, en dat alle verwijderde toegangsluiken werden teruggeplaatst;

b)

dat een methode om fouten vast te leggen wordt doorgevoerd na de uitvoering van kritieke onderhoudstaken;

c)

dat het risico op meerdere fouten tijdens het onderhoud en het risico op herhaalde fouten in identieke onderhoudstaken tot een minimum wordt beperkt; en

d)

beschadigingen worden beoordeeld en wijzigingen en herstellingen worden uitgevoerd aan de hand van de in punt M.A.304 gespecificeerde gegevens.”.

4)

In punt 145.A.65 wordt punt b) vervangen door:

„b).

De organisatie dient procedures vast te stellen die door de bevoegde instantie zijn goedgekeurd, daarbij rekening houdend met menselijke factoren en menselijke prestaties om goede onderhoudspraktijken en de naleving van de toepasselijke eisen, vastgesteld in 145.A.25-145.A.95, te waarborgen. De procedures overeenkomstig dit punt:

1.

waarborgt dat een duidelijke werkopdracht of een duidelijk contract is overeengekomen tussen de organisatie en de organisatie die om onderhoud verzoekt om duidelijk vast te stellen dat het onderhoud zo wordt uitgevoerd dat luchtvaartuigen en onderdelen overeenkomstig 145.A.50 voor gebruik kunnen worden vrijgegeven; en,

2.

bestrijkt alle aspecten van de uitvoering van het onderhoud, met inbegrip van de levering en de controle van de gespecialiseerde diensten en stelt de normen vast waarmee de organisatie beoogt te werken.”.


BIJLAGE III

Bijlage III (deel 66) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt 66.A.30 worden punt a), punten 3) en 4) vervangen door:

„3.

voor categorie C met betrekking tot complexe motoraangedreven luchtvaartuigen:

i)

drie jaar ervaring in het uitoefenen van bevoegdheden van categorie B1.1, B1.3 of B2 voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of als ondersteunend personeel overeenkomstig punt 145.A.35 of een combinatie van beide; of

ii)

vijf jaar ervaring in het uitoefenen van bevoegdheden van categorie B1.2 of B1.4 voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of als ondersteunend personeel overeenkomstig punt 145.A.35 of een combinatie van beide;

4.

voor categorie C met betrekking tot andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen: drie jaar ervaring in het uitoefenen van bevoegdheden van categorie B1 of B2 voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of als ondersteunend personeel overeenkomstig punt 145.A.35 of een combinatie van beide;”.

2)

In punt 66.A.70 wordt punt d) vervangen door:

„d)

In afwijking van punt c), voor luchtvaartuigen die niet door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008 worden gebruikt en die geen complexe motoraangedreven luchtvaartuigen zijn, bevat de onderhoudsvergunning voor luchtvaartuigen beperkingen overeenkomstig punt 66.A.50 om te verzekeren dat de bevoegdheden van het certificerend personeel die geldig zijn in de lidstaat vóór de inwerkingtreding van deze verordening, en de bevoegdheden van de herleide deel 66-onderhoudslicentie dezelfde blijven.”.

3)

Aanhangsel V wordt vervangen door:

Aanhangsel V

Aanvraagformulier — EASA-formulier 19

Image

Image

”.

4)

Aanhangsel VI wordt vervangen door:

Aanhangsel VI

Bewijs van bevoegdheid voor onderhoud als bedoeld in bijlage III (deel-66):

Image

Image


BIJLAGE IV

De volgende bijlage Vbis (Deel T) wordt toegevoegd aan Verordening (EU) nr. 1321/2014:

„BIJLAGE VBIS

DEEL T

Inhoud

T.1

bevoegde instantie

Sectie A —

Technische voorschriften

Subdeel A —

ALGEMEEN

T.A.101

Toepassingsgebied

Subdeel B —

VEREISTEN

T.A. 201

Verantwoordelijkheden

Subdeel E —

ONDERHOUDSORGANISATIE

Subdeel G —

AANVULLENDE EISEN VOOR ORGANISATIES VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID, ERKEND OVEREENKOMSTIG BIJLAGE I (DEEL M) SUBDEEL G

T.A.701

Toepassingsgebied

T.A.704

Beschrijving permanente luchtwaardigheid

T.A.706

Personeelsbehoeften

T.A.708

Beheer van permanente luchtwaardigheid

T.A 709

Documentatie

T.A.711

Bevoegdheden

T.A 712

Kwaliteitssysteem

T.A.714

Administratie

T.A.715

Geldigheid van de erkenning

T.A.716

Bevindingen

Deel B —

Procedures voor de bevoegde instanties

Subdeel A —

ALGEMEEN

T.B.101

Toepassingsgebied

T.B.102

bevoegde instantie

T.B.104

Administratie

Subdeel B —

VERANTWOORDINGSPLICHT

T.B.201

Verantwoordelijkheden

T.B.202

Bevindingen

Subdeel G —

AANVULLENDE EISEN VOOR ORGANISATIES VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID, ERKEND OVEREENKOMSTIG BIJLAGE I (DEEL M) SUBDEEL G

T.B.704

Permanent toezicht

T.B.705

Bevindingen

T.1   bevoegde instantie

Met het oog op dit deel worden de bevoegde autoriteit voor het toezicht op het luchtvaartuig en de organisaties de door de lidstaten aangewezen instantie die het Air Operator Certificate afgeeft aan de exploitant.

SECTIE A

TECHNISCHE EISEN

SUBDEEL A

ALGEMENE EISEN

T.A.101   Toepassingsgebied

In deze sectie zijn de voorschriften vastgesteld om te waarborgen dat de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen zoals bedoeld in artikel 1 wordt gehandhaafd in overeenkomstig de essentiële vereisten van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008.

Voorts worden de voorwaarden gespecificeerd waaraan personen en organisaties moeten voldoen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid en het onderhoud van dergelijke luchtvaartuigen.

SUBDEEL B

PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

T.A.201   Verantwoordelijkheden

1.

a)

De exploitant is verantwoordelijk voor de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, en zorgt ervoor dat het niet wordt geëxploiteerd, tenzij het luchtvaartuig over een typecertificaat beschikt dat door het Agentschap is afgegeven of gevalideerd;

b)

het luchtvaartuig in een luchtwaardige toestand verkeert;

c)

het luchtvaartuig is voorzien van een geldig certificaat van luchtwaardigheid, afgegeven overeenkomstig ICAO-bijlage 8;

d)

het onderhoud van het luchtvaartuig is uitgevoerd overeenkomstig een onderhoudsprogramma dat aan de voorschriften van de lidstaat van registratie en de toepasselijke eisen van ICAO-bijlage 6 voldoet.

e)

eventuele defecten of schade die de veilige exploitatie van het luchtvaartuig beïnvloedt, worden gecorrigeerd volgens een voor de staat van registratie aanvaardbare norm;

f)

het luchtvaartuig voldoet aan alle toepasselijke:

i)

door de lidstaat van registratie vastgestelde of goedgekeurde luchtwaardigheidsaanwijzingen of eisen inzake permanente luchtwaardigheid; en

ii)

alle relevante verplichte veiligheidsinformatie die door het Agentschap is verstrekt, met inbegrip van luchtwaardigheidsaanwijzingen;

g)

er wordt een vrijgave voor gebruik afgegeven aan het luchtvaartuig na onderhoud door gekwalificeerde organisaties overeenkomstig de voorschriften van de lidstaat van registratie. De ondertekende vrijgave voor gebruik bevat met name de belangrijkste gegevens omtrent het verrichte onderhoud.

h)

vóór elke vlucht wordt elk luchtvaartuig onderworpen aan een direct aan de vlucht voorafgaande inspectie

i)

alle wijzigingen en reparaties voldoen aan de door de lidstaat van registratie vastgestelde eisen inzake luchtwaardigheid.

j)

totdat de informatie is vervangen door nieuwe qua reikwijdte en detailniveau gelijkwaardige informatie, doch minstens gedurende 24 maanden, zijn de volgende gegevens van het luchtvaartuig beschikbaar:

1)

de totale tijd in gebruik (uren, cycli en kalendertijd, naar gelang het geval) van het luchtvaartuig en alle onderdelen met een beperkte levensduur;

2)

stand van zaken met betrekking tot de naleving van de eisen in T.A.201 (1)(f);

3)

stand van zaken met betrekking tot de naleving van het onderhoudsprogramma,;

4)

stand van zaken met betrekking tot wijzigingen en reparaties, samen met passende nadere gegevens en bewijsmateriaal om aan te tonen dat de uitgevoerde wijzigingen en reparaties voldoen aan de door de lidstaat van registratie vastgestelde eisen.

2.

Op de in de T.A.201, lid 1, omschreven taken wordt toezicht uitgeoefend door de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid van de exploitant. Daartoe dient zij te voldoen aan de aanvullende T.A.-voorschriften, subdeel G.

3.

De in punt 2) bedoelde managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid zorgt ervoor dat het onderhoud en de vrijgave van het luchtvaartuig worden uitgevoerd door een onderhoudsorganisatie overeenkomstig de voorschriften van subdeel E. Wanneer de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid zelf niet aan de voorschriften van subdeel E voldoet, stelt zij met dit doel een contract op met deze organisaties.

SUBDEEL E

ONDERHOUDSORGANISATIE

De managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid zorgt ervoor dat het luchtvaartuig en de onderdelen worden onderhouden door organisaties die voldoen aan de volgende eisen:

1)

De organisatie bezit een door de lidstaat van registratie afgegeven of goedgekeurde erkenning als onderhoudsorganisatie.

2)

De reikwijdte van de erkenning van de organisatie omvat de vereiste bekwaamheden voor het luchtvaartuig en/of de onderdelen.

3)

De organisatie heeft een rapportagesysteem voor incidenten ingesteld dat waarborgt dat elke geconstateerde toestand van een luchtvaartuig of onderdeel die de vliegveiligheid in gevaar brengt wordt gemeld aan de beheerder, de bevoegde autoriteit van de exploitant, de organisatie die verantwoordelijk is voor het typeontwerp of het aanvullende typeontwerp en de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid.

4)

De organisatie heeft een handboek opgesteld waarin alle procedures van de organisatie zijn beschreven.

SUBDEEL G

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN VOOR MANAGEMENTORGANISATIES VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID, GOEDGEKEURD UIT HOOFDE VAN BIJLAGE I (DEEL M), SUBDEEL G

T.A.701   Toepassingsgebied

In dit subdeel worden de voorschriften vastgesteld waaraan, aanvullend op de voorschriften van deel M subdeel G, moet worden voldaan door een organisatie die is erkend overeenkomstig subdeel G van deel M ter controle van de in T.A.201 gespecificeerde taken.

T.A.704   Beschrijving van het beheer van de permanente luchtwaardigheid

Naast de vereisten van M.A.704 bevat de beschrijving procedures waarin wordt gespecificeerd hoe de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid de naleving van deel T waarborgt.

T.A.706   Personeelsbehoeften

Naast de vereisten van M.A.706, beschikt M.A.706 (c) en (d)-personeel over voldoende kennis van de toepasselijke voorschriften van derde landen.

T.A.708   Beheer van de permanente luchtwaardigheid

Niettegenstaande M.A.708, moet de erkende organisatie voor het beheer van permanente luchtwaardigheid voor volgens de voorschriften van deel T beheerde luchtvaartuigen:

a)

ervoor zorgen dat het luchtvaartuig wordt gebracht naar een onderhoudsorganisatie wanneer dat nodig is;

b)

ervoor zorgen dat al het onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig het onderhoudsprogramma;

c)

zorgen voor de toepassing van de verplichte informatie als bedoeld in T.A.201 (1)(f);

d)

ervoor zorgen dat alle gemelde of tijdens gepland onderhoud ontdekte defecten worden gecorrigeerd overeenkomstig de onderhoudsgegevens die aanvaardbaar zijn voor de lidstaat van registratie;

e)

zorg dragen voor de coördinatie van gepland onderhoud, de toepassing van de verplichte informatie als bedoeld in T.A.201 (1)(f), de vervanging van onderdelen met een beperkte levensduur, en de inspectie van de component om ervoor te zorgen dat de werkzaamheden naar behoren worden verricht;

f)

de administratie van de permanente luchtwaardigheid beheren en archiveren, zoals vereist door T.A.201 (1)(j);

g)

ervoor zorgen dat de wijzigingen en reparaties zijn goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de lidstaat van registratie.

T.A.709   Documentatie

Niettegenstaande M.A.709 (a) en (b), bewaart en gebruikt de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid voor elk luchtvaartuig dat wordt beheerd volgens de vereisten van deel T, onderhoudsgegevens die aanvaardbaar zijn voor de lidstaat van registratie.

T.A.711   Bevoegdheden

Een managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid die is erkend overeenkomstig subdeel G van deel M mag de taken uitvoeren die in de T.A.708 voor luchtvaartuigen in de Air Operator Certificate zijn opgenomen, mits de organisatie door de bevoegde instantie goedgekeurde procedures heeft vastgesteld om de naleving van deel T te waarborgen.

T.A.712   Kwaliteitssysteem

Naast de vereisten van M.A.712 zorgt de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid dat het kwaliteitssysteem erop toeziet dat alle activiteiten in het kader van dit subdeel worden uitgevoerd overeenkomstig de goedgekeurde procedures.

T.A.714   Administratie

In aanvulling op de vereisten van M.A.714 (a) bewaart de organisatie de bij T.A.201 (1)(j) vereiste administratie.

T.A.715   Permanente geldigheid van de erkenning

In aanvulling op de voorwaarden van M.A.715(a) voor een managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid ingevolge dit subdeel blijft de erkenning geldig op voorwaarde dat:

a)

de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van deel T; en

b)

de organisatie waarborgt dat elke door de bevoegde autoriteit gemachtigde persoon toegang wordt verleend tot een van haar installaties, luchtvaartuigen of documenten die verband houden met haar activiteiten, met inbegrip van alle uitbestede activiteiten, ter bepaling van de naleving van dit deel.

T.A.716   Bevindingen

Na ontvangst van een kennisgeving betreffende de bevindingen overeenkomstig M.B.705 moet de houder van de erkenning als managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid een actieplan voor corrigerende maatregelen opstellen en aantonen dat hij tot voldoening van de bevoegde autoriteit corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen een met de bevoegde autoriteit overeengekomen termijn.

SECTIE B

AANVULLENDE PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEIT

SUBDEEL A

ALGEMEEN

T.B.101   Toepassingsgebied

Deze sectie bevat de vaststelling van administratieve voorschriften die moeten worden toegepast door de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en handhaving van deel A van dit deel T.

T.B.102   Bevoegde autoriteit

1.   Algemeen

Een lidstaat dient een bevoegde autoriteit te benoemen die verantwoordelijkheden krijgt toegewezen als bedoeld in T.1. Deze bevoegde autoriteit dient gedocumenteerde procedures en een organisatiestructuur vast te leggen.

2.   Middelen

Het personeelsbestand moet toereikend zijn om de vereisten uit te voeren zoals in deze Sectie B uiteengezet.

3.   Kwalificatie en opleiding

Alle personeel dat is betrokken bij deel T-activiteiten dient naar behoren gekwalificeerd te zijn en de gepaste kennis, ervaring, initiële opleiding en voortgezette opleiding te bezitten om de toegewezen taken uit te voeren.

4.   Procedures:

De bevoegde autoriteit dient procedures vast te leggen die aangeven hoe naleving van dit Deel wordt verwezenlijkt.

T.B.104   Administratie

1.

De voorschriften van M.B.104 (a), (b) en (c) van bijlage I zijn van toepassing.

2.

De minimale administratie voor het toezicht op elk luchtvaartuig dient minstens een kopie te bevatten van:

a)

het bewijs van luchtwaardigheid van het luchtvaartuig

b)

alle relevante briefwisseling met betrekking tot het luchtvaartuig,

c)

rapporten van de inspecties en steekproeven uitgevoerd op het luchtvaartuig,

d)

details van alle vrijstellingen en activiteiten voor handhaving.

3.

Alle in T.B.104 gespecificeerde gegevens worden op verzoek beschikbaar gesteld aan een andere lidstaat, het agentschap of de lidstaat van registratie.

4.

Tot en met vier jaar na het einde van de dry-lease-periode worden de gegevens als bedoeld in lid 2 bewaard.

T.B.105   Onderlinge informatie-uitwisseling

De voorschriften van de M.B.105 van bijlage I zijn van toepassing.

SUBDEEL B

VERANTWOORDINGSPLICHT

T.B.201   Verantwoordelijkheden

1.

De bevoegde autoriteit als omschreven in T.1 is verantwoordelijk voor de uitvoering van inspecties en onderzoeken, met inbegrip van luchtvaartuigsteekproeven, om te verifiëren of er aan de voorschriften van dit deel wordt voldaan.

2.

De bevoegde autoriteit voert vóór de goedkeuring van de dry lease-overeenkomst inspecties en onderzoeken uit overeenkomstig ARO.OPS.110 (a)(1), om te verifiëren of vervolgens aan de voorschriften van de T.A.201 wordt voldaan.

3.

De bevoegde autoriteit zorgt voor de coördinatie met de lidstaat van registratie die noodzakelijk is voor de uitoefening van de toezichtsverantwoordelijkheden van de luchtvaartuigen in deze bijlage Vbis (deel T).

T.B.202   Bevindingen

1.

Een niveau 1-bevinding is elke ernstige inbreuk van de eisen van deel T die de veiligheidsnormen verlaagt en de vliegveiligheid ernstig in gevaar brengt.

2.

Een niveau 2-bevinding is elke niet-naleving van de voorschriften van deel T die de veiligheidsnormen kunnen verlagen en de vliegveiligheid eventueel in gevaar brengen.

3.

Wanneer een bevinding wordt vastgesteld tijdens inspecties, onderzoeken, luchtvaartuigsteekproeven of op andere wijze, dient de bevoegde autoriteit:

a)

de nodige maatregelen te nemen, zoals het aan de grond houden van het luchtvaartuig, om voortzetting van de niet-naleving te voorkomen,

b)

te eisen dat corrigerende maatregelen worden genomen die in verhouding staan tot de aard van de bevinding.

4.

Voor niveau 1-bevindingen verlangt de bevoegde instantie dat er passende corrigerende maatregelen worden genomen voor een verdere vlucht en stelt zij de lidstaat van registratie in kennis.

SUBDEEL G

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN VOOR ORGANISATIES VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID DIE ZIJN GOEDGEKEURD UIT HOOFDE VAN BIJLAGE I (DEEL M), SUBDEEL G

T.B.702   Initiële goedkeuring.

Wanneer de beschrijving van de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid procedures bevat voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 1, onder b), stelt de bevoegde autoriteit in aanvulling op de vereisten van M.B.702 vast dat deze procedures in overeenstemming zijn met deel T en verifieert zij of de organisatie voldoet aan de voorschriften van deel T.

T.B.704   Doorlopend toezicht

In aanvulling op de vereisten van M.B.704 moet in elke periode van 24 maanden een steekproef op de luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 1 en beheerd door de organisatie worden uitgevoerd.

T.B.705   Bevindingen

In aanvulling op de vereisten van M.B.705 moet, voor organisaties die belast zijn met het beheer van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 1, onder b), de bevoegde autoriteit ook maatregelen nemen wanneer tijdens platforminspecties, audits of anderszins, bewijzen worden gevonden voor niet-naleving van de eisen van deel T.”.