European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2024/823

6.3.2024

VERORDENING (EU) 2024/823 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 28 februari 2024

betreffende uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces

(codificatie)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die verordening te worden overgegaan.

(2)

Er zijn stabilisatie- en associatieovereenkomsten gesloten met alle deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces.

(3)

Naar verwachting zal een openstelling van de markt van de Unie voor invoer vanuit de landen op de westelijke Balkan bijdragen tot het proces van politieke en economische stabilisering in de regio zonder dat dit nadelige gevolgen voor de Unie heeft.

(4)

Het systeem van autonome handelsmaatregelen dat oorspronkelijk werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad (4) vormt een waardevolle steun voor de economieën van de partners van de Westelijke Balkan.

(5)

De maatregelen waarin deze verordening voorziet vormen een onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces, en komen tegemoet aan de specifieke situatie op de westelijke Balkan. Die maatregelen mogen geen precedent vormen voor het handelsbeleid van de Unie met andere derde landen.

(6)

Overeenkomstig het stabilisatie- en associatieproces, dat gebaseerd is op de Regionale Aanpak en de conclusies van de Raad van 29 april 1997, zijn aan de ontwikkeling van bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen op de westelijke Balkan bepaalde voorwaarden verbonden. De toekenning van autonome handelspreferenties is afhankelijk van de eerbiediging van democratische grondbeginselen en de rechten van de mens alsook de bereidheid van de betrokken landen om onderling economische betrekkingen te ontwikkelen. De toekenning van verbeterde autonome handelspreferenties aan landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces, dient te worden gekoppeld aan hun bereidheid tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking, met name door de totstandbrenging van vrijhandelszones in overeenstemming met de desbetreffende GATT/WTO-normen. Bovendien moet voor de toekenning van autonome handelspreferenties worden vereist dat de begunstigde partijen een daadwerkelijke administratieve samenwerking met de Unie aangaan ter voorkoming van elk risico op fraude.

(7)

Handelspreferenties kunnen slechts worden toegekend aan landen of gebieden die een douaneadministratie hebben.

(8)

De handelsmaatregelen waarin deze verordening voorziet, dienen er rekening mee te houden dat Servië en Kosovo (*1) elk een afzonderlijk douanegebied vormen.

(9)

Voor de vaststelling van de oorsprong en voor de administratieve samenwerking moeten de desbetreffende bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (5) en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (6) worden toegepast.

(10)

Ten einde de bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de nodige wijzigingen en technische aanpassingen aan bijlage I naar aanleiding van wijzigingen in de codes van de gecombineerde nomenclatuur en de onderverdelingen van het geïntegreerd tarief van de Europese Unie (Taric), alsmede de nodige aanpassingen als gevolg van de toekenning van handelspreferenties in het kader van andere overeenkomsten tussen de Unie en de in deze verordening genoemde landen en gebieden. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (7). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(11)

Om eenvormige voorwaarden te garanderen voor de uitvoering van deze richtlijn, wat betreft de opschorting van het recht om gebruik te maken van de preferentiële regelingen in geval van niet-naleving, alsmede de afgifte van certificaten van echtheid waarin wordt verklaard dat de producten van oorsprong zijn uit het betrokken land of gebied en voldoen aan de omschrijving in deze verordening, en voor de door deze verordening voorziene, tijdelijke opschorting van de volledige regeling of van een deel daarvan, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(12)

De periode gedurende welke deze verordening van toepassing is dient te worden beperkt tot 31 december 2025,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Preferentiële regelingen

1.   Voor producten van oorsprong uit Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië (“de begunstigde partijen”) die onder de hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur vallen, gelden bij invoer in de Unie geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking noch douanerechten en heffingen van gelijke werking.

2.   Producten van oorsprong uit de begunstigde partijen blijven onder de bepalingen van deze verordening vallen wanneer dat in die bepalingen wordt vermeld. Die producten genieten tevens elke bij deze verordening verleende concessie die gunstiger is dan die welke is toegekend uit hoofde van bilaterale overeenkomsten tussen de Unie en die begunstigde partijen.

Artikel 2

Voorwaarden voor het recht op de preferentiële regelingen

1.   Het recht op de in artikel 1 bedoelde preferentiële regelingen is afhankelijk van de volgende voorwaarden:

a)

de definitie van “producten van oorsprong” zoals voorzien in titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdelingen 4 en 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie, en titel II, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdelingen 10 en 11, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie, zijn in acht genomen;

b)

de begunstigde partijen stellen geen nieuwe douanerechten of heffingen van gelijke werking dan wel nieuwe kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking vast voor de invoer van producten van oorsprong uit de Unie, verhogen de bestaande douanerechten of heffingen niet en voeren geen andere beperkingen in;

c)

de begunstigde partijen gaan over tot een daadwerkelijke administratieve samenwerking met de Unie ter voorkoming van enig risico op fraude, en

d)

de begunstigde partijen maken zich niet schuldig aan ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten, waaronder fundamentele arbeidsrechten, van de grondbeginselen van de democratie en van de rechtsstaat.

2.   Het recht op de in artikel 1 bedoelde preferentiële regelingen is, onverminderd de in lid 1 van dit artikel neergelegde voorwaarden, afhankelijk van de bereidheid van de begunstigde landen tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking met andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn, met name door de totstandbrenging van vrijhandelszones in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT-overeenkomst van 1994 en andere toepasselijke WTO-bepalingen.

Bij niet-naleving van de eerste alinea kan de Raad bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie passende maatregelen nemen.

3.   Bij niet-naleving door een begunstigde partij van lid 1, punt a), b) of c), dan wel van lid 2, van dit artikel kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen het recht van de betrokken begunstigde partij op de voordelen van deze verordening volledig of gedeeltelijk opschorten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 3

Landbouwproducten — tariefcontingenten

1.   Voor bepaalde, in bijlage I vermelde wijnbouwproducten van oorsprong uit de begunstigde partijen, worden de douanerechten bij invoer in de Unie geschorst gedurende de perioden, op het niveau, binnen de grenzen van de tariefcontingenten van de Unie en volgens de voorwaarden die voor ieder product en iedere oorsprong in die bijlage zijn vastgesteld.

2.   Niettegenstaande de andere bepalingen van deze verordening, met name artikel 10, kan de Commissie, gezien de bijzondere gevoeligheid van de landbouw- en visserijmarkten, door middel van uitvoeringshandelingen passende maatregelen vaststellen indien de invoer van landbouw- en visserijproducten een ernstige verstoring van de markten van de Unie en de regulerende mechanismen daarvan veroorzaakt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 4

Beheer van de tariefcontingenten

De in artikel 3, lid 1, van deze verordening bedoelde tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig titel II, hoofdstuk 1, afdeling 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie.

De verbindingen die daartoe tussen de lidstaten en de Commissie bestaan, geschieden zo veel mogelijk door middel van een telematicaverbinding.

Artikel 5

Toegang tot de tariefcontingenten

Elke lidstaat draagt ervoor zorg dat de importeurs zolang het saldo van de betrokken contingenten zulks toelaat in gelijke mate en zonder onderbreking toegang tot de tariefcontingenten hebben.

Artikel 6

Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 7 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a)

de nodige wijzigingen en technische aanpassingen aan bijlage I naar aanleiding van wijzigingen in de codes van de gecombineerde nomenclatuur en de onderverdelingen van het geïntegreerd tarief van de Europese Unie (Taric);

b)

de nodige aanpassingen naar aanleiding van de toekenning van handelspreferenties in het kader van andere overeenkomsten tussen de Unie en de begunstigde partijen;

c)

gedeeltelijke of volledige opschorting van het recht van een betrokken begunstigde partij op voordelen in het kader van deze verordening, indien die begunstigde partij niet voldoet aan artikel 2, lid 1, punt d).

Artikel 7

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 6 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie verleend voor een periode van vijf jaar, met ingang van 3 december 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de periode van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met perioden van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van een periode tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 6 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomst artikel 6 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen de een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 8

Comitéprocedure

1.   Voor de toepassing van de artikelen 2 en 10 wordt de Commissie bijgestaan door het Uitvoeringscomité Westelijke Balkan. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Voor de toepassing van artikel 3, lid 2, wordt de Commissie bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad (9). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 9

Samenwerking

De lidstaten en de Commissie werken nauw samen om te verzekeren dat deze verordening, met name artikel 10, lid 1, wordt nageleefd.

Artikel 10

Tijdelijke schorsing

1.   Indien de Commissie oordeelt dat er voldoende bewijs is van fraude, of dat de begunstigde partijen niet de vereiste administratieve medewerking verlenen voor de verificatie van het bewijs van oorsprong, dat hun uitvoer naar de Unie zo sterk toeneemt dat hij boven hun normale productieniveau en uitvoercapaciteit komt te liggen, of dat zij artikel 2, lid 1, punt a), b) of c), overtreden, kan zij maatregelen nemen om de bij deze verordening vastgestelde regelingen voor een periode van drie maanden geheel of ten dele op te schorten, mits zij vooraf:

a)

het Uitvoeringscomité Westelijke Balkan heeft ingelicht;

b)

de lidstaten ertoe heeft opgeroepen de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de financiële belangen van de Unie veilig te stellen of de begunstigde partijen ertoe te brengen artikel 2, lid 1, na te leven;

c)

in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht heeft bekendgemaakt dat er gegronde twijfel bestaat over de toepassing van de preferentiële regelingen of de naleving van de bepalingen in artikel 2, lid 1, door de betrokken begunstigde partij, waardoor het recht van deze partij om verder de voordelen van deze verordening te genieten, ter discussie kan komen te staan.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde maatregelen worden vastgesteld bij uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   Aan het einde van de schorsingsperiode besluit de Commissie de voorlopige schorsing te beëindigen of de schorsing overeenkomstig lid 1 te verlengen.

Artikel 11

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1215/2009 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 12

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2025.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 28 februari 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

M. MICHEL


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 januari 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 februari 2024.

(2)  Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 1).

(3)  Zie bijlage II.

(4)  Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000 (PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1).

(*1)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

(7)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(8)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(9)  Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16).


BIJLAGE I

Betreffende de in artikel 3, lid 1, bedoelde tariefcontingenten

Niettegenstaande de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts ter indicatie vermeld, daar de preferentieregeling, in het kader van deze bijlage, door de strekking van de GN-codes wordt bepaald. Indien de GN-code door de letters “ex” wordt voorafgegaan, betekent dit dat de preferentieregeling zowel door de GN-code als door de desbetreffende omschrijving wordt bepaald.

Volg-nummer

GN-code

Beschrijving

Contingent-volume per jaar (1)

Begunstigde partijen

Douanerecht

09.1530

ex 2204 21 94

ex 2204 21 95

ex 2204 21 96

ex 2204 21 97

ex 2204 21 98

ex 2204 22 93

ex 2204 22 94

ex 2204 22 95

ex 2204 29 93

ex 2204 29 94

ex 2204 29 95

Wijn van verse druiven met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 15 % vol., andere dan mousserende wijn

30 000  hl

Albanië (2), Bosnië en Herzegovina (3), Kosovo (4), Montenegro (5), Noord-Macedonië (6), Servië (7).

Vrijstelling


(1)  Totale omvang per tariefcontingent voor invoer van oorsprong uit de begunstigde partijen.

(2)  Voor wijn van oorsprong uit Albanië geldt de toegang tot het algemene tariefcontingent pas nadat de afzonderlijke tariefcontingenten die zijn vastgesteld in het wijnprotocol met Albanië, zijn opgebruikt. Dat afzonderlijke tariefcontingent is geopend onder de volgnummers 09.1512 en 09.1513.

(3)  Voor wijn van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina geldt de toegang tot het algemene tariefcontingent pas nadat beide afzonderlijke tariefcontingenten die zijn vastgesteld in het wijnprotocol met Bosnië en Herzegovina, zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1528 en 09.1529.

(4)  Voor wijn van oorsprong uit Kosovo geldt de toegang tot het algemene tariefcontingent pas nadat beide afzonderlijke tariefcontingenten die zijn vastgesteld in het wijnprotocol met Kosovo, zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1570 en 09.1572.

(5)  Voor wijn van oorsprong uit Montenegro geldt de toegang tot het algemene tariefcontingent, voor zover het producten betreft die onder GN-code 2204 21 vallen, pas nadat de afzonderlijke tariefcontingenten die zijn vastgesteld in het wijnprotocol met Montenegro, zijn opgebruikt. Dat afzonderlijke tariefcontingent is geopend onder volgnummer 09.1514.

(6)  Voor wijn van oorsprong uit Noord-Macedonië geldt de toegang tot het algemene tariefcontingent pas nadat beide afzonderlijke tariefcontingenten die zijn vastgesteld in het aanvullend wijnprotocol met Noord-Macedonië, zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1558 en 09.1559.

(7)  Voor wijn van oorsprong uit Servië geldt de toegang tot het algemene tariefcontingent pas nadat beide afzonderlijke tariefcontingenten die zijn vastgesteld in het wijnprotocol met Servië, zijn opgebruikt. Die afzonderlijke tariefcontingenten zijn geopend onder de volgnummers 09.1526 en 09.1527.


BIJLAGE II

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 1)

 

Verordening (EU) nr. 1336/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 1)

 

Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1)

Alleen de verwijzingen in artikel 1, lid 1, punt n), vijfde streepje en punt 16.5 van de bijlage

Verordening (EU) nr. 1202/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 321 van 30.11.2013, blz. 1)

 

Verordening (EU) 2015/2423 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 341 van 24.12.2015, blz. 18)

 

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1464 van de Commissie (PB L 209 van 12.8.2017, blz. 1)

 

Verordening (EU) 2020/2172 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 432 van 21.12.2020, blz. 7)

 


BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1215/2009

De onderhavige verordening

Artikelen 1 en 2

Artikelen 1 en 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 2

Artikel 5

Artikel 4

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 7 bis, leden 1, 2 en 3

Artikel 7, leden 1, 2 en 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 7 bis, lid 4

Artikel 7, lid 5

Artikel 7 bis, lid 5

Artikel 7, lid 6

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 8, lid 4

Artikel 8, lid 3

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 2

Artikelen 11 en 12

Artikelen 11 en 12

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage II

Bijlage IIII


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/823/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)