European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2023/2844

27.12.2023

VERORDENING (EU) 2023/2844 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 december 2023

betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2, punten e) en f), en artikel 82, lid 1, punt d),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In haar mededeling van 2 december 2020, getiteld “Digitalisering van justitie in de Europese Unie – Een instrumentarium met mogelijkheden” heeft de Commissie erop gewezen dat het wetgevingskader inzake de grensoverschrijdende procedures van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken moet worden gemoderniseerd, in overeenstemming met het beginsel “standaard digitaal”, met inachtneming van de nodige waarborgen om sociale uitsluiting te vermijden en zorgdragend voor wederzijds vertrouwen, interoperabiliteit en veiligheid.

(2)

Voor de totstandbrenging van een volledig functionerende ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is het van belang dat alle lidstaten zich inzetten om de bestaande ongelijkheden op het gebied van de digitalisering van systemen aan te pakken en de door de desbetreffende financieringsmechanismen van de Unie geboden kansen te benutten.

(3)

Teneinde de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter te verbeteren, moeten de rechtshandelingen van de Unie die voorzien in communicatie tussen bevoegde autoriteiten, met inbegrip van organen en instanties van de Unie, en tussen bevoegde autoriteiten en natuurlijke en rechtspersonen in burgerlijke en handelszaken, worden aangevuld door voorwaarden vast te stellen voor de verrichting van die communicatie met digitale middelen.

(4)

Met deze verordening wordt beoogd gerechtelijke procedures efficiënter en doeltreffender te maken en de toegang tot de rechter te vergemakkelijken door de bestaande communicatiekanalen te digitaliseren, hetgeen tijds- en kostenbesparingen, een vermindering van de administratieve lasten en sterkere veerkracht in geval van overmacht moet opleveren voor alle autoriteiten die betrokken zijn bij grensoverschrijdende justitiële samenwerking. Het gebruik van digitale communicatiekanalen tussen bevoegde autoriteiten moet leiden tot minder vertragingen bij de behandeling van zaken, zowel op korte als op lange termijn. Dat moet ten goede komen aan natuurlijke personen, rechtspersonen en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, en het vertrouwen in de rechtsstelsels versterken. Digitalisering van communicatiekanalen zou ook nuttig zijn op het gebied van grensoverschrijdende strafprocedures en in het kader van de misdaadbestrijding door de Unie. In dit verband is de hoge mate van beveiliging die digitale communicatiekanalen kunnen bieden een stap voorwaarts, ook voor het waarborgen van de rechten van de betrokkenen, zoals het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens.

(5)

De grondrechten en fundamentele vrijheden van alle personen die in aanraking komen met de elektronische uitwisseling van gegevens op grond van deze verordening, met name het recht op daadwerkelijke toegang tot de rechter, het recht op een onpartijdig gerecht, het beginsel van non-discriminatie, het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens, moeten volledig worden geëerbiedigd overeenkomstig het Unierecht.

(6)

Bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening moeten alle entiteiten het beginsel van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht eerbiedigen, met inachtneming van het beginsel van de scheiding der machten en de andere beginselen van de rechtsstaat.

(7)

Daadwerkelijke toegang tot de rechter is een kerndoelstelling van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. De digitale transformatie is een belangrijke stap om de toegang tot de rechter en de efficiëntie, kwaliteit en transparantie van rechtsstelsels te verbeteren.

(8)

Het is belangrijk dat er passende kanalen en instrumenten worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat rechtsstelsels efficiënt digitaal kunnen samenwerken. Daartoe moet op Unieniveau een uniform IT-instrument tot stand worden gebracht dat snelle, directe, interoperabele, betrouwbare, toegankelijke, veilige en efficiënte grensoverschrijdende elektronische uitwisseling van zaakgerelateerde gegevens tussen bevoegde autoriteiten mogelijk maakt. De Commissie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat beoefenaars van juridische beroepen worden betrokken bij de digitale transformatie van rechtsstelsels.

(9)

Voor de digitale uitwisseling van zaakgerelateerde gegevens zijn er instrumenten ontwikkeld waarmee kan worden voorkomen dat de bestaande, in de lidstaten reeds gebruikte IT-systemen moeten worden vervangen of dure aanpassingen moeten ondergaan. Het e-Codex-systeem (e-Justice Communication via Online Data Exchange), waarvan het juridische kader is vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad (3), is het belangrijkste instrument van dit type dat tot dusver is ontwikkeld om een snelle, directe, interoperabele, duurzame, betrouwbare en veilige grensoverschrijdende elektronische uitwisseling van zaakgerelateerde gegevens tussen bevoegde autoriteiten te waarborgen.

(10)

De digitalisering van procedures moet ervoor zorgen dat iedereen, ook personen met een handicap, toegang tot de rechter heeft. Het bij deze verordening ingestelde gedecentraliseerde IT-systeem en Europees elektronisch toegangspunt moeten voldoen aan de webtoegankelijkheidseisen van Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad (4). Tegelijkertijd moeten de in deze verordening bedoelde elektronische betalingsmethoden voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(11)

Het opzetten van digitale kanalen voor grensoverschrijdende communicatie zou rechtstreeks bijdragen tot een betere toegang tot de rechter door natuurlijke en rechtspersonen in staat te stellen de bescherming van hun rechten te eisen en vorderingen in te stellen, procedures in te leiden en zaakgerelateerde gegevens in digitale vorm uit te wisselen met gerechtelijke of andere bevoegde autoriteiten in het kader van procedures die binnen het toepassingsgebied van het Unierecht inzake burgerlijke en handelszaken vallen.

(12)

Om ervoor te zorgen dat elektronische communicatie-instrumenten een positief effect hebben op de toegang tot de rechter, moeten de lidstaten voldoende middelen toewijzen aan de verbetering van de digitale vaardigheden en geletterdheid van de burgers en moeten zij er in het bijzonder op toezien dat het gebrek aan digitale vaardigheden geen belemmering vormt voor het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat opleiding wordt verstrekt aan alle beoefenaars van justitiële beroepen, met inbegrip van openbare aanklagers, rechters en administratief personeel, en aan de bevoegde autoriteiten, om een doeltreffend gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem te waarborgen. Die opleiding moet erop gericht zijn de werking van de rechtsstelsels in de hele Unie te verbeteren en de grondrechten en fundamentele waarden beter te doen handhaven, met name door beoefenaars van justitiële beroepen in staat te stellen efficiënt om te gaan met uitdagingen die zich tijdens procedures of hoorzittingen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand kunnen voordoen als gevolg van de virtuele aard ervan. De lidstaten moeten door de Commissie aangemoedigd en bijgestaan worden om, in het kader van desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie, subsidies aan te vragen voor opleidingsactiviteiten.

(13)

Deze verordening moet betrekking hebben op de digitalisering van de communicatie in zaken met grensoverschrijdende effecten die binnen het toepassingsgebied van bepaalde rechtshandelingen van de Unie inzake burgerlijke, handels- en strafzaken vallen. Die handelingen moeten worden vermeld in de bijlagen bij deze verordening. De communicatie tussen bevoegde autoriteiten en organen en instanties van de Unie, zoals het Europees Openbaar Ministerie of Eurojust, in zaken waarin zij bevoegd zijn krachtens de in bijlage II vermelde rechtshandelingen, moet eveneens onder deze verordening vallen. Insolventiefunctionarissen die krachtens het nationale recht bevoegd zijn om vorderingen te ontvangen die een buitenlandse schuldeiser in insolventieprocedures uit hoofde van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad (6) heeft ingediend, moeten worden beschouwd als bevoegde autoriteit in de zin van deze verordening.

(14)

Deze verordening moet de regels betreffende grensoverschrijdende gerechtelijke procedures die zijn vastgesteld bij de in de bijlagen I en II vermelde rechtshandelingen, met uitzondering van de regels met betrekking tot de communicatie via digitale middelen die bij deze verordening zijn ingevoerd, onverlet laten. Deze verordening moet het nationale recht inzake de aanwijzing van een autoriteit, persoon of orgaan voor de behandeling van enig aspect van de verificatie en indiening van aanvragen, stukken en informatie, onverlet laten. De voorschriften van het toepasselijke nationale recht inzake de authenticiteit, nauwkeurigheid, betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en de geschikte rechtsvorm van stukken en informatie moeten onverlet blijven, met uitzondering van de regels met betrekking tot de communicatie via digitale middelen die bij deze verordening zijn ingevoerd.

(15)

Of een zaak wordt geacht grensoverschrijdende effecten te hebben, moet worden beoordeeld op grond van de in de bijlagen I en II vermelde rechtshandelingen. Wanneer in de in bijlagen I en II vermelde rechtshandelingen uitdrukkelijk wordt bepaald dat een communicatieprocedure tussen bevoegde autoriteiten moet worden beheerst door het nationale recht, mag deze verordening niet van toepassing zijn.

(16)

De verplichtingen uit hoofde van deze verordening mogen niet van toepassing zijn op mondelinge communicatie, zoals telefonische gesprekken of gesprekken tussen personen.

(17)

Deze verordening mag niet van toepassing zijn op de betekening of kennisgeving van stukken uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad (7), noch op de bewijsverkrijging uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad (8). Die verordeningen bevatten al specifieke regels inzake de digitalisering van de justitiële samenwerking. Ter verbetering van de rechtstreekse elektronische betekening of kennisgeving van stukken aan een persoon die een bekende woonplaats heeft in een andere lidstaat, moeten bij deze verordening echter bepaalde wijzigingen worden aangebracht in Verordening (EU) 2020/1784.

(18)

Wanneer de Commissie bij het ontwerp en in de opbouwfase van het Europees elektronisch toegangspunt samenwerkt met externe actoren, moeten deze over ervaring met veilige, gebruikersvriendelijke en toegankelijke IT-ontwikkeling beschikken.

(19)

Om te zorgen voor veilige, efficiënte, snelle, interoperabele, vertrouwelijke en betrouwbare communicatie tussen de lidstaten in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures in burgerlijke, handels- en strafzaken, moet passende communicatietechnologie worden gebruikt, mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot de veiligheid, integriteit en betrouwbaarheid van het ontvangen document en de identificatie van de deelnemers aan de communicatie. Daarom moet een veilig, efficiënt en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem worden ingevoerd voor gegevensuitwisseling in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures. Het gedecentraliseerde karakter van het IT-systeem moet erop gericht zijn veilige gegevensuitwisseling tussen bevoegde autoriteiten mogelijk te maken, zonder dat een instelling van de Unie inhoudelijk bij die uitwisseling is betrokken. Het gedecentraliseerde IT-systeem moet ook veilige gegevensuitwisseling tussen een lidstaat en organen en instanties van de Unie, zoals Eurojust, mogelijk maken in gevallen die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage II vermelde rechtshandelingen vallen.

(20)

Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit back-endsystemen in de lidstaten en de betrokken organen en instanties van de Unie, en interoperabele toegangspunten die die systemen op een veilige manier met elkaar verbinden. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten worden gebaseerd op e-Codex.

(21)

Voor de toepassing van deze verordening moeten de lidstaten door de Commissie ontwikkelde software (referentie-implementatiesoftware) kunnen gebruiken in plaats van een nationaal IT-systeem. Die referentie-implementatiesoftware moet gebaseerd zijn op een modulaire structuur, wat betekent dat de software afzonderlijk van de e-Codex-componenten die nodig zijn om de software aan te sluiten op het gedecentraliseerde IT-systeem, wordt samengesteld en aangeleverd. Deze structuur moet de lidstaten in staat stellen hun bestaande nationale infrastructuur voor justitiële communicatie te hergebruiken of te verbeteren met het oog op grensoverschrijdend gebruik. Voor aangelegenheden in verband met onderhoudsverplichtingen kunnen de lidstaten ook gebruikmaken van software die is ontwikkeld door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (iSupport).

(22)

De Commissie moet verantwoordelijk zijn voor het creëren, ontwikkelen en onderhouden van deze referentie-implementatiesoftware, overeenkomstig de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen, alsook overeenkomstig de toegankelijkheidsvoorschriften. De Commissie moet de referentie-implementatiesoftware ontwerpen, ontwikkelen en onderhouden conform de voorschriften en beginselen inzake gegevensbescherming van de Verordeningen (EU) 2018/1725 (9) en (EU) 2016/679 (10) van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (11), met name de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen en een hoog niveau van cyberbeveiliging. Met name natuurlijke personen of rechtspersonen die deelnemen aan het opzetten, ontwikkelen of onderhouden van de nationale IT-systemen of de referentie-implementatiesoftware, moeten aan die eisen en beginselen gebonden zijn. De referentie-implementatiesoftware moet ook passende technische maatregelen omvatten en de nodige organisatorische maatregelen mogelijk maken, met inbegrip van het nodige overzicht om een niveau van veiligheid en interoperabiliteit te waarborgen dat geschikt is voor de informatie-uitwisseling in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures. Om de interoperabiliteit met de nationale IT-systemen te waarborgen, moet de referentie-implementatiesoftware in staat zijn de digitale procesnormen, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2022/850, toe te passen voor de overeenkomstige rechtshandelingen die zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij deze verordening.

(23)

Om verzoekers snelle, veilige en efficiënte bijstand te bieden, moet de communicatie tussen bevoegde autoriteiten, zoals de rechtbanken en centrale autoriteiten die zijn opgericht bij de Verordeningen (EG) nr. 4/2009 (12) en (EU) 2019/1111 (13) van de Raad, in beginsel plaatsvinden via het gedecentraliseerde IT-systeem.

(24)

Verzending via het gedecentraliseerde IT-systeem kan worden verhinderd door een verstoring van het systeem. Elke verstoring van het systeem moet zo spoedig mogelijk door de bevoegde organen van de Unie en door de lidstaten worden opgelost. Verzending kan in de praktijk ook worden verhinderd door de fysieke of technische aard van wat moet worden verzonden, zoals fysiek bewijsmateriaal, door de noodzaak om het originele document op papier toe te zenden om de authenticiteit ervan te beoordelen, of door overmacht. Overmacht vloeit in de regel voort uit onvoorziene en onvermijdbare gebeurtenissen die het gevolg zijn van een oorzaak waarover de bevoegde autoriteit geen controle heeft. Indien het gedecentraliseerde IT-systeem niet wordt gebruikt, moet de communicatie geschieden met de meest geschikte alternatieve middelen. Dergelijke alternatieve middelen moeten onder meer inhouden dat de verzending zo snel mogelijk en op een veilige manier geschiedt met andere beveiligde elektronische middelen, per postdienst of, indien mogelijk, door persoonlijke overhandiging.

(25)

Het gedecentraliseerde IT-systeem moet standaard worden gebruikt voor de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten. Om flexibiliteit te bieden ten aanzien van de justitiële samenwerking, kunnen in bepaalde omstandigheden andere communicatiemiddelen echter passender zijn. Dat zou zinvol kunnen zijn wanneer de bevoegde autoriteiten behoefte hebben aan rechtstreekse persoonlijke communicatie, en met name voor de rechtstreekse communicatie tussen rechtbanken uit hoofde van de Verordeningen (EU) 2015/848 en (EU) 2019/1111, alsook voor de rechtstreekse communicatie tussen bevoegde autoriteiten uit hoofde van de Kaderbesluiten 2005/214/JBZ (14), 2006/783/JBZ (15), 2008/909/JBZ (16), 2008/947/JBZ (17), en 2009/829/JBZ (18) van de Raad, Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad (19) of Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad (20), wanneer de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten kan worden uitgevoerd met ongeacht welke middelen of passende middelen, overeenkomstig het bepaalde in die rechtshandelingen. In dergelijke gevallen kunnen bevoegde autoriteiten minder formele communicatiemiddelen, zoals e-mail, gebruiken.

Andere communicatiemiddelen kunnen ook zinvol zijn wanneer de communicatie betrekking heeft op de verwerking van gevoelige gegevens of wanneer de omzetting van omvangrijke documentatie in elektronische vorm onevenredige administratieve lasten met zich meebrengt voor de bevoegde autoriteit die de documentatie verzendt. Aangezien de bevoegde autoriteiten met gevoelige gegevens omgaan, moeten bij de keuze van de passende communicatiemiddelen de veiligheid en betrouwbaarheid van de informatie-uitwisseling altijd worden gewaarborgd. Het gedecentraliseerde IT-systeem moet altijd worden beschouwd als het meest geschikte middel voor de uitwisseling van formulieren die zijn ingevoerd op grond van de in de bijlagen I en II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen. Formulieren kunnen evenwel op andere wijze worden uitgewisseld indien de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten op dezelfde locatie in een lidstaat aanwezig zijn om bijstand te verlenen bij de uitvoering van procedures voor justitiële samenwerking op grond van de in bijlage II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen, indien dit noodzakelijk is vanwege de urgentie van de aangelegenheid, zoals in situaties als bedoeld in Richtlijn 2014/41/EU waarin de uitvaardigende autoriteit bijstand verleent bij de uitvoering van het Europees onderzoeksbevel in de uitvoerende staat of wanneer de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten op een bijeenkomst in persoon de procedures voor justitiële samenwerking op grond van de in bijlage II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen coördineren.

(26)

In verband met de onderdelen van het gedecentraliseerde IT-systeem die overeenkomstig de veiligheidsvoorschriften van Verordening (EU) 2022/850 onder de verantwoordelijkheid van de Unie vallen, moet de entiteit die de onderdelen van het systeem beheert, over voldoende middelen beschikken om de goede werking ervan te verzekeren.

(27)

Teneinde de toegang van natuurlijke personen en rechtspersonen tot de bevoegde autoriteiten in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken, moet bij deze verordening een toegangspunt op Unieniveau (“Europees elektronisch toegangspunt”) worden ingesteld als onderdeel van het gedecentraliseerde IT-systeem, dat informatie voor natuurlijke personen en rechtspersonen moet bevatten over hun recht op rechtsbijstand, en hen, of hun vertegenwoordiger namens hen, in staat moet stellen om vorderingen in te stellen, verzoeken in te dienen, voor de procedure relevante informatie te verzenden, op te vragen en te ontvangen, alsook gedigitaliseerde dossiers of delen daarvan, en te communiceren met de bevoegde autoriteiten, in de zaken die onder deze verordening vallen, dan wel gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken ter kennis gebracht te krijgen. Het Europees elektronisch toegangspunt moet worden gehost op het Europees e-justitieportaal, dat fungeert als centraal loket voor justitiële informatie en diensten in de Unie.

(28)

Het recht op rechtsbijstand zoals bepaald in het Unierecht en het nationale recht, met name het recht op rechtsbijstand zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad (21), de Verordeningen (EG) nr. 4/2009 en (EU) 2019/1111 van de Raad en Richtlijn 2003/8/EG van de Raad (22), is van toepassing. Natuurlijke personen en rechtspersonen moeten via links op het Europees elektronisch toegangspunt toegang kunnen krijgen tot relevante informatie op het e-justitieportaal.

(29)

Voor de communicatie van natuurlijke en rechtspersonen met bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken moeten elektronische communicatiemiddelen worden gebruikt als alternatief voor de bestaande communicatiemiddelen, met inbegrip van nationale communicatiemiddelen, zonder afbreuk te doen aan de wijze waarop natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig het nationale recht met hun nationale autoriteiten communiceren. In het geval van communicatie van rechtspersonen met bevoegde autoriteiten moet het standaardgebruik van elektronische middelen worden aangemoedigd. Niettemin moet de keuze tussen elektronische communicatie zoals bepaald bij deze verordening en andere communicatiemiddelen worden overgelaten aan de betrokkenen, om te voorkomen dat de toegang tot de rechter via digitale middelen bijdraagt tot een verdere verbreding van de digitale kloof. Dit is met name van belang om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van personen die mogelijk niet over de nodige technische middelen of digitale vaardigheden beschikken om zich toegang tot digitale diensten te verschaffen en personen met een handicap, aangezien de lidstaten en de Unie zich ertoe hebben verbonden passende maatregelen te nemen overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap.

(30)

Om elektronische grensoverschrijdende communicatie en verzending van stukken via het gedecentraliseerde IT-systeem, onder meer via het Europees elektronisch toegangspunt, te bevorderen, mogen aan stukken die via het gedecentraliseerde IT-systeem zijn verzonden, geen rechtsgevolgen worden ontzegd en mogen dergelijke stukken niet niet-ontvankelijk worden geacht in de procedure louter omdat zij een elektronisch formaat hebben. Dat beginsel moet evenwel de beoordeling van de rechtsgevolgen van dergelijke stukken of de toelaatbaarheid ervan als mogelijk bewijsmiddel overeenkomstig het nationale recht onverlet laten.

(31)

Om hoorzittingen in burgerlijke, handels- en strafzaken met grensoverschrijdende effecten te vergemakkelijken, moet deze verordening voorzien in het facultatieve gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand.

(32)

Videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand moeten de bevoegde autoriteit in staat stellen de identiteit van de te horen personen te authenticeren, en tijdens de hoorzitting visuele, audio- en mondelinge communicatie mogelijk maken; een louter telefoongesprek mag niet worden beschouwd als een geschikte technologie voor communicatie op afstand voor hoorzittingen. De gebruikte technologie moet voldoen aan de toepasselijke normen inzake de bescherming van persoonsgegevens, de vertrouwelijkheid van communicatie en gegevensbeveiliging, ongeacht het soort hoorzitting waarvoor de technologie wordt gebruikt.

(33)

Een hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand mag niet worden afgewezen op de enkele grond dat er geen nationale regels inzake het gebruik van technologieën voor communicatie op afstand bestaan. In dergelijk geval moeten de meest passende toepasselijke regels uit hoofde van het nationale recht, zoals de regels inzake bewijsverkrijging, op overeenkomstige wijze van toepassing zijn.

(34)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan het recht op vertolking, en videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand die in procedures in burgerlijke, handels- of strafzaken worden gebruikt, moeten vertolking mogelijk maken.

(35)

Om hoorzittingen in procedures in burgerlijke en handelszaken met grensoverschrijdende effecten te vergemakkelijken, moet deze verordening voorzien in het facultatieve gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand voor de deelname van de partijen of hun vertegenwoordigers aan dergelijke hoorzittingen, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van de desbetreffende technologie, de mogelijkheid voor de partijen om een standpunt in te dienen over het gebruik van de technologie en de geschiktheid van het gebruik ervan in de specifieke omstandigheden van de zaak. Deze verordening mag personen die een partij bijstaan en openbaar aanklagers in burgerlijke en handelszaken niet verhinderen om de hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand bij te wonen, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.

(36)

De procedure voor het opzetten en houden van hoorzittingen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand moet voor burgerlijke en handelszaken worden beheerst door het recht van de lidstaat waar de procedure plaatsvindt. Indien het nationale recht van de lidstaat die de hoorzitting in burgerlijke of handelszaken houdt, voorziet in de opname ervan, moeten de partijen hiervan in kennis worden gesteld, alsook van de mogelijkheid om de opname te weigeren, indien daarin wordt voorzien.

(37)

Wanneer de bevoegde autoriteit beslist over de deelname van de partijen en hun vertegenwoordigers aan een hoorzitting in burgerlijke en handelszaken via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand, moet zij een geschikte methode kiezen om overeenkomstig het nationale procesrecht de standpunten van de partijen te onderzoeken.

(38)

Een bevoegde autoriteit die in het kader van een procedure in burgerlijke of handelszaken heeft beslist om minstens één partij of andere personen toe te staan om aan een hoorzitting via videoconferentie deel te nemen, moet ervoor zorgen dat die personen toegang hebben tot die hoorzitting via videoconferentie. De bevoegde autoriteit moet deze personen met name een link sturen zodat zij aan de videoconferentie kunnen deelnemen, en moet technische bijstand verlenen. De bevoegde autoriteit moet bijvoorbeeld instructies geven over de software die zal worden gebruikt en moet zo nodig vóór de hoorzitting een technische test organiseren. De bevoegde autoriteit moet rekening houden met de specifieke behoeften van personen met een handicap.

(39)

Kinderen die krachtens het nationale recht betrokken zijn bij een procedure in burgerlijke of handelszaken, met name als partij, moeten, met inachtneming van hun procedurele rechten, aan de hoorzitting kunnen deelnemen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand waarin deze verordening voorziet. Daarentegen kunnen kinderen die bij de procedure betrokken zijn met het oog op bewijsverkrijging in burgerlijke of handelszaken, bijvoorbeeld indien een kind moet worden gehoord als getuige, uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1783 ook worden gehoord via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand.

(40)

Indien een bevoegde autoriteit verzoekt om deelname van een persoon met het oog op bewijsverkrijging in burgerlijke of handelszaken, moet de deelname van die persoon aan de hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand worden geregeld overeenkomstig Verordening (EU) 2020/1783.

(41)

Deze verordening mag niet van toepassing zijn op het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in burgerlijke en handelszaken, indien de in bijlage I vermelde rechtshandelingen daarin al voorzien, of indien het zaken betreft zonder grensoverschrijdende effecten. Deze verordening mag bovendien niet van toepassing zijn op het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in notariële authenticatieprocedures.

(42)

In strafzaken moet de procedure voor het opzetten en houden van hoorzittingen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand worden beheerst door het recht van de lidstaat die de hoorzitting houdt. Onder lidstaat die de hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand houdt, moet worden verstaan de lidstaat die om het gebruik van videoconferentie heeft verzocht of andere technologie voor communicatie op afstand.

(43)

De regels van deze verordening betreffende het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand voor hoorzittingen in het kader van procedures voor justitiële samenwerking in strafzaken mogen niet van toepassing zijn op hoorzittingen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand met het oog op bewijsverkrijging of het houden van een proces dat zou kunnen leiden tot een beslissing over de schuld of onschuld van een verdachte of een beklaagde. Deze verordening mag geen afbreuk doen aan Richtlijn 2014/41/EU, noch aan het Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad (23).

(44)

Om het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging te waarborgen, moeten de verdachte, de beklaagde of veroordeelde, of een andere getroffen persoon, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2018/1805, dan een verdachte, of een beklaagde of veroordeelde, toestemming geven voor het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand voor een hoorzitting in het kader van procedures voor justitiële samenwerking in strafzaken. De bevoegde autoriteit zou enkel in uitzonderlijke omstandigheden waarin dit naar behoren is gerechtvaardigd door een aantoonbaar werkelijke en actuele of voorzienbare ernstige bedreiging van de openbare veiligheid en de volksgezondheid, de mogelijkheid mogen hebben om van de vereiste van toestemming van de verdachte, de beklaagde of veroordeelde, of de getroffen persoon af te wijken. De vrijstelling van toestemming voor videoconferentie moet beperkt blijven tot wat noodzakelijk is en moet volledig in overeenstemming zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”). Indien er geen toestemming wordt gevraagd, moeten de verdachte, de beklaagde of veroordeelde, of de getroffen persoon overeenkomstig het nationale recht en met volledige inachtneming van het Handvest om een herziening kunnen verzoeken.

(45)

Wanneer de rechten van een verdachte, beklaagde of veroordeelde in het kader van een hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand worden geschonden, moet de toegang tot een doeltreffende voorziening in rechte overeenkomstig artikel 47 van het Handvest worden gewaarborgd. Toegang tot een doeltreffende voorziening in rechte moet ook worden gewaarborgd voor andere getroffen personen dan een verdachte, of een beklaagde of veroordeelde, in het kader van een hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in procedures uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1805.

(46)

De bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor een hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in strafzaken, moeten ervoor zorgen dat de communicatie tussen de verdachte, de beklaagde of de veroordeelde, of de getroffen persoon in een procedure uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1805 en zijn of haar advocaat, zowel onmiddellijk voor als tijdens de hoorzitting, vertrouwelijk is overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.

(47)

Wanneer in strafzaken een hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand wordt georganiseerd, moet de bevoegde autoriteit die het verzoek ontvangt om een dergelijke hoorzitting op te zetten (de “aangezochte bevoegde autoriteit”), ervoor zorgen dat de verdachte, de beklaagde of de veroordeelde, of de getroffen persoon, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2018/1805, met inbegrip van personen met een handicap, toegang heeft tot de nodige infrastructuur om gebruik te maken van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand. Zij is er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor om toegang te verlenen tot de ruimten waar de hoorzitting wordt gehouden en tot de beschikbare technische uitrusting. Indien er in de gebouwen van de aangezochte bevoegde autoriteit geen technische uitrusting beschikbaar is, moet die autoriteit praktische regelingen kunnen treffen zodat de hoorzitting in de gebouwen van een andere autoriteit kan worden gehouden via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand, indien dit overeenkomstig de nationale procedures mogelijk is.

(48)

Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (24) voorziet in een gemeenschappelijk regelgevingskader van de Unie voor de erkenning van elektronische identificatiemiddelen en elektronische vertrouwensdiensten (“eIDAS-vertrouwensdiensten”), met name elektronische handtekeningen, elektronische zegels, elektronische tijdstempels, elektronische bezorgingsdiensten en websiteauthenticatie, waarvan grensoverschrijdend wordt erkend dat zij dezelfde juridische status hebben als hun fysieke tegenhangers. Daarom moet deze verordening ten behoeve van de digitale communicatie voorzien in het gebruik van de eIDAS-vertrouwensdiensten.

(49)

Wanneer een document dat in het kader van elektronische communicatie als bedoeld in deze verordening wordt verzonden, een zegel of handtekening vereist, moeten de bevoegde autoriteiten een gekwalificeerd elektronisch zegel of een gekwalificeerde elektronische handtekening als omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 gebruiken en moeten natuurlijke en rechtspersonen een gekwalificeerde elektronische handtekening of elektronische identificatie gebruiken. Deze verordening mag echter geen afbreuk doen aan de formele vereisten die van toepassing zijn op stukken die ter ondersteuning van een verzoek worden voorgelegd, zoals digitale originelen of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften. Ook mag deze verordening geen afbreuk doen aan het nationale recht inzake de omzetting van stukken en aan eventuele voorschriften met betrekking tot de authenticiteit, nauwkeurigheid, betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en geschikte rechtsvorm van stukken of informatie, met uitzondering van de voorwaarden met betrekking tot de communicatie via digitale middelen die bij deze verordening zijn ingevoerd.

(50)

Om de betaling van vergoedingen te vergemakkelijken in zaken met grensoverschrijdende effecten die vallen binnen het toepassingsgebied van de in bijlage I vermelde rechtshandelingen van de Unie in burgerlijke en handelszaken, moeten de technische middelen voor het elektronisch betalen van vergoedingen voldoen aan de toepasselijke regels inzake toegankelijkheid. Het gebruik van overal in de Unie beschikbare betalingsmethoden, zoals creditcards, betaalpassen, elektronische portemonnees en bankoverschrijvingen, moet mogelijk zijn in een onlineomgeving die toegankelijk is via het Europees elektronisch toegangspunt.

(51)

Om de doelstellingen van deze verordening volledig te verwezenlijken en de bestaande rechtshandelingen van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken af te stemmen op deze verordening, moeten bij deze verordening de volgende rechtshandelingen worden gewijzigd: Verordeningen (EG) nr. 805/2004 (25), (EG) nr. 1896/2006 (26), (EG) nr. 861/2007 (27), (EU) nr. 606/2013 (28), (EU) nr. 655/2014 (29), (EU) 2015/848 en (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad. Die wijzigingen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de communicatie in overeenstemming is met de regels en beginselen van deze verordening. De wijzigingen in richtlijnen en kaderbesluiten in burgerlijke, handels- en strafzaken worden ingevoerd bij Richtlijn (EU) 2023/2843 van het Europees Parlement en de Raad (30).

(52)

Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (31) moet de Commissie deze verordening evalueren op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, met inbegrip van kwantitatieve en kwalitatieve beoordelingen, voor elk van de in de bijlagen I en II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen, om de daadwerkelijke effecten van deze verordening in de praktijk na te gaan, met name om de gevolgen voor de efficiëntie en doeltreffendheid van de digitalisering van de grensoverschrijdende justitiële samenwerking te onderzoeken, en de behoefte aan verdere maatregelen in kaart te brengen.

(53)

De door de Commissie als back-endsysteem ontwikkelde referentie-implementatiesoftware moet de voor monitoringdoeleinden benodigde gegevens programmagewijs verzamelen, en die gegevens moeten aan de Commissie worden toegezonden. Indien de lidstaten ervoor kiezen om in plaats van de door de Commissie ontwikkelde referentie-implementatiesoftware een nationaal IT-systeem te gebruiken, kan dat systeem worden uitgerust om die gegevens programmagewijs te verzamelen; in dat geval moeten die gegevens aan de Commissie worden toegezonden. De e-Codex-connector kan ook worden uitgerust met een functie waarmee relevante statistische gegevens kunnen worden opgevraagd.

(54)

In gevallen waarin de gegevens over het aantal hoorzittingen via videoconferentie niet automatisch kunnen worden verzameld, en om de bijkomende administratieve lasten van de gegevensverzameling te beperken, moet elke lidstaat ten minste één rechtbank of bevoegde autoriteit aanwijzen met het oog op de vaststelling van een steekproef voor de monitoring. De aangewezen rechtbank of bevoegde autoriteit moet worden belast met het verzamelen en aan de Commissie overleggen van die gegevens over de eigen hoorzittingen, aan de hand waarvan een schatting moet worden gemaakt van de hoeveelheid gegevens die voor een bepaalde lidstaat nodig is voor de evaluatie van deze verordening. De aangewezen rechtbank of bevoegde autoriteit moet bevoegd zijn om hoorzittingen via videoconferentie te houden overeenkomstig deze verordening. Op gebieden waar andere autoriteiten dan rechtbanken of openbaar aanklagers worden beschouwd als bevoegde autoriteit in de zin van deze verordening, zoals notarissen, moet de vastgestelde steekproef voor de monitoring ook representatief zijn voor hun uitvoering van deze verordening.

(55)

De toepassing van deze verordening laat de scheiding der machten en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in de lidstaten alsook de procedurele rechten zoals neergelegd in het Handvest en het Unierecht, zoals de richtlijnen inzake procedurele rechten, met name de Richtlijnen 2010/64/EU (32), 2012/13/EU (33), 2013/48/EU (34), (EU) 2016/343 (35), (EU) 2016/800 (36) en (EU) 2016/1919 (37) van het Europees Parlement en de Raad, onverlet, in het bijzonder het recht op vertolking, het recht op toegang tot een advocaat, het recht op toegang tot de processtukken, het recht op rechtsbijstand en het recht om bij de terechtzitting aanwezig te zijn.

(56)

De Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 en Richtlijn (EU) 2016/680 zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het gedecentraliseerde IT-systeem. Om te preciseren wie verantwoordelijk is voor de verwerking van de via het gedecentraliseerde IT-systeem verzonden of ontvangen persoonsgegevens, moet in deze verordening worden vermeld wie als verwerkingsverantwoordelijke moet worden beschouwd. In dat verband moet elke verzendende en ontvangende entiteit worden geacht het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens afzonderlijk te hebben vastgesteld.

(57)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening wat betreft de invoering van het gedecentraliseerde IT-systeem, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (38). De uitvoeringshandelingen moeten de lidstaten in staat stellen hun desbetreffende nationale IT-systemen aan te passen met het oog op aansluiting op het gedecentraliseerde IT-systeem.

(58)

Daar de doelstelling van deze verordening, met name de geharmoniseerde digitalisering van de grensoverschrijdende justitiële samenwerking, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, onder meer vanwege de onmogelijkheid om de interoperabiliteit van de IT-systemen van de lidstaten en van de organen en instanties van de Unie te garanderen, maar beter door de Unie met een gecoördineerd optreden op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(59)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

(60)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

(61)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 geraadpleegd en heeft op 25 januari 2022 formele opmerkingen ingediend,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening voorziet in een uniform rechtskader voor het gebruik van elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten in procedures voor justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken en voor het gebruik van elektronische communicatie tussen natuurlijke of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten in gerechtelijke procedures in burgerlijke en handelszaken.

Bovendien voorziet de verordening in regels inzake:

a)

het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand voor andere doeleinden dan bewijsverkrijging uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1783;

b)

de toepassing van elektronische handtekeningen en elektronische zegels;

c)

de rechtsgevolgen van elektronische documenten;

d)

de elektronische betaling van vergoedingen.

2.   Deze verordening is van toepassing op elektronische communicatie in procedures voor justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken, als omschreven in de artikelen 3 en 4, en op hoorzittingen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in burgerlijke, handels- en strafzaken, zoals omschreven in de artikelen 5 en 6.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“bevoegde autoriteit”: een rechtbank, openbaar ministerie, centrale autoriteit en andere bevoegde autoriteiten gedefinieerd in en aangewezen of aangemeld overeenkomstig de in de bijlagen I en II vermelde rechtshandelingen, evenals organen en instanties van de Unie die deelnemen aan procedures voor justitiële samenwerking overeenkomstig de in bijlage II vermelde rechtshandelingen; voor de toepassing van artikel 5 wordt onder “bevoegde autoriteit” ook verstaan elke rechtbank of andere autoriteit die krachtens het Unie- of nationale recht bevoegd is om hoorzittingen te houden via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in burgerlijke, handels- of strafzaken; voor de toepassing van artikel 6 wordt onder “bevoegde autoriteit” ook verstaan een rechtbank of andere autoriteit die deelneemt aan procedures die zijn vastgelegd in de in bijlage II vermelde rechtshandelingen;

2)

“elektronische communicatie”: digitale informatie-uitwisseling via internet of een ander elektronisch communicatienetwerk;

3)

“gedecentraliseerd IT-systeem”: netwerk van onder de eigen verantwoordelijkheid en het eigen beheer van elke lidstaat en elk orgaan of instantie van de Unie opererende IT-systemen en interoperabele toegangspunten dat de veilige en betrouwbare grensoverschrijdende informatie-uitwisseling mogelijk maakt;

4)

“Europees elektronisch toegangspunt”: een portaal dat toegankelijk is voor natuurlijke en rechtspersonen of hun vertegenwoordigers in de hele Unie en dat verbonden is met een interoperabel toegangspunt in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem;

5)

“vergoedingen”: betalingen die aan bevoegde autoriteiten moeten worden verricht in het kader van procedures op grond van de in bijlage I vermelde rechtshandelingen.

6)

“videoconferentie”: audiovisuele transmissietechnologie die gelijktijdige communicatie van beeld en geluid in twee richtingen mogelijk maakt, waardoor visuele, audio- en mondelinge interactie mogelijk wordt.

HOOFDSTUK II

COMMUNICATIE TUSSEN BEVOEGDE AUTORITEITEN

Artikel 3

Middelen voor communicatie tussen bevoegde autoriteiten

1.   Communicatie tussen bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten op grond van de in bijlage I vermelde rechtshandelingen, en tussen bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten en tussen een nationale bevoegde autoriteit en een orgaan of instantie van de Unie op grond van de in bijlage II vermelde rechtshandelingen, met inbegrip van de uitwisseling van bij die handelingen vastgestelde formulieren, geschiedt via een beveiligd, efficiënt en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem.

2.   Bevoegde autoriteiten kunnen via alternatieve middelen communiceren indien elektronische communicatie overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is wegens:

a)

de verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem;

b)

de fysieke of technische aard van het verzonden materiaal, of

c)

overmacht.

Voor de toepassing van de eerste alinea waarborgen de bevoegde autoriteiten dat de gebruikte alternatieve communicatiemiddelen het snelst en meest geschikt zijn en een veilige en betrouwbare informatie-uitwisseling waarborgen.

3.   Naast de in lid 2 bedoelde uitzonderingen kan, indien het in een bepaalde situatie niet passend is om het gedecentraliseerde IT-systeem te gebruiken, elk ander communicatiemiddel worden gebruikt. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de informatie-uitwisseling op grond van dit lid op veilige en betrouwbare wijze geschiedt.

4.   Lid 3 van dit artikel is niet van toepassing op de uitwisseling van formulieren zoals bedoeld in de in de bijlagen I en II vermelde rechtshandelingen.

Indien de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten op dezelfde locatie in een lidstaat aanwezig zijn om bijstand te verlenen bij de uitvoering van procedures voor justitiële samenwerking op grond van de in bijlage II vermelde rechtshandelingen, kunnen zij de formulieren, indien vereist wegens de urgentie van de aangelegenheid, via andere passende middelen uitwisselen. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de uitwisseling van formulieren op grond van deze alinea op veilige en betrouwbare wijze geschiedt.

5.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepasselijke Unie- en nationaalrechtelijke procedurele bepalingen inzake de ontvankelijkheid van documenten, met uitzondering van vereisten met betrekking tot de communicatiemiddelen.

6.   Elke lidstaat kan besluiten het gedecentraliseerde IT-systeem te gebruiken voor communicatie tussen zijn nationale autoriteiten in gevallen die binnen het toepassingsgebied van de in de bijlagen I en II vermelde rechtshandelingen vallen.

7.   De organen of instanties van de Unie kunnen besluiten het gedecentraliseerde IT-systeem te gebruiken voor communicatie binnen het orgaan of de instantie in gevallen die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage II vermelde rechtshandelingen vallen.

HOOFDSTUK III

COMMUNICATIE TUSSEN NATUURLIJKE OF RECHTSPERSONEN EN BEVOEGDE AUTORITEITEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN

Artikel 4

Het Europees elektronisch toegangspunt

1.   Er wordt een Europees elektronisch toegangspunt ingesteld op het Europees e-justitieportaal.

2.   Het Europees elektronisch toegangspunt kan in de volgende gevallen voor elektronische communicatie tussen natuurlijke of rechtspersonen of hun vertegenwoordigers en bevoegde autoriteiten worden gebruikt:

a)

procedures waarin is voorzien in de Verordeningen (EG) nr. 1896/2006, (EG) nr. 861/2007 en (EU) nr. 655/2014;

b)

procedures waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 805/2004;

c)

procedures tot erkenning, een uitvoerbaarverklaring of weigering van erkenning, waarin is voorzien in de Verordeningen (EU) nr. 650/2012, (EU) nr. 1215/2012 (39) en (EU) nr. 606/2013 van het Europees Parlement en de Raad, en de Verordeningen (EG) nr. 4/2009, (EU) 2016/1103 (40), (EU) 2016/1104 (41) en (EU) 2019/1111 van de Raad;

d)

procedures in verband met de afgifte, rectificatie en intrekking van:

i)

uittreksels als bedoeld in Verordening (EG) nr. 4/2009;

ii)

de Europese erfrechtverklaring en de attesten waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 650/2012;

iii)

certificaten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1215/2012;

iv)

certificaten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 606/2013;

v)

attesten als bedoeld in Verordening (EU) 2016/1103;

vi)

attesten als bedoeld in Verordening (EU) 2016/1104;

vii)

certificaten als bedoeld in Verordening (EU) 2019/1111;

e)

de indiening van een vordering door een buitenlandse schuldeiser in insolventieprocedures op grond van artikel 53 van Verordening (EU) 2015/848;

f)

communicatie tussen natuurlijke of rechtspersonen of hun vertegenwoordigers en de centrale autoriteiten op grond van de Verordeningen (EG) nr. 4/2009 en (EU) 2019/1111 of de bevoegde autoriteiten op grond van hoofdstuk IV van Richtlijn 2003/8/EG.

3.   De Commissie is verantwoordelijk voor het technische beheer, de ontwikkeling, de toegankelijkheid, het onderhoud, de beveiliging en de technische gebruikersondersteuning van het Europees elektronisch toegangspunt. De Commissie verleent de gebruikers kosteloos technische ondersteuning.

4.   Het Europees elektronisch toegangspunt bevat informatie voor natuurlijke en rechtspersonen met betrekking tot hun recht op rechtsbijstand, waaronder in internationale procedures. Bovendien biedt het hun vertegenwoordigers de mogelijkheid om namens hen op te treden. Het Europees elektronisch toegangspunt stelt natuurlijke en rechtspersonen of hun vertegenwoordigers in de in lid 2 bedoelde gevallen in staat om vorderingen in te stellen, verzoeken in te dienen en voor de procedure relevante informatie te verzenden en te ontvangen, en met de bevoegde autoriteiten te communiceren of om gerechtelijke stukken betekend, dan wel buitengerechtelijke stukken ter kennis gebracht te krijgen.

Communicatie via het Europees elektronisch toegangspunt voldoet aan de voorschriften van het Unierecht en van het nationale recht van de betrokken lidstaat, met name wat betreft vorm, taal en vertegenwoordiging.

5.   De bevoegde autoriteiten aanvaarden communicatie via het Europees elektronisch toegangspunt in de in lid 2 bedoelde gevallen.

6.   Op voorwaarde dat een natuurlijke of rechtspersoon of diens vertegenwoordiger vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van het Europees elektronisch toegangspunt als communicatiemiddel of als wijze van betekening of kennisgeving, communiceren de bevoegde autoriteiten met die natuurlijke of rechtspersoon of diens vertegenwoordiger in de in lid 2 bedoelde gevallen met gebruikmaking van dat toegangspunt, en mogen zij hen via dat toegangspunt documenten betekenen of ter kennis brengen. Elke toestemming is specifiek voor de procedure waarin zij wordt verleend en wordt afzonderlijk gegeven met het oog op de mededeling en betekening of kennisgeving van stukken. Natuurlijke of rechtspersonen die voornemens zijn op eigen initiatief het Europees elektronisch toegangspunt te gebruiken voor communicatie in procedures, kunnen in die eerste communicatie hun toestemming aangeven.

7.   Het Europees elektronisch toegangspunt waarborgt de identificatie van de gebruikers.

HOOFDSTUK IV

HOORZITTING VIA VIDEOCONFERENTIE OF ANDERE TECHNOLOGIEËN VOOR COMMUNICATIE OP AFSTAND

Artikel 5

Deelname aan een hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in burgerlijke en handelszaken

1.   Onverminderd specifieke bepalingen tot regeling van het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in procedures op grond van de Verordeningen (EG) nr. 861/2007, (EU) nr. 655/2014 en (EU) 2020/1783 en op verzoek van een partij of haar vertegenwoordiger of, wanneer daarin is voorzien krachtens het nationale recht, op haar eigen initiatief in procedures in burgerlijke en handelszaken waarbij een van de partijen of hun vertegenwoordiger in een andere lidstaat aanwezig is, neemt de bevoegde autoriteit een besluit over de deelname van de partijen en hun vertegenwoordigers aan een hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand, op basis van:

a)

de beschikbaarheid van dergelijke technologieën;

b)

de mening van de partijen bij de procedure over het gebruik van dergelijke technologie, en

c)

de geschiktheid van het gebruik van dergelijke technologieën in de specifieke omstandigheden van het geval.

2.   De bevoegde autoriteit die de hoorzitting houdt, zorgt ervoor dat de partijen en hun vertegenwoordigers, met inbegrip van personen met een handicap, toegang hebben tot de videoconferentie voor de hoorzitting.

3.   Indien het nationale recht van de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, voorziet in de opname van hoorzittingen, gelden die regels ook voor hoorzittingen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand. De lidstaat waar de procedure plaatsvindt, neemt passende maatregelen overeenkomstig zijn nationale recht om ervoor te zorgen dat de opname op een veilige manier wordt gemaakt en opgeslagen, en niet in het openbaar wordt verspreid.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 wordt de procedure voor hoorzittingen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand beheerst door het recht van de lidstaat waar de hoorzitting plaatsvindt.

Artikel 6

Hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in strafzaken

1.   Dit artikel is van toepassing in procedures op grond van de volgende rechtshandelingen:

a)

Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad (42), en met name artikel 18, lid 1, punt a);

b)

Kaderbesluit 2008/909/JBZ, en met name artikel 6, lid 3;

c)

Kaderbesluit 2008/947/JBZ, en met name artikel 17, lid 4;

d)

Kaderbesluit 2009/829/JBZ, en met name artikel 19, lid 4;

e)

Richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad (43), en met name artikel 6, lid 4;

f)

Verordening (EU) 2018/1805, en met name artikel 33, lid 1.

2.   Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat verzoekt (de “verzoekende bevoegde autoriteit”) om het horen, in het kader van een procedure op grond van een van de in lid 1 van dit artikel vermelde rechtshandelingen, van een verdachte, of een beklaagde of veroordeelde, of een getroffen persoon zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2018/1805 die niet een verdachte, of een beklaagde of een veroordeelde is, die zich in een andere lidstaat bevindt, staat de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat (de “aangezochte bevoegde autoriteit”) toe dat deze personen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand aan de hoorzitting deelnemen, mits:

a)

de specifieke omstandigheden van de zaak het gebruik van de technologie rechtvaardigen, en

b)

de verdachte, de beklaagde of veroordeelde, of de getroffen persoon toestemming heeft verleend voor het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand voor die hoorzitting, overeenkomstig de in de tweede, de derde en de vierde alinea van dit lid bedoelde vereisten.

Alvorens toestemming te verlenen voor het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand, krijgt de verdachte of de beklaagde de mogelijkheid om het advies van een advocaat in te winnen overeenkomstig Richtlijn 2013/48/EU. De bevoegde autoriteiten verstrekken de te horen personen informatie over de procedure voor het houden van een hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand, alsook over hun procedurele rechten, waaronder het recht op vertolking en het recht op toegang tot een advocaat, voordat die personen toestemming verlenen.

De toestemming wordt vrijwillig en ondubbelzinnig verleend, en de verzoekende bevoegde autoriteit verifieert vóór de aanvang van de hoorzitting of er toestemming is verleend. De verificatie van de toestemming wordt in de verslagen van de hoorzitting opgenomen, overeenkomstig het nationale recht van de verzoekende lidstaat.

Onverminderd het beginsel van een eerlijk proces en het recht op een voorziening in rechte krachtens het nationale procesrecht, kan de bevoegde autoriteit ertoe besluiten de in punt b) van de eerste alinea van dit lid bedoelde personen niet om toestemming te vragen indien persoonlijke deelname aan een hoorzitting een ernstige, aantoonbaar werkelijke en actuele of voorzienbare bedreiging voor de openbare veiligheid of de volksgezondheid vormt.

3.   De aangezochte bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de in lid 2 bedoelde personen, met inbegrip van personen met een handicap, toegang hebben tot de nodige infrastructuur om gebruik te kunnen maken van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand.

4.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de andere rechtshandelingen van de Unie die in het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in strafzaken voorzien.

5.   De vertrouwelijkheid van de communicatie tussen een verdachte, een beklaagde of veroordeelde, of een getroffen persoon en zijn of haar advocaat voorafgaand aan en tijdens de hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand wordt gewaarborgd overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.

6.   Alvorens een kind te horen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand, worden de personen die het ouderlijk gezag hebben, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Richtlijn (EU) 2016/800, of een andere geschikte volwassene zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, van die richtlijn, meteen geïnformeerd. Bij het nemen van een besluit om een kind al dan niet te horen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand houdt de bevoegde autoriteit rekening met het belang van het kind.

7.   Indien het nationale recht van een lidstaat voorziet in de opname van hoorzittingen in binnenlandse zaken, gelden die regels ook voor hoorzittingen via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand. De verzoekende lidstaat neemt passende maatregelen overeenkomstig zijn nationale recht om ervoor te zorgen dat de opname op een veilige manier wordt gemaakt en opgeslagen, en niet in het openbaar wordt verspreid.

8.   Een verdachte, een beklaagde of veroordeelde, of een getroffen persoon heeft bij een inbreuk op de vereisten of garanties waarin dit artikel voorziet, de mogelijkheid om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen overeenkomstig het nationale recht en met volledige inachtneming van het Handvest.

9.   Onverminderd de leden 1 tot en met 8 wordt de procedure voor het houden van een hoorzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand beheerst door het recht van de verzoekende lidstaat. De verzoekende en de aangezochte bevoegde autoriteiten komen de praktische regeling voor de hoorzitting overeen.

HOOFDSTUK V

VERTROUWENSDIENSTEN, RECHTSGEVOLGEN VAN ELEKTRONISCHE DOCUMENTEN EN ELEKTRONISCHE BETALING VAN VERGOEDINGEN

Artikel 7

Elektronische handtekeningen en elektronische zegels

1.   Het in Verordening (EU) nr. 910/2014 uiteengezette algemene rechtskader voor het gebruik van vertrouwensdiensten is van toepassing op elektronische communicatie in het kader van deze verordening.

2.   Indien voor een in het kader van de in artikel 3 van deze verordening bedoelde elektronische communicatie verzonden document een zegel of handtekening vereist is overeenkomstig de in de bijlagen I en II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen, bevat het document een gekwalificeerd elektronisch zegel of een gekwalificeerde elektronische handtekening zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 910/2014.

3.   Indien voor een in het kader van de elektronische communicatie verzonden document in de in artikel 4, lid 2, van deze verordening bedoelde gevallen de handtekening van de verzendende persoon is vereist, voldoet die persoon aan dat vereiste door middel van:

a)

elektronische identificatie met betrouwbaarheidsniveau hoog zoals gespecificeerd in artikel 8, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 910/2014, of

b)

een gekwalificeerde elektronische handtekening zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 12, van Verordening (EU) nr. 910/2014.

Artikel 8

De rechtsgevolgen van elektronische documenten

Aan documenten die worden verzonden in het kader van elektronische communicatie mogen geen rechtsgevolgen worden ontzegd, noch mogen zij bij grensoverschrijdende gerechtelijke procedures op grond van de in de bijlagen I en II vermelde rechtshandelingen als niet-ontvankelijk worden beschouwd, louter op grond van het feit dat zij elektronisch zijn.

Artikel 9

Elektronische betaling van vergoedingen

1.   De lidstaten bieden de mogelijkheid tot elektronische betaling van vergoedingen, ook vanuit andere lidstaten dan die waar de bevoegde autoriteit is gevestigd.

2.   De technische middelen voor elektronische betaling van vergoedingen moeten voldoen aan de toepasselijke regels inzake toegankelijkheid. Indien de beschikbare middelen voor elektronische betaling van vergoedingen dit mogelijk maken, zijn zij toegankelijk via het Europees elektronisch toegangspunt.

HOOFDSTUK VI

PROCEDURELE BEPALINGEN EN EVALUATIE

Artikel 10

Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie

1.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast inzake het in artikel 3, lid 1, van deze verordening bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem en inzake het in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde Europees elektronisch toegangspunt, waarin het volgende wordt geregeld:

a)

de technische specificaties voor de methoden voor elektronische communicatie voor de doeleinden van het gedecentraliseerde IT-systeem;

b)

de technische specificaties voor communicatieprotocollen;

c)

de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoog niveau van cyberbeveiliging voor het verwerken en verstrekken van informatie binnen het gedecentraliseerde IT-systeem;

d)

de minimumbeschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor de door het gedecentraliseerde IT-systeem verstrekte diensten;

e)

digitale procesnormen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 9, van Verordening (EU) 2022/850;

f)

een tijdschema voor de uitvoering met onder meer de data van de beschikbaarheid van de in artikel 12 bedoelde referentie-implementatiesoftware, de installatie ervan door de bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, de voltooiing van de aanpassingen aan de nationale IT-systemen die nodig zijn om de naleving van de in punten a) tot en met e) bedoelde vereisten te waarborgen, en

g)

de technische specificaties voor het Europees elektronisch toegangspunt, met inbegrip van de middelen die worden gebruikt voor de elektronische identificatie van de gebruiker op het betrouwbaarheidsniveau hoog zoals gespecificeerd in artikel 8, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 910/2014 en de bewaartermijn voor de opslag van informatie en documenten.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.   De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld uiterlijk op:

a)

17 januari 2026 voor de in de punten 3 en 4 van bijlage I en in de punten 1, 10 en 11 van bijlage II vermelde rechtshandelingen;

b)

17 januari 2027 voor de in de punten 1, 8, 9 en 10 van bijlage I en in de punten 5 en 9 van bijlage II vermelde rechtshandelingen;

c)

17 januari 2028 voor de in de punten 6, 11 en 12 van bijlage I en in de punten 2, 3, 4 en 8 van bijlage II vermelde rechtshandelingen, en

d)

17 januari 2029 voor de in de punten 2, 5, 7 en 13 van bijlage I en in de punten 6 en 7 van bijlage II vermelde rechtshandelingen.

Artikel 11

Opleiding

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de betrokken beoefenaars van justitiële beroepen en de bevoegde autoriteiten de nodige opleiding ontvangen om het gedecentraliseerde IT-systeem efficiënt te kunnen gebruiken en om videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand gepast te kunnen inzetten. Onverminderd de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en verschillen in de organisatie van de rechterlijke macht binnen de Unie en met behoorlijke inachtneming van de onafhankelijkheid van de juridische beroepen, moedigen de lidstaten dergelijke opleidingen aan voor rechters, openbare aanklagers en andere beoefenaars van justitiële beroepen.

2.   De Commissie ziet erop toe dat de opleiding van beoefenaars van justitiële beroepen in een efficiënt gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem tot de opleidingsprioriteiten behoort die door de desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie worden ondersteund.

3.   De lidstaten sporen de autoriteiten ertoe aan beste praktijken inzake het gebruik van videoconferentie uit te wisselen zodat de kosten ervan afnemen en de efficiëntie ervan toeneemt.

4.   De Commissie informeert de lidstaten over de mogelijkheid om subsidies uit de desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie aan te vragen ter ondersteuning van de in de leden 1 en 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 12

Referentie-implementatiesoftware

1.   De Commissie is verantwoordelijk voor de creatie, de toegankelijkheid, de ontwikkeling en het onderhoud van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten eventueel in plaats van een nationaal IT-systeem als back-endsysteem wensen te gebruiken. Het creëren, ontwikkelen en onderhouden van de referentie-implementatiesoftware wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

2.   De Commissie verstrekt, onderhoudt en ondersteunt de referentie-implementatiesoftware kosteloos.

3.   De referentie-implementatiesoftware biedt een gemeenschappelijke interface voor communicatie met andere nationale IT-systemen.

Artikel 13

Kosten van het gedecentraliseerde IT-systeem, het Europees elektronisch toegangspunt en de nationale IT-systemen

1.   Elke lidstaat of entiteit die een geautoriseerd e-Codex-toegangspunt zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Verordening (EU) 2022/850 gebruikt, draagt de kosten voor de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem waarvoor hij of zij verantwoordelijk is.

2.   Elke lidstaat of entiteit die een geautoriseerd e-Codex-toegangspunt zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Verordening (EU) 2022/850 gebruikt, draagt de kosten voor het opzetten en aanpassen van zijn relevante nationale of, in voorkomend geval, andere IT-systemen om deze interoperabel te maken met het toegangspunt, en draagt de kosten voor het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

3.   De Commissie informeert de lidstaten over de mogelijkheid om subsidies uit de desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie aan te vragen ter ondersteuning van de in de leden 1 en 2 bedoelde activiteiten.

4.   De organen en instanties van de Unie dragen de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de onderdelen van het gedecentraliseerde IT-systeem die onder hun verantwoordelijkheid vallen.

5.   De organen en instanties van de Unie dragen de kosten voor de invoering van hun casemanagementsystemen en de aanpassing ervan om deze interoperabel te maken met de toegangspunten, en dragen de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

6.   De Commissie draagt alle kosten in verband met het Europees elektronisch toegangspunt.

Artikel 14

Bescherming van toegezonden informatie

1.   De bevoegde autoriteit wordt als een verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 of Richtlijn (EU) 2016/680 beschouwd met betrekking tot de verwerking van via het gedecentraliseerde IT-systeem verzonden of ontvangen persoonsgegevens.

2.   De Commissie wordt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 beschouwd met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens via het Europees elektronisch toegangspunt.

3.   De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de informatie die in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures aan een andere bevoegde autoriteit wordt toegezonden, en die wordt geacht vertrouwelijk te zijn krachtens het recht van de verzendende lidstaat, onderworpen is aan de regels inzake vertrouwelijkheid krachtens het Unierecht en het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

Artikel 15

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 16

Monitoring en evaluatie

1.   Vier jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt d), bedoelde uitvoeringshandelingen, en om de vijf jaar daarna, verricht de Commissie een evaluatie van deze verordening en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in op basis van door de lidstaten aan de Commissie verstrekte en door haar verzamelde informatie. De Commissie voegt daarbij ook een beoordeling van de impact van elektronische communicatie op de procedurele gelijkheid in de context van grensoverschrijdende civiel- en strafrechtelijke procedures. De Commissie beoordeelt met name de toepassing van artikel 5. Op basis van die beoordeling dient de Commissie zo nodig een wetgevingsvoorstel in dat de lidstaten ertoe verplicht videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand beschikbaar te stellen, waarin de relevante technologie en de interoperabiliteitsnormen worden gespecificeerd en waarbij justitiële samenwerking tot stand wordt gebracht om de partijen bij de procedure toegang te verlenen tot de infrastructuur die nodig is voor het gebruik van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in de gebouwen van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat waar een partij zich bevinden.

2.   Tenzij er een gelijkwaardige kennisgevingsprocedure van toepassing is op grond van andere rechtshandelingen van de Unie, verstrekken de lidstaten de Commissie jaarlijks de volgende informatie die relevant is voor het evalueren van de werking en de toepassing van deze verordening:

a)

drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van elk van de in artikel 10, lid 3, bedoelde uitvoeringshandelingen, de kosten voor de invoering van hun relevante nationale IT-systemen of de aanpassing ervan om deze interoperabel te maken met de toegangspunten;

b)

drie jaar vanaf de inwerkingtreding van elk van de in artikel 10, lid 3, punt b), bedoelde uitvoeringshandelingen, de duur van de gerechtelijke procedure in eerste aanleg, vanaf de ontvangst van het verzoek door de bevoegde autoriteit tot de datum van de beslissing, krachtens de in bijlage I, punten 3, 4, en 9, vermelde rechtshandelingen, indien dergelijke informatie beschikbaar is;

c)

drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van elk van de in artikel 10, lid 3, bedoelde uitvoeringshandelingen, de termijn die nodig is voor toezending van informatie over de beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van een vonnis of rechterlijke beslissing of, indien niet van toepassing, voor de toezending van informatie over de resultaten van de tenuitvoerlegging van een vonnis of rechterlijke beslissing krachtens de in bijlage II, punten 1 tot en met 7 en 9, 10 en 11, vermelde rechtshandelingen, gegroepeerd per overeenkomstige rechtshandeling, indien beschikbaar;

d)

drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van elk van de in artikel 10, lid 3, bedoelde uitvoeringshandelingen, het aantal verzoeken dat wordt doorgegeven via het gedecentraliseerd IT-systeem overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, indien dergelijke informatie beschikbaar is.

3.   Teneinde een steekproef op te zetten, wijst elke lidstaat een of meer bevoegde autoriteiten aan voor het verzamelen van de gegevens over het aantal door die autoriteiten gehouden hoorzittingen waarin overeenkomstig de artikelen 5 en 6 is gebruikgemaakt van videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand. Die gegevens worden aan de Commissie verstrekt vanaf 2 mei 2026.

4.   De referentie-implementatiesoftware en het nationale back-endsysteem, indien dat daartoe is uitgerust, verzamelen programmagewijs de in lid 2, punten b), c) en d), bedoelde gegevens en zenden deze jaarlijks toe aan de Commissie.

5.   De lidstaten stellen alles in het werk om de in lid 2, punten b), c) en d), bedoelde gegevens te verzamelen.

Artikel 17

Aan de Commissie mee te delen informatie

1.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 17 juli 2024 de volgende informatie mee teneinde die beschikbaar te stellen via het Europees e-justitieportaal:

a)

nadere gegevens over de nationale IT-portalen, in voorkomend geval;

b)

een beschrijving van de nationale wetten en procedures die overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van toepassing zijn op videoconferenties;

c)

informatie over verschuldigde vergoedingen;

d)

nadere gegevens over de elektronische betalingsmethoden die beschikbaar zijn voor verschuldigde vergoedingen in grensoverschrijdende zaken;

e)

de autoriteiten die bevoegd zijn op grond van de in de bijlagen I en II vermelde rechtshandelingen, indien zij niet reeds overeenkomstig die rechtshandelingen bij de Commissie zijn aangemeld.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld op de hoogte van eventuele wijzigingen in de eerste alinea bedoelde informatie.

2.   De lidstaten stellen de Commissie ervan in kennis dat zij in staat zijn artikel 5 of 6 eerder toe te passen of het gedecentraliseerde IT-systeem eerder te gebruiken dan bij deze verordening is vereist. De Commissie stelt deze informatie elektronisch ter beschikking, met name via het Europees e-justitieportaal.

HOOFDSTUK VII

WIJZIGINGEN IN RECHTSHANDELINGEN OP HET GEBIED VAN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN

Artikel 18

Wijziging in Verordening (EG) nr. 805/2004

In artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 805/2004 wordt het volgende punt toegevoegd:

“e)

door elektronische betekening of kennisgeving als bedoeld in de artikelen 19 en 19 bis van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad (*1).

Artikel 19

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1896/2006

Verordening (EG) nr. 1896/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

in artikel 7 wordt lid 5 vervangen door:

“5.   Het verzoek wordt ingediend door middel van elektronische communicatie als bedoeld in artikel4 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*2), op papieren drager of via elk ander communicatiemiddel inclusief langs elektronische weg, dat door de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat bij het gerecht van oorsprong beschikbaar is.

(*2)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2844/oj).”;"

2)

in artikel 7, lid 6, wordt de eerste alinea vervangen door:

“Het verzoek wordt door de eiser of, in voorkomend geval, door de vertegenwoordiger van de eiser ondertekend. Indien de aanvraag overeenkomstig lid 5 van dit artikel in elektronische vorm wordt ingediend, wordt aan het voorschrift de aanvraag te ondertekenen voldaan overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) 2023/2844. De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden worden gesteld.”;

3)

in artikel 13 wordt het volgende lid toegevoegd:

“Het Europees betalingsbevel kan aan de verweerder worden betekend of ter kennis gebracht door middel van elektronische betekening of kennisgeving als bedoeld in de artikelen 19 en 19 bis van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad (*3).

(*3)  Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 40).”;"

4)

artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Het verweerschrift wordt ingediend door middel van elektronische communicatie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2023/2844, op papieren drager of via elk ander communicatiemiddel, inclusief langs elektronische weg, dat door de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat bij het gerecht van oorsprong beschikbaar is”.

b)

in lid 5 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Het verweerschrift wordt door de verweerder of, in voorkomend geval, door zijn of haar vertegenwoordiger ondertekend. Indien het verweerschrift overeenkomstig lid4 van dit artikel in elektronische vorm wordt ingediend, wordt aan het voorschrift het verweerschrift te ondertekenen voldaan overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) 2023/2844. De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden mogen worden gesteld.”.

Artikel 20

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 861/2007

Verordening (EG) nr. 861/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1.

in artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De Europese procedure voor geringe vorderingen wordt ingeleid doordat de eiser het standaardvorderingsformulier A van bijlage I bij deze verordening invult en indient bij het bevoegde gerecht, hetzij rechtstreeks, hetzij per post, door middel van elektronische communicatie zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*4) of via een ander communicatiemiddel, zoals fax of elektronische post, dat wordt aanvaard door de lidstaat waar de procedure wordt ingeleid. Het vorderingsformulier bevat een beschrijving van de bewijzen ter staving van de vordering, en gaat waar nodig vergezeld van relevante, ter staving dienende stukken.

(*4)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2844/oj).”;"

2)

in artikel 13, lid 1, wordt punt a), vervangen door:

“a)

per post;”;

3)

in artikel 13, lid 1, wordt punt b), vervangen door:

“b)

door elektronische betekening of kennisgeving zoals bedoeld in de artikelen 19 en 19 bis van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad (*5), of

(*5)  Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 40).”;"

4)

in artikel 13, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

“c)

via het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2844 ingestelde Europees elektronisch toegangspunt, mits de geadresseerde in de loop van de betreffende Europese procedure voor geringe vorderingen vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van deze middelen voor betekening of kennisgeving van stukken.”;

5)

in artikel 13 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Alle niet in lid 1 bedoelde communicatie tussen het gerecht en de partijen of andere bij de procedure betrokken personen wordt verricht hetzij:

a)

met elektronische middelen verricht met een bericht van ontvangst indien deze middelen technisch beschikbaar zijn en toelaatbaar zijn overeenkomstig de procedurevoorschriften van de lidstaat waar de betrokken Europese procedure voor geringe vorderingen wordt gevoerd, op voorwaarde dat de partij of de betrokkene deze communicatiemiddelen vooraf heeft aanvaard, of overeenkomstig de procedurevoorschriften van de lidstaat waar die partij of persoon haar of zijn woonplaats of haar of zijn gewone verblijfplaats heeft, wettelijk verplicht is deze communicatiemiddelen te aanvaarden, of

b)

door middel van elektronische communicatie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2023/2844.”

;

6)

in artikel 15 bis wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de partijen de gerechtskosten via methoden voor betaling op afstand elektronisch kunnen betalen, zodat de partijen de betaling ook kunnen verrichten vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat waar het gerecht is gevestigd, in overeenstemming met artikel 9 van Verordening (EU) 2023/2844.”

.

Artikel 21

Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 606/2013

Verordening (EU) nr. 606/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.

in artikel 8, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door:

“Indien de persoon van wie de dreiging uitgaat, zijn of haar verblijfplaats heeft in de lidstaat van oorsprong, wordt de kennisgeving verricht volgens het recht van die lidstaat. Indien de persoon van wie de dreiging uitgaat, zijn of haar verblijfplaats in een andere dan de lidstaat van oorsprong heeft, wordt de kennisgeving verricht bij aangetekende zending met ontvangstbevestiging of een gelijkwaardige zending, of door elektronische betekening of kennisgeving als bedoeld in artikel 19 en artikel 19 bis van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad (*6). Indien de persoon van wie de dreiging uitgaat, zijn of haar verblijfplaats in een derde land heeft, wordt de kennisgeving verricht bij aangetekende zending met ontvangstbevestiging of een gelijkwaardige zending.

(*6)  Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 40). ”; "

2)

in artikel 11, lid 4, wordt de eerste alinea vervangen door:

“Indien de persoon van wie de dreiging uitgaat, zijn of haar verblijfplaats heeft in de aangezochte lidstaat, wordt de kennisgeving verricht volgens het recht van die lidstaat. Indien de persoon van wie de dreiging uitgaat, zijn of haar verblijfplaats in een andere dan de aangezochte lidstaat heeft, wordt de kennisgeving verricht bij aangetekende zending met ontvangstbevestiging of een gelijkwaardige zending, of door elektronische betekening of kennisgeving als bedoeld in artikel 19 en artikel 19 bis van Verordening (EU) 2020/1784. Indien de persoon van wie de dreiging uitgaat, zijn of haar woonplaats in een derde land heeft, wordt de kennisgeving verricht bij aangetekende zending met ontvangstbevestiging of een gelijkwaardige zending.”.

Artikel 22

Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 655/2014

Verordening (EU) nr. 655/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1.

in artikel 8 wordt lid 4 vervangen door:

“4.   Het verzoek en de bewijsstukken kunnen worden ingediend met alle mogelijke – ook digitale – communicatiemiddelen die worden aanvaard krachtens het procesrecht van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend, of door middel van elektronische communicatie als bedoeld in artikel4 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*7).

(*7)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2844/oj).”;"

2)

in artikel 17 wordt lid 5 vervangen door:

“5.   De beslissing over het verzoek wordt de schuldeiser ter kennis gebracht volgens de in het recht van de lidstaat van herkomst vastgelegde procedure voor gelijkwaardige nationale bevelen of door middel van elektronische communicatie als bedoeld in artikel4 van Verordening (EU) 2023/2844.

;

3)

artikel 29 wordt vervangen door:

“Artikel 29

Toezending van stukken

1.   In de gevallen waarin deze verordening in het toezenden van stukken overeenkomstig dit artikel voorziet, geschiedt de toezending overeenkomstig Verordening (EU) 2023/2844 wat betreft de communicatie tussen autoriteiten, of met elk passend middel wanneer de communicatie wordt verricht door de schuldeiser, mits de inhoud van het ontvangen en het verzonden document eensluidend is en alle informatie goed leesbaar is.

2.   Het gerecht dat of de autoriteit die overeenkomstig lid 1 van dit artikel stukken heeft ontvangen, stuurt uiterlijk op het einde van de werkdag volgend op de dag van ontvangst:

a)

een ontvangstbevestiging aan de autoriteit die de stukken heeft toegezonden, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844, of

b)

een ontvangstbevestiging aan de schuldeiser of de bank die de stukken heeft toegezonden, met gebruikmaking van de meest snelle communicatiemiddelen.

Het gerecht dat of de autoriteit die overeenkomstig lid 1 van dit artikel stukken heeft ontvangen, gebruikt het standaardformulier voor ontvangstbevestiging dat is vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen die volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure zijn aangenomen.”;

4)

artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Het rechtsmiddel in de zin van artikel 33, 34 of 35 wordt ingesteld met behulp van het formulier dat is vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen die volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure zijn aangenomen.

Het rechtsmiddel kan te allen tijde worden ingesteld:

a)

met behulp van alle mogelijke, ook digitale, communicatiemiddelen die worden aanvaard in het procesrecht van de lidstaat waar het rechtsmiddel wordt ingesteld, of

b)

door middel van elektronische communicatie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2023/2844.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Tenzij het verzoek door de schuldenaar overeenkomstig artikel 34, lid 1, punt a), of artikel 35, lid 3, is ingediend, wordt erover beslist nadat beide partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun zaak voor te dragen, onder meer met behulp van een van de passende communicatiemiddelen als beschikbaar en aanvaard krachtens het nationale recht van elk van de betrokken lidstaten of door middel van elektronische communicatie als bedoeld in Verordening (EU) 2023/2844.”

.

Artikel 23

Wijzigingen in Verordening (EU) 2015/848

Verordening (EU) 2015/848 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 42, lid 3, wordt de eerste zin vervangen door:

“De in lid 1 van dit artikel bedoelde samenwerking vindt plaats in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*8).

(*8)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2844/oj).”;"

2)

artikel 53 wordt vervangen door:

“Artikel 53

Recht om vorderingen in te dienen

Elke buitenlandse schuldeiser kan zijn vorderingen in de insolventieprocedure indienen door middel van elk communicatiemiddel dat door het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, wordt aanvaard, of door middel van elektronische communicatie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2023/2844.

Voor de loutere indiening van vorderingen is vertegenwoordiging door een advocaat of een andere rechtsbeoefenaar niet verplicht.”;

3)

in artikel 57, lid 3, wordt de eerste zin vervangen door:

“De in lid 1 van dit artikel bedoelde samenwerking vindt plaats in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844.”.

Artikel 24

Wijzigingen in Verordening (EU) 2020/1784

Verordening (EU) 2020/1784 wordt als volgt gewijzigd:

1.

in artikel 12 wordt lid 7 vervangen door:

“7.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 stellen diplomatieke of consulaire ambtenaren in gevallen waarin de betekening of kennisgeving overeenkomstig artikel 17 is verricht, en de autoriteit of persoon in gevallen waarin de betekening of kennisgeving overeenkomstig artikel 18, 19, 19 bis of 20 is verricht, de geadresseerde ervan in kennis dat hij of zij kan weigeren het stuk te aanvaarden en dat ofwel formulier L in bijlage I ofwel een schriftelijke verklaring van weigering respectievelijk naar die ambtenaren of naar die autoriteit of persoon moet worden gezonden.”

;

2)

in artikel 13 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Dit artikel is ook van toepassing op de andere wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken als bedoeld in afdeling 2, met uitzondering van die bedoeld in artikel 19 bis.”

;

3)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 19 bis

Elektronische betekening of kennisgeving via het Europees elektronisch toegangspunt

1.   Gerechtelijke stukken kunnen rechtstreeks aan een persoon die een bekend adres voor betekening of kennisgeving in een andere lidstaat heeft, worden betekend of ter kennis gegeven via het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*9) ingestelde Europees elektronisch toegangspunt, mits de geadresseerde vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van dat elektronisch middel voor de betekening of kennisgeving van stukken in de loop van de gerechtelijke procedure in kwestie.

2.   De geadresseerde bevestigt de ontvangst van de documenten met een ontvangstbevestiging, met vermelding van de datum van ontvangst. De datum van betekening of kennisgeving van stukken is de in de ontvangstbevestiging vermelde datum. Hetzelfde geldt voor de betekening of kennisgeving van geweigerde stukken die overeenkomstig artikel 12, lid 5, is geregulariseerd.

(*9)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2844/oj).”;"

4)

aan artikel 37 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   Artikel 19 bis is van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, punt a), van Verordening (EU) 2023/2844 bedoelde uitvoeringshandelingen.”

.

HOOFDSTUK VIII

WIJZIGINGEN IN RECHTSHANDELINGEN OP HET GEBIED VAN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN

Artikel 25

Wijzigingen in Verordening (EU) 2018/1805

Verordening (EU) 2018/1805 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Een bevriezingsbevel wordt toegezonden via een bevriezingscertificaat. De uitvaardigende autoriteit zendt het in artikel 6 bedoelde bevriezingscertificaat rechtstreeks toe aan de uitvoerende autoriteit of, indien van toepassing, aan de in artikel 24, lid 2, bedoelde centrale autoriteit.”

;

2)

in artikel 7 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit in kennis van het bevriezingsbevel, met inbegrip van een beschrijving van de bevroren voorwerpen en, indien beschikbaar, een raming van de waarde ervan. Die kennisgeving geschiedt zonder onnodige vertraging zodra de uitvoerende autoriteit is meegedeeld dat het bevriezingsbevel ten uitvoer is gelegd. ”;

3)

in artikel 8 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Een beslissing tot niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging van het bevriezingsbevel wordt onverwijld genomen en onmiddellijk meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit.”

;

4)

in artikel 9 wordt lid 4 vervangen door:

“4.   De uitvoerende autoriteit deelt haar beslissing over de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevriezingsbevel onverwijld mee aan de uitvaardigende autoriteit.”

;

5)

in artikel 10 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

“2.   De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit onmiddellijk in kennis van het uitstel van de tenuitvoerlegging van het bevriezingsbevel, met nadere bepaling van de gronden voor het uitstel en indien mogelijk van de verwachte duur van het uitstel.

3.   Zodra er geen gronden voor uitstel meer zijn, neemt de uitvoerende autoriteit de maatregelen die nodig zijn om het bevriezingsbevel ten uitvoer te leggen en stelt zij de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis. ”;

6)

in artikel 12 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De uitvoerende autoriteit kan, rekening houdend met de omstandigheden, de uitvaardigende autoriteit een met redenen omkleed verzoek doen om de duur van de bevriezing van de voorwerpen te beperken. Een dergelijk verzoek, met inbegrip van alle relevante ondersteunende informatie, wordt rechtstreeks toegezonden aan de uitvaardigende autoriteit. Bij de behandeling van een dergelijk verzoek houdt de uitvaardigende autoriteit rekening met alle belangen, waaronder die van de uitvoerende autoriteit. De uitvaardigende autoriteit antwoordt zo spoedig mogelijk op het verzoek. Indien de uitvaardigende autoriteit niet instemt met de beperking, stelt zij de uitvoerende autoriteit in kennis van haar redenen daarvoor. In een dergelijk geval wordt de bevriezing van het voorwerp gehandhaafd overeenkomstig lid 1. Indien de uitvaardigende autoriteit binnen zes weken na ontvangst van het verzoek daarop niet antwoordt, is de uitvoerende autoriteit niet langer verplicht het bevriezingsbevel ten uitvoer te leggen. ”;

7)

in artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Een confiscatiebevel wordt toegezonden door middel van een confiscatiecertificaat. De uitvaardigende autoriteit zendt het in artikel 17 bedoelde confiscatiecertificaat rechtstreeks aan de uitvoerende autoriteit toe of, indien van toepassing, aan de in artikel 24, lid 2, bedoelde centrale autoriteit. ”;

8)

in artikel 16, lid 3, wordt de inleidende zin vervangen door:

De uitvaardigende autoriteit stelt de uitvoerende autoriteit onmiddellijk in kennis indien:”;

9)

in artikel 18 wordt lid 6 vervangen door:

“6.   Zodra de tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel is voltooid, stelt de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit in kennis van de resultaten ervan.”

;

10)

in artikel 19 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Een beslissing tot niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel wordt onverwijld genomen en onmiddellijk meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit.”

;

11)

in artikel 20 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De uitvoerende autoriteit deelt haar beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel onverwijld mee aan de uitvaardigende autoriteit.”

;

12)

in artikel 21 worden de leden 3 en 4 vervangen door:

“3.   De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit onverwijld in kennis van het uitstel van de tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel, met nadere bepaling van de gronden voor het uitstel en indien mogelijk van de verwachte duur van het uitstel.

4.   Zodra er geen gronden voor uitstel meer zijn, neemt de uitvoerende autoriteit de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel en stelt zij de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis.”

;

13)

in artikel 25:

a)

wordt de titel vervangen door:

“Communicatiemiddelen”;

b)

wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Met uitzondering van communicatie in het kader van artikel 8, leden 2 en 4, artikel 9, lid 5, artikel 19, lid 2, artikel 20, lid 4, en artikel 29, lid 3, verloopt de officiële communicatie tussen de uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit in het kader van deze verordening overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad (*10).

2.   Indien een lidstaat een centrale autoriteit heeft aangewezen, is lid 1 ook van toepassing op de officiële communicatie met de centrale autoriteit van een andere lidstaat.

3.   Indien nodig kunnen de uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit met elk geschikt communicatiemiddel met elkaar overleg plegen met het oog op de efficiënte toepassing van deze verordening.

(*10)  Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2844/oj).”;"

14)

in artikel 27 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

“2.   De uitvaardigende autoriteit stelt de uitvoerende autoriteit onmiddellijk in kennis van de intrekking van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel, alsmede van iedere beslissing of maatregel waardoor een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel moet worden ingetrokken.

3.   Zodra zij door de uitvaardigende autoriteit op de hoogte is gesteld in overeenstemming met lid 2, beëindigt de uitvoerende autoriteit de tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel, voor zover de tenuitvoerlegging nog niet is afgerond. De uitvoerende autoriteit zendt zonder onnodige vertraging een bevestiging van de beëindiging aan de uitvaardigende staat.”

;

15)

in artikel 31, lid 2, wordt de derde alinea vervangen door:

“Het overleg, of ten minste de uitkomst daarvan, wordt geregistreerd.”.

HOOFDSTUK IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2025.

3.   De artikelen 3 en 4 zijn echter van toepassing vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de periode van twee jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de in artikel 10, lid 3, bedoelde overeenkomstige uitvoeringshandelingen tot instelling van het gedecentraliseerde IT-systeem voor elk van de in bijlage I en II genoemde rechtshandelingen.

4.   De artikelen 3 en 4 zijn van toepassing op procedures die worden ingeleid vanaf de in lid 3 van dit artikel bedoelde dag.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 13 december 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

P. NAVARRO RÍOS


(1)   PB C 323 van 26.8.2022, blz. 77.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 november 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 december 2023.

(3)  Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een geautomatiseerd systeem voor de grensoverschrijdende elektronische gegevensuitwisseling op het gebied van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken (e-Codex), en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (PB L 150 van 1.6.2022, blz. 1).

(4)  Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).

(5)  Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).

(6)  Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19).

(7)  Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 40).

(8)  Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(10)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(11)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(12)  Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1).

(13)  Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (PB L 178 van 2.7.2019, blz. 1).

(14)  Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PB L 76 van 22.3.2005, blz. 16).

(15)  Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59).

(16)  Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 27).

(17)  Kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 102).

(18)  Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PB L 294 van 11.11.2009, blz. 20).

(19)  Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 1).

(21)  Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 107).

(22)  Richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (PB L 26 van 31.1.2003, blz. 41).

(23)  Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams (PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1).

(24)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(25)  Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15).

(26)  Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB L 399 van 30.12.2006, blz. 1).

(27)  Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1).

(28)  Verordening (EU) nr. 606/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 4).

(29)  Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 59).

(30)  Richtlijn (EU) 2023/2843 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 tot wijziging van de Richtlijnen 2011/99/EU en 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2003/8/EG van de Raad en de Kaderbesluiten 2002/584/JBZ, 2003/577/JBZ, 2005/214/JBZ, 2006/783/JBZ, 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ, 2009/829/JBZ en 2009/948/JBZ van de Raad, wat betreft de digitalisering van de justitiële samenwerking (PB L, 2023/2843, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2843/oj).

(31)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(32)  Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1).

(33)  Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1).

(34)  Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1).

(35)  Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 1).

(36)  Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1).

(37)  Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1).

(38)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(39)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).

(40)  Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (PB L 183 van 8.7.2016, blz. 1).

(41)  Verordening (EU) 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen (PB L 183 van 8.7.2016, blz. 30).

(42)  Kaderbesluit 2002/584/JHA van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1).

(43)  Richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel (PB L 338 van 21.12.2011, blz. 2).


BIJLAGE I

Rechtshandelingen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken

1)   

Richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen

2)   

Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen

3)   

Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure

4)   

Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen

5)   

Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen

6)   

Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring

7)   

Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)

8)   

Verordening (EU) nr. 606/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken.

9)   

Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken

10)   

Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures

11)   

Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels

12)   

Verordening (EU) 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

13)   

Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering


BIJLAGE II

Rechtshandelingen op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken

1)   

Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten

2)   

Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (1)

3)   

Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties

4)   

Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie

5)   

Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie

6)   

Kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen

7)   

Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis

8)   

Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures (2)

9)   

Richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel

10)   

Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken

11)   

Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen


(1)   PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45.

(2)   PB L 328 van 15.12.2009, blz. 42.


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2844/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)