ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.167.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 167

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
19 juni 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 559/2013 van de Raad van 18 juni 2013 tot uitvoering van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 377/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 560/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 houdende goedkeuring van een minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Traditional Grimsby Smoked Fish (BGA))

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 561/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Schwarzwälder Schinken (BGA))

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 562/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 houdende goedkeuring van een minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Queijo Serra da Estrela (BOB))

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 563/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Arroz del Delta del Ebro/Arròs del Delta de l’Ebre (BOB))

15

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden ( 1 )

17

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 565/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1731/2006, (EG) nr. 273/2008, (EG) nr. 566/2008, (EG) nr. 867/2008, (EG) nr. 606/2009 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 543/2011 en (EU) nr. 1333/2011 met betrekking tot de meldingsverplichtingen in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 491/2007

26

 

*

Verordening (EU) nr. 566/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

29

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 567/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 tot rectificatie van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft ( 1 )

30

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 568/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 tot goedkeuring van de werkzame stof thymol, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

33

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 569/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

37

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit 2013/293/GBVB van de Raad van 18 juni 2013 tot uitvoering van Besluit 2012/285/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen

39

 

 

2013/294/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 19 december 2012 betreffende de door Polen ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA 26374 (C 49/08) (ex N 402/08) ten gunste van PZL Dębica S.A. (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9464)  ( 1 )

41

 

 

2013/295/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 17 juni 2013 tot wijziging van de Beschikkingen 2006/799/EG, 2007/64/EG, 2009/300/EG, 2009/543/EG, 2009/544/EG, 2009/563/EG, 2009/564/EG, 2009/567/EG, 2009/568/EG, 2009/578/EG, 2009/598/EG, 2009/607/EG, 2009/894/EG, 2009/967/EG, 2010/18/EG en Besluit 2011/331/EU teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan bepaalde producten te verlengen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 3550)

57

 

 

 

*

Bericht aan de lezer — Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 559/2013 VAN DE RAAD

van 18 juni 2013

tot uitvoering van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 377/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 377/2012 van de Raad van 3 mei 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen (1), en met name artikel 11, leden 1 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 3 mei 2012 Verordening (EU) nr. 377/2012 vastgesteld.

(2)

De Raad heeft de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 377/2012 vervatte lijst van personen waarop artikel 2, leden 1 en 2, van de verordening van toepassing zijn, volledig opnieuw bezien. De Raad heeft geconcludeerd dat de personen in de lijst van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 377/2012 onderworpen moeten blijven aan de in die verordening vastgestelde specifieke beperkende maatregelen.

(3)

Op 20 maart 2013 heeft het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ingesteld bij Resolutie 2048 (2012) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de informatie over de aangewezen persoon bijgewerkt. Ter uitvoering van het besluit van het comité heeft de Raad Uitvoeringsbesluit 2013/293/GBVB van de Raad tot uitvoering van Besluit 2012/285/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen (2), vastgesteld.

(4)

De vermelding voor die persoon in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 377/2012 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 377/2012 wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

De verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

P. HOGAN


(1)  PB L 119 van 4.5.2012, blz. 1.

(2)  Zie bladzijde 39 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

De vermelding voor de hieronder genoemde persoon die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 377/2012 wordt vervangen door het volgende:

Naam

Nadere gegevens

(geboortedatum en -plaats, nummer paspoort/identiteitsbewijs, enz.)

Redenen voor plaatsing op de lijst

Datum van aanwijzing

„Majoor Idrissa DJALÓ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 18 december 1954

Officiële functie: protocoladviseur bij de chef-staf van de strijdkrachten en vervolgens kolonel en hoofd van het protocol op het hoofdkwartier van de strijdkrachten

Paspoort: AAISO40158

Datum van afgifte: 2.10.2012

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 2.10.2015

Contactpunt voor het „militaire commando” dat de verantwoordelijkheid heeft opgeëist voor de staatsgreep van 12 april 2012 en één van de meest actieve leden ervan. Ondertekenaar van een van de eerste communiqués van het „militaire commando” (nr. 5, d.d. 13 april 2012), en als dusdanig een van de eerste functionarissen die openlijk hebben verklaard lid te zijn van dat commando. Majoor Djaló is tevens lid van de militaire inlichtingendienst.

18.7.2012”


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 560/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2013

houdende goedkeuring van een minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Traditional Grimsby Smoked Fish (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name de tweede zin van artikel 53, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek om wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Traditional Grimsby Smoked Fish”, die bij Verordening (EG) nr. 986/2009 van de Commissie (2) is geregistreerd, beoordeeld.

(2)

Het verzoek betreft een wijziging in de productiemethode om meer flexibiliteit te bieden bij de herkomst van de grondstoffen, namelijk door naast verse hele vis ook filets toe te laten.

(3)

De Commissie heeft de voorgestelde wijziging onderzocht en acht ze gerechtvaardigd. Aangezien het een minimale wijziging betreft in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, kan de Commissie de wijziging goedkeuren zonder gebruik te maken van de in de artikelen 50 en 52 van die verordening omschreven procedure,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Traditional Grimsby Smoked Fish” in bijlage I bij deze verordening wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Het geconsolideerde enig document met de belangrijkste punten van het productdossier is opgenomen in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 277 van 22.10.2009, blz. 17.


BIJLAGE I

De volgende wijziging in het productdossier voor de beschermde geografische aanduiding „Traditional Grimsby Smoked Fish” is goedgekeurd:

De verse hele vis en de filets worden gewoonlijk aangekocht in IJsland, op de Faeröer en in Noorwegen maar andere herkomstgebieden zijn niet uitgesloten.


BIJLAGE II

ENIG DOCUMENT

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1)

„TRADITIONAL GRIMSBY SMOKED FISH”

EG-nummer: UK-PGI-0105-01022-23.07.2012

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam

„Traditional Grimsby Smoked Fish”

2.   Lidstaat of derde land

Verenigd Koninkrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.7:

Verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren en producten op basis van verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren.

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Traditional Grimsby Smoked fish” (op traditionele wijze gerookte vis uit Grimsby) staat voor filets van kabeljauw en schelvis met een gewicht tussen 200 en 700 g, die koud zijn gerookt volgens de in het omschreven geografische gebied gebruikelijke traditionele methode. De kleur van de filets varieert van roomkleurig tot beige; de textuur is droog en de smaak licht gezouten en gerookt. De filets worden, nadat ze zijn verwerkt, in speciaal voor de verkoop ontworpen kartons (die maximaal 5 kilo mogen wegen) of in afzonderlijke vacuümverpakkingen aan een aantal verkooppunten verkocht.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Hele vis en filets van kabeljauw en schelvis met een gewicht tussen 200 en 700 g

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

Niet van toepassing

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle fasen van het pekelen en roken van de gefileerde vis.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.

De gerookte vis wordt verpakt in hiertoe vervaardigde, ondiepe kartons met tussenbladen of in afzonderlijke vacuümverpakkingen om de versheid te bewaren.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Niet van toepassing

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

De stad Grimsby — de administratieve grenzen worden in aanmerking genomen — in het district North East Lincolnshire.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

De traditie, de reputatie, het rookproces en de vaardigheid van al wie bij dat proces betrokken is — een vaardigheid die van generatie op generatie wordt doorgegeven — hebben ervoor gezorgd dat „Traditional Grimsby Smoked Fish” met zijn typische kenmerken in verband wordt gebracht met het desbetreffende geografische gebied.

De haven van Grimsby is uniek in Engeland omdat ze op een kaap ligt, die het estuarium van de Humber scheidt van de Noordzee. Door deze ligging is de haven blootgesteld aan koele, droge winden vanover zee en vanuit het estuarium die bevorderlijk zijn voor de traditionele wijze van visroken omdat de gemiddelde zomertemperatuur nooit boven 20 graden Celsius uitstijgt en dus beduidend lager is dan in het binnenland.

In het hele Verenigd Koninkrijk staat de stad Grimsby bekend als centrum voor de verwerking van vis. De haven en de stad gaan er prat op dat de talrijke vishandelaars al gedurende meer dan een eeuw de meeste soorten vis eender waar in het land en recentelijk zelfs verder — op het Europese vasteland — kunnen leveren. „Traditional Grimsby Smoked Fish” is een van de belangrijkste producten waarmee de haven wordt geassocieerd.

De traditie en het rookproces kunnen worden aangetoond vanaf de late negentiende eeuw. Grimsby staat als visrokerij van het Verenigd Koninkrijk geboekstaafd sedert 1850 toen het dankzij de spoorwegen voor het eerst mogelijk werd om gerookte vis snel naar Londen en zelfs naar de verste uithoeken van het land te vervoeren. Destijds was er uiteraard geen sprake van koelinstallaties of van ijsmachines waarvan nu zo uitvoerig gebruik wordt gemaakt om verse en bederfelijke producten, zoals verse vis, te bewaren. Om de houdbaarheid van snel bedervende producten te verlengen werden deze gezouten, gedroogd of gerookt of werden deze drie bewerkingen gecombineerd. De traditionele wijze van visroken in Grimsby kende een niet aflatend succes niettegenstaande in andere delen van het land de voorkeur werd gegeven aan mechanische ovens.

Gedurende bijna de gehele eerste helft van de twintigste eeuw was de haven van Grimsby de grootste vissershaven ter wereld. Tussen havens zoals Vigo, Esbjerg, Boulogne-sur-Mer en Bremerhaven waarmee de stad gejumeleerd is, neemt Grimsby een onbetwistbare plaats in. Tot dusverre heeft de stad nog steeds de grootste visproductie in het Verenigd Koninkrijk; 106 bedrijven zijn momenteel lid van de Grimsby Fish Merchants Association (organisatie van vishandelaren van Grimsby). Deze commerciële verscheidenheid heeft de haven groot gemaakt en heeft ertoe geleid dat de vismarkt van Grimsby een centrale rol ging spelen in de verkoop van verse vis, niet alleen in het VK maar ook in de rest van Europa.

5.2.   Specificiteit van het product

„Traditional Grimsby Smoked fish” (op traditionele wijze gerookte vis uit Grimsby) staat voor filets van kabeljauw en schelvis met een gewicht tussen 200 en 700 g. De kleur van de filets varieert van roomkleurig tot beige; de textuur is droog en de smaak licht gezouten en gerookt. De visfilets worden koud gerookt volgens de gebruikelijke traditionele methoden en vaardigheden die van generatie op generatie werden doorgegeven, meer bepaald:

de hele vis met de hand fileren;

de visfilets pekelen;

de gefileerde vis aan pennen rijgen en deze in de schoorsteen van de rookoven plaatsen op een hoogte die voor koud roken geschikt is;

de vuurlade van de rookoven voorbereiden zodat er een laag houtmot kan worden gelegd dat wordt aangestoken zodat het gaat smeulen; — controleren hoe lang het roken van de vis duurt, afhankelijk van de omvang van de vis en van de omgevingstemperatuur en de vochtigheidsgraad.

Ervaren visrokers controleren het rookproces op regelmatige tijdstippen om ervoor te zorgen dat de vis gelijkmatig wordt gerookt; indien nodig verplaatsen zij de vis of halen zij hem uit de rookoven.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

De ligging van Grimsby aan de oostkust zorgt voor een tweede voordeel: deze plek van het Verenigd Koninkrijk heeft het minst af te rekenen met de klamme, in hun kielzog regens meevoerende zuidwestenwinden die in de meeste andere delen van het Verenigd Koninkrijk wèl courant zijn. Grimsby kan bogen op een maritiem klimaat, hetgeen wil zeggen dat — hoewel de schommelingen tussen de seizoenen beperkt zijn — dagelijkse weerschommelingen schering en inslag zijn.

De verwerving van de ervaring en deskundigheid die vereist zijn om met succes vis te roken op de traditionele wijze neemt jaren in beslag en de hierbij vereiste vaardigheden worden vaak van generatie op generatie doorgegeven. Dit staat in schril contrast met het roken in moderne gesloten mechanische ovens, die elektrisch worden verhit en met een eenvoudige draai aan de knop worden ingesteld. Dankzij de duurzame visbronnen en de strategische positie van Grimsby in het distributienetwerk voor gekoelde vis kunnen dagelijkse leveringen van vers gerookte vis overal in het land worden gegarandeerd.

Grimsby heeft het geluk dat het zijn vis uit een zó groot gebied kan afnemen dat een ervaren koper op ieder ogenblik van het jaar normaliter vis kan vinden die geschikt is om te worden gerookt. Om tot een goed rookresultaat te komen moet de roker rekening houden met vele variabelen zoals de vis zelf, het seizoen en de weersomstandigheden. Generaties aan deskundigheid stellen de traditionele visroker in Grimsby in staat om puur vertrouwend op wat hij voelt en ziet, een product van constante kwaliteit af te leveren.

„Traditional Grimsby Smoked fish” wordt door de hele voedselindustrie uitvoerig geprezen. Zo zei de viskoper van Waitrose: „Met de moderne, hedendaagse ovens krijg je nooit die intense smaak. Als je traditioneel bereide vis eet, proef je iets helemaal anders. „Echte” gerookte vis is heerlijk. Onevenaarbaar. Smaakt naar rook. Heeft een rijke smaak. Perfect.”. Ook door chefs worden de traditionele rookmethoden voor vis erg op prijs gesteld. „Ik heb Grimsby bezocht en stond versteld van de vaardigheden die vereist zijn voor de traditionele methode van visroken. Het ligt mijlenver af van het drogen in computergestuurde ovens,” aldus Rick Stein.

Ook chef Mitch Tonks is van mening dat de traditionele rookmethode zorgt voor een totaal verschillende smaak en de organoleptische kenmerken van de vis verbetert: „Ze roken hun vis op traditionele wijze in oude rookovens, die heerlijk geuren en ik ben ervan overtuigd dat dit de smaak bevordert. Ze maken uitsluitend gebruik van grote schelvissen, waardoor er een perfect evenwicht ontstaat tussen rook en zoete vis.”.

De gerookte vis van Grimsby is verkrijgbaar in veel van de beste eetgelegenheden, waaronder J Sheekey, Scott’s en zelfs Delia Smith’s Norwich City Football Club Restaurant. Regelmatig wordt ook geleverd aan de Britse koninklijke familie. Naar verluidt zou de Queen de gerookte vis als ontbijt hebben gegeten de dag na haar huwelijk met prins Philip in 1947.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

http://archive.defra.gov.uk/foodfarm/food/industry/regional/foodname/products/documents/grimsby-fish-spec-120619.pdf


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen.


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 561/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2013

houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Schwarzwälder Schinken (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie zich gebogen over de door Duitsland ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Schwarzwälder Schinken”, die bij Verordening (EG) nr. 123/97 van de Commissie (3) is geregistreerd.

(3)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van die verordening heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 22 van 24.1.1997, blz. 19.

(4)  PB C 274 van 11.9.2012, blz. 2.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

DUITSLAND

Schwarzwälder Schinken (BGA)


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 562/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2013

houdende goedkeuring van een minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Queijo Serra da Estrela (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 53, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1151/2012 is op 3 januari 2013 in werking getreden. Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij die verordening ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie zich gebogen over de door Portugal ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Queijo Serra da Estrela”, die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (3), als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 197/2008 (4).

(3)

Het verzoek heeft tot doel wijzigingen in het productdossier aan te brengen. Zo wordt gevraagd de „Queijo Serra da Estrela” op de markt te mogen brengen in een kleiner formaat (0,5 kg). Bijgevolg wordt de minimale diameter van de kaas gereduceerd van 11 tot 9 cm. Ook wordt gevraagd om het aanbrengen van een genummerd caseïneplaatje verplicht te maken met het oog op een betere traceerbaarheid van het product.

(4)

De Commissie heeft de voorgestelde wijziging onderzocht en acht deze gerechtvaardigd. Aangezien het om een minimale wijziging gaat, kan de Commissie deze goedkeuren zonder de in de artikelen 50 tot en met 52 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde procedure toe te passen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Queijo Serra da Estrela” wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Het enig document dat de belangrijkste gegevens uit het productdossier bevat, is opgenomen in bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(4)  PB L 59 van 4.3.2008, blz. 8.


BIJLAGE I

De volgende wijzigingen in het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Queijo Serra da Estrela” worden goedgekeurd:

 

Beschrijving van het product: er wordt gevraagd de „Queijo Serra da Estrela” op de markt te mogen brengen in een kleiner formaat (0,5 kg), dat overeenkomt met het minimale formaat waarbij de bijzondere organoleptische eigenschappen worden gevrijwaard. Bijgevolg wordt de minimale diameter van de kaas gereduceerd van 11 tot 9 cm.

 

Bewijs van de oorsprong: er wordt gevraagd het aanbrengen van een genummerd caseïneplaatje verplicht te maken om de traceerbaarheid van het product te vergroten, om het gebied van oorsprong weer te geven en om het verband tussen elke partij geleverde melk die aan de vaste eisen van het productdossier voldoet, en elke partij „Queijo Serra da Estrela” aan te tonen.

 

De caseïneplaatjes beantwoorden aan het model dat is goedgekeurd door de producentengroepering, die het zonder enig onderscheid ter beschikking van alle belanghebbende producenten stelt, op een wijze waarop dubbele reeks- of volgnummers uitgesloten zijn. De plaatjes mogen niet van de ene kaas naar de andere worden overgebracht en worden onbruikbaar zodra zij worden verwijderd.


BIJLAGE II

ENIG DOCUMENT

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1)

„QUEIJO SERRA DA ESTRELA”

EG-nummer: PT-PDO-0217-0213-17.01.2011

BGA () BOB (X)

1.   Naam

„Queijo Serra da Estrela”

2.   Lidstaat of derde land

Portugal

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.3. —

Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

Kaas die wordt verkregen door het langzaam uitlekken van de wrongel, na het coaguleren van rauwe schapenmelk die wordt verkregen door het melken van ooien van de rassen Bordaleira Serra da Estrela en/of Churra Mondegueira. Voor de coagulatie wordt gebruikgemaakt van bloemen van de kardoen (Cynara cardunculus L). De „Queijo Serra da Estrela” heeft een minimale rijpingstijd van 30 dagen. Kazen met de oorsprongsbenaming „Queijo Serra da Estrela” die ten minste 120 dagen hebben gerijpt, vallen onder de categorie „velho” (oud).

De belangrijkste kenmerken zijn:

 

Queijo Serra da Estrela

Queijo Serra da Estrela

Velho (oud)

Vorm en consistentie

Afgeplatte (vlakke) cilinder, regelmatig, met een zijdelingse bolling en een kleine bolling aan de bovenzijde, zonder duidelijke rand

Afgeplatte (vlakke) cilinder, regelmatig, met een onduidelijke of bijna afwezige zijdelingse bolling, geen scherpe randen

Korst

Effen en halfzacht

Effen tot licht geribbeld, met harde tot zeer harde consistentie

Gewicht

0,5 tot 1,7 kg

0,7 tot 1,2 kg

Diameter

9 tot 20 cm

11 tot 20 cm

Hoogte

4 tot 6 cm

3 tot 6 cm

Textuur

Gesloten, middelmatig soepel, kan vervormen bij het snijden, goed compact, romig en smeuïg, met enkele gaten of zonder gaten

Gesloten of met enkele gaten, licht broze en droge massa, smeuïg

Kleur

Wit of licht gelig

Gelig tot oranje-/bruinachtig, waarbij de kleur dieper wordt vanuit de rand naar het midden

Zintuiglijke kenmerken

Zachte, zuivere en licht zurige smaak

Aangename, blijvende, zuivere smaak, sterk tot minder sterk en licht pikant/gezouten

Proteïnegehalte

26 tot 33 %

36 tot 43 %

Vetgehalte

45 tot 60 %

> 60 %

Vochtgehalte

61 tot 69 %

49 tot 56 %

As

5 tot 6,5 %

7 tot 8 %

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Uitsluitend de volgende grondstoffen worden gebruikt:

rauwe zuivere schapenmelk die wordt verkregen in het afgebakende geografische gebied door het melken van ooien van de rassen Bordaleira Serra da Estrela en/of Churra Mondegueira. De fok- en voederomstandigheden van de dieren voldoen aan duidelijk omschreven voorschriften;

keukenzout;

een coagulant van plantaardige oorsprong, namelijk kardoen (Cynara cardunculus L)

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

Buitenhouderij is de meest gangbare praktijk, en daarbij zijn alleen extensieve en semi-extensieve productiesystemen toegestaan. De dieren grazen in het gebied, dat een kenmerkende en spontane vegetatie heeft, gaande van pijnbomen en struikgewas tot weilanden. Er wordt vaak gebruikgemaakt van transhumance, dat erin bestaat de dieren te verplaatsen naar andere weidegronden in hetzelfde geografische gebied, afhankelijk van het seizoen en het beschikbare gras. In dit gebied worden ook andere gras- en veevoedersoorten geteeld, die dienen als aanvulling voor de plaatselijke schapen op momenten dat er minder voedsel beschikbaar is. Bij extreme bodem- en klimaatomstandigheden (zoals sneeuw of droogte), en uitsluitend in dat geval, mag een beroep worden gedaan op enkelvoudige voeders of mengvoeders om het dieet aan te vullen, voornamelijk in het begin en aan het einde van de dracht of bij het hoogtepunt van de lactatie. Voor het gebruik van dat voer is de toelating van de producentengroepering vereist en de certificatie-instantie controleert de hoeveelheid en de kwaliteit ervan.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle fasen van de productie van „Queijo Serra da Estrela” moeten plaatsvinden in het in punt 4 omschreven afgebakende geografische gebied, vanaf de geboorte van de dieren tot de verpakking van de kaas in om het even welke verpakkingsvorm. De redenen daarvoor zijn de volgende: de genetische en territoriale afkomst van de dieren moet gecertificeerd zijn, hun voeding moet voldoen aan strenge kwantiteits- en kwaliteitsregels, de omgeving is bepalend voor de vereiste kenmerken van de melk en de kaas, alle fasen moeten worden opgevolgd, zowel met het oog op de traceerbaarheid van de producten als op de organoleptische eigenschappen van het eindproduct, en de fabricatie- en rijpingsfasen van de kaas zijn gevoelige bewerkingen, zowel wat betreft de traceerbaarheid als de authenticiteit, de hygiëne en de zintuiglijke kenmerken van het eindproduct.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

Aangezien „Queijo Serra da Estrela” een levend product is en zich zelfs na de bewerkingen van bewaren, snijden en verpakking ontwikkelt, kunnen al deze bewerkingen slechts plaatsvinden in de regio van oorsprong, gezien de noodzaak:

de echtheid en de fysische, chemische en organoleptische kenmerken te garanderen die bepalend zijn voor de bijzondere kwaliteit van deze kazen — elementen die alleen de producenten die in het gebied wonen en deze producten regelmatig consumeren, kunnen herkennen;

de kwaliteitskenmerken van elke kaas apart te beoordelen, voordat de kaas wordt onderworpen aan de genoemde bewerkingen;

ervoor te zorgen dat de kaas, ook gesneden, de kenmerkende smeuïgheid biedt. Bepalend daarvoor is de keuze van kazen die de juiste graad van rijping hebben op het moment van het uitvoeren van de bewerking;

ervoor te zorgen dat in het geval van de „velho”-kaas, de plakken de juiste consistentie hebben en niet verbrokkelen. Daarom is het van belang om tijdens de rijpingsfase, op het ogenblik dat het wenselijk is de kaas te snijden, de kazen te kiezen die op dat moment de juiste smaakkenmerken en consistentie hebben;

te garanderen dat de eeuwenoude reputatie van het product behouden blijft, dat de benaming niet wordt misbruikt en dat de consument niet wordt misleid;

te garanderen dat de hygiënevoorschriften voor het product in de loop van de tijd en gedurende de diverse bewerkingen steeds worden nageleefd;

te zorgen dat de bewerkingen naar behoren worden gecontroleerd, in overeenstemming met de voorschriften;

te garanderen dat het verband tussen elke eenheid of portie, de productie-inrichtingen en de landbouwbedrijven te traceren is, zodat de geografische oorsprong van het product verzekerd is.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Naast de algemeen wettelijk verplichte vermeldingen, is het verplicht

te vermelden „QUEIJO SERRA DA ESTRELA — Denominação de Origem Protegida” (Queijo Serra da Estrela — Beschermde oorsprongsbenaming), desgevallend vergezeld van „VELHO” voor kazen die meer dan 120 dagen hebben gerijpt;

het certificatiemerk aan te brengen, bestaande uit de naam van het product, de naam van de controle- en certificatie-instantie en een serienummer waarmee het product traceerbaar is.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het geografische gebied is beperkt tot de gemeenten Carregal do Sal, Celorico da Beira, Fornos de Algodres, Gouveia, Mangualde, Manteigas, Nelas, Oliveira do Hospital, Penalva do Castelo en Seia, en de gemeentedistricten („freguesias”) Carapito, Cortiçada, Dornelas, Eirado, Forninhos, Penaverde en Valverde, de gemeente Aguiar da Beira, de freguesias Anceriz, Barril do Alva, Cerdeira, Coja, Pomares en Vila Cova do Alva, de gemeente Arganil, de freguesias Aldeia de Carvalho, Cortes do Meio, Erada, Paul, Sarzedo, Unhais da Serra en Verdelhos, de gemeente Covilhã, de freguesias Aldeia Viçosa, Cavadoude, Corujeira, Fala, Famalicão, Fernão Joanes, Maçainhas de Baixo, Mizarela, Pero Soares, Porto da Carne, São Vicente, Sé Seixo Amarelo, Trinta, Vale de Estrelas, Valhelhas, Videmonte, Vila Cortez do Mondego en Vila Soeiro, de gemeente Guarda, de freguesias Midões, Póvoa de Midões en Vila Nova de Oliveirinha, de gemeente Tábua, de freguesias Canas de Santa Maria, Ferreirós do Dão, Lobão da Beira, Molelos, Mosteiro de Fráguas, Nandufe, Parada de Gonta, Sabugosa, São Miguel do Outeiro, Tonda en Tondela, de gemeente Tondela, de freguesias Aldeia Nova, Carnicães, Feital, Fiães, Freches, Santa Maria, São Pedro, Tamanho, Torres, Vila Franca das Naves en Vilares, de gemeente Trancoso en de freguesias Fragosela, Loureiro de Silgueiros, Povolide en São João de Lourosa, de gemeente Viseu.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

De hele regio van de grote hoogvlakte van Beira, met agroklimatologische omstandigheden die aanleiding geven tot koude, regenachtige en lange winters, soms met sneeuw, en droge, warme zomers.

Naast de reeds genoemde bomenlaag is in deze regio ook een laag struiken en grasachtige gewassen aanwezig, die de basis vormt voor het voedsel van de grazende dieren. In deze laatste laag vallen vooral de struiken op [erica, ulex (steekbrem), cytisus (brem) en genistas (wilde brem of genistas purgans)]. De natuurlijke weilanden bestaan uit wilde, meerjarige grassoorten en de aangelegde weilanden hoofdzakelijk uit witte klaver en ondergrondse klaver. Op het gebied van bloemen zijn het vooral de zuurminnende soorten die overheersen. Het gaat voornamelijk om grasachtigen en peuldragers die bestand zijn tegen de koude en die gedijen in zure, weinig vruchtbare gronden. De gewassen die het meest worden geteeld als voeder zijn haver, rogge, maïs, voedersorghum en moerasgras of eenjarig raaigras.

Dit gebied is de bakermat van de twee enige rassen die worden gebruikt bij de productie van de kaas, de „Bordaleira Serra da Estrela” en de „Churra Mondegueira”. Reeds eeuwenlang benutten de dieren de schrale graslanden in deze streek ten volle.

5.2.   Specificiteit van het product

De „Queijo Serra da Estrela”, die het resultaat is van de kennis van de producenten, wordt uitsluitend vervaardigd op basis van rauwe melk, waarbij de kardoen als natuurlijke coagulant wordt gebruikt.

Door de omschreven omstandigheden vertoont de „Queijo Serra da Estrela” duidelijk onderscheiden kenmerken. Deze kaas ziet eruit als een afgeplatte cilinder, heeft een regelmatige vorm, met een kleine zijdelingse bolling en een kleine bolling aan de bovenzijde, zonder duidelijke rand, en heeft een effen en halfzachte korst en een gesloten, middelmatig soepele textuur, die kan vervormen bij het snijden. Deze witte of licht gelige kaas is goed gebonden, romig en smeuïg, eventueel met enkele gaten. De smaak is mild, zuiver en licht zurig. In de loop van het rijpingsproces versterken deze eigenschappen op natuurlijke wijze, waardoor de „Queijo Serra da Estrela” Velho ontstaat, met de volgende kenmerken: effen tot licht oneffen korst, harde tot zeer harde consistentie, gesloten textuur of met enkele gaten, licht broze en droge, smeuïge massa, donkergele tot oranjeachtige kleur die dieper wordt vanuit de rand naar het midden, en een aangename, blijvende, zuivere smaak, sterk tot minder sterk en licht pikant/gezouten.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

De bodem- en klimaatomstandigheden in het gebied van Serra da Estrela hebben geleid tot de ontwikkeling van land- en bosbouwactiviteiten, en dan in hoofdzaak het fokken van schapen van de plaatselijke rassen „Bordaleira Serra da Estrela” en „Churra Mondegueira”. De melk van deze schapen wordt gebruikt voor de vervaardiging van de befaamde kazen en roomkazen (requeijão) van Serra da Estrela, met hun typische kleur, aroma, smaak en textuur.

De regio en de kaas die er wordt geproduceerd, zijn al genoemd in teksten geschreven door Romeinse auteurs. Ook wordt de kaas geciteerd in theaterstukken uit de zestiende eeuw en als voorkeursvoeding op de schepen van de ontdekkingsreizigers.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

http://www.dgadr.pt/images/docs/val/dop_igp_etg/Valor/CE_QueijoSE_Versao_Comissao.pdf


(1)  Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen.


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 563/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2013

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Arroz del Delta del Ebro/Arròs del Delta de l’Ebre (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de door Spanje ingediende aanvraag onderzocht tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Arroz del Delta del Ebro”/„Arròs del Delta de l’Ebre”, die bij Verordening (EG) nr. 1059/2008 van de Commissie (3) is geregistreerd.

(3)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van die verordening heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 283 van 28.10.2008, blz. 34.

(4)  PB C 278 van 14.9.2012, blz. 7.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SPANJE

Arroz del Delta del Ebro/Arròs del Delta de l’Ebre (BOB)


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 564/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2013

betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 80, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De structuur en het bedrag van de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna „het Agentschap” genoemd) verschuldigde vergoedingen en de betalingsvoorwaarden moeten worden vastgesteld.

(2)

Bij de vaststelling van de structuur en het bedrag van de vergoedingen moet rekening worden gehouden met het werk dat het Agentschap krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 moet verrichten. De vergoedingen moeten op een zodanig niveau worden vastgesteld dat de opbrengsten ervan, in combinatie met andere inkomstenbronnen van het Agentschap, toereikend zijn om de kosten van de verrichte diensten te dekken.

(3)

Uit hoofde van artikel 80, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet bij de structuur en het bedrag van de vergoedingen rekening worden gehouden met de omstandigheid of de informatie gezamenlijk dan wel afzonderlijk wordt ingediend. Als verscheidene personen een gezamenlijke aanvraag tot goedkeuring of tot verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof indienen, moet slechts één vergoeding per aanvraag in rekening worden gebracht teneinde de vergoeding af te stemmen op de feitelijke werkbelasting van het Agentschap en de gezamenlijke indiening van informatie te bevorderen.

(4)

Om rekening te houden met de specifieke behoeften van in de Unie gevestigde kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2) (hierna „kmo’s” genoemd), moeten aan dergelijke ondernemingen lagere vergoedingen in rekening worden gebracht voor de goedkeuring, verlenging van goedkeuring of opname in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van werkzame stoffen en de toelating of verlenging van toelating van biociden. Bij de bepaling van deze korting moet er rekening mee worden gehouden dat kmo’s een groot aandeel in de biocidensector hebben, dat van andere ondernemingen geen buitensporige vergoedingen mogen worden verlangd en dat moet worden gewaarborgd dat de werkzaamheden van het Agentschap volledig worden gefinancierd. Om ondernemingen te ontmoedigen aanvragen in te dienen voor producten die een werkzame stof bevatten die aan een van de vervangingscriteria van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldoet, alsook voor dergelijke werkzame stoffen, moeten de kortingen niet voor dergelijke biociden of werkzame stoffen gelden.

(5)

Gezien het werk dat het Agentschap moet verrichten voor de behandeling van een beroep overeenkomstig artikel 77 van Verordening (EU) nr. 528/2012, is het passend overeenkomstig artikel 77, lid 1, van die verordening een vergoeding voor dergelijke beroepen in rekening te brengen. Om personen die terecht beroep instellen echter niet te straffen, is het aangewezen dergelijke vergoedingen terug te betalen ingeval het beroep gegrond blijkt.

(6)

Aangezien het Agentschap minder werk heeft aan aanvragen die voor of tijdens de validering worden verworpen, dan wel tijdens de beoordeling worden ingetrokken, is in die gevallen een gedeeltelijke terugbetaling van de vergoedingen aangewezen.

(7)

Om ondernemingen aan te moedigen aanvragen in te dienen tot goedkeuring van werkzame stoffen die geschikte alternatieven zijn voor goedgekeurde werkzame stoffen die aan een van de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 vermelde uitsluitingscriteria voldoen, is het aangewezen de vergoeding voor dergelijke aanvragen terug te betalen.

(8)

Bij de vaststelling van de vergoeding voor aanvragen tot opname van niet-zorgwekkende werkzame stoffen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 moet rekening worden gehouden met de geschatte omvang van het werk dat het Agentschap moet verrichten om dergelijke aanvragen te behandelen, alsook met het openbare belang van de toelating van producten die dergelijke stoffen bevatten.

(9)

Om ondernemingen te ontmoedigen aanvragen in te dienen tot goedkeuring of verlenging van goedkeuring van werkzame stoffen die aan een van de vervangingscriteria van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldoen, alsook tot toelating of verlenging van toelating van producten waarvoor een vergelijkende evaluatie overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 528/2012 vereist is, en om bij te dragen tot de financiering van de vrijstellingen en kortingen waarin deze verordening voorziet, is het passend voor dergelijke aanvragen een hogere vergoeding vast te stellen.

(10)

Gezien het werk dat het Agentschap moet verrichten voor de behandeling van een verzoek om een advies betreffende de indeling van een wijziging overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 354/2013 van de Commissie van 18 april 2013 betreffende wijzigingen in overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad toegelaten biociden (3), is het passend een vergoeding voor dergelijke verzoeken in rekening te brengen. Om echter zo veel mogelijk te voorkomen dat aanvragers die terecht verzoeken een wijziging als een kleine of administratieve wijziging in te delen worden gestraft, is het passend korting op de vergoeding voor de daaropvolgende wijzigingsaanvraag te verlenen indien het verzoek leidt tot een aanbeveling om de wijziging als een administratieve of kleine wijziging in te delen.

(11)

Gezien het werk dat het Agentschap moet verrichten voor de behandeling van indieningen voor opname in de lijst van relevante personen als bedoeld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 528/2012, is het passend een vergoeding voor dergelijke indieningen in rekening te brengen. De hoeveelheid werk die een dergelijke indiening oplevert, hangt sterk af van de vraag of de relevante persoon een verklaring van toegang dan wel een nieuw dossier indient; in het laatste geval moet het Agentschap namelijk controleren of het dossier beantwoordt aan bijlage II bij Verordening (EU) nr. 528/2012 dan wel, indien van toepassing, aan bijlage IIA bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (4). De vergoeding moet rekening houden met dit verschil.

(12)

Gezien het werk dat het Agentschap moet verrichten voor de behandeling van een verzoek om vertrouwelijke behandeling overeenkomstig artikel 66, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012, is het passend een vergoeding voor dergelijke verzoeken in rekening te brengen.

(13)

Aangezien overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), artikel 17 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6) en artikel 17 van de financiële regeling van het Europees Agentschap voor chemische stoffen van 24 september 2008 (7) de begroting van het Agentschap in euro wordt opgesteld, uitgevoerd en onderworpen aan rekening en verantwoording, is het passend uitsluitend vergoedingen in euro in rekening te brengen.

(14)

Uit hoofde van artikel 80, lid 3, onder f), van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet bij de vaststelling van de termijnen voor de betaling van vergoedingen naar behoren rekening worden gehouden met de termijnen van de procedures van die verordening.

(15)

De in deze verordening vastgestelde vergoedingen moeten met passende tussenpozen worden aangepast aan de inflatie en aan de feitelijke kosten van de door het Agentschap verleende diensten. Bij die herzieningen moet rekening worden gehouden met de ervaring die het Agentschap opdoet met de behandeling van aanvragen uit hoofde van de verordening en de efficiëntiewinst die daardoor wordt geboekt.

(16)

Het in artikel 82, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 bedoelde Permanent Comité voor biociden heeft geen advies uitgebracht over de in deze verordening vervatte maatregelen. Aangezien een uitvoeringshandeling noodzakelijk werd geacht, heeft de voorzitter de ontwerphandeling ter verdere bespreking aan het comité van beroep voorgelegd. Het comité van beroep heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

VERGOEDINGEN

Artikel 1

Vergoeding voor werk in verband met werkzame stoffen

Het Agentschap brengt de in tabel 1 van bijlage I vermelde vergoedingen in rekening voor werkzaamheden die krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 moeten worden verricht in verband met de goedkeuring en de verlenging van goedkeuring van werkzame stoffen, alsook de opname daarvan in bijlage I bij die verordening.

Artikel 2

Vergoedingen voor werk in verband met toelatingen van de Unie voor biociden

Het Agentschap brengt de in tabel 1 van bijlage II vermelde vergoedingen in rekening voor werkzaamheden die krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 moeten worden verricht in verband met de toelating van de Unie voor biociden.

Artikel 3

Andere vergoedingen

1.   Het Agentschap brengt de in bijlage III vermelde vergoedingen in rekening voor werkzaamheden die krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 moeten worden verricht in verband met de vaststelling van technische gelijkwaardigheid, aanvragen voor wederzijdse erkenning, verzoeken om opname in de lijst van relevante personen en verzoeken om vertrouwelijke behandeling van bij het Agentschap ingediende informatie.

2.   Het Agentschap brengt de in bijlage III vermelde vergoedingen in rekening voor elke biocide of biocidefamilie die door de Unie wordt toegelaten. De jaarlijkse vergoeding is verschuldigd één jaar na de datum waarop de vergunning van kracht wordt, en vervolgens telkens een jaar later. De vergoeding heeft betrekking op het voorgaande jaar.

Artikel 4

Vergoedingen voor beroepen tegen een besluit van het Agentschap overeenkomstig artikel 77 van Verordening (EU) nr. 528/2012

1.   Het Agentschap brengt de in bijlage III vermelde vergoeding in rekening voor elk beroep tegen een besluit van het Agentschap overeenkomstig artikel 77 van Verordening (EU) nr. 528/2012.

2.   Een beroep wordt pas geacht door de kamer van beroep te zijn ontvangen, wanneer het Agentschap de desbetreffende vergoeding heeft ontvangen.

3.   Wanneer de kamer van beroep het beroep niet-ontvankelijk acht, wordt de vergoeding niet terugbetaald.

4.   Het Agentschap betaalt de overeenkomstig lid 1 in rekening gebrachte vergoeding terug indien de uitvoerend directeur van het Agentschap een besluit herziet overeenkomstig artikel 93, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (8) of indien de insteller van het beroep in het gelijk wordt gesteld.

Artikel 5

Terugbetalingsmogelijkheid voor alternatieven voor goedgekeurde werkzame stoffen die aan een van de uitsluitingscriteria voldoen

1.   Als een aanvrager bij het Agentschap een aanvraag tot goedkeuring indient voor een werkzame stof die een geschikt alternatief in de zin van artikel 5, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 kan zijn voor een goedgekeurde werkzame stof die aan een van de uitsluitingscriteria overeenkomstig artikel 5, lid 1, van die verordening voldoet, kan hij verzoeken om terugbetaling van de aan het Agentschap verschuldigde vergoeding.

2.   Na ontvangst van het advies van het Agentschap overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012, waarin ook een aanbeveling moet zijn opgenomen over de vraag of de werkzame stof een geschikt alternatief in de zin van artikel 5, lid 2, tweede alinea, van die verordening is, neemt de Commissie een besluit over het verzoek.

3.   Als de Commissie besluit dat de werkzame stof een geschikt alternatief is, stelt het Agentschap de aanvrager daarvan in kennis en betaalt het de in lid 1 bedoelde vergoeding volledig terug.

HOOFDSTUK II

STEUN VOOR KMO’s

Artikel 6

Erkenning van de kmo-status

1.   Alvorens bij het Agentschap een aanvraag tot goedkeuring, verlenging of opname in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 voor een werkzame stof in te dienen dan wel een aanvraag voor een toelating van de Unie voor een biocide of biocidefamilie, overeenkomstig respectievelijk artikel 7, lid 1, artikel 13, lid 1, artikel 28, lid 4, artikel 43, lid 1, en artikel 45, lid 1, van die verordening, waarin aanspraak wordt gemaakt op kmo-korting, dient de aspirant-aanvrager de relevante bewijsstukken bij het Agentschap in waaruit blijkt dat hij recht op die korting heeft op grond van de kmo-status in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG.

2.   In het geval van een aanvraag tot toelating, verlenging of opname in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van een werkzame stof wordt dit bepaald voor de fabrikant van de werkzame stof die door de aspirant-aanvrager wordt vertegenwoordigd. In het geval van een aanvraag tot toelating of verlenging van toelating voor een biocide wordt dit bepaald voor de beoogde vergunninghouder.

3.   Het Agentschap publiceert een lijst van de relevante bewijsstukken die overeenkomstig lid 1 moeten worden ingediend.

4.   Binnen 45 dagen na ontvangst van alle relevante bewijsstukken als bedoeld in lid 1, besluit het Agentschap welke kmo-status eventueel wordt erkend.

5.   De erkenning van de kmo-status van een onderneming blijft gedurende twee jaar geldig voor aanvragen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 528/2012.

6.   Tegen een besluit van het Agentschap krachtens lid 4 kan overeenkomstig artikel 77 van Verordening (EU) nr. 528/2012 beroep worden ingesteld.

Artikel 7

Korting op vergoedingen

1.   In de Unie gevestigde kmo’s krijgen de in tabel 2 van bijlage I en tabel 2 van bijlage II vermelde korting op de vergoedingen die zij aan het Agentschap verschuldigd zijn.

2.   In het geval van aanvragen tot goedkeuring, verlenging van goedkeuring of opname in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 voor werkzame stoffen wordt alleen korting gegeven als de werkzame stof niet in aanmerking komt om te worden vervangen.

3.   In het geval van aanvragen tot toelating of verlenging van toelating voor biociden wordt alleen korting gegeven als het product geen werkzame stof bevat die in aanmerking komt om te worden vervangen.

HOOFDSTUK III

BETALINGEN

Artikel 8

Wijze van betaling

1.   De in deze verordening vastgestelde vergoedingen worden in euro betaald.

2.   De betalingen worden pas verricht nadat het Agentschap een factuur heeft verstrekt.

3.   In afwijking van lid 2 worden betalingen die krachtens artikel 4 verschuldigd zijn, verricht op het moment waarop beroep wordt ingesteld.

4.   Betaling vindt plaats door overschrijving naar de bankrekening van het Agentschap.

Artikel 9

Identificatie van de betaling

1.   Bij elke betaling, met uitzondering van de in artikel 8, lid 3, bedoelde betalingen, wordt als betalingskenmerk het factuurnummer vermeld.

2.   Bij de in artikel 8, lid 3, bedoelde betalingen wordt als betalingskenmerk de identiteit van de indiener(s) van het beroep vermeld en, indien beschikbaar, het nummer van het besluit waartegen beroep wordt ingesteld.

3.   Indien niet kan worden vastgesteld waarvoor de betaling is gedaan, stelt het Agentschap een termijn vast waarbinnen de betaler schriftelijk moet meedelen wat het doel van de betaling is. Indien binnen die termijn niet aan het Agentschap wordt meegedeeld waartoe de betaling dient, wordt de betaling als ongeldig beschouwd en wordt het betrokken bedrag aan de betaler terugbetaald.

Artikel 10

Betaaldatum

1.   De vergoedingen worden betaald binnen 30 dagen nadat het Agentschap de factuur heeft verzonden, tenzij een andere termijn is aangegeven.

2.   De datum waarop het volledige bedrag van de betaling op een bankrekening van het Agentschap is bijgeschreven, wordt geacht de datum te zijn waarop de betaling is gedaan.

3.   De betaling wordt geacht tijdig te zijn gedaan als voldoende bewijsstukken worden overgelegd waaruit blijkt dat de betaler binnen de desbetreffende termijn opdracht tot overschrijving naar de op de factuur vermelde bankrekening heeft gegeven. Een bevestiging van de opdracht tot overschrijving, afgegeven door een financiële instelling, wordt als voldoende bewijs beschouwd.

Artikel 11

Onvoldoende betaling

1.   Een betalingstermijn wordt pas geacht te zijn nageleefd als het volledige bedrag van de vergoeding tijdig is voldaan.

2.   Indien een factuur betrekking heeft op een groep transacties, kan het Agentschap indien te weinig betaald is, het betaalde bedrag aan een of meer van die transacties toewijzen. De criteria voor het toewijzen van betalingen worden door de raad van bestuur van het Agentschap vastgesteld.

Artikel 12

Terugbetaling van te veel betaalde bedragen

1.   De regels voor de terugbetaling aan de betaler van te veel betaalde bedragen voor vergoedingen worden vastgesteld door de uitvoerend directeur van het Agentschap en op de website van het Agentschap bekendgemaakt.

Indien echter het te veel betaalde bedrag minder dan 200 EUR bedraagt en de betrokkene niet uitdrukkelijk om terugbetaling heeft verzocht, wordt het te veel betaalde bedrag niet terugbetaald.

2.   Te veel betaalde bedragen die niet zijn terugbetaald, kunnen niet dienen voor toekomstige betalingen aan het Agentschap.

Artikel 13

Terugbetaling van bedragen voor aanvragen die voor of tijdens de validering worden verworpen dan wel tijdens de beoordeling worden ingetrokken

1.   Het Agentschap betaalt 90 % van de geïnde vergoeding terug wanneer een aanvraag tot goedkeuring van een werkzame stof of een aanvraag tot toelating van een biocide, ingediend overeenkomstig respectievelijk artikel 7, lid 1, en artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012, of een aanvraag voor een kleine of grote wijziging van een product, voor of tijdens de valideringsfase wordt verworpen.

2.   Het Agentschap betaalt 75 % van de geïnde vergoeding terug wanneer een aanvraag tot goedkeuring van een werkzame stof of een aanvraag tot toelating van een biocide, ingediend overeenkomstig artikel 7, lid 1, respectievelijk artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012, of een aanvraag voor een kleine of grote wijziging van een product, wordt ingetrokken voordat de beoordelende bevoegde autoriteit haar evaluatierapport bij het Agentschap heeft ingediend.

De geïnde vergoeding wordt niet terugbetaald indien een aanvraag wordt ingetrokken nadat de beoordelende bevoegde autoriteit haar evaluatierapport bij het Agentschap heeft ingediend.

3.   De regels voor de terugbetaling van het resterende bedrag aan de betaler worden vastgesteld door de uitvoerend directeur van het Agentschap en op de website van het Agentschap bekendgemaakt.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Vergoeding van rapporteurs

Leden van het Comité voor biociden die als rapporteur optreden, worden vergoed door middel van de vergoedingen die overeenkomstig artikel 80, lid 2, betaald worden aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die als beoordelende bevoegde autoriteit optreden.

Artikel 15

Vergoedingen

1.   Het Agentschap kan, op voorwaarde dat de Commissie hierover een gunstig advies uitbrengt, bij besluit van zijn raad van bestuur vergoedingen vaststellen voor de administratieve of technische diensten die het overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 op verzoek van een partij verleent om de implementatie te vergemakkelijken. De uitvoerend directeur van het Agentschap kan besluiten geen vergoeding in rekening te brengen aan internationale organisaties of landen die het Agentschap om bijstand verzoeken.

2.   De vergoedingen worden zodanig vastgesteld dat de kosten van de door het Agentschap verleende diensten worden gedekt en mogen niet hoger zijn dan nodig is om die kosten te dekken.

3.   De vergoeding wordt betaald binnen 30 kalenderdagen nadat het Agentschap de factuur heeft verzonden.

Artikel 16

Voorlopige schatting

Bij de schatting van de totale ontvangsten en uitgaven voor het volgende financiële jaar overeenkomstig artikel 96, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 verstrekt de raad van bestuur van het Agentschap (9) een specifieke voorlopige schatting van de ontvangsten uit vergoedingen voor activiteiten waarmee het Agentschap overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 is belast, die losstaat van de ontvangsten uit de subsidie van de Unie.

Artikel 17

Aanpassing

De in deze verordening vastgestelde vergoedingen worden elk jaar door de Commissie aangepast aan het inflatiepercentage dat wordt gemeten met behulp van het Europese indexcijfer van de consumptieprijzen dat door Eurostat wordt bekendgemaakt. De eerste aanpassing vindt uiterlijk op 1 januari 2015 plaats.

De Commissie toetst deze verordening ook voortdurend aan nieuwe gegevens die van belang zijn voor de aannamen waarop de schatting van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap is gebaseerd. Uiterlijk 1 januari 2015 evalueert de Commissie deze verordening teneinde haar zo nodig te wijzigen, met name gelet op de middelen die het Agentschap nodig heeft en de middelen die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten nodig hebben voor diensten van soortgelijke aard. Bij de aanpassing wordt rekening gehouden met de effecten op kmo’s en worden zo nodig de kortingspercentages voor kmo’s aangepast.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(3)  PB L 109 van 19.4.2013, blz. 4.

(4)  PB L 123 van 24.2.1998, blz. 1.

(5)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(7)  MB/53/2008 final.

(8)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(9)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.


BIJLAGE I

Vergoedingen voor werkzame stoffen

Tabel 1

Standaardvergoedingen

Algemene beschrijving van de taak; desbetreffende bepaling van Verordening (EU) nr. 528/2012

Specifieke voorwaarde of omschrijving van de taak

Vergoeding (EUR)

Goedkeuring van een werkzame stof; artikel 7, lid 2

Vergoeding voor de eerste productsoort waarvoor de werkzame stof wordt goedgekeurd

120 000

Aanvullende vergoeding per aanvullende productsoort

40 000

Aanvullende vergoeding per productsoort (voor zowel de eerste productsoort als een eventuele aanvullende productsoort) indien de werkzame stof overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 528/2012 in aanmerking komt om te worden vervangen

20 000

Vergoeding voor de wijziging van een goedkeuring, met uitzondering van de toevoeging van een productsoort

20 000

Verlenging van een goedkeuring; artikel 13, lid 3

Vergoeding voor de eerste productsoort waarvoor de verlenging van die werkzame stof wordt gevraagd

15 000

Aanvullende vergoeding per aanvullende productsoort

1 500

Aanvullende vergoeding voor de eerste productsoort waarvoor de verlenging van die werkzame stof wordt gevraagd indien overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een volledige beoordeling noodzakelijk wordt geacht

25 000

Aanvullende vergoeding per aanvullende productsoort indien overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een volledige beoordeling noodzakelijk wordt geacht

2 500

Aanvullende vergoeding per productsoort (voor zowel de eerste productsoort als een eventuele aanvullende productsoort) indien de werkzame stof overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 528/2012 in aanmerking komt om te worden vervangen

20 000

Opname van een werkzame stof in bijlage I; artikel 28

Vergoeding voor de eerste opname van een werkzame stof in bijlage I

10 000

Vergoeding voor de wijziging van een opname van een werkzame stof in bijlage I

2 000

Kennisgeving overeenkomstig artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 1451/2007.

Vergoeding per combinatie van stof en productsoort.

De vergoeding voor de kennisgeving wordt afgetrokken van de latere aanvraag overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 528/2012.

10 000


Tabel 2

Korting op de vergoedingen voor aanvragen tot goedkeuring, verlenging van goedkeuring en opname in bijlage I van werkzame stoffen als de fabrikant van die stof een in de Unie gevestigde kmo is, behalve wanneer de werkzame stof in aanmerking komt om te worden vervangen

Soort onderneming

Korting (% van de standaardvergoeding)

Micro-onderneming

60

Kleine onderneming

40

Middelgrote onderneming

20


BIJLAGE II

Vergoedingen voor een toelating van de Unie voor biociden

Tabel 1

Standaardvergoedingen

Algemene beschrijving van de taak; desbetreffende bepaling van Verordening (EU) nr. 528/2012

Specifieke voorwaarde of omschrijving van de taak

Vergoeding (EUR)

Verlening van toelating van de Unie, één product; artikel 43, lid 2

Vergoeding per product dat niet identiek is aan een van de representatieve producten die/het representatieve product dat met het oog op de goedkeuring van de stof is/zijn beoordeeld

80 000

 

Vergoeding per product dat identiek is aan een van de representatieve producten die/het representatieve product dat met het oog op de goedkeuring van de stof is/zijn beoordeeld

40 000

 

Aanvullende vergoeding per product wanneer een vergelijkende evaluatie overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 528/2012 vereist is

40 000

 

Aanvullende vergoeding per product wanneer de verlangde toelating overeenkomstig artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voorlopig is

10 000

Verlening van toelating van de Unie, biocidefamilie; artikel 43, lid 2

Vergoeding per familie

150 000

 

Aanvullende vergoeding per familie wanneer een vergelijkende evaluatie overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 528/2012 vereist is

60 000

 

Aanvullende vergoeding per familie wanneer de verlangde toelating overeenkomstig artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voorlopig is

15 000

Kennisgeving aan het Agentschap van een aanvullend product binnen een biocidefamilie; artikel 17, lid 6

Vergoeding per aanvullend product

2 000

Toelating van de Unie voor een zelfde biocide; artikel 17, lid 7

Vergoeding per product dat een „zelfde product” is in de zin van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2013 van de Commissie van 6 mei 2013 tot vaststelling van de procedure voor de toelating van dezelfde biociden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1)

2 000

Grote wijziging van een toegelaten biocide of biocidefamilie; artikel 50, lid 2

Vergoeding per aanvraag

40 000

Kleine wijziging van een toegelaten biocide of biocidefamilie; artikel 50, lid 2

Vergoeding per aanvraag

15 000

Administratieve wijziging van een toegelaten biocide of biocidefamilie; artikel 50, lid 2

Vergoeding per kennisgeving

2 000

Aanbeveling over de indeling van een wijziging van een toegelaten biocide of biocidefamilie; artikel 50, lid 2

Vergoeding per verzoek overeenkomstig Verordening (EU) nr. 354/2013.

Als de aanbeveling luidt dat de wijziging als een administratieve of kleine wijziging moet worden ingedeeld, wordt de vergoeding voor het verzoek afgetrokken van de latere aanvraag of kennisgeving overeenkomstig Verordening (EU) nr. 354/2013.

2 000

Verlenging van toelating van de Unie, één product; artikel 45, lid 3

Vergoeding per product

5 000

 

Aanvullende vergoeding per product indien overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een volledige beoordeling noodzakelijk wordt geacht

15 000

 

Aanvullende vergoeding per product wanneer een vergelijkende evaluatie overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 528/2012 vereist is

40 000

Verlenging van toelating van de Unie, biocidefamilie; artikel 45, lid 3

Vergoeding per biocidefamilie

7 500

 

Aanvullende vergoeding per biocidefamilie indien overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een volledige beoordeling noodzakelijk wordt geacht

22 500

 

Aanvullende vergoeding per biocidefamilie wanneer een vergelijkende evaluatie overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 528/2012 vereist is

60 000


Tabel 2

Korting op de vergoedingen voor aanvragen tot verlening of verlenging van een toelating van de Unie voor biociden of biocidefamilies als de beoogde vergunninghouder een in de Unie gevestigde kmo is, behalve wanneer het product een werkzame stof bevat die in aanmerking komt om te worden vervangen

Soort onderneming

Korting (% van de standaardvergoeding)

Micro-onderneming

30

Kleine onderneming

20

Middelgrote onderneming

10


(1)  PB L 125 van 7.5.2013, blz. 4.


BIJLAGE III

Andere vergoedingen

Algemene beschrijving van de taak; desbetreffende bepaling van Verordening (EU) nr. 528/2012

Specifieke voorwaarde of omschrijving van de taak

Vergoeding (EUR)

Technische gelijkwaardigheid; artikel 54, lid 3

Vergoeding wanneer het verschil tussen de bronnen van de werkzame stof alleen bestaat in een gewijzigde productielocatie en de aanvraag uitsluitend op analytische gegevens is gebaseerd

5 000

Vergoeding wanneer het verschil tussen de bronnen van de werkzame stof verder gaat dan een gewijzigde productielocatie en de aanvraag uitsluitend op analytische gegevens is gebaseerd

20 000

Vergoeding wanneer niet aan de vorige voorwaarden wordt voldaan

40 000

Jaarlijkse vergoeding voor door de Unie toegelaten biociden; artikel 80, lid 1, onder a)

Vergoeding per toelating van de Unie voor een biocide

10 000

Vergoeding per toelating van de Unie voor een biocidefamilie

20 000

Vergoeding voor aanvragen voor wederzijdse erkenning; artikel 80, lid 1, onder a)

Vergoeding per product of biocidefamilie die bij een aanvraag voor wederzijdse erkenning betrokken is, per lidstaat waar wederzijdse erkenning wordt aangevraagd

700

Beroep; artikel 77, lid 1

Vergoeding per beroep

2 500

Indiening voor opname in de lijst van relevante personen; artikel 95

Vergoeding per indiening van een verklaring van toegang tot een dossier dat door het Agentschap of een beoordelende bevoegde autoriteit reeds volledig is bevonden

2 000

Vergoeding per indiening van een verklaring van toegang tot een deel van een dossier dat door het Agentschap of een beoordelende bevoegde autoriteit reeds volledig is bevonden, gecombineerd met aanvullende gegevens

20 000

Vergoeding per indiening van een nieuw dossier

40 000

Verzoeken die krachtens artikel 66, lid 4, bij het Agentschap worden ingediend

Vergoeding per informatieonderdeel waarvoor om vertrouwelijkheid wordt verzocht

1 000


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 565/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2013

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1731/2006, (EG) nr. 273/2008, (EG) nr. 566/2008, (EG) nr. 867/2008, (EG) nr. 606/2009 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 543/2011 en (EU) nr. 1333/2011 met betrekking tot de meldingsverplichtingen in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 491/2007

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1), en met name artikel 192, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (2) zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor de melding van informatie en documenten door de lidstaten aan de Commissie. Die regels betreffen met name de verplichting voor de lidstaten om de door de Commissie ter beschikking gestelde informatiesystemen te gebruiken, alsmede de validering van de toegangsrechten van de autoriteiten of individuen die gemachtigd zijn om meldingen te verzenden. In Verordening (EG) nr. 792/2009 zijn verder gemeenschappelijke beginselen inzake de informatiesystemen vastgesteld die de authenticiteit, de integriteit en de leesbaarheid van de documenten op langere termijn garanderen, alsmede regels inzake de bescherming van persoonsgegevens. De verplichting om die informatiesystemen te gebruiken, moet worden opgenomen in elke verordening waarbij een specifieke meldingsverplichting is vastgesteld.

(2)

De Commissie heeft een informatiesysteem voor het elektronische beheer van documenten en procedures ontwikkeld in het kader van haar eigen interne werkprocedures en haar betrekkingen met de bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid betrokken autoriteiten.

(3)

Via dat systeem kunnen meerdere verplichte meldingen worden gedaan, met name die als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie van 23 november 2006 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de uitvoerrestituties voor bepaalde rundvleesconserven (3), Verordening (EG) nr. 273/2008 van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van methoden voor de analyse en de kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten (4), Verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (5), Verordening (EG) nr. 867/2008 van de Commissie van 3 september 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad met betrekking tot de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, de activiteitenprogramma’s van deze organisaties en de financiering daarvan (6), Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie van 10 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad, wat betreft de wijncategorieën, de oenologische procedés en de daarvoor geldende beperkingen (7), en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (8).

(4)

Met het oog op een efficiënt beheer moet een aantal meldingsverplichtingen in die verordeningen hetzij worden vereenvoudigd, nader worden omschreven of worden geschrapt, rekening houdend met de opgedane ervaring.

(5)

De bij Verordening (EG) nr. 491/2007 van de Commissie van 3 mei 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1947/2005 wat betreft de verstrekking van gegevens betreffende zaaizaad (9) vastgestelde meldingsverplichtingen zijn inmiddels achterhaald aangezien de specifieke steun voor bepaalde zaaizaadsoorten is stopgezet.

(6)

Krachtens artikel 135 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moeten de gebruikelijke marktdagen op de representatieve markten worden gemeld. Aangezien met het elektronisch meldingssysteem de prijzen dagelijks kunnen worden meegedeeld, vervalt de noodzaak de gebruikelijke marktdagen te melden.

(7)

Krachtens artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1333/2011 van de Commissie (10) moet de lijst van marktdeelnemers die bananen in de handel brengen en zijn vrijgesteld van de controle op de overeenstemming met de handelsnormen, aan de Commissie worden gemeld. Deze meldingsverplichting blijkt tot dusver niet te hebben bijgedragen tot de naleving van de handelsnormen in de sector bananen. Zij moet derhalve worden geschrapt.

(8)

De Verordeningen (EG) nr. 1731/2006, (EG) nr. 273/2008, (EG) nr. 566/2008, (EG) nr. 867/2008, (EG) nr. 606/2009 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 543/2011 en (EU) nr. 1333/2011 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Verordening (EG) nr. 491/2007 moet worden ingetrokken.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1731/2006 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Aanvullende controlemaatregelen

1.   De lidstaten treffen meer gedetailleerde maatregelen voor de controle van de conservenproductie en delen deze mee aan de Commissie. Zij doen met name al het mogelijke om uit te sluiten dat de gebruikte grondstoffen of de betrokken producten door andere worden vervangen.

2.   De in lid 1 bedoelde meldingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (11).

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 273/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 19 wordt geschrapt.

2)

Het volgende artikel 19 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 19 bis

Meldingen

De in artikel 2, artikel 4, lid 1, en bijlage III, punt C, bedoelde meldingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (12).

Artikel 3

Artikel 9 van Verordening (EG) nr. 566/2008 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Meldingen

De in artikel 4, leden 1 en 3, artikel 6, lid 3, en artikel 8, leden 1 en 2, bedoelde meldingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (13).

Artikel 4

In artikel 18 van Verordening (EG) nr. 867/2008 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   De in dit artikel bedoelde meldingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (14).

Artikel 5

Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 4 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

„5.   De in lid 1, onder c), en in de leden 3 en 4 bedoelde gegevens of documenten worden aan de Commissie gemeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (15).

2)

Punt 2 van aanhangsel 3 van bijlage I A wordt vervangen door:

„2.

Als Griekenland voornemens is de in punt 1, onder b), genoemde voorschriften te wijzigen, meldt het dat aan de Commissie. Deze melding wordt gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009. Wanneer de Commissie niet binnen twee maanden na deze mededeling reageert, mag Griekenland de geplande wijzigingen invoeren.”.

3)

In punt 3 van bijlage I B, deel A, wordt de tweede zin vervangen door:

„De lidstaten melden van tevoren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 aan de Commissie alle nodige technische gegevens over de betrokken wijnen, met inbegrip van de productspecificaties en de per jaar geproduceerde hoeveelheden.”.

4)

In punt 3 van bijlage I C wordt de tweede alinea vervangen door:

„De lidstaten melden deze afwijkingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 aan de Commissie. De Commissie stelt vervolgens de andere lidstaten daarvan in kennis.”.

Artikel 6

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 134, lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

de representatieve gemiddelde prijzen van de uit derde landen ingevoerde producten die op de in bijlage XVII vermelde representatieve invoermarkten zijn verhandeld, en de significante prijzen die op andere markten voor omvangrijke hoeveelheden ingevoerde producten zijn geconstateerd, of, indien noteringen voor de representatieve markten ontbreken, de op andere markten geconstateerde significante prijzen van ingevoerde producten, en”.

2)

Artikel 135 wordt geschrapt.

3)

Artikel 146, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   De in artikel 9, lid 2, artikel 18, leden 3 en 4, de artikelen 97 en 128, artikel 129, lid 1, de artikelen 130 en 131 en het onderhavige artikel bedoelde meldingen, alsmede het in artikel 92, lid 1, bedoelde verzoek worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009.”.

4)

De titel van bijlage XVII wordt vervangen door: „In artikel 134, lid 1, onder a), bedoelde representatieve markten”.

Artikel 7

In artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1333/2011 wordt de tweede alinea van lid 3 geschrapt.

Artikel 8

Verordening (EG) nr. 491/2007 wordt ingetrokken.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.

(3)  PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12.

(4)  PB L 88 van 29.3.2008, blz. 1.

(5)  PB L 160 van 19.6.2008, blz. 22.

(6)  PB L 237 van 4.9.2008, blz. 5.

(7)  PB L 193 van 24.7.2009, blz. 1.

(8)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.

(9)  PB L 116 van 4.5.2007, blz. 3.

(10)  PB L 336 van 20.12.2011, blz. 23.

(11)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.”.

(12)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.”.

(13)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.”.

(14)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.”.

(15)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.”.


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/29


VERORDENING (EU) Nr. 566/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2013

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1), en met name op artikel 74, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 44/2001 is een lijst opgenomen met nationale bevoegdheidsregels bedoeld in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2, van deze verordening.

(2)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 44/2001 is herhaaldelijk gewijzigd, laatstelijk bij Verordening (EU) nr. 156/2012 van de Commissie (2), teneinde de nationale bevoegdheidsregels bij te werken.

(3)

Polen heeft de Commissie in kennis gesteld van aanvullende wijzigingen van de in bijlage I opgenomen lijst.

(4)

Volgens artikel 2 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (3) is deze verordening uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen de Europese Unie en Denemarken.

(5)

Verordening (EG) nr. 44/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 44/2001 worden de gegevens voor Polen vervangen door:

“—

in Polen: Artikel 1103, lid 4 en artikel 1110 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Kodeksu postępowania cywilnego), voor zover daarin de rechterlijke bevoegdheid uitsluitend op grond van een van de volgende omstandigheden wordt vastgesteld: de verzoeker is een Poolse burger of heeft zijn gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in Polen.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

(2)  PB L 50 van 23.2.2012, blz. 3.

(3)  PB L 299 van 16.11.2005, blz. 62.


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 567/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2013

tot rectificatie van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 33, leden 2 en 3, en artikel 38, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie (2) bevat een lijst van derde landen waarvan het productiesysteem en de controlemaatregelen voor de biologische productie van landbouwproducten als gelijkwaardig met die in Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn erkend. Het internetadres van een aantal controleorganen van bepaalde derde landen die in die bijlage, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 508/2012 van de Commissie (3), zijn opgenomen, klopt niet of niet meer.

(2)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 bevat de lijst van de controleorganen en controlerende autoriteiten die bevoegd zijn om in derde landen voor gelijkwaardigheidsdoeleinden controles uit te voeren en certificaten af te geven. De op een aantal derde landen betrekking hebbende aanduidingen van productcategorieën die in die bijlage, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 508/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 125/2013 van de Commissie (4), bij een aantal controleorganen of controlerende autoriteiten zijn opgenomen, bevatten fouten.

(3)

Bovendien klopt het in de bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 vermelde internetadres van een bepaald controleorgaan niet.

(4)

De bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd.

(5)

Omwille van de rechtszekerheid dienen de gerectificeerde bepalingen betreffende AGRECO R.F. GÖDERZ GmbH van toepassing te zijn met ingang van de datum van toepassing van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 508/2012 en dienen de gerectificeerde bepalingen betreffende IMO-Control Sertifikasyon Tic. Ltd Ști en Organización Internacional Agropecuaria van toepassing te zijn met ingang van de datum van toepassing van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 125/2013.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gerectificeerd:

1)

Bijlage III wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening;

2)

Bijlage IV wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Evenwel is punt 1 van bijlage II van toepassing met ingang van 1 juli 2012 en zijn de punten 3 en 4 van bijlage II van toepassing met ingang van 1 april 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25.

(3)  PB L 162 van 21.6.2012, blz. 1.

(4)  PB L 43 van 14.2.2013, blz. 1.


BIJLAGE I

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gerectificeerd:

1)

In punt 5 van de tekst over „Canada” worden de gegevens inzake CA-ORG-002 vervangen door:

„CA-ORG-002

British Columbia Association for Regenerative Agriculture (BCARA)

www.certifiedorganic.bc.ca”

2)

In de tekst over „Costa Rica” wordt punt 4 vervangen door:

„4.

Bevoegde autoriteit: Servicio Fitosanitario del Estado, Ministerio de Agricultura y Ganadería, www.sfe.go.cr”.

3)

De tekst over „India” wordt als volgt gerectificeerd:

a)

punt 4 wordt vervangen door:

„4.

Bevoegde autoriteit: Agricultural and Processed Food Export Development Authority APEDA, http://www.apeda.gov.in/apedawebsite/index.asp”;

b)

in punt 5 worden de gegevens inzake IN-ORG-009, IN-ORG-011, IN-ORG-016, IN-ORG-019 en IN-ORG-021 vervangen door:

„IN-ORG-009

ISCOP (Indian Society for Certification of Organic products)

www.iscoporganiccertification.org

IN-ORG-011

Natural Organic Certification Agro Pvt. Ltd (NOCA Pvt. Ltd)

www.nocaagro.com

IN-ORG-016

Rajasthan Organic Certification Agency (ROCA)

www.krishi.rajasthan.gov.in

IN-ORG-019

TUV India Pvt. Ltd

www.tuvindia.co.in

IN-ORG-021

Madhya Pradesh State Organic Certification Agency (MPSOCA)

www.mpkrishi.org”

4)

In punt 5 van de tekst over „Japan” worden de gegevens inzake JP-BIO-005 vervangen door:

„JP-BIO-005

Japan Organic & Natural Foods Association

http://jona-japan.org/english/”

5)

In punt 5 van de tekst over „Canada” worden de gegevens inzake TN-BIO-004 vervangen door:

„TN-BIO-004

Lacon

www.lacon-institut.com”

6)

In punt 5 van de tekst over de „Verenigde Staten” worden de gegevens inzake US-ORG-005, US-ORG-023, US-ORG-028 en US-ORG-055 vervangen door:

„US-ORG-005

BioAgriCert

http://www.bioagricert.org/english

US-ORG-023

Maryland Department of Agriculture

http://mda.maryland.gov/foodfeedquality/Pages/certified_md_organic_farms.aspx

US-ORG-028

Montana Department of Agriculture

http://agr.mt.gov/agr/Producer/Organic/Info/index.html

US-ORG-055

Texas Department of Agriculture

http://www.texasagriculture.gov/regulatoryprograms/organics.aspx”


BIJLAGE II

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gerectificeerd:

1)

In punt 3 van de tekst over „AGRECO R.F. GÖDERZ GmbH” worden de gegevens inzake Ghana vervangen door:

„Ghana

GH-BIO-151

x

x

—”

2)

In de tekst over „Bioagricert S.r.l.” wordt punt 2 vervangen door:

„2.

Internetadres: http://www.bioagricert.org/english/”.

3)

In de tekst over „IMO-Control Sertifikasyon Tic. Ltd Ști” wordt punt 3 vervangen door:

„3.

Betrokken derde landen, codenummers en productcategorieën:

Derde land

Codenummer

Productcategorie

 

 

A

B

C

D

E

F

Turkije

TR-BIO-158

x

x

—”

4)

In punt 3 van de tekst over „Organización Internacional Agropecuaria” worden de gegevens inzake Argentinië vervangen door:

„Argentinië

AR-BIO-110

x

—”


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/33


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 568/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2013

tot goedkeuring van de werkzame stof thymol, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen waarvoor vóór 14 juni 2011 een besluit is genomen overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die richtlijn. Voor thymol is bij Uitvoeringsbesluit 2011/266/EU van de Commissie (3) aan de voorwaarden van artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldaan.

(2)

Het Verenigd Koninkrijk heeft overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG op 7 maart 2008 van Eden Research PLC een aanvraag ontvangen om de werkzame stof thymol in bijlage I bij die richtlijn op te nemen. Bij Uitvoeringsbesluit 2011/266/EU is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel geacht wordt aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG te voldoen.

(3)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De aangewezen lidstaat-rapporteur heeft op 30 juni 2011 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend.

(4)

Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onderzocht. De EFSA heeft haar conclusie over het onderzoek van de risicobeoordeling van de werkzame stof thymol als bestrijdingsmiddel (4) op 15 oktober 2012 aan de Commissie voorgelegd. Het ontwerpbeoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en het ontwerpbeoordelingsverslag is op 17 mei 2013 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor thymol.

(5)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die thymol bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassing waarvoor zij zijn onderzocht en die is opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet thymol worden goedgekeurd.

(6)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden gevraagd.

(7)

Er moet een redelijke termijn worden vastgesteld voordat goedkeuring wordt verleend, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(8)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten moet een periode van zes maanden na de goedkeuring worden toegestaan om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die thymol bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van de bijwerking van het volledige dossier conform bijlage III, als vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen.

(9)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen, wat de toegang tot gegevens betreft, tot problemen kan leiden. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen geen nieuwe verplichtingen op.

(10)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad, wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (6), dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De werkzame stof thymol, als gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   Indien nodig moeten de lidstaten de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die thymol als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 31 mei 2014 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij deze verordening is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in de kolom betreffende de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, overeenkomstig de uniforme beginselen, als bedoeld in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat thymol bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 30 november 2013 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als thymol de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 mei 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast thymol nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 mei 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 114 van 4.5.2011, blz. 3.

(4)  EFSA Journal (2012) 10(11):2916. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(5)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(6)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Thymol

CAS-nr.: 89-83-8

CIPAC-nr.: 969

5-methyl-2-propaan-2-ylfenol

≥ 990 g/kg

1 december 2013

30 november 2023

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over thymol, met name de aanhangsels I en II, dat op 17 mei 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van de toedieners, werknemers, omstanders en bewoners, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de gebruiksvoorwaarden indien nodig de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

het risico voor in het water levende organismen;

het risico voor vogels en zoogdieren.

De gebruiksvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen wat betreft:

a)

gegevens waarbij de blootstelling aan natuurlijke achtergrondniveaus van thymol wordt vergeleken met de blootstelling door het gebruik van thymol als gewasbeschermingsmiddel. Die gegevens moeten betrekking hebben op blootstelling van de mens, alsook van vogels, zoogdieren en in het water levende organismen;

b)

langetermijn- en voortplantingstoxiciteit, in de vorm van een volledig verslag (in het Engels) over de gecombineerde test van de toxiciteit bij herhaalde orale toediening en van de voortplantingstoxiciteit van thymol;

c)

de blootstelling van het grondwater.

De aanvrager moet die informatie uiterlijk op 30 november 2015 indienen bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„47

Thymol

CAS-nr.:

89-83-8

CIPAC-nr.:

969

5-methyl-2-propaan-2-ylfenol

≥ 990 g/kg

1 december 2013

30 november 2023

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over thymol, met name de aanhangsels I en II, dat op 17 mei 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van de toedieners, werknemers, omstanders en bewoners, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de gebruiksvoorwaarden indien nodig de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

het risico voor in het water levende organismen;

het risico voor vogels en zoogdieren.

De gebruiksvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen wat betreft:

a)

gegevens waarbij de blootstelling aan natuurlijke achtergrondniveaus van thymol wordt vergeleken met de blootstelling door het gebruik van thymol als gewasbeschermingsmiddel. Die gegevens moeten betrekking hebben op blootstelling van de mens, alsook van vogels, zoogdieren en in het water levende organismen;

b)

langetermijn- en voortplantingstoxiciteit, in de vorm van een volledig verslag (in het Engels) over de gecombineerde test van de toxiciteit bij herhaalde orale toediening en van de voortplantingstoxiciteit van thymol;

c)

de blootstelling van het grondwater.

De aanvrager moet die informatie uiterlijk op 30 november 2015 indienen bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA.”.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/37


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 569/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

56,9

TR

74,3

ZZ

65,6

0707 00 05

MK

27,2

TR

139,4

ZZ

83,3

0709 93 10

TR

141,1

ZZ

141,1

0805 50 10

AR

100,0

TR

102,5

ZA

110,2

ZZ

104,2

0808 10 80

AR

170,8

BR

97,0

CL

134,6

CN

95,8

NZ

141,7

US

145,5

UY

165,4

ZA

108,2

ZZ

132,4

0809 10 00

IL

342,4

TR

236,5

ZZ

289,5

0809 29 00

TR

382,4

US

660,1

ZZ

521,3

0809 30

IL

214,0

MA

207,9

TR

174,9

ZZ

198,9

0809 40 05

CL

149,1

IL

308,9

ZA

117,4

ZZ

191,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/39


UITVOERINGSBESLUIT 2013/293/GBVB VAN DE RAAD

van 18 juni 2013

tot uitvoering van Besluit 2012/285/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien Besluit 2012/285/GBVB van de Raad van 31 mei 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen (1), en met name artikel 3, lid 1, en artikel 5, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 31 mei 2012 Besluit 2012/285/GBVB vastgesteld.

(2)

De Raad heeft een volledige evaluatie uitgevoerd van de in de bijlagen II en III bij Besluit 2012/285/GBVB vervatte lijsten van personen op wie artikel 1, lid 1, onder b), en artikel 2, leden 1 en 2, van dat besluit van toepassing zijn. De Raad heeft geconcludeerd dat de in dat besluit vastgestelde specifieke beperkende maatregelen van toepassing moeten blijven op de personen in de lijst van de bijlagen II en III bij Besluit 2012/285/GBVB.

(3)

Op 20 maart 2013 heeft het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ingesteld overeenkomstig Resolutie 2048 (2012) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de informatie over een persoon aan wie bij Resolutie 2048 (2012) een reisverbod is opgelegd, bijgewerkt.

(4)

De vermeldingen voor die persoon in de bijlagen I en III bij Besluit 2012/285/GBVB moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en III bij Besluit 2012/285/GBVB worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij het onderhavige besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

P. HOGAN


(1)  PB L 142 van 1.6.2012, blz. 36.


BIJLAGE

De vermeldingen voor de onderstaande persoon in de bijlagen I en III bij Besluit 2012/285/GBVB worden vervangen door:

Naam

Nadere gegevens

(geboortedatum en -plaats, nummer paspoort/identiteitsbewijs, enz.)

Redenen voor plaatsing op de lijst

Datum van aanwijzing

„Majoor Idrissa DJALÓ

Nationaliteit: Guinee-Bissau

Geboortedatum: 18 december 1954

Officiële functie: protocoladviseur bij de chef-staf van de strijdkrachten en vervolgens kolonel en hoofd van het protocol op het hoofdkwartier van de strijdkrachten

Paspoort: AAISO40158

Datum van afgifte: 2.10.2012

Plaats van afgifte: Guinee-Bissau

Vervaldatum: 2.10.2015

Contactpunt voor het „militaire commando” dat de verantwoordelijkheid heeft opgeëist voor de staatsgreep van 12 april 2012 en één van de meest actieve leden ervan. Ondertekenaar van een van de eerste communiqués van het „militaire commando” (nr. 5, d.d. 13 april 2012), en als dusdanig een van de eerste functionarissen die openlijk hebben verklaard lid te zijn van dat commando. Majoor Djaló is tevens lid van de militaire inlichtingendienst.

18.7.2012”


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/41


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2012

betreffende de door Polen ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA 26374 (C 49/08) (ex N 402/08) ten gunste van PZL Dębica S.A.

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9464)

(Slechts de tekst in de Poolse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/294/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 13 augustus 2008 heeft Polen de Commissie in kennis gesteld van de maatregelen die het voornemens was te nemen om steun te verlenen aan de herstructurering van PZL Dębica S.A. (hierna “PZL Dębica” of “de onderneming” genoemd). Bij brief van 3 oktober 2008 heeft de Commissie Polen verzocht om bepaalde ontbrekende documenten over te leggen. Deze zijn op 20 oktober 2008 verstrekt.

(2)

De Commissie heeft Polen bij schrijven van 19 december 2008 in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van deze steunmaatregel de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna “VWEU” genoemd) in te leiden (hierna “het besluit tot inleiding van de procedure” genoemd).

(3)

Het besluit tot inleiding van de procedure is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). De Commissie nodigde belanghebbenden uit hun opmerkingen over de steunmaatregel te maken. Geen enkele belanghebbende heeft opmerkingen gemaakt over het besluit tot inleiding van de procedure.

(4)

De Poolse autoriteiten hebben naar aanleiding van het besluit tot inleiding van de procedure op 12 februari 2009, 9 juli 2010, 16 mei 2011, 7 juni 2011 en 8 juni 2011 aanvullende informatie verstrekt.

(5)

Op 18 augustus 2011 verzocht Polen de Commissie de aangemelde steun pas na 31 oktober 2011 te beoordelen. Op 10 oktober 2011 trok Polen sommige van de aangemelde maatregelen in, namelijk een kapitaalinjectie en een preferentiële lening, beide te verstrekken door het Bureau voor industriële ontwikkeling (ARP) van de Poolse overheid.

(6)

Op 2 november 2011 diende Polen een rapport in om aan te tonen dat het restant van de aangemelde steunmaatregel, namelijk uitstel van betaling van achterstallige premies sociale verzekeringen, aan het criterium van de particuliere schuldeiser voldeed en daarom geen staatssteun vormde.

(7)

Bij schrijven van 26 juli 2012 verzocht de Commissie Polen om aanvullende uitleg over een aantal punten. Polen antwoordde bij brief van 31 augustus 2012, waarin het de Commissie meedeelde dat op 1 maart 2012 een akkoord was bereikt over uitstel van betaling van de achterstallige sociale premies en dat de uitstaande schulden aan de regionale overheid op 14 augustus 2012 waren vereffend.

(8)

Op 6 december 2012 hebben de Poolse autoriteiten voor het laatst informatie verstrekt.

II.   DE BEGUNSTIGDE EN ZIJN HERSTRUCTURERINGSPLANNEN

1.   De begunstigde

(9)

PZL Dębica heeft 212 werknemers. Het is een middelgrote onderneming die voornamelijk actief is in de productie van koelapparatuur zoals compressors, ijswateraggregaten en chillers, lucht- en vloeistofkoelers, sproei- en verdampingscondensors, verticale en horizontale pijpenbundelcondensors, en tankapparatuur: vloeistofafscheiders, horizontale tanks, tussenkoelers, voorverwarmers, olieafscheiders en koelventielen.

(10)

De onderneming is gevestigd in de provincie Podkarpackie, een gebied dat onder artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag valt. De onderneming werd in 1938 opgericht en heeft sinds 1995 de rechtsvorm van een naamloze vennootschap. In 1999 waren de aandelen in het bezit van de staat (25,08 %) en van de werknemers (74,92 %). In 2006 werd de onderneming volledig geprivatiseerd: de aandelen worden voornamelijk gehouden door de huidige en vroegere werknemers en hun erfgenamen. In 2010 verwierf de particuliere investeerder Eurotech 16,7 % van de aandelen in PZL Dębica.

(11)

Het marktaandeel van de onderneming in de Poolse markt voor koelapparatuur is klein (minder dan 1 % in 2006). De export was in 2006 goed voor 15,6 % van de totale omzet, waarvan 6,8 % naar landen buiten de Europese Unie ging. Op de Poolse markt heeft de onderneming te maken met sterke concurrentie van verschillende ondernemingen, zoals York International, GEA GRASSO Refrigeration Division, Mycom International Refrigeration (Ltd), MOSTOSTAL Wrocław S.A., Aerzen Maschinenfabrik GmbH en Zakład Metalowy PILZNO.

2.   Het eerste herstructureringsplan

(12)

Volgens de Poolse autoriteiten verkeert de onderneming sinds 2002 in financiële moeilijkheden. Destijds werd een herstructureringsplan voor de periode 2002-2007 vastgesteld. Het plan werd in oktober 2003 bijgewerkt en omvatte de volgende maatregelen:

a)

kwijtschelding door het Overheidsfonds voor herintegratie van personen met een handicap van een schuld van 2 358 689,41 PLN;

b)

kwijtschelding door de gemeente Dębica van een schuld van 1 063 790,45 PLN;

c)

een door het Fonds voor de herstructurering van ondernemingen verstrekte preferentiële lening van 3 890 000 PLN voor de betaling van een deel van de achterstallige sociale premies aan de Dienst voor sociale zekerheid;

d)

verlening van uitstel door de Dienst voor sociale zekerheid voor de betaling van achterstallige premies ter hoogte van 1 364 600 PLN;

e)

kwijtschelding door de belastingdienst van Dębica van een schuld van 914 522,15 PLN;

f)

vier maatregelen die de-minimissteun vertegenwoordigen met een totale waarde van 17 055,81 PLN.

(13)

Op grond van budgettaire beperkingen kon de door het Fonds voor de herstructurering van ondernemingen toegezegde lening bedoeld in overweging 12, onder c), niet aan PZL Dębica worden verstrekt. Daarop besloot de Dienst voor sociale zekerheid geen uitstel meer te verlenen voor de betaling van de nog resterende schuld als bedoeld in overweging 12, onder d). Als gevolg hiervan kon de financiële herstructurering van PZL Dębica, die de kern van haar herstructureringsplan vormde, niet worden verwezenlijkt.

(14)

Desondanks slaagde de onderneming erin de andere elementen van het herstructureringsplan uit te voeren, waardoor zij reeds in 2006 een bescheiden winst wist te boeken. De financiële resultaten van de onderneming tussen 2002 en 2011 zijn hieronder in tabel 1 samengevat.

Tabel 1

Financiële resultaten van PZL Dębica 2002-2011 (in miljoen PLN)

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012 (3)

Netto omzet

11,5

13,1

15

11,6

15,9

14

15

15,2

14

15,9

21,5

EBIT

–0,7

0,3

–0,2

–2

1,6

2

1,3

1,9

1,1

1,5

3,5

Netto winst

–2,1

–0,9

–1,2

–3

0,5

1

0,01

0,5

0,01

0,2

2,7

€ 1 = ca. PLN 4

3.   Het tweede herstructureringsplan

(15)

Nadat de in het eerste herstructureringsplan voorziene financiële herstructurering niet kon worden uitgevoerd, werd de Commissie in augustus 2008 in kennis gesteld van een tweede herstructureringsplan. Dit tweede plan was voor een groot deel bedoeld om de financiële herstructurering van de onderneming ten uitvoer te leggen. Het plan voorzag in de volgende maatregelen:

a)

een kapitaalinjectie van het Bureau voor industriële ontwikkeling ter waarde van 4 965 800 PLN;

b)

een door het Bureau voor industriële ontwikkeling verstrekte preferentiële lening van 5 534 200 PLN voor de betaling van een deel van de achterstallige sociale premies aan de Dienst voor sociale zekerheid;

c)

verlening van uitstel voor de betaling van verdere achterstallige premies met een nominale waarde van 3 miljoen PLN aan de Dienst voor sociale zekerheid;

d)

kwijtschelding door de regionale overheid van een schuld van 101 600 PLN.

III.   HET BESLUIT TOT INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(16)

In het besluit tot inleiding van de procedure werden twijfels kenbaar gemaakt ten aanzien van de verenigbaarheid met de interne markt van de volgende steunmaatregelen van het eerste herstructureringsplan:

a)

verlening van uitstel door de gemeente Dębica voor de vereffening van een schuld met een nominale waarde van 1 164 900 PLN;

b)

kwijtschelding door de belastingdienst van Dębica van een schuld van 914 522,15 PLN;

c)

verlening van uitstel door de Dienst voor sociale zekerheid voor de betaling van achterstallige premies met een nominale waarde van 1 364 600 PLN.

De Commissie vroeg zich tevens af of de in tabel 2 opgesomde maatregelen wel als de-minimissteun konden worden aangemerkt.

(17)

Daarnaast betwijfelde de Commissie of het herstructureringsplan alle elementen omvat die noodzakelijk zijn om PZL (4) Dębica weer levensvatbaar te maken en of een herstructureringsperiode van twaalf jaar niet te lang is, gezien punt 35 van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (hierna “de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun” genoemd).

(18)

Gezien de reeds in het kader van het eerste plan (zie overweging 12, onder a) en b)) verleende steun betwijfelde de Commissie op grond van het onder punt 3.3 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun vastgelegde eenmaligheidsbeginsel tevens of de onderneming in aanmerking kwam voor nieuwe herstructureringssteun (zie overweging 15).

(19)

In het besluit tot inleiding van de procedure verklaarde de Commissie dat zij ten aanzien van de maatregelen die door Polen als vóór de toetreding ten uitvoer gelegde maatregelen waren geclassificeerd (zie overweging 16, onder a) tot en met c)), geen juridisch bindende documenten had ontvangen op basis waarvan de bevoegde nationale autoriteiten zich tot steunverlening hadden verbonden.

(20)

Met betrekking tot het steunbedrag dat reeds aan de onderneming was toegekend, uitte de Commissie ook twijfels of de in 2006 verstrekte de-minimissteun daadwerkelijk als zodanig kon worden beschouwd, aangezien deze steun werd verleend aan een onderneming in moeilijkheden, die volgens artikel 1, lid 1, onder h), van Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (5) niet voor dergelijke steun in aanmerking kwam.

(21)

Tot slot betwijfelde de Commissie of de voorgestelde compenserende maatregelen konden worden aanvaard, daar zij erop gericht waren de levensvatbaarheid van de onderneming op langere termijn te herstellen, waardoor zij niet als compenserende maatregelen konden worden beschouwd. De Commissie stelde tevens dat Polen niet had aangetoond dat de activiteiten waaruit de onderneming zich had teruggetrokken, niet verliesgevend waren.

IV.   OPMERKINGEN VAN DE LIDSTAAT

(22)

In dit hoofdstuk worden alleen de opmerkingen van de Poolse autoriteiten weergegeven die betrekking hebben op de maatregelen die niet in de loop van het onderzoek werden ingetrokken.

1.   Duur van het herstructureringsproces

(23)

Met betrekking tot de duur van het herstructureringsproces verklaarden de Poolse autoriteiten dat de beide herstructureringsplannen als één plan dienden te worden beschouwd, aangezien de mislukking van het eerste plan niet aan de onderneming te wijten was en het tweede herstructureringsplan in wezen een voortzetting was van de onvoltooide financiële herstructurering uit het eerste plan.

2.   Eenmaligheidsbeginsel

(24)

De in overweging 15, onder a) en b), genoemde steunmaatregelen werden door Polen ingetrokken omdat zij volgens het besluit tot inleiding van de procedure mogelijkerwijs onverenigbaar waren met het eenmaligheidsbeginsel. De Poolse autoriteiten verklaarden dat de maatregelen waren ingetrokken op grond van het feit dat PZL Dębica haar status van grote onderneming had verloren. Als onderneming met minder dan 250 werknemers kwam PZL Dębica niet langer in aanmerking voor financiering door het Bureau voor industriële ontwikkeling, dat alleen steun verleent aan grote ondernemingen. Het uitstel van betaling van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid en de kwijtschelding van de schuld aan de regionale overheid werden echter niet ingetrokken. De argumenten van Polen betreffende deze maatregelen worden hieronder uiteengezet.

3.   Vóór de toetreding toegezegde steun

(25)

Wat betreft de drie maatregelen die in het besluit tot inleiding van de procedure zijn aangemerkt als vóór de toetreding tot de Unie toegezegde steun (zie overweging 16, onder a) tot en met c), van dat besluit), heeft Polen bewijsstukken verstrekt ter staving van zijn standpunt dat de steun vóór de toetreding werd toegekend en derhalve geen nieuwe steun vormde.

(26)

Wat betreft de schuld aan de gemeente Dębica legde Polen een notariële akte over ter bevestiging van het feit dat de schuld op 31 mei 2004 door middel van de overdracht van onroerende goederen aan de gemeente Dębica was vereffend. In de akte werd vermeld dat de hoofdsom van 1 116 788,60 PLN en de verschuldigde rente ten bedrage van 592 669,80 PLN waren voldaan (6).

(27)

Polen verklaarde eveneens dat deze maatregel niet in het eerste herstructureringsplan was opgenomen omdat de door PZL Dębica bij de gemeente Dębica ingediende steunaanvraag was afgewezen.

(28)

Wat betreft de schuld aan de belastingdienst van 914 552,15 PLN, legde Polen een door het hoofd van de lokale belastingdienst ondertekend besluit van 20 oktober 2003 over de herstructureringsvoorwaarden voor. Volgens dat besluit werd een schuld van 636 729,85 PLN, vermeerderd met verschuldigde rente ten bedrage van 277 822,30 PLN, kwijtgescholden.

(29)

Polen zette uiteen dat de bewering in het besluit tot inleiding van de procedure dat deze steun vóór de toetreding tot de Unie was toegezegd, om verschillende redenen onjuist was.

(30)

Ten eerste gaf Polen een toelichting op de steunregeling waarin is voorzien bij de wet inzake publiekrechtelijke verplichtingen van ondernemingen van 30 augustus 2002 (7) (hierna “de wet van 2002” genoemd). Volgens deze wet kan een steunverlenende autoriteit (bv. de belastingdienst) in het geval van een aanvraag door een onderneming in moeilijkheden een besluit vaststellen betreffende de herstructureringsvoorwaarden (hierna “het herstructureringsbesluit” genoemd). Bij een dergelijk besluit wordt de begunstigde het recht verleend om steun te ontvangen. Al naargelang de maatregel vindt de feitelijke uitkering van steun of de kwijtschelding van een schuld plaats op basis van een uitvoeringsbesluit waarbij de steunverlenende autoriteit bevestigt dat de herstructurering is voltooid (hierna “het uitvoeringsbesluit” genoemd). Volgens de Poolse autoriteiten dient dit besluit ter bevestiging dat de begunstigde i) een bijgewerkt herstructureringsplan heeft ingediend, dat vergezeld moet gaan van informatie over de financiële toestand van de onderneming, ii) een herstructureringsvergoeding heeft betaald, en iii) geen nieuwe schulden bij de steunverlenende autoriteit heeft. Het uitvoeringsbesluit is slechts een administratief document waarin wordt bevestigd dat aan de vereisten van het herstructureringsbesluit is voldaan. Overeenkomstig de wet van 2002 controleert de steunverlenende autoriteit de naleving van de herstructureringsvoorwaarden niet eerder dan vijftien maanden na de datum van vaststelling van het herstructureringsbesluit.

(31)

Ten tweede deelde Polen de Commissie mee dat de belastingdienst geen uitvoeringsbesluit betreffende PZL Dębica had vastgesteld. Volgens Polen was dit te wijten aan het feit dat bij sommige autoriteiten onzekerheid heerste over de interpretatie van de regels inzake staatssteun die vanaf 1 mei 2004 van kracht waren. Als gevolg hiervan hadden sommige autoriteiten besloten af te wachten tot de Commissie een standpunt ten aanzien van deze maatregelen had ingenomen. Polen heeft een verklaring van het hoofd van de betrokken belastingdienst voorgelegd waarin deze bevestigt dat dit het geval was voor PZL Dębica.

(32)

Ten derde gaf Polen te kennen dat bij besluit van de belastingdienst van 20 oktober 2003 aan PZL Dębica het recht op kwijtschelding van haar schuld werd toegekend. Polen wees de Commissie op haar besluit van 6 november 2008 betreffende de scheepswerf Stocznia Gdynia (8) ter onderbouwing van zijn standpunt dat aan de hand van het binnenlands recht dient te worden bepaald of bij het document in kwestie een recht op steun is toegekend. Polen wees ook op de legitieme verwachtingen van de begunstigden en verklaarde dat PZL Dębica een gerechtelijke procedure zou kunnen instellen indien de steunverlenende autoriteit geen uitvoeringsbesluit zou vaststellen. In dit verband verwees Polen naar de rechtspraak van het Hooggerechtshof en het Administratief Hooggerechtshof, waarin werd bevestigd dat de overheid met herstructureringsbesluiten verplichtingen op zich neemt en dat uitvoeringsbesluiten geen afbreuk aan dergelijke verplichtingen kunnen doen, aangezien zij een bindend karakter hebben en niet onderhevig zijn aan de discretionaire bevoegdheid van administratieve instanties (9).

(33)

Voorts diende Polen een verklaring van het hoofd van de lokale belastingdienst in waarin deze bevestigde dat PZL Dębica weliswaar voldeed aan de wettelijke vereisten voor de vaststelling van het in overweging 30 bedoelde uitvoeringsbesluit, maar dat de belastingdienst de uitkomst van het onderzoek door de Commissie wilde afwachten.

(34)

De in overweging 16, onder c), beschreven maatregel wordt hieronder onder paragraaf 5 – Uitstel van betaling van achterstallige sociale premies – behandeld.

4.   De-minimismaatregelen

(35)

De Poolse autoriteiten stelden de Commissie op de hoogte van het feit dat alle de-minimismaatregelen met betrekking tot de onderneming waren genomen in 2006, toen Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (10) van kracht was (Verordening (EG) nr. 1998/2006 trad pas op 1 januari 2007 in werking); volgens Verordening (EG) nr. 69/2001 was het niet verboden om de-minimissteun te verlenen aan ondernemingen in financiële moeilijkheden.

(36)

Met betrekking tot de vraagtekens die de Commissie had geplaatst bij de berekeningsmethode, lichtten de Poolse autoriteiten de formule voor de berekening van de steunelementen toe zoals die is neergelegd in de Poolse verordening van 11 augustus 2004 (11). De formule houdt rekening met het verschil tussen het referentiepercentage en het percentage dat wordt toegepast om de opslag wegens te late betaling te berekenen. Tevens werd een bijgewerkte berekening van het element van de de-minimissteun ingediend (zie tabel 2).

Tabel 2

De-minimissteun – door Polen verstrekte gegevens

Steunverlenende autoriteit

Type maatregel/Datum besluit

 

Duur

 

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 7.4.2006

264 186 PLN

84 dagen

35,00 PLN

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 7.4.2006

14 dagen

52,84 PLN

Belastingdienst Dębica

Besluit tot uitstel van 8.9.2006

614 520 PLN

7 dagen

6,06 PLN

Gemeente Dębica

Besluit tot kwijtschelding van 5.10.2006

20 772 PLN

20 772 PLN

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 5.10.2006

83 704 PLN

72 dagen

7,75 PLN

TOTAAL:

20 873,65

(37)

Polen deelde de Commissie mee dat alleen de belastingdienst zekerheid had laten stellen in verband met het verleende uitstel. Deze zekerheid dekte 100 % van de nominale waarde van de schuld waarvoor uitstel was verleend. Polen wees er tevens op dat de de-minimissteun ver onder de drempel van 100 000 EUR bleef, ook al zouden in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 1997 over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (12) 600 basispunten worden opgeteld bij het referentiepercentage.

5.   Uitstel van betaling van achterstallige sociale premies

(38)

Wat betreft het uitstel verleend voor de vereffening van schulden in de vorm van socialezekerheidsverplichtingen, die volgens beide herstructureringsplannen zouden oplopen, herinnerden de Poolse autoriteiten in de eerste plaats aan het feit dat deze schulden opliepen als gevolg van het mislukken van de in het eerste herstructureringsplan beoogde financiële herstructurering. Volgens dat plan zou de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid als volgt worden vereffend: i) betaling van 3 890 000 PLN met gebruikmaking van de door het Fonds voor de herstructurering van ondernemingen te verstrekken lening, en ii) verlening van uitstel voor de betaling van nog eens 1 364 600 PLN. Zoals in overweging 13 reeds werd aangegeven, kon deze financiële herstructurering niet worden verwezenlijkt.

(39)

Bovendien merkten de Poolse autoriteiten op dat de Dienst voor sociale zekerheid had besloten om aan het tweede herstructureringsplan deel te nemen, dat in i) de betaling van 5,5 miljoen PLN uit een door het Bureau voor industriële ontwikkeling verstrekte lening en ii) uitstel voor de betaling van nog eens 3 miljoen PLN voorzag. Zoals reeds opgemerkt in overweging 5 werd de toegezegde lening niet aan PZL Dębica verstrekt, waarna het desbetreffende deel van de kennisgeving door Polen werd ingetrokken.

(40)

Polen deelde de Commissie mee dat over de schuld van PZL Dębica aan de Dienst voor sociale zekerheid, net als alle andere schulden aan de overheid, rente is verschuldigd, te berekenen volgens de formule van artikel 56 van de Poolse belastingwet van 29 augustus 1997 (13). De rentevoet bedraagt 200 % van het door de Nationale Bank van Polen bekendgemaakte basisrentetarief plus 2 % (200 basispunten) (zie tabel 3). Dit percentage mag niet lager zijn dan 8 %; in het onderhavige geval bedroeg het tussen 10 en 46 %.

Tabel 3

Ontwikkeling van de rentevoet van 2000 tot 2012

Rentevoet

Geldig van … tot …

Rentevoet

Geldig van … tot …

Rentevoet

Geldig van … tot …

Rentevoet

Geldig van … tot …

41 %

18.11.1999 – 23.02.2000

20 %

26.09.2002 – 23.10.2002

13 %

30.06.2005 – 27.07.2005

13 %

24.12.2008 – 28.01.2009

43 %

24.02.2000 – 30.08.2000

18 %

24.10.2002 – 27.11.2002

12,5 %

28.07.2005 – 31.08.2005

11,5 %

28.01.2009 – 26.02.2009

46 %

31.08.2000 – 28.02.2001

17,5 %

28.11.2002 – 29.01.2003

12 %

01.09.2005 – 31.01.2006

11 %

26.02.2009 – 26.03.2009

44 %

01.03.2001 – 28.03.2001

17 %

30.01.2003 – 26.02.2003

11,5 %

01.02.2006 – 28.02.2006

10,5 %

26.03.2009 – 25.06.2009

42 %

29.03.2001 – 27.06.2001

16 %

27.02.2003 – 26.03.2003

11 %

01.03.2006 – 25.04.2007

10 %

25.06.2009 – 09.11.2010

39 %

28.06.2001 – 22.08.2001

15,5 %

27.03.2003 – 24.04.2003

11,5 %

27.04.2007 – 26.06.2007

12 %

09.11.2010 – 20.01.2011

37 %

23.08.2001 – 25.10.2001

14,5 %

25.04.2003 – 28.05.2003

12 %

28.06.2007 – 29.08.2007

12,5 %

20.01.2011 – 06.04.2011

34 %

26.10.2001 – 28.11.2001

14 %

29.05.2003 – 25.06.2003

12,5 %

30.08.2007 – 28.11.2007

13 %

06.04.2011 – 12.05.2011

31 %

29.11.2001 – 30.01.2002

13,5 %

26.06.2003 – 30.06.2004

13 %

29.01.2007 – 31.01.2008

13,5 %

12.05.2011 – 09.06.2011

27 %

31.01.2002 – 25.04.2002

14,5 %

01.07.2004 – 28.07.2004

13,5 %

31.01.2008 – 28.02.2008

14 %

09.06.2011 – 10.05.2012

25 %

26.04.2002 – 29.05.2002

15 %

29.07.2004 – 25.08.2004

14 %

28.02.2008 – 27.03.2008

14,5 %

vanaf 10.05.2012

24 %

30.05.2002 – 26.06.2002

16 %

26.08.2004 – 30.03.2005

14,5 %

27.03.2008 – 26.06.2008

 

 

23 %

27.06.2002 – 28.08.2002

15 %

31.03.2005 – 27.04.2005

15 %

26.06.2008 – 27.11.2008

 

 

21 %

29.08.2002 – 25.09.2002

14 %

28.04.2005 – 29.06.2005

14,5 %

27.11.2008 – 24.12.2008

 

 

(41)

Polen heeft gedetailleerde tabellen ingediend waarin een overzicht wordt gegeven van de ontwikkeling van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid. Tabel 4 geeft een samenvatting van de ontwikkeling tot 31 augustus 2012. Polen verklaarde dat de onderneming ondanks de schuld, die in de periode 2000-2005 was ontstaan, voldeed aan haar lopende verplichtingen jegens de Dienst voor sociale zekerheid, die tussen 2000 en augustus 2012 meer dan 16 miljoen PLN beliepen.

Tabel 4

Ontwikkeling van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid

Dienst voor sociale zekerheid

Schuld ontstaan in

Bedrag van de schuld

Rente over het verschuldigde bedrag (tot verlening van uitstel)

Afgeloste schuld

(verkoop van activa, beslag, enz.)

Betaling lopende verplichtingen

2000

858 316,96

1 620 527

 

716 640,45

2001

316 419

459 493

 

1 488 486,33

2002

865 163

1 047 139

 

660 324,32

2003

895 884

934 062

85 778,2

605 518,54

2004

901 451

811 765

1 693 035,91

746 285,3

2005

864 702,91

649 609

359 747,06

434 477,93

2006

 

 

 

1 296 650,17

2007

52 576,90

28 202

2 143 961,82

1 537 920,23

2008

733,03

262

860 347,5

2 173 711,58

2009

605,51

159

61 677,5

1 709 954,28

2010

585,2

104

1 943 231,85

1 933 300,65

2011

 

 

1 281 171,85

1 998 651,89

2012

 

 

996 249,84

1 229 480,82

Totaal op 15.8.2012

4 756 437,51

5 551 322

9 425 201,53

16 531 402,49

(42)

De Poolse autoriteiten verstrekten tevens informatie over de andere maatregelen die door de Dienst voor sociale zekerheid zijn genomen om de betaling te waarborgen en de verschuldigde bedragen te innen.

a)

Ten eerste is aan de Dienst voor sociale zekerheid van 2001 tot 2007 onderpand verstrekt ter waarde van 100 % van het verschuldigde bedrag. Aangezien de totale schuld toenam, werden nog meer activa in onderpand gegeven om de nieuwe schuld te dekken.

b)

Ten tweede stelde de Dienst voor sociale zekerheid vanaf 2003 schuldvorderingen in, in het kader waarvan een bedrag van bijna 9 miljoen PLN uit de gecontroleerde verkoop van activa van de onderneming en de beslaglegging op de rekeningen van PZL Dębica werd verkregen. Polen verstrekte uitvoerige informatie over de verkoop van activa van PZL Dębica, die de onderneming in staat stelde haar schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid tussen 2004 en 2008 met rond 7 miljoen PLN te verminderen (zie tabel 5). Polen verklaarde dat PZL Dębica voornemens was verdere activa te verkopen; als gevolg van de economische crisis is de onderneming er sinds 2009 evenwel niet in geslaagd een koper te vinden die bereid was de activa tegen een marktprijs over te nemen.

c)

Ten derde legde Polen bewijsstukken uit die periode voor, waaruit bleek dat de Dienst voor sociale zekerheid in 2006 overwoog faillissement aan te vragen voor PZL Dębica. Polen legde een brief van 20 november 2006 voor, waarin de Dienst voor sociale zekerheid de onderneming in kennis stelde van zijn voornemen om voor PZL Dębica faillissement aan te vragen. In haar antwoord van 12 december 2006 verstrekte PZL Dębica de Dienst voor sociale zekerheid gedetailleerde informatie over het eerste herstructureringsplan en haar financiële situatie en vooruitzichten, waarbij zij onder meer te kennen gaf dat de onderneming in 2006 voor het eerst winst zou boeken. PZL Dębica verzocht de Dienst voor sociale zekerheid van de faillissementsaanvraag af te zien en geen beslag op verdere activa te leggen om het lopende herstructureringsproces niet te belemmeren. In zijn antwoord van 16 januari 2007 informeerde de Dienst voor sociale zekerheid PZL Dębica over zijn besluit om geen faillissement aan te vragen, maar de beslaglegging op en verkoop van activa te zullen voortzetten.

d)

Ten slotte verklaarde Polen dat het bedrag van 9 miljoen PLN, dat door de Dienst voor sociale zekerheid in de periode 2003-2012 was geïnd, ook vrijwillige betalingen door de onderneming omvatte, die mogelijk werden door de sinds 2006 geboekte winsten en een kapitaalinjectie door een investeerder in 2010.

Tabel 5

Verkoop van activa van PZL Dębica

Perceel nr.

Type activa

Verkoopdatum

Verkoopprijs

430/51

430/52

430/14

verzinkerij

17.02.2004

[…] (14)

430/144

onbebouwd perceel

19.10.2006

[…]

430/104

onbebouwd perceel

31.01.2007

[…]

430/141

compressorgebouw

5.07.2007

[…]

430/44

bouwrijp perceel

15.11.2007

[…]

430/10

industrieel gebouw

12.12.2007

[…]

430/113

bouwrijp perceel

430/114

bouwrijp perceel

430/115

bouwrijp perceel

430/156

weg

430/49

430/140

430/155

430/157

430/159

onbebouwde en bouwrijpe percelen, weg

16.01.2008

[…]

430/162

pakhuis

09.07.2008

[…]

430/164

430/166

onbebouwde percelen

16.12.2008

[…]

Totaal:

7 171 500

(43)

Na intrekking van sommige van de aangemelde maatregelen, te weten de kapitaalinjectie en de preferentiële lening, stelde Polen de Commissie op oktober 2011 in kennis van zijn oordeel dat de verlening van uitstel voor de betaling van achterstallige sociale premies (zie overweging 15, onder c)), die deel uitmaakte van het aangemelde herstructureringsplan, aan het criterium van de particuliere schuldeiser voldeed en derhalve geen staatssteun vormde.

(44)

In dit verband gaf PZL Dębica de onafhankelijke onderneming “Consulting”, gevestigd te Katowice, in 2011 de opdracht een studie uit te voeren. De studie behelsde een analyse met betrekking tot het criterium van de particuliere schuldeiser op basis van een vergelijking van de volgende twee scenario’s:

a)

Optie 1 – invordering van alle uitstaande bedragen door de Dienst voor sociale zekerheid. Volgens de studie zou PZL Dębica in dit geval gedwongen zijn faillissement aan te vragen. Volgens dit scenario zou de Dienst voor sociale zekerheid binnen drie tot vier jaar tussen 60 en 70 % van de schulden kunnen innen.

b)

Optie 2 – vereffening van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid door uitstel van betaling van de totale schuld. Volgens dit scenario zou de Dienst voor sociale zekerheid het verschuldigde bedrag volledig ontvangen, vermeerderd met een opslag van 1,6 miljoen PLN, te voldoen in 96 termijnen. Daarnaast zou de Dienst voor sociale zekerheid per jaar lopende betalingen van 2 miljoen PLN aan sociale premies ontvangen in verband met de voortgezette activiteiten van de onderneming.

(45)

In augustus 2012 informeerde Polen de Commissie dat in overeenstemming met het criterium van de particuliere schuldeiser tussen PZL Dębica en de Dienst voor sociale zekerheid op 1 maart 2012 een overeenkomst over uitstel van betaling was gesloten. Polen verklaarde dat de Dienst voor sociale zekerheid de voor- en nadelen van de beide opties had overwogen om een zo groot mogelijk deel van de uitstaande schuld te kunnen innen. De overeenkomst heeft betrekking op het op die dag verschuldigde bedrag van [7-13 miljoen] PLN, bestaand uit een hoofdsom van [3,5-6,5 miljoen] PLN en rente ten bedrage van [3,5-6,5 miljoen] PLN. Hierbovenop wordt een opslag van [1-1,7 miljoen] PLN wegens late betaling berekend. De uitstelregeling voorziet in afbetaling in 96 termijnen, waarvan er reeds negen zijn voldaan. Polen legde in 2012 de onderstaande vergelijking van de opties van de Dienst voor sociale zekerheid voor (tabel 6).

Tabel 6

Vergelijking van de opties van de Dienst voor sociale zekerheid voor de invordering van uitstaande schulden van PZL Dębica (in PLN)

 

Optie 1 - uitstel

Optie 2 - liquidatie

Terugbetaalde schuld

[7-13 miljoen]

[4-8 miljoen]

(hoofdsom + rente)

100 %

tussen 60 % en 70 %

Bijkomende bedragen

[1-1,7 miljoen]

opslag late betaling

Geen renteontvangsten na liquidatie

Lopende betalingen tot volledige betaling van de uitstaande schuld

15,2 miljoen

2,9 miljoen

Totaal ontvangsten

[23,2 - 29,9 miljoen]

[6,9 - 10,9 miljoen]

Uiterlijk te betalen

2020

eerdere inning mogelijk indien vóór 2020 meer verpande activa tegen een marktprijs kunnen worden verkocht

na 2016

(46)

Polen heeft erop gewezen dat de Dienst voor sociale zekerheid nog steeds activa van de onderneming ter waarde van in totaal 6 243 002,55 PLN in onderpand heeft. Volgens de overeenkomst wordt de uitstaande schuld bij verkoop van activa automatisch verminderd, waardoor de terugbetaling sneller kan worden afgerond dan in de 96 maanden die daarvoor zijn voorzien.

6.   Schuld aan de regionale overheid

(47)

Polen heeft aan de Commissie bevestigd dat de in het tweede herstructureringsplan opgenomen schuld aan de lokale overheid op 14 augustus 2012 is vereffend. De terugbetaalde som omvatte een tussen 1999 en 2001 opgelopen schuld van 61 104,97 PLN en de sindsdien verschuldigde rente ten bedrage van 103 566,29 PLN.

V.   BEOORDELING

(48)

Volgens artikel 107, lid 1, van het Verdrag wordt onder staatssteun verstaan een steunmaatregel van een lidstaat of steun in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalst of dreigt te vervalsen, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(49)

De voorwaarden van artikel 107, lid 1, van het Verdrag zijn cumulatief, hetgeen betekent dat een maatregel aan elk van deze voorwaarden moet voldoen om als staatssteun aangemerkt te worden.

(50)

Op basis van het besluit tot inleiding van de procedure zal de Commissie de volgende maatregelen beoordelen:

a)

de ingetrokken maatregelen;

b)

de vóór de toetreding genomen maatregelen;

c)

de door PZL Dębica vereffende schulden;

d)

de na de toetreding van Polen tot de Unie ten gunste van PZL Dębica vastgestelde maatregelen:

(i)

de-minimissteun;

(ii)

uitstel van betaling van achterstallige sociale premies.

1.   De ingetrokken maatregelen

(51)

Volgens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (15) kan een lidstaat een aanmelding na de inleiding van de formele onderzoeksprocedure te gepasten tijde intrekken, zolang de Commissie geen besluit heeft genomen over de steunverlenende aard van de aangemelde maatregel, en wordt de procedure dienovereenkomstig beëindigd.

(52)

De Poolse autoriteiten hebben twee maatregelen ingetrokken waarin het tweede herstructureringsplan voorzag, namelijk een kapitaalinjectie en een preferentiële lening met een totale waarde van 10,5 miljoen PLN (zie overweging 15, onder a) en b)). Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad moet het onderzoek van de Commissie naar deze maatregelen dus worden beëindigd.

2.   Maatregelen vóór de toetreding

(53)

Steunmaatregelen die vóór de toetreding van Polen tot de Unie zijn genomen, maar die na de toetreding niet langer van kracht zijn, kunnen noch op grond van de procedure neergelegd in artikel 108 van het Verdrag noch uit hoofde van de overgangsregeling door de Commissie worden onderzocht. De Commissie heeft op grond van deze regeling noch de plicht noch de bevoegdheid om steunmaatregelen die niet van toepassing zijn na de toetredingsdatum, te beoordelen.

(54)

Door Polen verleende steun wordt geacht vóór de toetreding te zijn toegekend wanneer de bevoegde autoriteit vóór 1 mei 2004 een juridisch bindend besluit heeft genomen waarin zij zich tot steunverlening heeft verbonden. Individuele maatregelen worden beschouwd als niet van toepassing na de toetreding als de exacte economische blootstelling van de staat bekend was op het ogenblik dat de steunmaatregel werd toegekend.

(55)

Indien daarentegen de maatregelen na de toetreding zijn genomen, vormen zij nieuwe steun en moet door de Commissie aan de hand van de in artikel 108 van het Verdrag vastgestelde procedure worden beoordeeld of zij verenigbaar zijn met de interne markt.

(56)

Volgens Polen moet naast de beide maatregelen die in het besluit tot inleiding van de procedure zijn aangemerkt als vóór de toetreding genomen maatregelen (zie overweging 12, onder a) en b)), ook het besluit van de lokale belastingdienst van 2003 tot kwijtschelding van een schuld van 914 522,15 PLN worden beschouwd als vóór de toetreding verleende steun.

(57)

Naar aanleiding van de door de Commissie in het besluit tot inleiding van de procedure geuite twijfels in verband met het feit dat geen steunverleningsdocument was verstrekt, diende Polen een steunverleningsbesluit van 20 oktober 2003 in en gaf het een toelichting op de in de wet van 2002 neergelegde steunregeling (zie overweging 30).

(58)

De Poolse autoriteiten hebben de Commissie een analyse van de Poolse wetgeving doen toekomen waaruit naar voren komt dat het herstructureringsbesluit van 2003 een juridisch bindend document vormt op grond waarvan de belastingdienst verplicht is belastingschulden kwijt te schelden. Aan dit herstructureringsbesluit was een aantal objectief controleerbare voorwaarden verbonden (zie overweging 28). De Poolse autoriteiten hebben bevestigd dat PZL Dębica aan deze voorwaarden voldoet. Aangezien niets op het tegendeel wijst, gaat de Commissie ervan uit dat het besluit tot kwijtschelding vóór de toetreding van Polen tot de Unie is genomen.

3.   Door PZL Dębica vereffende schulden

(59)

In de loop van het onderzoek informeerde Polen de Commissie dat PZL Dębica de volgende schulden had vereffend:

a)

een schuld aan de gemeente Dębica met een nominale waarde van 1 116 788,60 PLN, vermeerderd met rente ten bedrage van 592 669,80 PLN, die op 31 mei 2004 werd vereffend;

b)

een schuld aan de regionale overheid met een nominale waarde van 61 104,97 PLN, vermeerderd met rente ten bedrage van 103 566,29 PLN, die op 14 augustus 2012 werd vereffend;

(60)

Polen heeft aangetoond dat deze schulden zijn vereffend.

(61)

Polen deelde de Commissie mee dat PZL Dębica in het kader van de herstructureringsonderhandelingen met de publieke schuldeisers die tot de bijwerking van het eerste herstructureringsplan in oktober 2003 leidden, de gemeente Dębica had verzocht in het herstructureringsplan een bedrag van 1 116 788,60 PLN op te nemen dat de onderneming haar verschuldigd was. De gemeente Dębica ging hiermee niet akkoord en de onderneming slaagde erin deze schuld op 31 mei 2004, een maand na de toetreding van Polen tot de Europese Unie, te vereffenen.

(62)

De Commissie merkt op dat over de schuld een samengestelde rente tegen een hoge rentevoet, variërend van 13,5 % tot 44 %, moest worden betaald (zie tabel 3). De door PZL Dębica betaalde rente was tot de vereffening op 31 maart 2004 opgelopen tot een bedrag van 592 669,80 PLN.

(63)

De op terugvorderingen toepasselijke rentevoet die door de Commissie zou zijn toegepast op onrechtmatig aan een onderneming in Polen verstrekte steun bedroeg van 1 tot en met 31 mei 2004 7,62 % (16). Dit is een veel lagere rentevoet dan de door Polen op de uitstaande schuld toegepaste rentevoet.

(64)

Gezien het feit dat de schuld volledig werd terugbetaald en de op de schuld toegepaste rentevoet van 13,5 %, van 1 tot en met 31 mei 2004, duidelijk hoger was dan de rentevoet van 7,62 % die de Commissie op terugvorderingen toepast, concludeerde de Commissie dat de invordering in overeenstemming was met de bekendmaking van de Commissie getiteld “Naar een doelmatige tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie waarbij lidstaten wordt gelast onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen” (17) (hierna “de bekendmaking over de terugvordering van steun” genoemd). Het aan rente betaalde bedrag is hoger dan het rentebedrag dat PZL Dębica in het geval van een negatieve beschikking had moeten betalen volgens de berekeningswijze bepaald in Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (18). De Commissie neemt derhalve alleen nota van de vereffening van de schuld, doch behoudt zich wel het recht voor deze maatregel in de toekomst nog te toetsen aan het beginsel van de eenmaligheid van de steun.

(65)

De Commissie merkt op dat de regionale overheid in 2007 besloot de schuld kwijt te schelden, een maatregel die derhalve in het tweede herstructureringsplan werd opgenomen. Het herstructureringsplan werd bij de Commissie aangemeld.

(66)

Tevens merkt de Commissie op dat over de schuld een samengestelde rente tegen een rentevoet variërend van 10 % tot 46 % moest worden betaald (zie tabel 3). Het totale bedrag aan rente dat door PZL Dębica op 14 augustus 2012 was vereffend, beliep 103 566,29 PLN, bijna twee keer het oorspronkelijk verschuldigde bedrag van 61 104,97 PLN.

(67)

De Commissie is van oordeel dat tussen 1999 (toen het eerste deel van de schuld ontstond) en 2012 (toen de schuld werd voldaan) de facto sprake was van uitstel van betaling en dat de regionale overheid de onderneming, die reeds in ernstige financiële moeilijkheden verkeerde, op deze wijze een voordeel heeft verschaft door de aan de normale bedrijfsactiviteiten verbonden lasten, waaronder afbetaling van schulden aan de overheid, te verlichten.

(68)

De op terugvorderingen toepasselijke rentevoet die door de Commissie zou zijn toegepast op onrechtmatig aan een onderneming in Polen verstrekte steun, bedroeg na de toetreding van Polen tot de Unie tot aan de vereffening van de schuld tussen 5,26 % en 7,62 % (19). Dit is een veel lagere rentevoet dan de door Polen op de uitstaande schuld toegepaste rentevoet.

(69)

Gezien het feit dat de schuld volledig werd terugbetaald en de van 1 mei 2004 tot 14 augustus 2012 op de schuld van PZL Dębica toegepaste rentevoet (tussen 10 % en 16 %) duidelijk hoger was dan de rentevoet die de Commissie op terugvorderingen toepast (tussen 5,26 % en 7,62 %), concludeert de Commissie dat de invordering, ongeacht de rechtmatigheid van de steun, in overeenstemming was met de bekendmaking van de Commissie over de terugvordering van steun. Het aan rente betaalde bedrag is hoger dan het rentebedrag dat PZL Dębica krachtens Verordening (EG) nr. 794/2004 had moeten betalen.

4.   Na de toetreding van Polen tot de UNIE vastgestelde steunmaatregelen

4.1.   De-minimissteun

(70)

Polen heeft bij de Commissie vijf maatregelen met een totale waarde van 20 873,65 PLN aangemeld, die volgens de lidstaat als de-minimismaatregelen moeten worden behandeld (zie tabel 2). Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001.

(71)

De Commissie erkent dat ondernemingen in moeilijkheden niet uitdrukkelijk waren uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001, waarbij steunmaatregelen tot 100 000 EUR (ca. 400 000 PLN) waren toegestaan. In de verordening was evenwel specifiek bepaald dat in het geval van een lening, die vergelijkbaar is met uitstel van betaling, “daarvoor op de gebruikelijke wijze zekerheid moet worden gesteld” en dat “de lening geen abnormale risico's mag meebrengen” (overweging 6). In dit geval is de Commissie van opvatting dat alleen het door de belastingdienst op 8 september 2006 verleende uitstel van betaling aan dit vereiste voldoet.

(72)

Ten eerste is de Commissie van oordeel dat Polen niet voldoende informatie heeft verstrekt om de berekeningsmethode van de de-minimissteun en het door Polen in tabel 2 aangegeven steunbedrag te controleren. Met name werd geen gedetailleerde informatie over de toepasselijke referentierentevoeten en de voor de berekening van de opslag wegens te late betaling gebruikte rentevoet verstrekt aan de hand waarvan het mogelijk was geweest de berekeningen op basis van de door Polen toegepaste formule te controleren (zie overweging 36). Daarom is de Commissie van oordeel dat in verband met de-minimissteun het totale nominale bedrag waarvoor door de gemeente Dębica op 7 april, 28 juli en 5 oktober 2006 uitstel van betaling werd verleend en waarvoor geen zekerheden werden gesteld, in aanmerking genomen moet worden. Voor een bedrag van 264 186 PLN werd door de gemeente Dębica tot twee keer toe een besluit tot verlening van uitstel vastgesteld. Deze besluiten hadden betrekking op dezelfde schuld, zodat het desbetreffende bedrag slechts één keer in aanmerking wordt genomen.

(73)

In het geval van een door de belastingdienst op 8 september 2006 verleend uitstel van betaling voor 7 dagen, waarvoor zekerheid werd verstrekt ter waarde van het volledige bedrag van 614 550 PLN, berekende de Commissie het steunelement door de toepasselijke rentevoet van 5,56 % te vermeerderen met 400 basispunten, zoals bepaald in de mededeling van de Commissie van 1997 over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (20). In dit geval beloopt de steun 1 126 PLN.

(74)

In het geval van het kwijtscheldingsbesluit van de gemeente Dębica van 5 oktober 2006 gaat het om een subsidie, die derhalve volledig wordt aangerekend.

(75)

Gezien het bovenstaande beloopt de steun in totaal 369 788 PLN (ca. 93 437 EUR (21)) (zie tabel 7). Daar het totale steunbedrag lager is dan 100 000 EUR, vallen deze maatregelen onder Verordening (EG) nr. 69/2001. Polen heeft bevestigd dat PZL Dębica geen verdere de-minimissteun heeft ontvangen.

Tabel 7

De-minimissteun

Steunverlenende autoriteit

Type maatregel/Datum besluit

Nominale waarde

Duur

Steunbedrag

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 7.4.2006

264 186 PLN

66 604 EUR

84 dagen

264 186 PLN

66 604 EUR

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 28.7.2006

14 dagen

Hoofd belastingdienst Dębica

Besluit tot uitstel van 8.9.2006

614 520 PLN

154 236 EUR

7 dagen

1 126 PLN

282 EUR

Gemeente Dębica

Kwijtscheldingsbesluit van 5.10.2006

20 772 PLN

5 279 EUR

20 772 PLN

5 279 EUR

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 5.10.2006

83 704 PLN

21 272 EUR

72 dagen

83 704 PLN

21 272 EUR

TOTAAL

369 788 PLN

93 437 EUR

4.2.   Uitstel van betaling van achterstallige sociale premies

(76)

Artikel 107, lid 1, van het Verdrag ziet op maatregelen die, in verschillende vormen, de lasten verlichten die normaliter op het budget van een onderneming drukken en die weliswaar niet als subsidies stricto sensu zijn aan te merken, maar toch van dezelfde aard zijn en identieke gevolgen teweegbrengen. Zo is het vaste rechtspraak dat de houding van een openbare instelling die bevoegd is voor het innen van de sociale premies en die toestaat dat die premies met vertraging worden betaald, een daardoor begunstigde onderneming die in ernstige financiële moeilijkheden verkeert, een commercieel voordeel verleent, door voor die onderneming de lasten te verminderen welke voortvloeien uit de normale toepassing van het socialezekerheidsstelsel, welk voordeel niet volledig kan worden tenietgedaan door de van die onderneming wegens te late betaling geëiste rente en toeslagen (22).

(77)

In dit geval liet de Dienst voor sociale zekerheid toe dat PZL Dębica in de periode 2000-2005 aanzienlijke schulden maakte. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de totale schuld, met inbegrip van de verschuldigde rente.

(78)

Om te beginnen wijst de Commissie erop dat de aan PZL Dębica verleende steun mogelijk het gevolg is van het feit dat de Dienst voor sociale zekerheid heeft nagelaten de door PZL Dębica verschuldigde bedragen volledig in te vorderen (23).

(79)

Polen voert aan dat het door de Dienst voor sociale zekerheid verleende uitstel van betaling geen staatssteun vormt, aangezien de dienst als particuliere schuldeiser handelde toen hij in maart 2012 instemde met uitstel van betaling voor het totale verschuldigde bedrag, dat in overeenstemming met een betalingsregeling in 96 termijnen moest worden voldaan. Polen heeft een analyse met betrekking tot het criterium van de particuliere schuldeiser ingediend, die in oktober 2011 werd uitgevoerd en waaruit volgens de lidstaat naar voren kwam dat het voor de Dienst voor sociale zekerheid gunstiger zou zijn PZL Dębica uitstel van betaling te verlenen dan de verschuldigde bedragen in te vorderen. Polen stelt tevens dat de Dienst voor sociale zekerheid, die bij beide herstructureringsplannen was betrokken, steeds uitvoerig over de financiële situatie en vooruitzichten van PZL Dębica was geïnformeerd en te allen tijde in volle kennis van zaken met betrekking tot de toestand van de onderneming heeft gehandeld. Ten slotte wees Polen op een aantal maatregelen die door de Dienst voor sociale zekerheid zijn genomen om de betaling te waarborgen en de verschuldigde bedragen te innen. Volgens Polen blijkt hieruit dat de Dienst voor sociale zekerheid als particuliere schuldeiser handelde en getracht heeft zijn vordering te innen.

(80)

Volgens vaste rechtspraak is niet voldaan aan de voorwaarden opdat een maatregel onder het begrip “steun” in de zin van artikel 107 VWEU valt, wanneer de begunstigde onderneming onder met normale marktvoorwaarden overeenkomende omstandigheden hetzelfde voordeel kan genieten als het voordeel dat zij dankzij staatsmiddelen heeft verworven. In het geval van publieke ondernemingen gebeurt deze beoordeling in beginsel aan de hand van het criterium van de particuliere investeerder (in het onderhavige geval het criterium van de particuliere schuldeiser) (24). Indien een lidstaat in de loop van de administratieve procedure een beroep doet op dit criterium, moet hij bij twijfel derhalve ondubbelzinnig en op basis van objectieve en controleerbare gegevens aantonen dat de maatregel daadwerkelijk aan dat criterium voldoet (25). Om vast te kunnen stellen dat er geen sprake is van een voordeel dat kan worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, moet Polen dus aantonen dat de openbare instanties op dezelfde wijze hebben gehandeld als een hypothetische particuliere schuldeiser zou hebben gedaan, die niet akkoord zou gaan met niet-betaling en doeltreffende stappen zou ondernemen om de schuld in te vorderen, ook al zou dit een insolventieprocedure tot gevolg hebben.

(81)

De hypothetische particuliere schuldeiser zou de economische situatie van de schuldenaar nauwlettend volgen; bij gebrek aan een herstructureringsplan en slechte vooruitzichten voor het herstel van de levensvatbaarheid zou hij des te sneller tot invordering van de schuld overgaan.

(82)

Om te kunnen bepalen of door openbare instanties staatssteun is verstrekt, moet dus worden nagegaan of de Dienst voor sociale zekerheid in dit geval gelijk een hypothetische particuliere schuldeiser heeft getracht alle verschuldigde bedragen zonder financiële verliezen te innen, en heeft besloten voor de onderneming geen faillissement aan te vragen teneinde een zo groot mogelijk deel van de verschuldigde bedragen te herkrijgen (26).

(83)

De Commissie zal het door Polen ingediende rapport over het in 2012 genomen besluit tot sluiting van de overeenkomst over uitstel van betaling analyseren. De Commissie merkt evenwel op dat de Dienst voor sociale zekerheid toeliet dat de schulden gedurende verschillende jaren opliepen. De door Polen verstrekte informatie heeft betrekking op de gehele periode vanaf het einde van de eerste herstructureringsperiode (en daarvoor) tot oktober 2011, toen opdracht werd gegeven voor een studie met het oog op de sluiting van een overeenkomst over uitstel van betaling. Gezien het feit dat in 2008 een tweede herstructureringsplan werd aangemeld, streefde de onderneming niet actief naar een overeenkomst met haar schuldeisers. De Commissie moet derhalve nagaan of het optreden van de Dienst voor sociale zekerheid vanaf het einde van de eerste herstructureringsperiode tot aan de ondertekening van de overeenkomst over uitstel van betaling in overeenstemming is met het criterium van de particuliere schuldeiser.

(84)

In de volgende overwegingen gaat de Commissie in op i) de betrokkenheid van de Dienst voor sociale zekerheid bij het eerste herstructureringsplan, ii) de gedeeltelijke invordering van de uitstaande schuld door de Dienst voor sociale zekerheid tussen 2007 en 2012 na het mislukken van het eerste herstructureringsplan, en iii) de overeenkomst van 1 maart 2012 over uitstel van betaling. Het eerste herstructureringsplan werd door de bevoegde nationale autoriteit vóór de toetreding van Polen tot de Unie goedgekeurd en betreft voornamelijk de periode vóór de toetreding. De beoordeling van de punten ii) en iii) is doorslaggevend voor de conclusies met betrekking tot het optreden van de Dienst voor sociale zekerheid. Toch besteedt de Commissie in haar beoordeling aandacht aan de ontwikkeling van de situatie van PZL Dębica tijdens de uitvoering van het eerste herstructureringsplan, aangezien dit van cruciaal belang is voor een goed begrip van de verdere ontwikkeling van de situatie.

(85)

Zoals hierboven reeds opgemerkt, besloot de Dienst voor sociale zekerheid deel te nemen aan het eerste herstructureringsplan, dat in 2002 werd opgesteld en goedgekeurd, dat wil zeggen vóór de toetreding van Polen tot de Unie. Het plan voorzag onder meer in herstructurering van de financiële verplichtingen jegens de Dienst voor sociale zekerheid. Op basis van dat herstructureringsplan verklaarde de Dienst voor sociale zekerheid zich bereid uitstel te verlenen voor de betaling van een schuld van 1 364 600 PLN, terwijl een aanzienlijk bedrag van 3 890 000 PLN zou worden vereffend door middel van een lening van het Fonds voor de herstructurering van ondernemingen. Zoals hierboven vermeld (zie overweging 13), ontving PZL Dębica geen middelen uit dit fonds. De Dienst voor sociale zekerheid besloot daarop geen uitstel voor de betaling van de resterende schuld te verlenen en dreigde in 2006 een procedure in te stellen om de onderneming failliet te laten verklaren.

(86)

De Commissie merkt op dat PZL Dębica ondanks de mislukking van de financiële herstructurering en haar schulden aan het einde van de eerste herstructureringsperiode, in 2006 een bescheiden winst wist te boeken (zie tabel 1). Hieruit blijkt dat de organisatorische en technologische herstructureringsinspanningen van de onderneming vruchten afwierpen.

(87)

Daarnaast nam de Dienst voor sociale zekerheid vanaf 2001 een aantal activa van PZL Dębica in onderpand ter dekking van de toenemende schuld. De waarde van het onderpand beliep 11,6 miljoen PLN in 2007, waarmee 100 % van de uitstaande schuld was gedekt.

(88)

Tot slot merkt de Commissie op dat de Dienst voor sociale zekerheid vanaf 2003 begon met het innen van de schuld middels de verkoop van activa van PZL Dębica (zie het overzicht in tabel 5). De Dienst voor sociale zekerheid besloot echter niet tot een snelle liquidatie over te gaan, omdat dit meestal tot lagere opbrengsten leidt dan onder normale omstandigheden. In de context van de afnemende vraag naar industriële activa als gevolg van het huidige economische klimaat zou dit zelfs nog sterker het geval zijn geweest. In plaats daarvan stemde de Dienst voor sociale zekerheid in met een gecontroleerde verkoop die door de onderneming werd georganiseerd. De Dienst voor sociale zekerheid moest toestemming verlenen voor de verkoop op basis van een bod van een derde, waarna de netto-opbrengst van de verkoop aan de Dienst voor sociale zekerheid werd overgedragen. Op basis van de door Polen verstrekte gegevens kan worden geconcludeerd dat bij de door PZL Dębica uitgevoerde verkoop weliswaar marktprijzen werden behaald, maar dat het verkoopproces trager verliep dan een liquidatie op korte termijn. Tussen 2004 en 2006 inde de Dienst voor sociale zekerheid meer dan 1,6 miljoen PLN via de gecontroleerde verkoop van activa van PZL Dębica.

(89)

Als gevolg van de mislukking van de financiële herstructurering in het kader van het eerste herstructureringsplan en de oplopende schuld van PZL Dębica hield de Dienst voor sociale zekerheid de optie van het faillissementsscenario steeds nadrukkelijker open aan het eind van 2006. Zoals hierboven vermeld (zie overweging 42, onder c)) stelde de Dienst voor sociale zekerheid PZL Dębica op 20 november 2006 in kennis van zijn voornemen om voor de onderneming faillissement aan te vragen. Nadat PZL Dębica op 12 december 2006 informatie had verstrekt aan de Dienst voor sociale zekerheid, zag deze ervan af zijn dreigement waar te maken. De Commissie heeft beoordeeld of de Dienst voor sociale zekerheid tussen 2007 (na het einde van de eerste herstructureringsperiode) en 2012 (toen de overeenkomst over uitstel van betaling werd gesloten) als een hypothetische particuliere schuldeiser heeft gehandeld.

(90)

De Commissie heeft allereerst de informatie beoordeeld die door PZL Dębica op 12 december 2006 aan de Dienst voor sociale zekerheid is verstrekt. De onderneming leverde een grondige analyse van haar economische en financiële situatie en nadere gegevens over haar vooruitzichten. De Commissie merkt op dat de hieronder genoemde aspecten, waarvan door de onderneming mededeling werd gedaan aan de Dienst voor sociale zekerheid, voor een hypothetische particuliere schuldeiser van belang zouden zijn om de situatie van de schuldenaar te beoordelen en de meest geschikte maatregelen te bepalen om een zo groot mogelijk deel van de schuld te kunnen innen, en derhalve door de schuldeiser zouden worden gevolgd:

a)

de groeiende omzet en de lagere productiekosten van de onderneming als gevolg van de door PZL Dębica in het kader van het eerste herstructureringsplan genomen herstructureringsmaatregelen;

b)

de winstprognose voor 2006 en de toelichting dat de uitblijvende winst vóór 2006 tot de oplopende schuld had geleid en een snellere betaling van de verschuldigde bedragen door PZL Dębica had verhinderd;

c)

de over het algemeen positieve prognose voor de inkomstenontwikkeling in de komende jaren, waardoor een continue afbetaling van de schuld mogelijk zou worden en gewaarborgd zou zijn dat de onderneming geen nieuwe schulden maakt;

d)

de inspanningen van de onderneming op het gebied van marketing en innovatie en de nieuwe markten waarop de onderneming in het kader van haar nieuwe marketingstrategie begonnen was producten af te zetten (kolen- en kopermijnbouw en nieuwe contracten met partners in Oekraïne en China);

e)

het niet-bestaan van andere grote schulden aan andere openbare instanties of particuliere schuldeisers;

f)

de door de onderneming aangegane verplichting lopende en toekomstige betalingen van sociale premies op tijd te voldoen.

(91)

De Commissie merkt op dat op basis van de hierboven vermelde uitvoerige informatie, waarin zich een groeipad voor PZL Dębica en serieuze inkomsten voor de Dienst voor sociale zekerheid aftekenden, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat bij voortzetting van de ondernemingsactiviteiten een groter deel van de uitstaande schuld kon worden geïnd dan in het geval van een gedwongen liquidatie van de onderneming. De Commissie merkt op dat de Dienst voor sociale zekerheid desondanks voorzichtigheidshalve niet akkoord ging met een opschorting van de invordering, die volgens PZL Dębica een belemmering vormde voor het herstructureringsproces. De Dienst voor sociale zekerheid handelde dus als een particuliere schuldeiser, die voor een aanpak zou kiezen die de inning van een zo groot mogelijk deel van de schuld zou waarborgen.

(92)

De Commissie merkt op dat de Dienst voor sociale zekerheid in 2008 akkoord ging met het tweede herstructureringsplan en instemde met het verlenen van uitstel van betaling voor een deel van de schuld. De resterende schuld zou worden vereffend door middel van een kapitaalinjectie door het Bureau voor industriële ontwikkeling van de Poolse overheid. De inachtneming van de opschortingsverplichting had echter tot gevolg dat de maatregelen niet ten uitvoer werden gelegd. De Commissie merkt op dat de Dienst voor sociale zekerheid wat betreft de inning van de uitstaande schuld niet op het tweede herstructureringsplan vertrouwde, maar de hierboven beschreven aanpak, waarvoor hij in 2007 had gekozen, bleef volgen.

(93)

Dankzij de gecontroleerde verkoop van activa van PZL Dębica kon de Dienst voor sociale zekerheid in 2007 en 2008 naast de in overweging 88 bedoelde bedragen meer dan 5,4 miljoen PLN innen (zie tabel 5). Volgens Polen moet het feit dat na 2008 geen activa werden verkocht hoewel de Dienst voor sociale zekerheid drie onroerende goederen in onderpand had met een totale waarde van 6 miljoen PLN, worden gezien tegen de achtergrond van de economische context waarin de activa van PZL Dębica werden aangeboden. Polen voerde aan dat de economische crisis en het krimpen van de zakelijke activiteiten in de regio hadden bijgedragen tot een gebrek aan belangstelling voor de activa van PZL Dębica, zodat het moeilijk was geworden deze te verkopen tegen een door de Dienst voor sociale zekerheid aanvaardbaar geachte prijs.

(94)

Zoals hierboven opgemerkt, had de Dienst voor sociale zekerheid verder beslag laten leggen op de rekening van PZL Dębica, waardoor hij tussen 2007 en 2010 nog eens een bedrag van 475 369 PLN kon innen.

(95)

Gedurende de beoordelingsperiode (zie overweging 96, onder b)) ontving de Dienst voor sociale zekerheid op grond van de doorlopende invorderingsmaatregelen meer dan 7 miljoen PLN; het feit dat de inning van de uitstaande schuld langer duurde, was te wijten aan de samengestelde rente die over de schuld werd berekend.

(96)

De Commissie heeft ook onderzocht of PZL Dębica zich tussen 2007 en 2012 heeft gehouden aan de toezeggingen die zij heeft gedaan toen de Dienst voor sociale zekerheid in januari 2007 besloot om geen faillissementsprocedure tegen de onderneming in te leiden. De Commissie merkt het volgende op:

a)

PZL Dębica is sinds 2006 een winstgevende onderneming en is er in 2010 in geslaagd een particuliere investeerder aan te trekken (zie overweging 10); tegelijkertijd wordt de ontwikkeling van de nettoresultaten belemmerd doordat de onderneming als gevolg van haar uitstaande schulden niet in aanmerking komt voor overheidsopdrachten en geen krediet kan verkrijgen op de markt;

b)

de onderneming heeft haar schulden sinds 2006 met 7 miljoen PLN weten te terug te dringen; bovenop de hierboven genoemde verkoop van activa en beslaglegging voldeed de onderneming elk jaar aan haar afbetalingsverplichtingen en gebruikte zij haar winsten en een kapitaalinjectie van 2010 door een particuliere investeerder om haar schulden te verminderen;

c)

de onderneming voldoet sinds 2006 aan de lopende betalingsverplichtingen jegens de Dienst voor sociale zekerheid en andere openbare instanties, zodat sindsdien, afgezien van een marginale schuld van 1 900 PLN, geen nieuwe schulden zijn ontstaan.

(97)

De Commissie concludeert dat het herstel van de rentabiliteit van PZL Dębica in 2006, de goede vooruitzichten wat betreft de levensvatbaarheid op de lange termijn, het feit dat de onderneming sinds 2006 aan haar lopende financiële verplichtingen voldoet en de participatie van een particuliere investeerder sinds 2010 belangrijke factoren zijn die een particuliere schuldeiser in aanmerking zou nemen om te bepalen of de in 2007 gekozen aanpak nog steeds de meest geschikte is om een zo groot mogelijk deel van de schuld te innen.

(98)

In oktober 2011, dat wil zeggen vóór de op 1 maart 2012 gemaakte afspraken over uitstel van betaling, diende Polen een analyse met betrekking tot het criterium van de particuliere schuldeiser in die was uitgevoerd door een extern adviesbureau. In het rapport worden twee opties vergeleken: i) invordering van alle uitstaande bedragen door de Dienst voor sociale zekerheid, en ii) vereffening van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid door uitstel van betaling van de totale schuld. De conclusie van de analyse luidt dat de Dienst voor sociale zekerheid voor de verlening van uitstel van betaling dient te kiezen, aangezien hierdoor gewaarborgd is dat de schuld volledig wordt afbetaald, terwijl volgens het liquidatiescenario rond 60 tot 70 % van de schuld zou kunnen worden geïnd.

(99)

De Commissie heeft het rapport en de aannames die eraan ten grondslag liggen kritisch onder de loep genomen.

(100)

Ten eerste merkt de Commissie op dat de conclusies van de analyse zijn gebaseerd op een onderzoek van i) de huidige economische en financiële situatie van PZL Dębica, ii) de activa en alle passiva van de onderneming, iii) de marktpositie van de onderneming, iv) de resultaten van de herstructurering en v) de toepasselijke wettelijke voorschriften en praktijken met betrekking tot insolventieprocedures in Polen.

(101)

Volgens het liquidatiescenario zou de Dienst voor sociale zekerheid slechts rond 60 tot 70 % van de schuld kunnen innen binnen een periode van drie tot vier jaar (27). Het feit dat slechts een beperkt bedrag kan worden geïnd, is voornamelijk te wijten aan de hoge kosten van het liquidatieproces en de lage liquidatiewaarde van de activa in het bezit van de onderneming. Met betrekking tot de liquidatiewaarde merkt de Commissie op dat de waarde van deze activa volgens het faillissementsscenario bij een liquidatie op korte termijn met rond 50 % wordt verminderd als gevolg van het feit dat zij afzonderlijk en niet als functionerende onderneming worden verkocht. Dit cijfer is ook te wijten aan de afgenomen vraag naar industriële activa tegen de achtergrond van de crisis van de reële economie, maar is altijd nog hoger dan de gemiddelde opbrengst uit de faillissementsverkoop van activa in Polen, die 26,68 % van de reële waarde bedraagt.

(102)

In het in overweging 44 beschreven uitstelscenario zijn volgens het rapport voor een particuliere schuldeiser die een zo groot mogelijk deel van de aan hem verschuldigde bedragen tracht te innen, de volgende elementen van belang:

herstel van de rentabiliteit door PZL Dębica in 2006 als gevolg van de herstructurering;

de huidige orderportefeuille van PZL Dębica en haar verkoopnetwerk in Polen en in het buitenland;

de participatie, sinds 2010, van een particuliere investeerder (Eurotech), die 16,7 % van de nieuw uitgegeven aandelen van PZL Dębica heeft verworven;

een intentieverklaring van Eurotech van 2011, waarin deze investeerder verklaart meer kapitaal te willen investeren en nog eens 15 % van de aandelen van de onderneming te willen verwerven, behoudens het besluit van de Commissie;

het vooruitzicht dat de onderneming veel betere financiële resultaten kan boeken wanneer zij weer toegang krijgt tot overheidsopdrachten en externe financiering, wat afhankelijk is van de ondertekening van de overeenkomst over uitstel van betaling;

het feit dat PZL Dębica tussen 2006 en 2011 op tijd heeft voldaan aan al haar lopende betalingsverplichtingen aan openbare instanties (ten bedrage van gemiddeld 5 miljoen PLN per jaar); en

het feit dat de Dienst voor sociale zekerheid over de acht jaar gedurende welke de schuld wordt afbetaald, nog eens 18 miljoen PLN aan lopende betalingen voor sociale premies zal ontvangen.

(103)

De Commissie is van oordeel dat dit laatste element niet in aanmerking kan worden genomen, aangezien de verplichte betalingen in de toekomst niet kunnen worden vergeleken met de inkomsten die een particuliere onderneming kan verwachten van een economische activiteit. Het innen van verplichte sociale premies kan niet als economische activiteit worden beschouwd.

(104)

De Commissie merkt op dat de ondertekende overeenkomst voorziet in de vereffening van het volledige op 1 maart 2012 verschuldigde bedrag, dat wil zeggen van een bedrag van [7-13 miljoen] PLN, bestaand uit een schuld van [3,5-6,5 miljoen] PLN en verschuldigde rente ten bedrage van [3,5-6,5 miljoen] PLN. Hierbovenop wordt een opslag van [1-1,7 miljoen] PLN wegens late betaling berekend. De schuld moet in 96 maandelijkse termijnen worden afbetaald.

(105)

De Commissie merkt tevens op dat de Dienst voor sociale zekerheid nog activa van PZL Dębica ter waarde van 6 243 002,55 PLN in onderpand heeft, die de dienst voornemens is net als eerdere activa in een gecontroleerde procedure te verkopen. Eventuele baten uit de verkoop van deze activa zouden worden gebruikt om de schuld van PZL Dębica aan de Dienst voor sociale zekerheid te verminderen.

(106)

De Commissie merkt voorts op dat het rapport geen vergelijking bevat van de huidige ontvangsten bij optie 1 en optie 2, aan de hand waarvan de particuliere schuldeiser zou kunnen bepalen welke optie gunstiger is. De Commissie heeft de desbetreffende huidige waarden voor verschillende disconteringspercentages berekend op basis van voorzichtige aannames, dat wil zeggen drie jaar in het geval van liquidatie van de onderneming en acht jaar in het geval van uitstel van betaling. Toekomstige winsten voor de Dienst voor sociale zekerheid die voortvloeien uit lopende betalingen, zijn niet in de berekening van de Commissie opgenomen. Voor alle denkbare disconteringspercentages geldt dat het uitstelscenario voor een particuliere schuldeiser gunstiger is dan liquidatie.

(107)

Tot slot merkt de Commissie op dat PZL Dębica tot november 2012 de negen, in de uitstelregeling voorziene termijnen op tijd heeft betaald.

(108)

Op grond hiervan is de Commissie van oordeel dat de Dienst voor sociale zekerheid door in maart 2012 in te stemmen met het uitstel van betaling, handelde als een particuliere schuldeiser die de door een schuldenaar in financiële moeilijkheden aan hem verschuldigde bedragen tracht te innen. Derhalve heeft de publieke schuldeiser PZL Dębica geen voordeel verschaft. Bijgevolg vormt de vereffening van de uitstaande schuld op basis van het uitstel van betaling dat is verleend bij de overeenkomst van maart 2012 tussen de onderneming en de Dienst voor sociale zekerheid, geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

VI.   CONCLUSIE

(109)

De Commissie beschouwt de in overweging 52 bedoelde steunmaatregelen als ingetrokken. Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad moet het onderzoek van de Commissie naar deze maatregelen daarom worden beëindigd.

(110)

De Commissie is van oordeel dat de in overweging 56 bedoelde steunmaatregelen vóór de toetreding van Polen tot de Unie zijn vastgesteld en na de toetredingsdatum niet van toepassing zijn. Deze maatregelen kunnen noch op grond van de procedure neergelegd in artikel 108 van het Verdrag noch uit hoofde van de overgangsregeling door de Commissie worden onderzocht.

(111)

Wat betreft de in overweging 59 genoemde maatregelen, merkt de Commissie op dat eventuele onrechtmatig verleende steun zou worden geacht te zijn teruggevorderd overeenkomstig het bepaalde in de bekendmaking over de terugvordering van steun.

(112)

De in tabel 7 bedoelde steunmaatregelen vallen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 maar overschrijden de daarin vastgelegde drempel niet.

(113)

Tot besluit is de Commissie van oordeel dat de maatregel bedoeld in de overwegingen 76 tot en met 108 geen steun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij besluit van de Commissie van 19 december 2008 betreffende staatssteunmaatregel C 49/08 (ex N 402/08) – Herstructureringssteun voor PZL Dębica ingeleide procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag wordt beëindigd voor wat betreft de volgende, ten gunste van PZL Dębica ten uitvoer gelegde steunmaatregelen:

a)

twee maatregelen ten belope van respectievelijk 4 965 800 PLN en 5 534 200 PLN, die door Polen op 13 augustus 2008 zijn aangemeld en op 10 oktober 2011 zijn ingetrokken overeenkomstig artikel 8 van de procedureverordening;

b)

een maatregel ten belope van 914 522,15 PLN, ten aanzien waarvan de belastingdienst op 20 oktober 2003 een besluit heeft doen uitgaan, op grond van het feit dat de steunmaatregel vóór de toetreding van Polen tot de Europese Unie is vastgesteld en niet van toepassing is na de toetredingsdatum;

c)

een maatregel met een nominale waarde van 61 104,97 PLN, vermeerderd met rente ten bedrage van 103 566,29 PLN, terugbetaald op 14 augustus 2012, die overeenkomstig artikel 7, lid 5, van Verordening (EG) nr. 659/1999 niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is. De steun werd op 14 augustus 2012 door Polen teruggevorderd in overeenstemming met de bekendmaking over de terugvordering van steun (28);

d)

de vijf ten gunste van PZL Dębica ten uitvoer gelegde maatregelen vermeld in tabel 7, op grond van het feit dat deze maatregelen de-minimissteun vormen in de zin van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 69/2001;

e)

het aan PZL Dębica verleende uitstel van betaling ten belope van [7-13 miljoen] PLN, uit hoofde van de op 1 maart 2012 tussen PZL Dębica en de Dienst voor sociale zekerheid gesloten overeenkomst over uitstel van betaling, krachtens artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999, op grond van het feit dat de maatregel geen steun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 19 december 2012.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)  PB C 53 van 6.3.2009, blz. 17.

(2)  PB C 53 van 6.3.2009, blz. 17.

(3)  Prognose van augustus 2012 voor 2012 als geheel op basis van de gegevens voor het eerste en tweede kwartaal van 2012.

(4)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(5)  PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5.

(6)  Over deze in 2001-2002 opgelopen schuld werd gedurende de periode waarvoor uitstel van betaling was verleend (2001-2004), een rente variërend van 14 % tot 31 % berekend. Zie tabel 3. Het in het besluit tot inleiding van de procedure vermelde bedrag van de schuld (1 164 900 PLN) werd door Polen gecorrigeerd tot 1 116 788,60 PLN.

(7)  Gepubliceerd in het Poolse staatsblad Dziennik Ustaw nr. 155, punt 1287, zoals gewijzigd.

(8)  Beschikking van de Commissie van 6 november 2008 betreffende staatssteun C 17/05 (ex N 194/05 en PL 34/04) die door Polen is toegekend ten gunste van Stocznia Gdynia (PB L 33 van 4.2.2010, blz. 1).

(9)  Zie het arrest van het Administratief Hooggerechtshof van 22 februari 2005 in zaak I FSK 630/05 en het arrest van het Hooggerechtshof van 12 maart 2007 in zaak I UK 288/06.

(10)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(11)  Verordening van de Poolse regering van 11 augustus 2004 inzake de specifieke methode voor de berekening van de hoogte van in verschillende vormen te verlenen staatssteun (Dziennik Ustaw nr. 194, punt 1983).

(12)  PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3.

(13)  Dziennik Ustaw nr. 137, punt 926, zoals gewijzigd.

(14)  Zakengeheim

(15)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(16)  Zie voor de geldende rentetarieven voor terugvorderingen: http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html.

(17)  PB C 272 van 15.11.2007, blz. 4.

(18)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1; zie met name de artikelen 9 en 11.

(19)  Zie voetnoot 14.

(20)  PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3.

(21)  Voor de omrekening heeft de Commissie zich gebaseerd op de gemiddelde wisselkoersen van de Nationale Bank van Polen op de datum van het besluit tot toekenning van de steun. Zie http://www.nbp.pl/home.aspx?c=/ascx/archa.ascx.

(22)  Zie zaak C¬256/97, DMT, Jurispr. 1999, blz. I-3913, punt 30; zaak T-36/99, Lenzing AG/Commissie, Jurispr. 2004, blz. II-3597, punt 137.

(23)  Vgl. C-342/96, Tubacex, Jurispr. 1999, blz. I-2459, punt 46; C-256/97, DMT, Jurispr. 1999, blz. I-3913, punt 21; C-480/98, Magefesa, Jurispr. 2000, blz. I-8717; T-152/99, HAMSA, Jurispr. 2002, blz. II-3049, punt 167.

(24)  Zaak C-124/10 Électricité de France/Commissie, arrest van 5.7.2012, nog niet gepubliceerd, punt 78 (zie in die zin de arresten in zaak C-303/88, Italië/Commissie, Jurispr. 1991, blz. I-1433, punt 20; zaak C-482/99, Frankrijk/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-4397, punten 68 tot en met 70; en Comitato ‘Venezia vuole vivere’ e.a./Commissie, nog niet gepubliceerd, punt 91, en de aangehaalde rechtspraak).

(25)  Zaak C-124/10, Électricité de France/Commissie, arrest van 5.7.2012, nog niet gepubliceerd.

(26)  Zaak C-256/97, DM Transports, Jurispr. 1999, blz. I-3913, punt 30.

(27)  Raming op basis van door de Hoge Rekenkamer verstrekte gegevens over de duur van insolventieprocedures.

(28)  PB C 272 van 15.11.2007, blz. 4.


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/57


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2013

tot wijziging van de Beschikkingen 2006/799/EG, 2007/64/EG, 2009/300/EG, 2009/543/EG, 2009/544/EG, 2009/563/EG, 2009/564/EG, 2009/567/EG, 2009/568/EG, 2009/578/EG, 2009/598/EG, 2009/607/EG, 2009/894/EG, 2009/967/EG, 2010/18/EG en Besluit 2011/331/EU teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan bepaalde producten te verlengen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 3550)

(2013/295/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 3, onder c),

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2006/799/EG van de Commissie van 3 november 2006 tot vaststelling van herziene milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan bodemverbeteraars (2) verstrijkt op 31 december 2013.

(2)

Beschikking 2007/64/EG van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van herziene milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan groeimedia (3) verstrijkt op 31 december 2013.

(3)

Beschikking 2009/300/EG van de Commissie van 12 maart 2009 tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor televisietoestellen (4) verstrijkt op 31 oktober 2013.

(4)

Beschikking 2009/543/EG van de Commissie van 13 augustus 2008 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan verven en vernissen voor gebruik buitenshuis (5) verstrijkt op 30 juni 2013.

(5)

Beschikking 2009/544/EG van de Commissie van 13 augustus 2008 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan verven en vernissen voor gebruik binnenshuis (6) verstrijkt op 30 juni 2013.

(6)

Beschikking 2009/563/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor schoeisel (7) verstrijkt op 10 juli 2013.

(7)

Beschikking 2009/564/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan kampeerterreinen (8) verstrijkt op 10 juli 2013.

(8)

Beschikking 2009/567/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan textielproducten (9) verstrijkt op 10 juli 2013.

(9)

Beschikking 2009/568/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan tissuepapier (10) verstrijkt op 10 juli 2013.

(10)

Beschikking 2009/578/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan toeristische accommodatie (11) verstrijkt op 10 juli 2013.

(11)

Beschikking 2009/598/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan matrassen (12) verstrijkt op 10 juli 2013.

(12)

Beschikking 2009/607/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor harde vloer- en wandbekledingen (13) verstrijkt op 10 juli 2013.

(13)

Beschikking 2009/894/EG van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor houten meubelen (14) verstrijkt op 1 december 2013.

(14)

Beschikking 2009/967/EG van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor vloerbedekking van textiel (15) verstrijkt op 1 december 2013.

(15)

Beschikking 2010/18/EG van de Commissie van 26 november 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor houten vloerbekledingen (16) verstrijkt op 27 november 2013.

(16)

Besluit 2011/331/EU van de Commissie van 6 juni 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor lichtbronnen (17) verstrijkt op 6 juni 2013.

(17)

Er is een beoordeling verricht om de relevantie en geschiktheid van de huidige milieucriteria te evalueren, alsook van de daarmee gepaard gaande eisen inzake beoordeling en toezicht, verificatie of controle, welke bij die beschikkingen en dat besluit zijn vastgesteld. Gezien de verschillende stadia waarin de herziening van deze beschikkingen en dit besluit zich bevindt, moet de geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, verificatie of controle worden verlengd. De geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle die in de Beschikkingen 2009/567/EG, 2009/543/EG, 2009/544/EG en 2009/598/EG is vastgesteld, dient te worden verlengd tot en met 30 juni 2014. De in Beschikking 2009/300/EG vastgestelde geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht/controle dient te worden verlengd tot en met 31 oktober 2014. De geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht/controle die in de Beschikkingen 2006/799/EG, 2007/64/EG, 2009/894/EG en Besluit 2011/331/EU is vastgesteld, dient te worden verlengd tot en met 31 december 2014. De in de Beschikkingen 2009/563/EG en 2009/568/EG vastgestelde geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht/verificatie/controle dient te worden verlengd tot en met 30 juni 2015. De in de Beschikkingen 2009/564/EG en 2009/578/EG vastgestelde geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie dient te worden verlengd tot en met 30 november 2015. De in de Beschikkingen 2009/967/EG en 2010/18/EG vastgestelde geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht dient te worden verlengd tot en met 31 december 2015, en de in Beschikking 2009/607/EG vastgestelde geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht/verificatie dient te worden verlengd tot en met 30 november 2017.

(18)

De Beschikkingen 2006/799/EG, 2007/64/EG, 2009/300/EG, 2009/543/EG, 2009/544/EG, 2009/563/EG, 2009/564/EG, 2009/567/EG, 2009/568/EG, 2009/578/EG, 2009/598/EG, 2009/607/EG, 2009/894/EG, 2009/967/EG en 2010/18/EG en Besluit 2011/331/EU dienen bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(19)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010 opgerichte comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6 van Beschikking 2006/799/EG wordt vervangen door:

„Artikel 6

De milieucriteria voor de productgroep „bodemverbeteraars”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, zijn geldig tot en met 31 december 2014.”.

Artikel 2

Artikel 5 van Beschikking 2007/64/EG wordt vervangen door:

„Artikel 5

De milieucriteria voor de productgroep „groeimedia”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, zijn geldig tot en met 31 december 2014.”.

Artikel 3

Artikel 3 van Beschikking 2009/300/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „televisietoestellen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, zijn geldig tot en met 31 oktober 2014.”.

Artikel 4

Artikel 3 van Beschikking 2009/543/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „verven en vernissen voor gebruik buitenshuis”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 30 juni 2014.”.

Artikel 5

Artikel 3 van Beschikking 2009/544/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „verven en vernissen voor gebruik binnenshuis”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 30 juni 2014.”.

Artikel 6

Artikel 3 van Beschikking 2009/563/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „schoeisel”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie, zijn geldig tot en met 30 juni 2015.”.

Artikel 7

Artikel 4 van Beschikking 2009/564/EG wordt vervangen door:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productgroep „kampeerterreinen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie, zijn geldig tot en met 30 november 2015.”.

Artikel 8

Artikel 3 van Beschikking 2009/567/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „textielproducten”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 30 juni 2014.”.

Artikel 9

Artikel 3 van Beschikking 2009/568/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „tissuepapier”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 30 juni 2015.”.

Artikel 10

Artikel 4 van Beschikking 2009/578/EG wordt vervangen door:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productgroep „toeristische accommodatie”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie, zijn geldig tot en met 30 november 2015.”.

Artikel 11

Artikel 3 van Beschikking 2009/598/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „matrassen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 30 juni 2014.”.

Artikel 12

Artikel 3 van Beschikking 2009/607/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „harde vloer- en wandbekledingen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie, zijn geldig tot en met 30 november 2017.”.

Artikel 13

Artikel 3 van Beschikking 2009/894/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „houten meubelen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2014.”.

Artikel 14

Artikel 3 van Beschikking 2009/967/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „vloerbedekking van textiel”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2015.”.

Artikel 15

Artikel 3 van Beschikking 2010/18/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „houten vloerbekledingen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2015.”.

Artikel 16

Artikel 3 van Besluit 2011/331/EU wordt vervangen door:

„Artikel 3

De criteria voor de productgroep „lichtbronnen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2014.”.

Artikel 17

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2013.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

(2)  PB L 325 van 24.11.2006, blz. 28.

(3)  PB L 32 van 6.2.2007, blz. 137.

(4)  PB L 82 van 28.3.2009, blz. 3.

(5)  PB L 181 van 14.7.2009, blz. 27.

(6)  PB L 181 van 14.7.2009, blz. 39.

(7)  PB L 196 van 28.7.2009, blz. 27.

(8)  PB L 196 van 28.7.2009, blz. 36.

(9)  PB L 197 van 29.7.2009, blz. 70.

(10)  PB L 197 van 29.7.2009, blz. 87.

(11)  PB L 198 van 30.7.2009, blz. 57.

(12)  PB L 203 van 5.8.2009, blz. 65.

(13)  PB L 208 van 12.8.2009, blz. 21.

(14)  PB L 320 van 5.12.2009, blz. 23.

(15)  PB L 332 van 17.12.2009, blz. 1.

(16)  PB L 8 van 13.1.2010, blz. 32.

(17)  PB L 148 van 7.6.2011, blz. 13.


19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.

Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.