ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 65

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

66e jaargang
2 maart 2023


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/444 van de Commissie van 16 december 2022 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad met maatregelen om een effectieve toegang tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie met het uniforme Europese alarmnummer 112 te waarborgen ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/445 van de Commissie van 23 februari 2023 tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier voor een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding (Colli Bolognesi Classico Pignoletto (BOB))

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/446 van de Commissie van 27 februari 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 wat betreft bepaalde uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige voor opplant bestemde planten van de soorten Ligustrum delavayanum en Ligustrum japonicum en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wat betreft de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen van die voor opplant bestemde planten op het grondgebied van de Unie

11

 

*

Verordening (EU) 2023/447 van de Commissie van 1 maart 2023 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie wat het gebruik van geglucosyleerde steviolglycosiden als zoetstof betreft ( 1 )

16

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/448 van de Commissie van 1 maart 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 inzake de technische normen voor de instelling en werking van een traceringssysteem voor tabaksproducten

28

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2022/1647 van de Commissie van 23 september 2022 tot wijziging van Richtlijn 2003/90/EG wat betreft een afwijking voor biologische rassen van landbouwgewassen die geschikt zijn voor biologische teelt ( PB L 248 van 26.9.2022 )

58

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid ( PB L 231 van 30.6.2021 )

59

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

2.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 65/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/444 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2022

tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad met maatregelen om een effectieve toegang tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie met het uniforme Europese alarmnummer “112” te waarborgen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (1), en met name artikel 109, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 109, lid 8, van Richtlijn (EU) 2018/1972 stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast, waarvan de eerste uiterlijk op 21 december 2022 moet worden vastgesteld, om een effectieve toegang tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie met het uniforme Europese alarmnummer “112” in de lidstaten te waarborgen. Die gedelegeerde handelingen dienen ter aanvulling van de leden 2, 5 en 6 van artikel 109 van de richtlijn, betreffende maatregelen die nodig zijn om de compatibiliteit, interoperabiliteit, kwaliteit, betrouwbaarheid en continuïteit van noodcommunicatie in de Unie te waarborgen wat betreft oplossingen voor informatie over de locatie van de beller, toegang voor eindgebruikers met een handicap en doorschakeling naar de meest geschikte alarmcentrale (public safety answering point — PSAP).

(2)

Noodcommunicatie is een belangrijk element bij het waarborgen van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid. Al meer dan dertig jaar hebben de burgers van de Unie toegang tot noodhulpdiensten via het uniforme Europese alarmnummer “112”. Dat moet in het digitale tijdperk zo blijven. Burgers moeten profiteren van een tijdige aanlevering van de uitgebreide contextuele informatie die nodig is om een noodsituatie aan te pakken. De hoge mate van connectiviteit die met de digitale transformatie van Europa wordt beoogd, zoals blijkt uit het besluit tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium 2030 (2), brengt een technologische migratie van de door burgers gebruikte elektronische-communicatiediensten naar geheel op IP gebaseerde technologieën met zich mee, met name voor personen met een handicap. De migratie van circuit- naar pakketgeschakelde technologieën in elektronische-communicatienetwerken leidt tot de uitrol van spraakdiensten via op het IP-multimedia-subsysteem gebaseerde vaste en mobiele beheerde Voice over IP-technologieën zoals Voice over Long Term Evolution (VoLTE), Voice over New Radio (VoNR in 5G) en Voice over Wi-Fi (VoWiFi). Pakketgeschakelde technologieën maken ook tekst- en videogebaseerde diensten mogelijk, zoals realtimetekst en totale conversatie. Deze op IP gebaseerde communicatiediensten kunnen niet worden ondersteund door de oude circuitgeschakelde netwerken, zoals de 2G- en 3G-netwerken die geleidelijk buiten gebruik worden gesteld. Daarom moet ook noodcommunicatie worden gemigreerd naar pakketgeschakelde technologieën. Deze verordening heeft tot doel ervoor te zorgen dat de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de noodcommunicatie worden gewaarborgd bij deze overgang.

(3)

Noodhulpdiensten hebben tot doel de gevolgen van noodsituaties te voorkomen, te verlichten of te beheersen door middel van noodinterventies. De tijd die nodig is om noodhulp te verlenen, is van grote invloed op de afloop van noodsituaties. Doeltreffende noodhulp vereist een snelle mobilisatie van de interventiemiddelen waarmee de noodsituatie doeltreffend kan worden aangepakt en een snelle aankomst op de plaats waar de noodsituatie zich heeft voorgedaan.

(4)

Noodcommunicatie heeft als doel eindgebruikers in staat te stellen toegang te krijgen tot noodhulpdiensten om noodhulp aan te vragen bij en te ontvangen van die diensten. Hoewel de noodcommunicatie tot stand wordt gebracht tussen de eindgebruiker en de alarmcentrale, staat het aan de meest geschikte alarmcentrale om de ontvangen informatie te verwerken en het verzoek door te sturen naar de noodhulpdiensten, zodat de toegang tot noodhulpdiensten wordt gewaarborgd. Afhankelijk van de nationale organisatie van alarm- en noodhulpsystemen kunnen alarmcentrales en noodhulpdiensten elkaar overlappende of autonome entiteiten zijn.

(5)

Om de toegang tot noodhulpdiensten mogelijk te maken, moet doeltreffende noodcommunicatie zowel zorgen voor een tijdige communicatie tussen de eindgebruiker en de meest geschikte alarmcentrale als voor het tijdig beschikbaar stellen van contextuele informatie, met inbegrip van informatie over de locatie van de beller. De contextuele informatie draagt bij tot de beschrijving van de noodsituatie, bijvoorbeeld de fysieke omgeving, de toestand en capaciteiten van de betrokken personen, de lokalisatie van het incident enz. De beschikbaarheid en nauwkeurigheid van contextuele informatie maakt het mogelijk tijdig de juiste interventiemiddelen te identificeren en snel aan te komen op de plaats waar de noodsituatie zich heeft voorgedaan, d.w.z. wanneer er nauwkeurige informatie over de locatie van de beller beschikbaar is. Deze informatie kan door de eindgebruiker via noodcommunicatie aan de noodhulpdiensten worden doorgegeven of automatisch van het apparaat van de eindgebruiker of het netwerk worden afgeleid.

(6)

De locatie van de beller is een van de belangrijkste soorten contextuele informatie in het kader van noodcommunicatie en is een belangrijke factor voor de doeltreffendheid ervan. De nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van informatie over de locatie van de beller beïnvloedt de tijd die nodig is om de locatie van de noodsituatie te identificeren en die de noodhulpdiensten nodig hebben om ter plaatse te arriveren.

(7)

Uit hoofde van Richtlijn (EU) 2018/1972 moeten de bevoegde regelgevende instanties de criteria inzake de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de informatie over de locatie van de beller vaststellen. Deze criteria vertegenwoordigen de minimale niveaus van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van informatie over de locatie van de beller die op het grondgebied van de lidstaat moeten worden gerealiseerd door middel van netwerk- en toestelgebaseerde technologieën. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (3) moeten de criteria ervoor zorgen dat — voor zover dit technisch haalbaar is — de locatie van de eindgebruiker zo betrouwbaar en nauwkeurig wordt bepaald als nodig is om de hulpdiensten in staat te stellen hem nuttige bijstand te verlenen. De combinatie van deze technologieën zorgt ervoor dat noodhulpdiensten — zelfs wanneer een toestelgebaseerde oplossing inzake de locatie van de beller de locatiegegevens niet ter beschikking stelt van de meest geschikte alarmcentrale — de netwerkgebaseerde locatie kunnen gebruiken om de eindgebruiker zinvol bij te staan, in overeenstemming met de door de lidstaten vastgestelde criteria inzake de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de locatie van de beller. Criteria inzake de locatie van de beller die het niet mogelijk maken minimale niveaus van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid vast te stellen, kunnen resulteren in een uitvoering die niet waarborgt dat noodhulpdiensten effectief bruikbare informatie over de locatie van de beller ontvangen. Het is aan de lidstaten om het gecombineerde effect van de technisch haalbare oplossingen voor informatie over de locatie van de beller te beoordelen en minimumcriteria vast te stellen inzake zowel de nauwkeurigheid als de betrouwbaarheid van de locatie van de beller, die, indien nageleefd, noodhulpdiensten in staat stellen op zinvolle wijze op te treden. Het nut van de nauwkeurigheid van de informatie over de locatie van de beller kan variëren naargelang van het gebied waaruit de noodcommunicatie afkomstig is (bv. stad of platteland) en kan dienovereenkomstig worden weerspiegeld in de vastgestelde criteria. Om in de Unie te komen tot een geharmoniseerde aanpak van de vaststelling van de nauwkeurigheids- en betrouwbaarheidscriteria die een minimumniveau van contextuele informatie garandeert, moeten de parameters worden vastgesteld waarmee de bevoegde regelgevende instanties rekening moeten houden bij de vaststelling van dergelijke criteria. Bovendien moet in herinnering worden gebracht dat de bevoegde regelgevende instanties, overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking als bedoeld in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onderling moeten samenwerken bij het vaststellen van de criteria inzake de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de informatie over de locatie van de beller, door het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) of andere relevante fora die bevoegd zijn om ter zake richtsnoeren te verstrekken, te raadplegen, teneinde de volledige doeltreffendheid van artikel 109, lid 6, van Richtlijn (EU) 2018/1972 te waarborgen.

(8)

De nauwkeurigheid van de informatie over de locatie van de beller kan worden uitgedrukt als de maximale straal van het zoekgebied voor de interventie dat aan de noodhulpdiensten wordt medegedeeld. De interventietijden bij noodgevallen kunnen aanzienlijk worden verkort wanneer de meest geschikte alarmcentrale over nauwkeurige en betrouwbare, netwerk- en toestelgebaseerde informatie over de locatie van de beller beschikt, met name wanneer de eindgebruikers die om noodhulp verzoeken niet in staat zijn hun locatie te specificeren. Daarom moeten de lidstaten voor vaste netwerken de op hun grondgebied na te leven minimale nauwkeurigheidsniveaus uitdrukken als informatie over de locatie van de beller met betrekking tot het fysieke adres van het netwerkaansluitpunt, bijvoorbeeld door te verwijzen naar het concrete straatadres, het appartement, de verdieping of vergelijkbare informatie. Voor mobiele netwerken moeten de minimale nauwkeurigheidsniveaus worden uitgedrukt in meter om de maximale straal aan te geven van het horizontale zoekgebied dat voor interventiedoeleinden aan de noodhulpdiensten wordt medegedeeld. In voorkomend geval en indien technisch haalbaar moet het criterium van de hoogte of de verticale nauwkeurigheid ook in meter worden uitgedrukt. De lidstaten moeten beoordelen of het haalbaar is deze parameters toe te passen op netwerkonafhankelijke aanbieders van nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten wanneer deze in vaste of mobiele netwerken worden gebruikt.

(9)

Hoe betrouwbaar de locatie van de beller is, hangt af van twee aspecten van de desbetreffende informatie: de vaststelling en de doorgifte ervan. De betrouwbaarheid van de informatie over de locatie van de beller moet worden vastgesteld aan de hand van de statistische metingen die het succespercentage aangeven waarmee de feitelijke locatie van het toestel dat de noodcommunicatie initieert, overeenkomt met het fysieke gebied dat is aangegeven op basis van de informatie over de locatie van de beller. Noodcommunicatie moet zowel netwerk- als toestelgebaseerde informatie over de locatie van de beller omvatten, voor zover die laatste informatie beschikbaar is. De betrouwbaarheid van de informatie over de locatie van de beller voor de noodhulpdiensten moet worden vastgesteld als het gecombineerde effect van deze twee technologieën. De betrouwbaarheid van de doorgifte van informatie over de locatie van de beller moet worden uitgedrukt als het succespercentage van de technische oplossing om de informatie over de locatie van de beller door te geven aan de meest geschikte alarmcentrale. Het succespercentage hangt af van de mogelijkheden van het netwerk om de informatie over te brengen, in het geval van netwerkgebaseerde informatie over de locatie van de beller, of van de interoperabiliteit tussen de toestel en de netwerkmiddelen om de doorgifte mogelijk te maken, in het geval van toestelgebaseerde informatie over de locatie van de beller, alsook van de meest geschikte PSAP-capaciteiten om de informatie te ontvangen.

(10)

Om de Commissie in staat te stellen de overeenkomstig deze verordening vastgestelde criteria inzake de locatie van de beller te monitoren, moeten de lidstaten verslag uitbrengen over de vaststelling van de criteria en toelichten hoe zij rekening hebben gehouden met de in deze verordening vastgestelde parameters.

(11)

In Richtlijn (EU) 2018/1972 is bepaald dat de toegang voor eindgebruikers met een handicap tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie gelijkwaardig is aan die van andere eindgebruikers. Het gelijkwaardigheidsbeginsel houdt in dat eindgebruikers met een handicap via noodcommunicatie toegang tot noodhulpdiensten moeten hebben op een functioneel gelijkwaardige manier als andere eindgebruikers, die doorgaans via spraakdiensten bellen naar “112”. Aangezien er geen overeenstemming bestaat over de eisen inzake functionele gelijkwaardigheid, moeten eisen worden vastgesteld die de functionaliteiten van noodcommunicatie die ter beschikking staan van andere eindgebruikers, voornamelijk spraakgebaseerde diensten, repliceren. Indien de lidstaten om technische redenen niet in staat zijn te voldoen aan de bij deze verordening vastgestelde eisen inzake functionele gelijkwaardigheid, moeten zij de Commissie in kennis stellen van de specifieke redenen waarom dit niet mogelijk is. De lidstaten moeten de Commissie ervan in kennis stellen wanneer het technische ontwerp van de voorgeschreven middelen voor toegang tot noodhulpdiensten het gebruik van het uniforme Europese alarmnummer “112” niet vereist of toestaat, en hoe ervoor wordt gezorgd dat eindgebruikers met een handicap in dezelfde of hogere mate bekend zijn met dat toegangsmiddel.

(12)

Om de Commissie in staat te stellen toezicht te houden op de compatibiliteit, kwaliteit, betrouwbaarheid, interoperabiliteit en continuïteit van de middelen voor toegang tot noodhulpdiensten voor eindgebruikers met een handicap, moeten de lidstaten verslag uitbrengen over de in hun rechtsgebied voorgeschreven middelen voor toegang tot noodhulpdiensten voor eindgebruikers met een handicap, met inbegrip van roamende eindgebruikers. Het verslag moet een eerste beoordeling bevatten van de overeenstemming van de gemelde toegangsmiddelen met de eisen inzake functionele gelijkwaardigheid overeenkomstig deze verordening. De migratie naar geheel op IP gebaseerde netwerken zal de invoering van nieuwe, toegankelijke communicatiediensten, zoals realtimetekst en totaleconversatiediensten, mogelijk maken. De lidstaten moeten daarom melding maken van interoperabiliteits-, compatibiliteits- of continuïteitsproblemen die zich voordoen bij de invoering van dergelijke diensten, met name voor roamende eindgebruikers. Om te voldoen aan hun verplichting uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) 2022/612 van het Europees Parlement en de Raad (4) om aan Berec mee te delen welke middelen voor toegang tot noodhulpdiensten in hun lidstaat zijn voorgeschreven en technisch haalbaar zijn voor gebruik door roamende klanten, moeten de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties in voorkomend geval vaststellen om welke technische redenen de noodcommunicatiedienst niet beschikbaar is voor roamende eindgebruikers wanneer die diensten wel beschikbaar zijn voor binnenlandse eindgebruikers. Aan de hand van het eerste verslag en de in de daaropvolgende jaren verstrekte informatie kan de Commissie beoordelen of er verdere maatregelen moeten worden genomen, waaronder normalisatiemandaten, om dergelijke problemen aan te pakken.

(13)

De noodcommunicatie en de informatie over de locatie van de beller moeten naar de meest geschikte alarmcentrale worden doorgestuurd, zodat de noodcommunicatie op passende wijze kan worden beantwoord en behandeld. Er moet ook worden gezorgd voor een doeltreffende doorschakeling van noodcommunicatie in het kader van de technologische migratie van circuit- naar pakketgeschakelde technologieën. De meest geschikte alarmcentrale wordt gewoonlijk door de lidstaat bepaald op basis van een territoriale bevoegdheid om noodcommunicatie af te handelen of de bevoegdheid om een bepaald type communicatie af te handelen, bijvoorbeeld een alarmcentrale die is uitgerust om realtimetekst of communicatie in gebarentaal te verwerken. De interpersoonlijke communicatiediensten die worden aangeboden via pakketgeschakelde technologieën die spraak, tekst (met inbegrip van realtimetekst) en video aanbieden, kunnen in het publieke netwerkdomein of het PSAP-domein worden doorgeschakeld. Afhankelijk van de nationale organisatie van alarmcentrales kan, wanneer de noodcommunicatie via de openbare netwerken het alarmsysteem bereikt, verdere doorschakeling binnen het PSAP-domein nodig zijn om de meest geschikte centrale te bereiken. Om te waarborgen dat alle eindgebruikers toegang hebben tot doeltreffende noodcommunicatie, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat alle soorten noodcommunicatie en de informatie over de locatie van de beller die op hun grondgebied voorgeschreven zijn, tijdig naar de meest geschikte alarmcentrale worden doorgestuurd.

(14)

De doeltreffendheid van de toegang tot noodhulpdiensten hangt af van de tijdigheid waarmee de contextuele informatie wordt doorgestuurd naar de noodhulpdiensten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de meest geschikte alarmcentrale waarnaar de noodcommunicatie wordt doorgeschakeld, technisch in staat is de contextuele informatie tijdig door te geven aan de noodhulpdiensten nadat die diensten door die alarmcentrale zijn gewaarschuwd. Afhankelijk van de nationale organisatie van de alarmcentrales kan de meest geschikte alarmcentrale het nut van de contextuele gegevens beoordelen en de aan de noodhulpdiensten te verstrekken informatie filteren.

(15)

Om de Commissie in staat te stellen de doeltreffendheid van de doorschakeling naar de meest geschikte alarmcentrale te monitoren, moeten de lidstaten melden in hoeverre de noodcommunicatie tijdig wordt doorgeschakeld naar de meest geschikte alarmcentrale, ook bij het gebruik van spraak-, tekst- of videodiensten.

(16)

Het waarborgen van een naadloze toegang tot noodhulpdiensten zonder voorafgaande registratie voor eindgebruikers, met inbegrip van eindgebruikers met een handicap, die in een andere lidstaat reizen, valt wellicht niet onder de uitsluitende controle van een lidstaat en vereist naleving van gezamenlijk overeengekomen interoperabiliteitseisen. Onverminderd de invoering van realtimetekst- en totaleconversatiediensten krachtens Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad (5), moet het mogelijk zijn toegang tot noodhulpdiensten te krijgen door middel van spraak-, tekst- of videodiensten via noodcommunicatie op mobiele applicaties. Mobiele applicaties kunnen de doorgifte van waardevolle contextuele gegevens naar de meest geschikte alarmcentrale mogelijk maken. Zodra een mobiele applicatie is gedownload en geïnstalleerd, kan de eindgebruiker communiceren met de meest geschikte alarmcentrale in de Unie indien de gemeenschappelijke interoperabiliteitseisen dat mogelijk maken en de aanbieders van mobiele applicaties en de nationale PSAP-systemen aan die eisen voldoen. De lidstaten moeten te goeder trouw met de Commissie samenwerken bij de vaststelling van gemeenschappelijke interoperabiliteitseisen die, wanneer ze worden nageleefd, het gebruik van dergelijke noodcommunicatie met de meest geschikte alarmcentrale via mobiele applicaties in de hele Unie mogelijk maken.

(17)

PSAP-systemen die zijn ontwikkeld om circuitgeschakelde communicatie te beantwoorden en te behandelen, zijn mogelijk niet in staat alle aspecten van via pakketgeschakelde technologie geïnitieerde noodcommunicatie te beantwoorden, te behandelen en te verwerken. Met het oog op de transparantie ten aanzien van relevante belanghebbenden, met name elektronischecommunicatiediensten en netwerkaanbieders, en om te zorgen voor een coherente en tijdige modernisering van de PSAP-systemen op hun grondgebied, moeten de lidstaten een routekaart opstellen voor de verbetering van de capaciteiten van hun alarmsystemen om via pakketgeschakelde technologieën verlopende noodcommunicatie te beantwoorden, te behandelen en te verwerken. In de routekaart moeten het verwachte tijdschema en de verwachte datum van de uitrol van nieuwe middelen voor toegang tot noodhulpdiensten via pakketgeschakelde technologieën worden vermeld, ongeacht of deze in het kernnetwerk als nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten dan wel via een mobiele applicatie worden uitgerold. De routekaart moet informatie bevatten over het tijdschema voor de modernisering van de capaciteiten van de PSAP-systemen, rekening houdend met de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2019/882 en de daarin vastgestelde wettelijke termijnen. Dit betreft met name de passende beantwoording van noodcommunicatie naar het uniforme Europese alarmnummer “112” door de meest geschikte alarmcentrale, met gebruikmaking van gesynchroniseerde stem en tekst (met inbegrip van realtimetekst) en indien er video wordt geleverd met gesynchroniseerde stem, tekst (met inbegrip van realtimetekst) en video voor totale conversatie. In voorkomend geval moet het verwachte wettelijke mandaat voor de uitrol van noodcommunicatie via pakketgeschakelde technologieën overeenkomstig de nationale wetgeving worden vermeld. In de routekaart moeten de tussenstappen worden vermeld, zoals raadplegingen van het publiek en van belanghebbenden, wetgevingsmaatregelen, interoperabiliteits-, continuïteits- en betrouwbaarheidstests, overheidsopdrachten enz. De lidstaten moeten de routekaart verstrekken aan de Commissie en updates verschaffen over de uitvoering ervan. De lidstaten moeten ook verslag uitbrengen over de interoperabiliteits- en continuïteitsproblemen die zich voordoen met betrekking tot het aanbieden van elektronische-communicatiediensten die worden gebruikt voor de toegang tot noodhulpdiensten, zodat de Commissie kan beoordelen of verdere maatregelen, waaronder normalisatiemandaten, moeten worden genomen om dergelijke knelpunten aan te pakken.

(18)

Om de Commissie in staat te stellen toezicht te houden op de uitvoering en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van artikel 109 van Richtlijn (EU) 2018/1972, zoals aangevuld bij deze verordening, is het nodig regelmatig en op gestructureerde wijze informatie uit de lidstaten te verzamelen over verschillende aspecten van de doeltreffendheid van noodcommunicatie in de Unie. Na het eerste verslag waarin deze verordening voorziet, moeten de lidstaten de Commissie geactualiseerde informatie verstrekken wanneer zij daarom verzoekt met het oog op de naleving van haar verplichting om verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad krachtens artikel 109, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/1972.

(19)

Het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 109, lid 8, van Richtlijn (EU) 2018/1972 en heeft op 14 oktober 2022 advies uitgebracht.

(20)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (6) en heeft op 15 november 2022 een advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Bij deze verordening worden maatregelen vastgesteld om een effectieve toegang tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie te waarborgen wat betreft oplossingen voor informatie over de locatie van de beller, toegang voor eindgebruikers met een handicap en doorschakeling naar de meest geschikte alarmcentrale.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“doeltreffende noodcommunicatie”: noodcommunicatie in de zin van artikel 2, punt 38, van Richtlijn (EU) 2018/1972, die zorgt voor:

a)

tijdige communicatie tussen de eindgebruiker en de meest geschikte alarmcentrale, en

b)

de tijdige verstrekking van contextuele informatie, met inbegrip van informatie over de locatie van de beller;

2)

“contextuele informatie”: de informatie die via noodcommunicatie door de eindgebruiker wordt overgebracht of automatisch van het apparaat van de eindgebruiker of het betrokken netwerk wordt afgeleid en verzonden om een tijdige identificatie van de interventiemiddelen van de noodhulpdiensten en de snelle aankomst van de noodhulpdiensten op de plaats waar het incident heeft plaatsgevonden mogelijk te maken.

HOOFDSTUK 2

INFORMATIE OVER DE LOCATIE VAN DE BELLER

Artikel 3

1.   Bij de vaststelling van criteria inzake de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de informatie over de locatie van de beller krachtens artikel 109, lid 6, van Richtlijn (EU) 2018/1972 zorgen de bevoegde regelgevende instanties er, voor zover technisch haalbaar, voor dat de positie van de eindgebruiker zo betrouwbaar en nauwkeurig wordt bepaald als nodig is om de noodhulpdiensten in staat te stellen hem bijstand te verlenen. De bevoegde regelgevende instanties houden bij de vaststelling van de criteria rekening met de in de leden 2 en 3 van dit artikel gespecificeerde parameters.

2.   Met betrekking tot de vaste netwerken:

a)

het nauwkeurigheidscriterium voor informatie over de locatie van de beller wordt uitgedrukt als informatie met betrekking tot het fysieke adres van het netwerkaansluitpunt;

b)

het betrouwbaarheidscriterium voor informatie over de locatie van de beller wordt uitgedrukt als het succespercentage, in procenten, van de technische oplossing of mix van technische oplossingen om informatie over de locatie van de beller overeenkomstig het nauwkeurigheidscriterium vast te stellen en door te sturen naar de meest geschikte alarmcentrale.

3.   Met betrekking tot de mobiele netwerken:

a)

het nauwkeurigheidscriterium voor informatie over de locatie van de beller wordt uitgedrukt in meter. In voorkomend geval wordt het criterium van hoogte of verticale nauwkeurigheid ook in meter uitgedrukt;

b)

het betrouwbaarheidscriterium voor informatie over de locatie van de beller wordt uitgedrukt als het succespercentage, in procenten, van de technische oplossing of mix van technische oplossingen om een zoekgebied overeenkomstig het nauwkeurigheidscriterium vast te stellen en door te sturen naar de meest geschikte alarmcentrale.

HOOFDSTUK 3

TOEGANG TOT NOODHULPDIENSTEN VOOR EINDGEBRUIKERS MET EEN HANDICAP

Artikel 4

Bij de invoering van middelen voor toegang tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie voor eindgebruikers met een handicap zorgen de lidstaten ervoor dat, voor zover technisch haalbaar, aan de volgende eisen inzake functionele gelijkwaardigheid wordt voldaan:

a)

de noodcommunicatie maakt interactieve tweerichtingscommunicatie mogelijk tussen de eindgebruiker met een handicap en de alarmcentrale;

b)

de noodcommunicatie is op naadloze wijze, zonder voorafgaande registratie, beschikbaar voor eindgebruikers met een handicap die in een andere lidstaat reizen;

c)

de noodcommunicatie wordt kosteloos verstrekt aan eindgebruikers met een handicap;

d)

de noodcommunicatie wordt onverwijld doorgeschakeld naar de meest geschikte alarmcentrale die gekwalificeerd en uitgerust is om de noodcommunicatie van eindgebruikers met een handicap adequaat te beantwoorden en te verwerken;

e)

voor eindgebruikers met een handicap wordt een gelijkwaardig niveau van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de informatie over de locatie van de beller gewaarborgd als bij noodoproepen door andere eindgebruikers;

f)

eindgebruikers met een handicap worden in staat gesteld om ten minste in dezelfde mate bekend te raken met de middelen voor toegang tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie als andere eindgebruikers bekend kunnen raken met noodoproepen naar “112”, hetzij door het ontwerp van de toegangsmiddelen, hetzij door middel van bewustmakingsmaatregelen.

HOOFDSTUK 4

DOORSCHAKELING NAAR DE MEEST GESCHIKTE ALARMCENTRALE

Artikel 5

De lidstaten zorgen ervoor dat noodcommunicatie en informatie over de locatie van de beller onverwijld worden doorgestuurd naar de meest geschikte alarmcentrale die technisch in staat is de contextuele informatie door te geven aan de noodhulpdiensten wanneer zij die diensten waarschuwt.

Artikel 6

Om te waarborgen dat de naadloze toegang tot noodhulpdiensten als bedoeld in artikel 4, eerste alinea, punt b), van deze verordening technisch haalbaar is, werken de lidstaten, onverminderd de uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/882, samen met de Commissie om gemeenschappelijke interoperabiliteitseisen vast te stellen die de noodcommunicatie met de meest geschikte alarmcentrale via een mobiele applicatie overal in de Unie mogelijk maken.

HOOFDSTUK 5

RAPPORTAGE

Artikel 7

1.   De lidstaten brengen regelmatig verslag uit aan de Commissie over de uitvoering van de doorschakeling naar de meest geschikte alarmcentrale uit hoofde van artikel 5, die is ingevoerd voor noodcommunicatie en informatie over de locatie van de beller.

2.   Uiterlijk op 5 november 2023 stellen de lidstaten een routekaart op voor de modernisering van het nationale PSAP-systeem om noodcommunicatie via pakketgeschakelde technologie te kunnen ontvangen, beantwoorden en verwerken, en brengen zij daarover verslag uit aan de Commissie. In de routekaart wordt vermeld op welke datum de spraak-, tekst- of videogebaseerde noodcommunicatie via pakketgeschakelde technologieën naar verwachting zal zijn uitgerold. De routekaart bevat ook de indicatieve datum waarop de alarmcentrales klaar zullen zijn om dergelijke noodcommunicatie te ontvangen. De lidstaten verstrekken geactualiseerde informatie over de uitvoering van de tussentijdse mijlpalen van de routekaart overeenkomstig artikel 8.

Artikel 8

1.   De lidstaten brengen uiterlijk op 5 maart 2024 aan de Commissie verslag uit over:

a)

de criteria inzake de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de informatie over de locatie van de beller, uitgedrukt volgens de in artikel 3 bedoelde parameters;

b)

de middelen voor toegang tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie die door eindgebruikers met een handicap worden gebruikt, met inbegrip van eindgebruikers die gebruikmaken van roamingdiensten, en de beoordeling van de conformiteit ervan met de eisen inzake functionele gelijkwaardigheid van artikel 5.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie de in dit artikel en artikel 7 bedoelde informatie, onverminderd de daarin vastgestelde initiële termijnen, in het kader van iedere gegevensverzameling die de Commissie initieert met het oog op de naleving van haar verplichting om krachtens artikel 109, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/1972 verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad.

HOOFDSTUK 6

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36.

(2)  Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma 2030 “Traject naar het digitale decennium” (PB L 323 van 19.12.2022, blz. 4).

(3)  Zaak C-417/18: arrest van het Hof van Justitie (Vierde Kamer) van 5 september 2019, AW e.a./Lietuvos valstybė.

(4)  Verordening (EU) 2022/612 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (herschikking) (PB L 115 van 13.4.2022, blz. 1).

(5)  Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).

(6)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


2.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 65/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/445 VAN DE COMMISSIE

van 23 februari 2023

tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier voor een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding (“Colli Bolognesi Classico Pignoletto” (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft de door Italië overeenkomstig artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 doorgestuurde aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier voor de beschermde oorsprongsbenaming “Colli Bolognesi Classico Pignoletto” onderzocht. Een van de wijzigingen is de wijziging van de naam “Colli Bolognesi Classico Pignoletto” in “Colli Bolognesi Pignoletto”.

(2)

Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(3)

Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(4)

De wijziging van het productdossier moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam “Colli Bolognesi Classico Pignoletto” (BOB) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 februari 2023.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Janusz WOJCIECHOWSKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB C 379 van 3.10.2022, blz. 41.


2.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 65/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/446 VAN DE COMMISSIE

van 27 februari 2023

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 wat betreft bepaalde uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige voor opplant bestemde planten van de soorten Ligustrum delavayanum en Ligustrum japonicum en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wat betreft de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen van die voor opplant bestemde planten op het grondgebied van de Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 42, lid 4, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (2) bevat een lijst van planten, plantaardige producten en andere materialen met een hoog risico, die op basis van een voorlopige risicobeoordeling is vastgesteld.

(2)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2018 van de Commissie (3) bevat specifieke regels voor de procedure die moet worden gevolgd bij de uitvoering van de in artikel 42, lid 4, van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde risicobeoordeling van planten, plantaardige producten of andere materialen met een hoog risico.

(3)

Op basis van een voorlopige beoordeling zijn 34 geslachten en één soort van voor opplant bestemde planten afkomstig uit derde landen, voorlopig opgenomen in de lijst van planten met een hoog risico in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019. In die lijst is het geslacht Ligustrum L. opgenomen.

(4)

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie (4) bevat de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen die uit de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 zijn geschrapt, maar waarvan de fytosanitaire risico’s nog niet volledig zijn beoordeeld. Dat komt doordat één of meer plaagorganismen waarvoor die planten als waard dienen, nog niet zijn opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 (5), maar mogelijk op basis van een aanvullende volledige risicobeoordeling wel aan de voorwaarden voor opneming in die lijst voldoen.

(5)

Op 3 december 2021 heeft het Verenigd Koninkrijk (6) bij de Commissie een verzoek ingediend voor uitvoer naar de Unie van tot 20 jaar oude, grote, in een figuur gesnoeide groenblijvende planten van Ligustrum delavayanum die zijn geënt op onderstammen van Ligustrum japonicum en in potten zijn gekweekt, met een maximale diameter van 18 cm aan de voet van de stam. Bij dat verzoek was het relevante technische dossier gevoegd.

(6)

Op 28 september 2022 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over de risicobeoordeling van tot 20 jaar oude voor opplant bestemde planten van Ligustrum delavayanum en voor opplant bestemde planten van Ligustrum japonicum, in groeimedium, met een maximale diameter van 18 cm aan de voet van de stam, ongeacht of zij op elkaar zijn geënt (“de desbetreffende planten”) (7). De EFSA heeft Bemisia tabaci, Diaprepes abbreviatus, Epiphyas postvittana en Scirtothrips dorsalis geïdentificeerd als plaagorganismen die relevant zijn voor die planten en beoordeeld hoe waarschijnlijk het is dat het handelsartikel vrij is van die plaagorganismen.

(7)

Op basis van dat advies wordt het fytosanitaire risico dat uit het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van de desbetreffende planten voortvloeit, geacht tot een aanvaardbaar niveau te zijn teruggebracht, mits passende maatregelen worden toegepast om het risico op plaagorganismen dat die planten inhouden, te beperken en de overeenkomstige bijzondere voorschriften van bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 worden nageleefd.

(8)

De door het Verenigd Koninkrijk in het technische dossier beschreven maatregelen worden toereikend geacht om het risico dat uit het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van de desbetreffende planten voortvloeit, tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Die maatregelen moeten daarom worden vastgesteld als fytosanitaire invoervoorschriften om de fytosanitaire bescherming van het grondgebied van de Unie tegen het risico dat uit het binnenbrengen van de desbetreffende planten voortvloeit, te waarborgen.

(9)

Bijgevolg moeten de desbetreffende planten niet langer als planten met een hoog risico worden beschouwd.

(10)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Bemisia tabaci is in bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen als ZP-quarantaineorganisme en Scirtothrips dorsalis is in bijlage II bij die uitvoeringsverordening opgenomen als EU-quarantaineorganisme.

(12)

Diaprepes abbreviatus is nog niet opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072, en daarom zijn de maatregelen voor dat plaagorganisme gebaseerd op de maatregelen die het Verenigd Koninkrijk in het dossier heeft beschreven. Zodra er een volledige risicobeoordeling voor dat plaagorganisme beschikbaar is, wordt vastgesteld of dat plaagorganisme voldoet aan de voorwaarden om te worden opgenomen in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 en of de desbetreffende planten in bijlage VII bij die verordening worden opgenomen, samen met de respectieve maatregelen.

(13)

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

Epiphyas postvittana is niet in de lijst van EU-quarantaineorganismen opgenomen. Het plaagorganisme is in een aantal lidstaten aanwezig en er worden geen officiële controlemaatregelen toegepast. Bovendien wordt het effect van het plaagorganisme in de Unie niet significant geacht. Om deze redenen zijn met betrekking tot dat plaagorganisme geen invoervoorschriften nodig.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 februari 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie van 18 december 2018 tot vaststelling van een voorlopige lijst van planten, plantaardige producten of andere materialen met een hoog risico in de zin van artikel 42 van Verordening (EU) 2016/2031 en een lijst van planten waarvoor geen fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen in de Unie in de zin van artikel 73 van die Verordening (PB L 323 van 19.12.2018, blz. 10).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2018 van de Commissie van 18 december 2018 tot vaststelling van specifieke regels voor de te volgen procedure bij de uitvoering van de risicobeoordeling van planten, plantaardige producten of andere materialen met een hoog risico in de zin van artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 323 van 19.12.2018, blz. 7).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie van 21 augustus 2020 betreffende de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen die uit de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 zijn geschrapt (PB L 275 van 24.8.2020, blz. 5).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).

(6)  Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, gelden vermeldingen van het Verenigd Koninkrijk in deze handeling niet voor Noord-Ierland.

(7)  EFSA PLH Panel (Panel voor de gezondheid van gewassen), 2022. Scientific Opinion on the commodity risk assessment of Ligustrum delavayanum topiary plants grafted on Ligustrum japonicum from the UK. EFSA Journal 2022;20(11):7593.


BIJLAGE I

In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 wordt in punt 1, de tabel, tweede kolom (“Omschrijving”) de tekst in de vermelding voor Ligustrum L. vervangen door:

Ligustrum L., met uitzondering van uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige tot 20 jaar oude voor opplant bestemde planten van Ligustrum delavayanum en Ligustrum japonicum in groeimedium, met een maximale diameter van 18 cm aan de voet van de stam”.


BIJLAGE II

In de tabel in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wordt na de vermelding “Juglans regia L., tot twee jaar oude voor opplant bestemde planten met naakte wortels, zonder blad en met een maximale diameter van 2 cm aan de voet van de stam” de volgende vermelding ingevoegd:

Planten, plantaardige producten en andere materialen

GN-code

Derde landen van oorsprong

Maatregelen

Ligustrum delavayanum en Ligustrum japonicum, tot 20 jaar oude voor opplant bestemde planten in groeimedium, met een maximale diameter van 18 cm aan de voet van de stam

ex 0602 10 90

Verenigd Koninkrijk

a)

Een officiële verklaring dat:

i)

de planten vrij zijn van Diaprepes abbreviatus;

ii)

de productielocatie sinds het begin van het laatste groeiseizoen tijdens officiële inspecties die op gepaste tijdstippen plaatsvinden, vrij van Diaprepes abbreviatus is bevonden, en

iii)

de zendingen planten onmiddellijk vóór de uitvoer officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van Diaprepes abbreviatus, waarbij het monster zodanig groot was dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

b)

Op de fytosanitaire certificaten voor die planten wordt onder de rubriek “aanvullende verklaring” het volgende vermeld:

i)

de volgende verklaring: “De zending voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie.”, en

ii)

de gegevens van de geregistreerde productielocaties.”.


2.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 65/16


VERORDENING (EU) 2023/447 VAN DE COMMISSIE

van 1 maart 2023

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie wat het gebruik van geglucosyleerde steviolglycosiden als zoetstof betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3, en artikel 14,

Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (2), en met name artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en de desbetreffende gebruiksvoorwaarden.

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie (3) zijn de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 opgenomen levensmiddelenadditieven vastgesteld.

(3)

Die lijsten kunnen overeenkomstig de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 bedoelde uniforme procedure hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt.

(4)

In januari 2019 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor geglucosyleerde steviolglycosiden als nieuw levensmiddelenadditief voor gebruik als zoetstof. De aanvraag is overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 toegankelijk gemaakt voor de lidstaten.

(5)

Geglucosyleerde steviolglycosiden worden geproduceerd door middel van enzymatische bioconversie met behulp van een cyclomaltodextrine-glucanotransferase die de overdracht van glucose uit zetmeel naar met een of meer afzonderlijke steviolglycosiden uit gezuiverde extracten van bladeren van Stevia rebaudiana verrijkte mengsels katalyseert. Zij bestaan uit een mengsel van geglucosyleerde steviolglycosiden met 1-20 extra glucose-eenheden die aan de moedersteviolglycosiden zijn gebonden. Zij hebben een beter zoetheidsprofiel dan de andere toegelaten zoetstoffen, met inbegrip van steviolglycosiden uit Stevia (E 960a).

(6)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de veiligheid van geglucosyleerde steviolglycosiden beoordeeld en op 15 december 2021 advies uitgebracht (4). De EFSA was van oordeel dat het metabolisme van geglucosyleerde steviolglycosiden voldoende vergelijkbaar is met de reeds toegelaten steviolglycosiden, zodat de eerder door de EFSA beoordeelde toxicologische gegevens voor steviolglycosiden (E 960a) werden geacht de veiligheid ervan als levensmiddelenadditief te ondersteunen. Het enzym cyclomaltodextrine-glucanotransferase (EC 2.4.1.19), afgeleid van een niet-genetisch gemodificeerde stam van Anoxybacillus caldiproteolyticus en bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van gemodificeerde steviolglycosiden, levert, uitgaande van de aan de EFSA verstrekte gegevens, onder de beoogde gebruiksvoorwaarden geen gevaar voor de gezondheid op (5). De EFSA heeft geconcludeerd dat het gebruik van geglucosyleerde steviolglycosiden als levensmiddelenadditief voor dezelfde voorgestelde toepassingen en bij dezelfde gebruiksconcentraties als steviolglycosiden (E 960a — E 960d) voor gebruik als zoetstoffen geen veiligheidsrisico oplevert.

(7)

Daarom moet het levensmiddelenadditief “geglucosyleerde steviolglycosiden” (E 960d) worden toegelaten als zoetstof in de levensmiddelencategorieën waarvoor steviolglycosiden (E 960a — E 960d) momenteel zijn toegelaten, en met dezelfde maximumgehalten.

(8)

Aangezien het levensmiddelenadditief geglucosyleerde steviolglycosiden voor het eerst in de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt opgenomen, moeten de specificaties ervan in Verordening (EU) nr. 231/2012 worden opgenomen.

(9)

De Verordeningen (EG) nr. 1333/2008 en (EU) nr. 231/2012 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 maart 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

(3)  Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1).

(4)  EFSA Journal 2022;20(2):7066.

(5)  EFSA Journal 2022;20(1):7004.


BIJLAGE I

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In deel B, punt 2 (Zoetstoffen), wordt na de vermelding voor E 960c de volgende vermelding ingevoegd:

“E 960d

Geglucosyleerde steviolglycosiden”

b)

In deel C, punt 5 (Andere additieven die in combinatie mogen worden gereglementeerd), wordt punt v) vervangen door:

“v)

E 960a — E 960d: Steviolglycosiden

E-nummer

Naam

E 960a

Steviolglycosiden uit Stevia

E 960c

Enzymatisch geproduceerde steviolglycosiden

E 960d

Geglucosyleerde steviolglycosiden”

c)

Deel E wordt als volgt gewijzigd:

1)

in categorie 01.4 (Gearomatiseerde, gefermenteerde melkproducten, met inbegrip van producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

100

(1) (60)

alleen producten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

2)

in categorie 03 (Consumptie-ijs) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

200

(1) (60)

alleen producten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

3)

in categorie 04.2.2 (Groenten en fruit in azijn, olie of pekel) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

100

(1) (60)

alleen zoetzure groente- en fruitconserven”;

4)

in categorie 04.2.4.1 (Groente- en fruitbereidingen, met uitzondering van compote) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

200

(1) (60)

alleen bereidingen met verlaagde energetisch waarde”;

5)

in categorie 04.2.5.1 (Extra jam of extra confituur en extra gelei, als omschreven in Richtlijn 2001/113/EG) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

200

(1) (60)

alleen jam of confituur, gelei en marmelade met verlaagde energetische waarde”;

6)

in categorie 04.2.5.2 (Jam of confituur, gelei en marmelade alsmede kastanjepasta, als omschreven in Richtlijn 2001/113/EG) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

200

(1) (60)

alleen jam of confituur, gelei en marmelade met verlaagde energetische waarde”;

7)

in categorie 04.2.5.3 (Andere soortgelijke smeerbare groente- en fruitproducten) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

200

(1) (60)

alleen smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde en broodsmeersels op basis van gedroogde vruchten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

8)

in categorie 05.1 (Cacao- en chocoladeproducten als omschreven in Richtlijn 2000/36/EG) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

270

(1) (60)

alleen producten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

9)

in categorie 05.2 (Ander snoepgoed, inclusief microproducten ter verfrissing van de adem) worden de vermeldingen voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

270

(1) (60)

alleen snoepgoed op basis van cacao of gedroogde vruchten, met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

330

(1) (60)

alleen boterhampasta op basis van cacao, melk, gedroogde vruchten of vet, met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

350

(1) (60)

alleen snoepgoed zonder toegevoegde suikers

alleen hard snoepgoed met verminderde verbrandingswaarde (snoepjes en lolly’s)

alleen zacht snoepgoed met een lage energiewaarde (kauwsnoep, gomsnoep met vruchtensmaak en schuimachtig suikerwerk/spekken)

alleen drop met verminderde verbrandingswaarde

alleen nougat met verminderde verbrandingswaarde

alleen marsepein met verminderde verbrandingswaarde

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

2 000

(1) (60)

alleen microproducten van suikerwerk ter verfrissing van de adem, met verminderde verbrandingswaarde of zonder toegevoegde suikers

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

670

(1) (60)

alleen verfrissende sterk gearomatiseerde keelpastilles, met verminderde verbrandingswaarde of zonder toegevoegde suikers”;

10)

in categorie 05.3 (Kauwgom) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

3300

(1) (60)

alleen zonder toegevoegde suikers”;

11)

in categorie 05.4 (Versieringen, afdeklagen en vullingen, met uitzondering van onder categorie 4.2.4 vallende vullingen op basis van fruit) worden de vermeldingen voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

330

(1) (60)

alleen snoepgoed zonder toegevoegde suikers

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

270

(1) (60)

alleen snoepgoed op basis van cacao of gedroogde vruchten, met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

12)

in categorie 06.3 (Ontbijtgranen) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

330

(1) (60)

alleen ontbijtgranen met een vezelgehalte van meer dan 15 % en ten minste 20 % zemelen, met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

13)

in categorie 07.2 (Banketbakkerswaren) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

330

(1) (60)

alleen “Essoblaten” — eetpapier”;

14)

in categorie 09.2 (Verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

200

(1) (60)

alleen zoetzure conserven en halfconserven van vis, alsmede marinades van vis, schaal- en weekdieren”;

15)

in categorie 11.4.1 (Tafelzoetstoffen in vloeibare vorm) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

quantum satis

(1) (60)”;

 

16)

in categorie 11.4.2 (Tafelzoetstoffen in poedervorm) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

„E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

quantum satis

(1) (60)”;

 

17)

in categorie 11.4.3 (Tafelzoetstoffen in tabletvorm) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

quantum satis

(1) (60)”;

 

18)

in categorie 12.4 (Mosterd) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

120

(1) (60)”;

 

19)

in categorie 12.5 (Soepen en bouillons) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

40

(1) (60)

alleen soep met verlaagde energetische waarde”;

20)

in categorie 12.6 (Sauzen) worden de vermeldingen voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

120

(1) (60)

met uitzondering van sojasaus (gefermenteerd en niet-gefermenteerd)

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

175

(1) (60)

alleen sojasaus (gefermenteerd en niet-gefermenteerd)”;

21)

in categorie 13.2 (Dieetvoeding voor medisch gebruik als omschreven in Richtlijn 1999/21/EG (met uitzondering van producten die onder categorie 13.1.5 vallen)) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

330

(1) (60)”;

 

22)

in categorie 13.3 (Dieetvoeding voor gewichtsbeperking ter vervanging van de totale dagelijkse voedselinname of van een maaltijd (gehele of gedeeltelijke vervanging van de volledige dagelijkse voeding)) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

270

(1) (60)”;

 

23)

in categorie 14.1.3 (Vruchtennectars als omschreven in Richtlijn 2001/112/EG, groentedranken en soortgelijke producten) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

100

(1) (60)

alleen met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

24)

in categorie 14.1.4 (Gearomatiseerde dranken), wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

80

(1) (60)

alleen met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

25)

in categorie 14.1.5.2 (Overige) worden de vermeldingen voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

30

(1) (60) (93)

enkel koffie, thee en kruidenthee met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

30

(1) (60) (93)

enkel gearomatiseerde oploskoffie en instantcappuccino met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

20

(1) (60) (93)

enkel dranken op basis van mout en dranken met de smaak van chocolade/cappuccino, met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

26)

in categorie 14.2.1 (Bier en moutdranken) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

70

(1) (60)

alleen alcoholvrij bier of bier met een alcoholgehalte van ten hoogste 1,2 % vol, “Tafelbier/Bière de table/Table beer” (met een extractgehalte van de stamwort van minder dan 6 %) met uitzondering van “Obergäriges Einfachbier”, bier met een zuurgraad van ten minste 30 milli-equivalent NaOH, donker bier van het type “oud bruin””;

27)

in categorie 14.2.8 (Andere alcoholhoudende dranken, inclusief mengsels van alcoholhoudende dranken met niet-alcoholhoudende dranken, en gedistilleerde dranken met een alcoholgehalte van minder dan 15 %) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

150

(1)(60)”;

 

28)

in categorie 15.1(Snacks op basis van aardappelen, granen, meel of zetmeel) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

20

(1) (60)”;

 

29)

in categorie 15.2 (Verwerkte noten) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

20

(1) (60)”;

 

30)

in categorie 16 (Desserts, met uitzondering van producten die onder de categorieën 1, 3 en 4 vallen) wordt de vermelding voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

100

(1) (60)

alleen met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”;

31)

in categorie 17.1 (Voedingssupplementen in vaste vorm, met uitzondering van voedingssupplementen voor zuigelingen en peuters) worden de vermeldingen voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

670

(1) (60)

 

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

1800

(1) (60)

alleen voedingssupplementen in kauwbare vorm”;

32)

in categorie 17.2 (Voedingssupplementen in vloeibare vorm, met uitzondering van voedingssupplementen voor zuigelingen en peuters) worden de vermeldingen voor E 960a — E 960c (Steviolglycosiden) vervangen door:

 

“E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

200

(1) (60)

 

 

E 960a — E 960d

Steviolglycosiden

1800

(1) (60)

alleen voedingssupplementen in de vorm van siroop”


BIJLAGE II

In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wordt na de vermelding voor levensmiddelenadditief E 960c(iv) de volgende vermelding ingevoegd:

“E 960d   GEGLUCOSYLEERDE STEVIOLGLYCOSIDEN

Synoniemen

 

Definitie

Mengsel van grotere glycosiden van steviol, verkregen door glucosylering van uit de bladeren van de Stevia rebaudiana Bertoni-plant geëxtraheerde steviolglycosiden. Het mengsel bestaat uit geglucosyleerde steviolglycosiden en de resterende moedersteviolglycosiden uit Stevia-bladeren. Geglucosyleerde steviolglycosiden worden verkregen door de uit Stevia-bladeren geëxtraheerde steviolglycosiden en zetmeel dat geschikt is voor menselijke consumptie te behandelen met cyclomaltodextrine-glucanotransferase (EC 2.4.1.19), afgeleid van een niet-ggo-stam van Anoxybacillus caldiproteolyticus St-88. Het enzym brengt glucose-eenheden van het zetmeel over naar de steviolglycosiden. Het resulterende materiaal wordt verwarmd en met actieve kool behandeld om het enzym te verwijderen, waarna het door adsorptie-/desorptiehars wordt gevoerd om het resterende gehydrolyseerd zetmeel (dextrine) te verwijderen, gevolgd door zuivering en bereiding van het eindproduct met behulp van processen die ontkleuren, concentratie en sproeidrogen kunnen omvatten.

Chemische benaming

Steviolbioside: 13-[(2-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur

Rubusoside: 13-β-D-glucopyranosyloxykaur-16-een-18-zuur, β-D-glucopyranosylester

Dulcoside A: 13-[(2-O-α—L-ramnopyranosyl-β—D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur, β-D-glucopyranosylester

Stevioside: 13-[(2-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur, β-D-glucopyranosylester

Rebaudioside A: 13-[(2-O-β-D-glucopyranosyl-3-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur, β-D-glucopyranosylester

Rebaudioside B: 13-[(2-O-β—D-glucopyranosyl-3-O-β—D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur

Rebaudioside C: 13-[(2-O-α—L-ramnopyranosyl-3-O-β—D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur, β-D-glucopyranosylester

Rebaudioside D: 13-[(2-O-β-D-glucopyranosyl-3-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur, 2-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosylester

Rebaudioside E: 13-[(2-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur, 2-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosylester

Rebaudioside F: 13-[(2-O-β-D-xylofurananosyl-3-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur, β-D-glucopyranosylester

Rebaudioside M: 13-[(2-O-β-D-glucopyranosyl-3-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosyl)oxy]kaur-16-een-18-zuur, 2-O-β-D-glucopyranosyl-3-O-β-D-glucopyranosyl-β-D-glucopyranosylester

Alsmede de geglucosyleerde derivaten daarvan (1-20 toegevoegde glucose-eenheden)

Molecuulformule

Triviale naam

Formule

Omrekeningsfactor

 

n-Geglucosyleerd steviolbioside

C(32+n*6)H(50+n*10)O(13+n*5)

 

n-Geglucosyleerd rubusoside

C(32+n*6)H(50+n*10)O(13+n*5)

 

n-Geglucosyleerd dulcoside A

C(38+n*6)H(60+n*10)O(17+n*5)

 

n-Geglucosyleerd stevioside

C(38+n*6)H(60+n*10)O(18+n*5)

 

n-Geglucosyleerd rebaudioside A

C(44+n*6)H(70+n*10)O(23+n*5)

 

n-Geglucosyleerd rebaudioside B

C(38+n*6)H(60+n*10)O(18+n*5)

 

n-Geglucosyleerd rebaudioside C

C(44+n*6)H(70+n*10)O(22+n*5)

 

n-Geglucosyleerd rebaudioside D

C(50+n*6)H(80+n*10)O(28+n*5)

 

n-Geglucosyleerd rebaudioside E

C(44+n*6)H(70+n*10)O(23+n*5)

 

n-Geglucosyleerd rebaudioside F

C(43+n*6)H(68+n*10)O(22+n*5)

 

n-Geglucosyleerd rebaudioside M

C(56+n*6)H(90+n*10)O(33+n*5)

 

n: aantal glucose-eenheden dat enzymatisch aan de moedersteviolglycoside is toegevoegd (n = 1-20)

Typische conversiefactor voor mengsels van geglucosyleerde steviolglycosiden = 0,20 (op basis van de droge, dextrinevrije massa)

 

Steviol

C20H30O3

1,00

 

Steviolbioside

C32H50O13

0,50

Rubusoside

C32H50O13

0,50

Dulcoside A

C38H60O17

0,40

Stevioside

C38H60O18

0,40

Rebaudioside A

C44 H70 O23

0,33

Rebaudioside B

C38 H60 O18

0,40

Rebaudioside C

C44H70O22

0,34

Rebaudioside D

C50H80O28

0,29

Rebaudioside E

C44H70O23

0,33

Rebaudioside F

C43H68O22

0,34

Rebaudioside M

C56H90O33

0,25

Relatieve molecuulmassa en CAS-nummer

Triviale naam

CAS-nummer

Relatieve molecuulmassa (g/mol)

n-Geglucosyleerd steviolbioside

Niet beschikbaar

642,73+n*162,15

n-Geglucosyleerd rubusoside

Niet beschikbaar

642,73+n*162,15

n-Geglucosyleerd dulcoside A

Niet beschikbaar

788,87+n*162,15

n-Geglucosyleerd stevioside

Niet beschikbaar

804,88+n*162,15

n-Geglucosyleerd rebaudioside A

Niet beschikbaar

967,01+n*162,15

n-Geglucosyleerd rebaudioside B

Niet beschikbaar

804,88+n*162,15

n-Geglucosyleerd rebaudioside C

Niet beschikbaar

951,02+n*162,15

n-Geglucosyleerd rebaudioside D

Niet beschikbaar

1129,15+n*162,15

n-Geglucosyleerd rebaudioside E

Niet beschikbaar

967,01+n*162,15

n-Geglucosyleerd rebaudioside F

Niet beschikbaar

936,99+n*162,15

n-Geglucosyleerd rebaudioside M

Niet beschikbaar

1291,30+n*162,15

Steviol

 

318,46

Steviolbioside

41093-60-1

642,73

Rubusoside

64849-39-4

642,73

Dulcoside A

64432-06-0

788,87

Stevioside

57817-89-7

804,88

Rebaudioside A

58543-16-1

967,01

Rebaudioside B

58543-17-2

804,88

Rebaudioside C

63550-99-2

951,02

Rebaudioside D

63279-13-0

1 129,15

Rebaudioside E

63279-14-1

967,01

Rebaudioside F

438045-89-7

936,99

Rebaudioside M

1220616-44-3

1 291,30

Gehalte

Minimaal 95 % van het totaal aan steviolglycosiden, bestaande uit bovengenoemde steviolglycosiden en de geglucosyleerde derivaten daarvan (1-20 toegevoegde glucose-eenheden), op basis van de droge, dextrinevrije massa.

Beschrijving

Wit tot lichtgeel poeder, ongeveer 100 à 200 maal zo zoet als sucrose (bij 5 % sucrose-equivalent).

Identificatie

Oplosbaarheid

Oplosbaar in water

pH

4,5-7,0 (1:100-oplossing)

Zuiverheid

As (totaal)

Maximaal 1 %

Gewichtsverlies bij drogen

Maximaal 6 % (twee uur bij 105 °C)

Oplosmiddelresten

Maximaal 200 mg/kg methanol

Maximaal 3 000 mg/kg ethanol

Arseen

Maximaal 0,015 mg/kg

Lood

Maximaal 0,1 mg/kg

Cadmium

Maximaal 0,1 mg/kg

Kwik

Maximaal 0,1 mg/kg

Microbiologische criteria

Totaal (aeroob) kiemgetal

Maximaal 1 000 kve/g

Gisten en schimmels

Maximaal 200 kve/g

E. coli

Afwezig in 1 g

Salmonella

Afwezig in 25 g”


2.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 65/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/448 VAN DE COMMISSIE

van 1 maart 2023

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 inzake de technische normen voor de instelling en werking van een traceringssysteem voor tabaksproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (1), en met name artikel 15, lid 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 van de Commissie (2) zijn de regels vastgesteld voor de instelling en werking van een traceringssysteem voor tabaksproducten. Het traceringssysteem is bedoeld om de lidstaten en de Commissie een doeltreffend instrument te bieden waarmee tabaksproducten in de hele Unie kunnen worden gevolgd en getraceerd en frauduleuze activiteiten die ertoe leiden dat illegale producten beschikbaar zijn voor consumenten, kunnen worden opgespoord.

(2)

In dit verband spelen de operationele regels van het traceringssysteem een belangrijke rol om ervoor te zorgen dat de Commissie en de lidstaten de gegevens ontvangen die zij nodig hebben om de goede werking van het traceringssysteem voor tabak en de controle op de toepassing van de wetgeving inzake de traceerbaarheid van tabak te waarborgen en deze wetgeving te handhaven.

(3)

Het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 ingestelde traceringssysteem is op 20 mei 2019 gestart met het verzamelen van gegevens over de bewegingen en transactiegegevens van tabaksproducten. De ervaring met de uitvoering ervan heeft het belang van de hoge kwaliteit, de nauwkeurigheid, de volledigheid en de vergelijkbaarheid van de gegevens die tijdig moeten worden geregistreerd en in het systeem moeten worden ingevoerd, verder aangetoond.

(4)

In haar verslag over de toepassing van Richtlijn 2014/40/EU van 20 mei 2021 (3) benadrukte de Commissie dat de lidstaten en de Commissie aanzienlijke problemen hadden met de kwaliteit van de traceringsgegevens, bijvoorbeeld met betrekking tot btw-nummers, informatie over productiemachines of de laatste bewegingen van producten naar detaillisten. Met name moet de huidige definitie van machines worden gewijzigd zodat rekening wordt gehouden met de verschillende in de sector gehanteerde configuraties van machines en om de geconstateerde slechte kwaliteit van de informatie over machines aan te pakken. In het verslag werd ook geconcludeerd dat de kwaliteit van de gegevens van cruciaal belang blijft voor de handhaving van de wetgeving inzake de traceerbaarheid van tabak en voor de volledige verwezenlijking van de doelstellingen van het traceringssysteem.

(5)

Uit de besprekingen tussen de Commissie en de lidstaten die regelmatig plaatsvinden in het kader van de subgroep van deskundigen inzake traceerbaarheid en beveiligingskenmerken, is verder gebleken dat alleen degelijke, volledige en kwalitatief hoogwaardige gegevens een volledig functionerend en succesvol traceringssysteem kunnen waarborgen. Voor het toezicht op en het gebruik van deze gegevens moeten de lidstaten en de Commissie worden uitgerust met doeltreffende analytische instrumenten en technische oplossingen, met name de nodige interfaces waarmee zij toegang hebben tot de in het gegevensopslagsysteem opgeslagen gegevens en waarmee zij daarin zoekopdrachten kunnen uitvoeren.

(6)

Op basis van de opgedane ervaring en kennis moeten bepaalde technische voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 worden gewijzigd om de rapportage door alle bij de handel in tabaksproducten betrokken actoren te vergemakkelijken, de goede praktijken op het gebied van gegevensbeheer en -analyse te versterken en bijgevolg de werking van het traceringssysteem voor tabaksproducten te verbeteren. Deze technische voorschriften hebben betrekking op de werking van de verschillende onderdelen van het gegevensopslagsysteem, de taken van en de procedures die moeten worden gevolgd door de ID-uitgevers, alsmede de meldingsactiviteiten van de marktdeelnemers en de technische instrumenten waarover de lidstaten beschikken in het kader van hun handhavingstaken, met name alle toegangsinterfaces, onder meer voor mobiele inspecties.

(7)

De wijzigingen hebben betrekking op een aantal uitzonderingen en bijzondere gevallen die na de invoering van het traceringssysteem naar boven kwamen, waaronder de aanwezigheid van marktdeelnemers die uitsluitend betrokken zijn bij niet-logistieke handelsactiviteiten, de betrokkenheid van entiteiten van buiten de EU in de toeleveringsketen van de EU, het bestaan van faciliteiten die functies binnen en buiten de detailhandel combineren, gevallen van zoekgeraakte identificatiemarkeringen, gevallen van teruggevonden gestolen goederen, IT-incidenten die de herverwerking van gegevens noodzakelijk maken, en de aanwezigheid van atypische niet-handelsbestemmingen zoals laboratoria of afvalverwijderingscentra. De feitelijke werking van het traceringssysteem heeft ook bijgedragen tot een beter beeld van de omvang van de in het gegevensopslagsysteem opgeslagen en verwerkte gegevensreeksen, wat op zijn beurt een aantal wijzigingen van de regels inzake de mogelijkheden en kenmerken van het gegevensopslagsysteem en de taken van de aanbieder van de secundaire gegevensopslag noodzakelijk maakt.

(8)

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 bevat de procedures voor de selectie van de exploitanten van primaire en secundaire gegevensopslagplaatsen. Om te zorgen voor consistentie in de wijze waarop kennisgevingen van de identiteit van de voorgestelde aanbieder door een groep van ondernemingen en door importeurs en fabrikanten van buiten de Unie bij de Commissie worden ingediend en de desbetreffende gegevensopslagcontracten worden ondertekend, moeten bepaalde regels inzake de indiening van kennisgevingen en de ondertekening van gegevensopslagcontracten verder worden verduidelijkt. Aangezien de uitbreiding van het traceringssysteem voor tabak tot alle tabaksproducten waarin artikel 15, lid 13, van Richtlijn 2014/40/EU voorziet, het aantal kennisgevingen en gegevensopslagcontracten kan doen toenemen, is het bovendien noodzakelijk om nadere details vast te stellen van de procedure voor de goedkeuring van wijzigingen van de belangrijkste elementen van gegevensopslagcontracten, waaronder de uitdrukkelijke mogelijkheid voor de Commissie om dergelijke wijzigingen stilzwijgend goed te keuren.

(9)

Het is ook passend de termijn te wijzigen waarbinnen de contracten tussen elke aanbieder van primaire gegevensopslag en de aanbieder van de secundaire gegevensopslag moeten worden ondertekend en bij de Commissie moeten worden ingediend om ervoor te zorgen dat deze entiteiten voldoende tijd hebben om aan hun verplichtingen te voldoen. Met betrekking tot de vereisten die van toepassing zijn op de procedure voor de beëindiging van de contractuele relatie tussen de Commissie en de aanbieder van de secundaire gegevensopslag, moeten nadere details worden vastgesteld over de kennisgevingsperiode die door de aanbieder van de secundaire gegevensopslag in acht moet worden genomen, zodat de bedrijfscontinuïteit en een ononderbroken gegevensstroom in het systeem volledig worden gewaarborgd.

(10)

Het Protocol betreffende de uitbanning van de illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging (4), dat voorziet in een pakket maatregelen dat de partijen moeten nemen om een einde te maken aan de illegale handel in tabaksproducten, is op 25 september 2018 in werking getreden. Het in de EU opgezette traceringssysteem moet worden aangepast aan de technische ontwikkelingen met betrekking tot de invoering van een wereldwijde regeling voor het volgen en traceren van tabaksproducten.

(11)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

Sommige bepalingen van deze verordening moeten van toepassing worden op een latere datum dan de inwerkingtreding ervan, zodat ID-uitgevers, aanbieders van gegevensopslagdiensten en van antimanipulatiehulpmiddelen en andere marktdeelnemers zich kunnen voorbereiden op de bij deze bepalingen ingevoerde vereisten.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 25 van Richtlijn 2014/40/EU bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

“Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 2 van Richtlijn 2014/40/EU vastgestelde definities de volgende definities:

1)

“unieke identificatiemarkering”: de alfanumerieke code die de identificatie van een verpakkingseenheid of een geaggregeerde verpakking van tabaksproducten mogelijk maakt;

2)

“marktdeelnemer”: alle natuurlijke of rechtspersonen die betrokken zijn bij de handel in tabaksproducten, met inbegrip van de uitvoer, van de producent tot de laatste marktdeelnemer vóór de eerste detaillist;

3)

“eerste detaillist”: de faciliteit waar tabaksproducten voor het eerst in de handel worden gebracht, met inbegrip van voor de verkoop van tabaksproducten gebruikte verkoopautomaten;

4)

“uitvoer”: de verzending vanuit de Unie naar een derde land;

5)

“geaggregeerde verpakking”: alle verpakkingen die meer dan één verpakkingseenheid van tabaksproducten bevatten;

5a)

“splitsing van geaggregeerde verpakkingen”: het uit elkaar halen van geaggregeerde verpakkingen van tabaksproducten;

6)

“faciliteit”: alle locaties, gebouwen, kantoren of verkoopautomaten waar tabaksproducten worden vervaardigd, opgeslagen, logistiek of financieel worden verwerkt of in de handel worden gebracht;

7)

“antimanipulatiehulpmiddel”: het hulpmiddel waarmee de registratie van het verificatieproces mogelijk wordt gemaakt na het aanbrengen van elke unieke identificatiemarkering op eenheidsniveau door middel van een video- of logbestand dat na registratie niet meer kan worden gewijzigd door een marktdeelnemer;

8)

“offline platte bestanden”: de elektronische bestanden die door elke ID-uitgever worden opgezet en bijgehouden en waarin de gegevens als tekst zonder opmaak zijn opgeslagen zodat de informatie die is gecodeerd in de unieke identificatiemarkeringen (met uitzondering van de tijdstempel) die op het niveau van de verpakkingseenheid en op geaggregeerd niveau worden gebruikt, zonder toegang tot het gegevensopslagsysteem kunnen worden opgehaald;

9)

“register”: het door elke ID-uitgever opgezette en bijgehouden register van alle voor marktdeelnemers, eerste detaillisten, faciliteiten en machines aangemaakte identificatiecodes samen met de daarbij horende informatie;

10)

“gegevensdrager”: een drager die gegevens weergeeft in een vorm die leesbaar is met behulp van een apparaat;

11)

“machine”: de samenstellen van machines die wordt gebruikt voor de productie van tabaksproducten en die integraal deel uitmaken van het productieproces;

11a)

“machineonderdeel”: elk identificeerbaar vast of mobiel onderdeel van een machine, voor zover het om een complete module gaat. Een mobiel onderdeel kan gelijktijdig of verwisselbaar voor één of meer machines worden gebruikt;

12)

“tijdstempel”: de datum en tijd waarop een bepaalde gebeurtenis heeft plaatsgevonden, geregistreerd in UTC (gecoördineerde universele tijd) in een voorgeschreven formaat;

13)

“primaire gegevensopslag”: een opslagplaats waar traceringsgegevens die uitsluitend betrekking hebben op de producten van een bepaalde producent of importeur, worden opgeslagen;

14)

“secundaire gegevensopslag”: een opslagplaats die een kopie van alle in de primaire gegevensopslagplaatsen bewaarde traceringsgegevens bevat;

15)

“router”: een binnen de secundaire gegevensopslag opgezet apparaat dat gegevens overdraagt tussen verschillende onderdelen van het gegevensopslagsysteem;

16)

“gegevensopslagsysteem”: het systeem dat bestaat uit de primaire gegevensopslagplaatsen, de secundaire gegevensopslag en de router;

17)

“gemeenschappelijk gegevenswoordenboek” (common data dictionary): de informatie die de inhoud, het formaat en de structuur van een gegevensbank en de onderlinge relaties tussen de onderdelen ervan beschrijft; die informatie wordt gebruikt om de toegang tot en de bewerking van de door alle primaire en secundaire gegevensopslagplaatsen gedeelde databanken te controleren;

18)

“werkdag”: iedere werkdag in de lidstaat waarvoor de ID-uitgever bevoegd is;

19)

“overladen”: elke overdracht van tabaksproducten van één voertuig naar het andere waarbij de tabaksproducten geen faciliteit binnenkomen of verlaten;

20)

“bestelwagen voor verkoopdoeleinden”: een voertuig waarmee tabaksproducten aan meerdere detaillisten worden geleverd in hoeveelheden die niet voorafgaand aan de levering zijn vastgesteld;

21)

“IT-dienstverlener”: een dienstverlener die door een marktdeelnemer is belast met het doorgeven van informatie over productbewegingen en over transacties aan het gegevensopslagsysteem.”.

2)

In artikel 3 wordt lid 9 vervangen door:

“9.   De ID-uitgever mag voor het aanmaken en uitgeven van unieke identificatiemarkeringen vergoedingen vaststellen en aan marktdeelnemers aanrekenen. Die vergoedingen moeten niet-discriminerend, op de kosten gebaseerd en evenredig zijn met betrekking tot het aantal aangemaakte en aan marktdeelnemers uitgegeven unieke identificatiemarkeringen, rekening houdend met de wijze van levering. Die vergoedingen mogen alle vaste en variabele kosten die de ID-uitgever maakt om aan de vereisten uit hoofde van deze verordening te voldoen, dekken.”.

3)

In artikel 7 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Het in lid 1 beschreven proces wordt beveiligd met een antimanipulatiehulpmiddel dat wordt geleverd en geïnstalleerd door een onafhankelijke derde die aan de betrokken lidstaten en de Commissie een verklaring verstrekt waaruit blijkt dat het geïnstalleerde hulpmiddel aan de vereisten van deze verordening voldoet. De door het hulpmiddel gegenereerde registratiegegevens moeten het bewijs leveren van de correcte toepassing en leesbaarheid van elke unieke identificatiemarkering op eenheidsniveau. Het hulpmiddel zorgt ervoor dat elke omissie in het in artikel 6 bedoelde markeringsproces wordt geregistreerd.”.

4)

In artikel 8 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De ID-uitgevers zijn verantwoordelijk voor het aanmaken van een code die bestaat uit de in lid 1, punten a), b) en c), vermelde elementen.

De ID-uitgevers stellen instructies op voor het coderen en decoderen van eenheids-UI’s overeenkomstig bijlage III en maken deze openbaar.”.

5)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De producenten en importeurs sturen hun aanvragen voor de in artikel 8 bedoelde eenheids-UI’s en de overeenkomstige in artikel 23 bedoelde, door de mens leesbare codes naar de bevoegde ID-uitgever. De aanvragen worden overeenkomstig artikel 36 elektronisch ingevoerd.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Binnen twee werkdagen na ontvangst van de aanvraag en in de vermelde volgorde moet de ID-uitgever:

a)

de in artikel 8, lid 2, bedoelde codes en de overeenkomstige in artikel 23 bedoelde, door de mens leesbare codes aanmaken;

b)

beide reeksen codes samen met de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie via de router doorsturen naar de primaire gegevensopslag van de aanvragende producent of importeur, zoals bepaald in artikel 26, en

c)

beide reeksen codes elektronisch doorsturen aan de aanvragende producent of importeur.”

;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Een lidstaat kan van de ID-uitgevers echter verlangen dat zij als alternatief voor de elektronische levering ook de fysieke levering van eenheids-UI’s aanbieden. In gevallen waarin fysieke levering van eenheids-UI’s wordt aangeboden, geven de producenten en importeurs aan of fysieke levering wordt gevraagd. In dat geval moet de ID-uitgever binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag en in de vermelde volgorde:

a)

de in artikel 8, lid 2, bedoelde codes en de overeenkomstige in artikel 23 bedoelde, door de mens leesbare codes aanmaken;

b)

beide reeksen codes samen met de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie via de router doorsturen naar de primaire gegevensopslag van de aanvragende producent of importeur, zoals bepaald in artikel 26;

c)

beide reeksen codes elektronisch doorsturen aan de aanvragende producent of importeur;

d)

beide reeksen codes aan de aanvragende producent of importeur leveren in de vorm van optische streepjescodes die voldoen aan de eisen van artikel 21 en die zijn aangebracht op fysieke gegevensdragers, zoals zelfklevende etiketten.”.

6)

In artikel 11 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De ID-uitgevers zijn verantwoordelijk voor het aanmaken van een code die bestaat uit de in lid 1, punten a), b) en c), vermelde elementen.

De ID-uitgevers stellen instructies voor het coderen en decoderen van geaggregeerde UI’s op en maken deze openbaar.”.

7)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Marktdeelnemers en eerste detaillisten vragen voor elke lidstaat waar zij ten minste één faciliteit beheren, één enkele code (“identificatiecode voor marktdeelnemers”) aan bij de bevoegde ID-uitgever. Importeurs vragen ook voor elke lidstaat waar zij hun producten in de handel brengen, een identificatiecode aan bij de bevoegde ID-uitgever.

Marktdeelnemers die zelfstandige magazijnen beheren die niet in de Unie zijn gevestigd en waar producten worden opgeslagen die in de Unie zijn vervaardigd en bestemd zijn voor de Uniemarkten in doorvoer door derde landen, kunnen een marktdeelnemersidentificatiecode aanvragen bij de ID-uitgever die bevoegd is voor de lidstaat waar de meeste door deze marktdeelnemers opgeslagen producten in de handel worden gebracht.”

;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Alle wijzigingen in de informatie die in het oorspronkelijke aanvraagformulier is verstrekt, en iedere beëindiging van activiteiten van de marktdeelnemer worden onverwijld door de betrokken marktdeelnemer meegedeeld aan de ID-uitgever, in het in bijlage II, hoofdstuk II, deel 1, respectievelijk punten 1.2 en 1.3, omschreven formaat. Indien de deelnemer ophoudt te bestaan, moet de ID-uitgever de marktdeelnemersidentificatiecode schrappen uit het register.

De schrapping van een marktdeelnemersidentificatiecode leidt tot de automatische schrapping van de daarmee samenhangende faciliteits- en machine-identificatiecodes door de ID-uitgever.”.

8)

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Binnen twee werkdagen verstuurt de ID-uitgever de code naar de aanvragende deelnemer.

Indien de aanvragende marktdeelnemer een producent of importeur is, stuurt hij de code, samen met de informatie over zijn overeenkomstig artikel 26 opgezette primaire gegevensopslagplaats, binnen twee werkdagen na ontvangst van de code verder door naar de exploitant van de secundaire gegevensopslag.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Alle aan de ID-uitgever overeenkomstig artikel 14, lid 2, verstrekte informatie en de daarmee overeenstemmende identificatiecodes maken deel uit van een register dat moet worden opgezet, beheerd en bijgewerkt door de bevoegde ID-uitgever. De bevoegde ID-uitgever houdt de in het register opgeslagen informatie bij zolang het traceringssysteem operationeel is.”.

9)

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Alle faciliteiten, van productie tot de eerste detaillist, worden geïdentificeerd met één enkele code (“faciliteitsidentificatiecode”) die wordt aangemaakt door de ID-uitgever die bevoegd is voor het grondgebied waarop de faciliteit zich bevindt.

In afwijking van de eerste alinea wordt een eerste detaillist die is geïntegreerd in een faciliteit die geen detailhandel is, geïdentificeerd met een afzonderlijke faciliteitsidentificatiecode die overeenstemt met zijn functie.”

;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Marktdeelnemers en eerste detaillisten vragen een faciliteitsidentificatiecode aan door aan de ID-uitgever de in bijlage II, hoofdstuk II, deel 1, punt 1.4, vermelde informatie te verstrekken in het daarin omschreven formaat.

Marktdeelnemers die zelfstandige magazijnen beheren die niet in de Unie zijn gevestigd en waar producten worden opgeslagen die in de Unie zijn vervaardigd en bestemd zijn voor de markten van de Unie in doorvoer door derde landen, kunnen een faciliteitsidentificatiecode aanvragen voor een zelfstandig magazijn dat zich in een derde land bevindt bij de ID-uitgever die bevoegd is voor de lidstaat waar de meeste door deze marktdeelnemers opgeslagen producten in de handel worden gebracht. Daartoe verstrekken zij de ID-uitgever de in bijlage II, hoofdstuk II, deel 1, punt 1.4, vermelde informatie in het daarin omschreven formaat.”

;

c)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Alle wijzigingen in de informatie die is verstrekt in het oorspronkelijke aanvraagformulier, en iedere sluiting van een faciliteit worden door de marktdeelnemer onverwijld meegedeeld aan de ID-uitgever, in het in bijlage II, hoofdstuk II, deel 1, punten 1.5 en 1.6, omschreven formaat.

De schrapping van een faciliteitsidentificatiecode leidt tot de automatische schrapping van de daarmee samenhangende machine-identificatiecodes door de ID-uitgever.”.

10)

In artikel 17 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Alle aan de ID-uitgever overeenkomstig artikel 16, lid 2, verstrekte informatie en de daarmee overeenstemmende identificatiecodes maken deel uit van een register dat moet worden opgezet, beheerd en bijgewerkt door de bevoegde ID-uitgever. De bevoegde ID-uitgever houdt de in het register opgeslagen informatie bij zolang het traceringssysteem operationeel is.”.

11)

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Alle machines en machineonderdelen worden geïdentificeerd met één enkele code (“machine-identificatiecode”) die wordt aangemaakt door de voor het grondgebied waarop de machine zich bevindt bevoegde ID-uitgever.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Voor machines en machineonderdelen die zich in productiefaciliteiten buiten de Unie bevinden, berust de verplichting om een machine-identificatiecode aan te vragen bij de in de Unie gevestigde importeur. De importeur doet de aanvraag bij een ID-uitgever die is aangesteld door de lidstaat waar zijn producten in de handel worden gebracht. De registratie door de importeur is onderworpen aan de toestemming van de entiteit die verantwoordelijk is voor de productiefaciliteit in het derde land. De importeur informeert de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor de productiefaciliteit in het derde land over alle gegevens van de registratie, met inbegrip van de toegewezen machine-identificatiecode.”

;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Alle wijzigingen in de informatie die is verstrekt in het oorspronkelijke aanvraagformulier, en elke buitengebruikstelling van de geregistreerde machines en machineonderdelen worden door de marktdeelnemer onverwijld meegedeeld aan de ID-uitgever, in het in bijlage II, hoofdstuk II, deel 1, punten 1.8 en 1.9, omschreven formaat.

De producenten en importeurs brengen alle nodige wijzigingen aan in de informatie die in het oorspronkelijke aanvraagformulier is verstrekt, om de nodige informatie te verstrekken over machineonderdelen waarvoor uiterlijk op 20 mei 2024 een machine-identificatiecode vereist is. De wijzigingen gebeuren in het formaat dat is omschreven in bijlage II, hoofdstuk II, deel 1, punt 1.8. Deze eis geldt ook voor de informatie over machines die geen afzonderlijk identificeerbare machineonderdelen bevatten.”.

12)

In artikel 19 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Alle aan de ID-uitgever overeenkomstig artikel 18, lid 2, verstrekte informatie en de daarmee overeenstemmende identificatiecodes maken deel uit van een register dat moet worden opgezet, beheerd en bijgewerkt door de bevoegde ID-uitgever. De bevoegde ID-uitgever houdt de in het register opgeslagen informatie bij zolang het traceringssysteem operationeel is.”.

13)

Aan artikel 20 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

“5.   De ID-uitgevers bieden marktdeelnemers en eerste detaillisten een beveiligde onlinedienst aan die hen in staat stelt de in lid 1 bedoelde registers te raadplegen met betrekking tot hun eigen marktdeelnemers-, faciliteits- en machine-identificatiecodes. Deze dienst omvat een veilige procedure voor marktdeelnemers en eerste detaillisten om hun eigen marktdeelnemersidentificatiecodes opnieuw aan te vragen.”.

14)

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   In het geval van elektronisch aangeleverde eenheids-UI’s zijn de producenten en importeurs verantwoordelijk voor het overeenkomstig de eisen van lid 1 en bijlage III coderen van de eenheids-UI’s.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   In het geval van fysiek aangeleverde eenheids-UI’s zijn de ID-uitgevers verantwoordelijk voor het overeenkomstig de eisen van lid 1 en bijlage III coderen van de codes die zijn aangemaakt in overeenstemming met de eisen van artikel 8, lid 2.”

;

c)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   Om de in lid 1 bedoelde gegevensdragers te onderscheiden van andere gegevensdragers die zijn aangebracht op verpakkingseenheden, kunnen marktdeelnemers de markering “TTT” of “EU TTT” toevoegen naast eerstgenoemde gegevensdragers.

Om de in lid 5 bedoelde gegevensdragers te onderscheiden van andere gegevensdragers die zijn aangebracht op geaggregeerde verpakkingen, moeten marktdeelnemers de markering “EU TTT” toevoegen naast eerstgenoemde gegevensdragers.”.

15)

In artikel 25, lid 1, wordt punt g) vervangen door:

“g)

het maakt de automatische validatie mogelijk van de van de marktdeelnemers ontvangen berichten op elk toegangspunt tot het systeem, met inbegrip van het weigeren van incorrecte of onvolledige berichten, met name meldingsactiviteiten met betrekking tot niet-geregistreerde of gedupliceerde unieke identificatiemarkeringen, waarbij het gegevensopslagsysteem de informatie met betrekking tot alle geweigerde berichten opslaat. Berichten die door de ID-uitgevers en de primaire gegevensopslagplaatsen naar de router en de secundaire gegevensopslag worden verzonden, moeten door de ontvanger opnieuw worden gevalideerd;”.

16)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De secundaire gegevensopslag voorziet in grafische en niet-grafische interfaces, waaronder een applicatieprogramma-interface, stationaire en mobiele gebruikersinterfaces met een inspectieapplicatie voor de belangrijkste mobiele besturingssystemen, waarmee de lidstaten en de Commissie toegang hebben tot de in het gegevensopslagsysteem opgeslagen gegevens en waarmee zij daarin zoekopdrachten kunnen uitvoeren door middel van alle doorgaans beschikbare zoekfuncties van een gegevensbank, waaronder Structured Query Language (SQL) of een gelijkwaardige syntaxis voor het formuleren van aangepaste zoekopdrachten, met name door de volgende bewerkingen op afstand uit te voeren:

a)

het opvragen van informatie met betrekking tot één of meer unieke identificatiemarkering(en), met inbegrip van de vergelijking en kruiscontrole van meerdere unieke identificatiemarkeringen en de daarbij horende informatie, met name hun plaats in de toeleveringsketen;

b)

het aanmaken van lijsten en statistieken, zoals productvoorraden en in- en uitstroomcijfers, die verband houden met één of meer elementen voor rapportage van informatie die in bijlage II als gegevensvelden zijn vermeld;

c)

het identificeren van alle tabaksproducten die door een marktdeelnemer bij het systeem zijn aangemeld, met inbegrip van de producten die zijn aangegeven als teruggeroepen, ingetrokken, gestolen, vermist of bestemd voor vernietiging.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   De in lid 2 bedoelde gebruikersinterfaces stellen elke lidstaat en de Commissie in staat om hun eigen regels op te stellen voor:

a)

automatische waarschuwingen gebaseerd op uitzonderingen en specifieke meldingen, zoals abrupte schommelingen of onregelmatigheden in de handel, pogingen om dubbele identificatiemarkeringen in het systeem in te voeren, deactiveringen van identificatiemarkeringen zoals bedoeld in artikel 15, lid 4, artikel 17, lid 4, en artikel 19, lid 4, of producten die door marktdeelnemers als gestolen of vermist zijn aangemerkt;

b)

ontvangst van periodieke verslagen gebaseerd op combinaties van de elementen voor rapportage van informatie die in bijlage II als gegevensvelden zijn vermeld;

c)

op maat gemaakte dashboards, voor stationaire interfaces.”

;

c)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   De in lid 2 bedoelde gebruikersinterfaces stellen de lidstaten en de Commissie in staat om:

a)

met de analytische software van hun keuze op afstand verbinding te maken met de in het gegevensopslagsysteem bewaarde gegevens;

b)

individuele gegevens voor analytische doeleinden te markeren, met markeringen en hun waarden opgeslagen in de secundaire gegevensopslag en zichtbaar gemaakt voor alle of enkel geselecteerde gebruikers;

c)

externe gegevenselementen, zoals merknormalisatiepatronen, die misschien nodig zijn om functionaliteiten voor gegevensanalyse te verbeteren, te uploaden.”

;

d)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   De in lid 2 bedoelde gebruikersinterfaces worden in alle officiële talen van de Unie ter beschikking gesteld.”

;

e)

lid 7 wordt vervangen door:

“7.   De totale responstijd van de gegevensopslag na een reeds aangemaakte soort zoekopdracht of waarschuwing bedraagt, de snelheid van de internetverbinding van de eindgebruiker buiten beschouwing gelaten, niet meer dan tien seconden voor gegevens die minder dan twee jaar zijn bewaard en niet meer dan vijftien seconden voor gegevens die twee jaar of langer zijn bewaard, voor ten minste 99 % van de in de leden 2 en 3 bedoelde reeds aangemaakte zoekopdrachten en automatische waarschuwingen. De aanbieder van de secundaire gegevensopslag stelt gegevensreeksen op die nodig zijn om overeenkomstig de voorgeschreven tijd te kunnen reageren op nieuwe zoekopdrachten of waarschuwingen binnen vier weken na ontvangst van een verzoek van de lidstaten of de Commissie. Na deze termijn worden de nieuwe soorten zoekopdrachten of waarschuwingen geacht reeds te zijn vastgesteld voor de toepassing van de in dit lid vastgestelde responstijden.”

;

f)

lid 8 wordt vervangen door:

“8.   Wat individuele gegevens en berichten betreft, mag de totale tijd tussen de aankomst van meldingsgegevens en hun toegankelijkheid, via de grafische en niet-grafische interfaces, in de primaire en secundaire gegevensopslagplaatsen, niet meer dan zestig seconden bedragen in tenminste 99 % van alle transmissies. Wat voorgestructureerde analytische gegevensreeksen betreft, mag de totale tijd tussen de aankomst van meldingsgegevens en hun toegankelijkheid via de grafische interfaces in de secundaire gegevensopslag niet meer dan 24 uur bedragen in tenminste 99 % van alle transmissies.”

;

g)

lid 10 wordt vervangen door:

“10.   De aanbieder van de secundaire gegevensopslag is verantwoordelijk voor het opzetten en bijhouden van een register van de overeenkomstig artikel 20, lid 3, aan de secundaire gegevensopslag overgedragen informatie. De aanbieder van de secundaire gegevensopslag bewaart een registratie van de in het register opgeslagen informatie zolang het traceringssysteem operationeel is.

De ID-uitgevers en de aanbieders van primaire gegevensopslagplaatsen kunnen toegang hebben tot het in de eerste alinea bedoelde register om de berichten die producenten en importeurs naar hen sturen, te valideren.”

;

h)

het volgende lid 13 wordt toegevoegd:

“13.   De aanbieder van de secundaire gegevensopslag organiseert ten minste één technische opleiding van één hele dag per jaar over het gebruik van de in lid 2 bedoelde gebruikersinterfaces voor de gebruikers uit elke lidstaat en van de Commissie. De aanbieder van de secundaire gegevensopslag ontwikkelt en actualiseert tevens een volledig pakket technische documentatie en handleidingen voor gebruikers in alle officiële talen van de Unie voor de bevoegde autoriteiten.”

;

i)

het volgende lid 14 wordt toegevoegd:

“14.   De aanbieder van de secundaire gegevensopslag voorziet in een inspectieapplicatie voor de belangrijkste mobiele besturingssystemen die de lidstaten en de Commissie in staat stelt verbinding te maken met de secundaire gegevensopslag via de mobiele gebruikersinterfaces als bedoeld in lid 2.”.

17)

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De aanbieder die de secundaire gegevensopslag beheert, stelt de aanbieders die primaire gegevensopslagplaatsen beheren, de ID-uitgevers en de marktdeelnemers in kennis van de lijst met specificaties, waaronder gemeenschappelijke validatieregels die zijn vereist voor de gegevensuitwisseling met de secundaire gegevensopslag en de router. Alle specificaties zijn gebaseerd op open, niet aan eigendomsrechten gebonden normen.

Elke nieuw geselecteerde vervangende aanbieder die de secundaire gegevensopslag exploiteert, baseert zich op de meest recente versie van de door zijn voorganger meegedeelde lijst van specificaties. Elke bijwerking van de lijst van specificaties die verder gaat dan de wijziging van de identiteit van de aanbieder, geschiedt volgens de procedure van lid 3.

Uiterlijk twee maanden na de datum van de selectie van de aanbieder die de secundaire gegevensopslag exploiteert, wordt de in de eerste alinea bedoelde lijst meegedeeld.”

;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Op grond van de in bijlage II vermelde informatie is de aanbieder die de secundaire gegevensopslag beheert verantwoordelijk voor het opzetten van een gemeenschappelijk gegevenswoordenboek (common data dictionary). Het gemeenschappelijk gegevenswoordenboek verwijst naar labels van gegevensvelden in het door de mens leesbare formaat.

Elke nieuw geselecteerde vervangende aanbieder die de secundaire gegevensopslag exploiteert, baseert zich op de meest recente versie van het door zijn voorganger meegedeelde gegevenswoordenboek. Elke bijwerking van het gegevenswoordenboek die verder gaat dan de wijziging van de identiteit van de aanbieder, geschiedt volgens de procedure van lid 3.

Uiterlijk twee maanden na de datum van de selectie van de aanbieder die de secundaire gegevensopslag exploiteert, wordt het gemeenschappelijke gegevenswoordenboek ter beschikking gesteld van de aanbieders die de primaire gegevensopslagplaatsen exploiteren.”

;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Waar dit nodig is om de doeltreffende werking van het gegevensopslagsysteem te waarborgen overeenkomstig de eisen van deze verordening, zorgt de aanbieder die de secundaire gegevensopslag exploiteert ervoor dat de in lid 1 bedoelde lijst en het in lid 2 bedoelde gemeenschappelijke gegevenswoordenboek worden bijgewerkt. Over een dergelijke bijwerking wordt overleg gepleegd met de aanbieders die primaire gegevensopslagplaatsen exploiteren en de ID-uitgevers, en vervolgens wordt die bijwerking ten minste twee maanden vóór de datum waarop de bijwerking in het systeem zal worden geïmplementeerd, meegedeeld aan de aanbieders die primaire gegevensopslagplaatsen exploiteren, de ID-uitgevers en de marktdeelnemers.”

;

d)

de volgende leden 4, 5 en 6 worden toegevoegd:

“4.   Op verzoek van de aanbieder van een primaire gegevensopslag kan de aanbieder van de secundaire gegevensopslag gegevensherverwerkingsactiviteiten uitvoeren voor zover die noodzakelijk zijn om de gevolgen van eerdere IT-incidenten en -storingen te voorkomen. Dergelijke activiteiten zijn alleen mogelijk om de in de secundaire gegevensopslag opgeslagen informatie aan te vullen of te corrigeren en zijn beperkt tot de herhaling van de reguliere activiteiten van de secundaire gegevensopslag. Die activiteiten sluiten zo veel mogelijk negatieve gevolgen uit voor marktdeelnemers die geen banden hebben met de verzoekende primaire gegevensopslag.

5.   De aanbieder van de secundaire gegevensopslag zet een helpdeskdienst op voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, de Commissie, de ID-uitgevers, de aanbieders van registerdiensten, de marktdeelnemers en de IT-dienstverleners. De helpdeskdienst heeft uitsluitend betrekking op de activiteiten en functies van de router en de secundaire gegevensopslag en is op werkdagen gedurende ten minste 8 uur beschikbaar in alle lidstaten, met uitzondering van 1 januari, 25 december en 26 december, en ten minste in het Engels, Frans en Duits. De antwoordtijd bedraagt ten hoogste twee werkdagen voor ten minste 75 % van alle verzoeken. De gemiddelde maandelijkse antwoordtijd per verzoek bedraagt niet meer dan vier werkdagen. De aanbieder van de secundaire gegevensopslag kan de toegang tot de helpdeskdienst voor marktdeelnemers reguleren in het kader van zijn beleid inzake redelijk gebruik dat is vastgesteld overeenkomstig de in artikel 29, lid 6, bedoelde voorwaarden en de in bijlage I, deel B, punt 4, bedoelde contracten.

6.   De aanbieder van de secundaire gegevensopslag zet een testomgeving op waarin ID-uitgevers, aanbieders die primaire gegevensopslagplaatsen beheren en marktdeelnemers kwaliteitsborging van hun technische oplossingen en routines kunnen uitvoeren voordat zij verbinding maken met het gegevensopslagsysteem. De testomgeving is een getrouwe simulatie van het gegevensopslagsysteem.

De aanbieder van de secundaire gegevensopslag zet een gebruikersacceptatietestomgeving op waarin ID-uitgevers, aanbieders die primaire gegevensopslagplaatsen beheren en marktdeelnemers kwaliteitsborging van hun technische oplossingen en routines kunnen uitvoeren in afwachting van de volgende versie van het gegevensopslagsysteem. De gebruikersacceptatietestomgeving omvat alle geplande wijzigingen in het gegevensopslagsysteem na de mededeling ervan overeenkomstig lid 3.”.

18)

Aan artikel 29 worden de volgende leden 5 en 6 toegevoegd:

“5.   Producten en importeurs die twijfelen aan de correcte werking van hun primaire opslagplaatsen, hebben de mogelijkheid om, door de exploitant van de router te raadplegen, aan de hand van de router na te gaan of berichten over de definitieve verzending van producten uit hun fysieke bezit die naar de primaire opslagplaatsen worden verzonden, correct zijn doorgestuurd. De exploitant van de router kan een daglimiet vaststellen voor het gebruik van deze functie.

6.   De aanbieder van de secundaire gegevensopslag stelt de algemene voorwaarden, met inbegrip van het beleid inzake redelijk gebruik, die van toepassing zijn op het gebruik van de secundaire gegevensopslag en de router, vast en deelt deze mee aan de marktdeelnemers en de aanbieders van IT-diensten. Die voorwaarden waarborgen het recht van marktdeelnemers om de secundaire gegevensopslag en de router te gebruiken in overeenstemming met hun zakelijke behoeften en voorkomen herhaalde gevallen van onachtzaam gebruik.”.

19)

Artikel 30 wordt vervangen door:

“Artikel 30

Kosten van het gegevensopslagsysteem

1.   Alle gewone kosten verbonden met het in artikel 24, lid 1, bedoelde gegevensopslagsysteem, met inbegrip van de kosten die voortvloeien uit de instelling, de werking en het onderhoud van het systeem, worden gedragen door de producenten en importeurs van tabaksproducten. Deze kosten zijn billijk, redelijk en evenredig met betrekking tot:

a)

de verleende diensten, en

b)

het aantal eenheids-UI’s dat is aangevraagd gedurende een bepaalde tijdsperiode.

2.   De gewone kosten, voor zover van toepassing, voor de instelling, de werking en het onderhoud van de secundaire gegevensopslag en de router worden doorgerekend aan de producenten en importeurs van tabaksproducten via de kosten die de aanbieders van de primaire gegevensopslagplaatsen hen aanrekenen.

3.   Alle buitengewone kosten in verband met de in artikel 28, lid 4, bedoelde herverwerkingsactiviteiten die de aanbieder van de secundaire gegevensopslag in rekening brengt aan de aanbieder van de primaire gegevensopslag die het verzoek heeft ingediend, zijn billijk, redelijk en evenredig met betrekking tot de verleende diensten. De aanbieder van de secundaire gegevensopslag draagt echter zelf alle buitengewone kosten van de in artikel 28, lid 4, bedoelde herverwerkingsactiviteiten, voor zover hij verantwoordelijk is voor de oorzaken die tot de herverwerkingsactiviteiten hebben geleid.”.

20)

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De producenten en importeurs verzenden de in bijlage II, hoofdstuk II, deel 3, punten 3.1 tot en met 3.5, vermelde informatie in het daarin omschreven formaat naar de door hen gecontracteerde primaire gegevensopslag. Alle overige marktdeelnemers verzenden de in bijlage II, hoofdstuk II, deel 3, punt 3.1 tot en met 3.5, vermelde informatie in het daarin omschreven formaat via de router.

Voor het verzenden van tabaksproducten naar laboratoria, afvalverwijderingscentra, nationale autoriteiten, internationale gouvernementele organisaties, ambassades en militaire bases verzenden producenten en importeurs de in bijlage II, hoofdstuk II, deel 3, punt 3.8, vermelde informatie in het daarin omschreven formaat naar de door hen gecontracteerde primaire gegevensopslag. Alle overige marktdeelnemers verzenden de in bijlage II, hoofdstuk II, deel 3, punt 3.8, vermelde informatie in het daarin omschreven formaat via de router.”

;

b)

de leden 6 en 7 worden vervangen door:

“6.   Indien tabaksproducten na het aanbrengen van de unieke identificatiemarkering worden vernietigd of gestolen, versturen de marktdeelnemers onverwijld een verzoek tot deactivering dat voldoet aan de in bijlage II, hoofdstuk II, deel 2, punt 2.3 gespecificeerde eisen met betrekking tot formaat en inhoud.

Indien als gestolen gemelde tabaksproducten worden teruggewonnen, kunnen de marktdeelnemers een verzoek tot reactivering dat voldoet aan de in bijlage II, hoofdstuk II, deel 2, punt 2.4 gespecificeerde eisen met betrekking tot formaat en inhoud, versturen.

7.   De informatie over de gebeurtenis wordt geacht correct te zijn verstuurd na een positieve ontvangstbevestiging door de primaire gegevensopslag of de router. De positieve ontvangstbevestiging omvat de feedbackinformatie die de ontvanger in staat stelt de juistheid van zijn rapportageactiviteit vast te stellen, met name het aantal unieke identificatiemarkeringen op eenheidsniveau waarop de gebeurtenis betrekking heeft en, in het geval van splitsing als bedoeld in lid 3, de ondergeschikte unieke identificatiemarkeringen. De ontvangstbevestiging bevat een berichtterugroepcode die moet worden gebruikt door de marktdeelnemer indien het oorspronkelijke bericht moet worden geannuleerd.”

;

c)

het volgende lid 8 wordt toegevoegd:

“8.   De verantwoordelijkheid voor het registreren en doorgeven van de informatie over de in lid 1 bedoelde gebeurtenissen ligt bij de marktdeelnemer die in het bezit is van de tabaksproducten. Daartoe wordt bij alle rapportageactiviteiten de identificatiecode van deze marktdeelnemer gebruikt. Aanbieders van IT-diensten kunnen deze informatie ook doorgeven namens de marktdeelnemer die de tabaksproducten in zijn bezit heeft.”.

21)

In artikel 33 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   De verantwoordelijkheid voor het registreren en doorgeven van de in lid 2 bedoelde informatie berust bij de marktdeelnemer die de verkoper is. Daartoe wordt bij alle rapportageactiviteiten de identificatiecode van deze marktdeelnemer gebruikt. Aanbieders van IT-diensten kunnen deze informatie ook doorgeven namens de marktdeelnemer die de verkoper van de tabaksproducten is.”.

22)

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De marktdeelnemers verzenden de in artikel 32, lid 1, punten a), b) en d), artikel 32, leden 3 en 4, en artikel 33, lid 1, bedoelde informatie binnen drie uur nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

De in artikel 32 bedoelde informatie wordt verzonden in de volgorde waarin de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden.”

;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Lid 1, eerste alinea, is van toepassing vanaf 20 mei 2028. Tot die datum kunnen alle marktdeelnemers de in lid 1 bedoelde informatie binnen 24 uur na de desbetreffende gebeurtenis verzenden.”.

23)

Artikel 36, lid 1, punt a), wordt vervangen door:

“a)

de ID-uitgever voor de communicatie tussen de ID-uitgever, de eerste detaillisten en de marktdeelnemers die zich registreren bij de ID-uitgever of unieke identificatiemarkeringen aanvragen;”.

24)

Het volgende artikel 36 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 36 bis

Kwaliteit van de gegevens

1.   De lidstaten kunnen verslagen uitbrengen over de ontoereikende kwaliteit van de door marktdeelnemers aan het gegevensopslagsysteem gerapporteerde gegevens. Deze verslagen worden gericht aan de betrokken marktdeelnemers en bevatten voorbeelden van onjuiste rapportage.

2.   De lidstaten verplichten de ID-uitgevers om adressen en andere elektronisch verifieerbare gegevens die door de marktdeelnemers en de eerste detaillisten via de ID-uitgevers aan het systeem worden verstrekt, te controleren.”.

25)

De bijlagen I en II worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

26)

Bijlage III wordt toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is van toepassing met ingang van 21 december 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 maart 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 van de Commissie van 15 december 2017 inzake de technische normen voor de instelling en werking van een traceringssysteem voor tabaksproducten (PB L 96 van 16.4.2018, blz. 7).

(3)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de toepassing van Richtlijn 2014/40/EU betreffende de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten, COM(2021) 249 final.

(4)  Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging (PB L 268 van 1.10.2016, blz. 1).


BIJLAGE

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/574 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1.1.

Deel A wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende punt 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis.

Wanneer meerdere rechtspersonen dezelfde producent of importeur vormen, wordt de kennisgeving door alle rechtspersonen gezamenlijk ingediend.”;

b)

het volgende punt 1 ter wordt ingevoegd:

“1 ter.

In gevallen waarin de betrokken importeur samenwerkt met slechts één niet-EU-producent of tot dezelfde groep ondernemingen behoort als laatstgenoemde, kan het gegevensopslagcontract door zowel de importeur als de niet-EU-producent worden medeondertekend. In gevallen waarin de betrokken importeur samenwerkt met meerdere niet-EU-producenten of ook zelf een producent van de Unie is, wordt het gegevensopslagcontract uitsluitend door de importeur ondertekend.”;

c)

punt 9 wordt vervangen door:

“9.

Wijzigingen in de centrale elementen van het contract, zoals vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/573, zijn onderworpen aan goedkeuring door de Commissie. Bij het uitblijven van een reactie van de Commissie binnen drie maanden na de datum van de kennisgeving van de wijziging wordt de wijziging geacht te zijn goedgekeurd. Deze termijn kan door de Commissie eenmaal met maximaal drie maanden worden verlengd door middel van een brief aan de kennisgevende marktdeelnemer. Alle wijzigingen in de niet-centrale elementen van het contract vereisen enkel een voorafgaande kennisgeving aan de Commissie.”.

1.2.

Deel B wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 1 worden de woorden “binnen zes maanden na de inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/573” geschrapt;

b)

punt 2 wordt vervangen door:

“2.

De aanstelling van de exploitant van de secundaire gegevensopslag gebeurt op basis van een beoordeling van objectieve criteria en vindt plaats door middel van een schriftelijke concessieovereenkomst tussen de Commissie en elke volgende exploitant van de secundaire gegevensopslag.”;

c)

punt 5 wordt vervangen door:

“5.

De contracten tussen elke aanbieder van primaire gegevensopslag en de exploitant van de secundaire gegevensopslag worden ondertekend en binnen drie maanden na de datum van aanstelling van elke opeenvolgende exploitant van de secundaire gegevensopslag bij de Commissie ingediend.”.

1.3.

Deel C wordt vervangen door:

“DEEL C

De volgende voorschriften gelden als aanvulling op de in delen A en B beschreven selectieprocedures:

1.

Wanneer de contractuele verbintenis tussen een producent of importeur en de aanbieder van een primaire gegevensopslag wordt beëindigd, of naar verwachting zal worden beëindigd, ongeacht door welke partij bij het contract, om welke reden ook, met inbegrip van het niet voldoen aan de in artikel 35 vastgestelde onafhankelijkheidscriteria, stellen de producent of importeur de Commissie onmiddellijk in kennis van deze beëindiging of verwachte beëindiging, en van de datum van de kennisgeving van beëindiging aan de aanbieder, evenals de datum waarop de beëindiging van kracht wordt of naar verwachting van kracht zal worden. De producent of importeur stelt uiterlijk drie maanden vóór de einddatum van het bestaande contract een vervangende aanbieder voor aan de Commissie en stelt de Commissie hiervan in kennis. De aanstelling van de vervangende aanbieder geschiedt overeenkomstig deel A.

2.

Wanneer de exploitant van de secundaire gegevensopslag melding maakt van zijn voornemen om de exploitatie van deze gegevensopslag in overeenstemming met de in punt 2 van deel B bedoelde concessieovereenkomst stop te zetten, stelt hij de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis, evenals van de datum waarop de beëindiging van kracht zal worden. De opzegtermijn mag niet korter zijn dan negen maanden. In de overeenkomst wordt bepaald dat de Commissie het contract eenzijdig met maximaal zes maanden kan verlengen indien dit nodig is voor het aanstellen en inzetbaar maken van een vervangende exploitant van de secundaire gegevensopslag. De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in kennis van de kennisgevingstermijn en de mogelijke verlenging ervan.

3.

Wanneer punt 1 van toepassing is, wordt het in punt 4 van deel B bedoelde contract op zijn beurt onmiddellijk na de sluiting van de betrokken primaire gegevensopslag door de partijen opgezegd.”.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

2.1.

De inleiding “Door de marktdeelnemers te verzenden kernberichten” wordt vervangen door:

Door de marktdeelnemers te verzenden kernberichten

De berichten die voor regelgevingsdoeleinden vereist zijn, moeten ten minste de in deze bijlage genoemde gegevensvelden bevatten.

De lidstaten en de Commissie kunnen eisen dat de adresgegevens worden uitgebreid met exacte geografische coördinaten (lengte- en breedtegraad). Zowel de ID-uitgevers als de aanbieders van gegevensopslagplaatsen (met inbegrip van de router) kunnen besluiten de inhoud van de berichten om strikt technische redenen uit te breiden om de soepele werking van het traceringssysteem te garanderen. De ID-uitgevers kunnen ook om niet-technische redenen besluiten de inhoud van het bericht uit te breiden om de vlotte werking van het traceringssysteem voor tabaksproducten met andere systemen die voor regelgevingsdoeleinden worden gebruikt, te waarborgen. Voordat deze uitbreidingen van kracht worden, worden zij opgenomen in de technische specificaties die overeenkomstig artikel 28 worden bijgewerkt.

De in deze bijlage vermelde berichten bevatten niet de berichten die door de ID-uitgevers en de aanbieders van gegevensopslagplaatsen (met inbegrip van de router) naar de marktdeelnemers worden teruggezonden, zoals ontvangstbevestigingen.

Alle berichten die binnen het traceringssysteem worden gegenereerd, moeten de identificatie van de afzender van het bericht en een tot op de milliseconde nauwkeurig tijdstempel bevatten (zie gegevenstype “Time(L)”). Dit tijdstempel komt niet in de plaats van het tijdstip waarop een gemelde gebeurtenis zich voordoet, die afzonderlijk wordt gerapporteerd overeenkomstig de in deze bijlage voorgeschreven gegevensvelden. De identificatie van de afzender van het bericht, die betrekking kan hebben op een derde aanbieder van IT-diensten, komt niet in de plaats van de identificatie van de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor de rapportageactiviteit (via een EOID die in het “EO_ID”-veld moet worden vermeld). De middelen waarmee de afzender van het bericht wordt geïdentificeerd, worden gespecificeerd in de technische specificaties die overeenkomstig artikel 28 zijn vastgesteld en bijgewerkt.

De ID-uitgevers en de aanbieders van gegevensopslagplaatsen (met inbegrip van de router) moeten op elk ontvangen bericht een tijdstempel aanbrengen dat tot op de milliseconde nauwkeurig is.

In geval van wijzigingen van deze bijlage worden de wijzigingen in de daarin vermelde kernberichten van toepassing op de marktdeelnemers vanaf het moment dat die wijzigingen naar behoren zijn opgenomen in de technische specificaties en het gemeenschappelijke gegevenswoordenboek die overeenkomstig artikel 28 zijn opgesteld en bijgewerkt.”

2.2.

In hoofdstuk I wordt deel 1 als volgt gewijzigd:

a)

de rij voor gegevenstype “Country” wordt vervangen door:

“Country

Naam van het land gecodeerd volgens ISO-3166-1:2013 alfa-2 (of het laatste equivalent daarvan). Voor overzeese en autonome gebieden is de landcode van de betrokken lidstaat van toepassing.

In het geval van Noord-Ierland is de “XI”-code van toepassing.

In het geval van internationale wateren is de “XZ”-code van toepassing.

“DE””

b)

de rij voor gegevenstype “Text” wordt vervangen door:

“Text

Reeks tekens gecodeerd volgens ISO 8859-15:1999

“Abcde:12345””

c)

de rij voor gegevenstype “Time(L)” wordt vervangen door:

“Time(L)

UTC (gecoördineerde universele tijd) in het volgende formaat:

JJJJ-MM-DDTuu:mm:ss.SSSZ

“2019-07-16T19:20:30.205Z””

d)

de rij voor gegevenstype “upUI(L)” wordt vervangen door:

“upUI(L)

Unieke identificatie van verpakkingseenheid gecodeerd volgens de invariante set van ISO 646:1991 en opgebouwd uit drie blokken: a) voorvoegsel van ID-uitgever volgens ISO 15459-2:2015, b) middenblok met de door de ID-uitgever vastgestelde indeling en c) tijdstempel volgens het gegevenstype “Time(s)”

 

e)

de volgende rij wordt ingevoegd na de rij voor gegevenstype “upUI(L)”:

“upUI(i)

Unieke identificatie van verpakkingseenheid gecodeerd volgens de invariante set ISO 646:1991 en bestaand uit twee blokken: a) prefix van de ID-uitgever overeenkomstig ISO 15459-2: 2015 en b) middenblok in de door de ID-uitgever vastgestelde indeling (d.w.z. upUI(i) is upUI(L) zonder het tijdstempel, een code die door de ID-uitgevers moet worden gegenereerd overeenkomstig artikel 8, lid 2, van deze verordening)”

 

f)

de rij voor gegevenstype “upUI(s)” wordt vervangen door:

“upUI(s)

Unieke identificatie van verpakkingseenheid gecodeerd volgens de invariante set ISO 646:1991 en bestaand uit twee blokken: i) voorvoegsel van ID-uitgever volgens ISO 15459-2:2015, en ii) serialisatie-element in de door de ID-uitgever vastgestelde indeling (d.w.z. een UI die in een voor mensen leesbare vorm zichtbaar is gemaakt op de verpakkingseenheden overeenkomstig artikel 23 van deze verordening)

Indien mogelijk wordt de ID-uitgevers verzocht de hoofdletter “O” (Oscar) en de kleine letter “l” (lima) alsook de hoofdletter “I” (India) niet te gebruiken om verwarring met respectievelijk de cijfers “0” (nul) en “1” (één) te vermijden.”

 

2.3.

In hoofdstuk II wordt deel 1 als volgt gewijzigd:

a)

in punt 1.1 wordt de rij voor veld “EO_Address” vervangen door:

 

“EO_street

Straatnaam en huisnummer van de marktdeelnemer (of nummer van de weg en kilometer)

Text

S

M

 

 

EO_municipality

Gemeente van de marktdeelnemer (stad, gemeente of dorp)

Text

S

M

 

 

EO_postcode

Postcode van de marktdeelnemer

Text

S

M

“n.v.t.” is een toegestane waarde als er geen postcode is toegekend”

 

EO_A_info

Aanvullende informatie over het adres van de marktdeelnemer (bv. locatie in het winkelcentrum of in het industriegebied)

Text

S

O

 

b)

in punt 1.2 wordt de rij voor veld “EO_Address” vervangen door:

 

“EO_street

Straatnaam en huisnummer van de marktdeelnemer (of nummer van de weg en kilometer)

Text

S

M

 

 

EO_municipality

Gemeente van de marktdeelnemer (stad, gemeente of dorp)

Text

S

M

 

 

EO_postcode

Postcode van de marktdeelnemer

Text

S

M

“n.v.t.” is een toegestane waarde als er geen postcode is toegekend”

 

EO_A_info

Aanvullende informatie over het adres van de marktdeelnemer (bv. locatie in het winkelcentrum of in het industriegebied)

Text

S

O

 

c)

in punt 1.4 wordt de rij voor veld “F_Address” vervangen door:

 

“F_street

Straatnaam en huisnummer van de faciliteit (of nummer van de weg en kilometer)

Text

S

M

 

 

F_municipality

Gemeente van de faciliteit (stad, gemeente of dorp)

Text

S

M

 

 

F_postcode

Postcode van de faciliteit

Text

S

M

“n.v.t.” is een toegestane waarde als er geen postcode is toegekend”

 

F_A_info

Aanvullende informatie over het adres van de faciliteit (bv. locatie in het winkelcentrum of in het industriegebied)

Text

S

O

 

d)

in punt 1.4 worden de volgende rijen in de tabel ingevoegd na de rij voor veld “OtherFID_N”:

 

“PrevFID_B

Indicatie of de faciliteit van een andere exploitant is gekocht en al een faciliteitsidentificatiecode had

Boolean

S

M

0 — neen (eerste registratie)

1 — ja”

 

PrevFID_ID

Vorige faciliteitsidentificatiecode gebruikt door de voormalige exploitant van de faciliteit

FID

S

M, indien PrevFID_B = 1

 

e)

in punt 1.5 wordt de rij voor veld “F_Address” vervangen door:

 

“F_street

Straatnaam en huisnummer van de faciliteit (of nummer van de weg en kilometer)

Text

S

M

 

 

F_municipality

Gemeente van de faciliteit (stad, gemeente of dorp)

Text

S

M

 

 

F_postcode

Postcode van de faciliteit

Text

S

M

“n.v.t.” is een toegestane waarde als er geen postcode is toegekend”

 

F_A_info

Aanvullende informatie over het adres van de faciliteit (bv. locatie in het winkelcentrum of in het industriegebied)

Text

S

O

 

f)

in punt 1.5 worden de volgende rijen in de tabel ingevoegd na de rij voor veld “OtherFID_N”:

 

“PrevFID_B

Indicatie of de faciliteit van een andere exploitant is gekocht en al een faciliteitsidentificatiecode had

Boolean

S

M

0 — neen (eerste registratie)

1 — ja”

 

PrevFID_ID

Vorige faciliteitsidentificatiecode gebruikt door de voormalige exploitant van de faciliteit

FID

S

M, indien PrevFID_B = 1

 

g)

punt 1.7 wordt vervangen door:

“1.7.   Aanvraag van een machine-identificatiecode

Itemnummer

#

Veld

Opmerkingen

Gegevenstype

Kardinaliteit

Prioriteit

Waarden

 

Message_Type

Identificatie van het berichttype

Text

S

M

1-7

 

EO_ID

Marktdeelnemersidentificatiecode

EOID

S

M

 

 

EO_CODE

De bevestigingscode van de marktdeelnemer die wordt verstrekt naar aanleiding van de registratie van een marktdeelnemer

Text

S

M

 

 

F_ID

Faciliteitsidentificatiecode

FID

S

M

 

 

PrevMID_B

Indicatie of het voorwerp van deze aanvraag reeds is geregistreerd, bv. in verband met een andere faciliteitsidentificatiecode

Boolean

S

M

0 — neen (eerste registratie)

1 — ja

 

PrevMID_ID

Vorige machine-identificatiecode gebruikt voor het voorwerp van deze aanvraag

MID

S

M, indien PrevMID_B = 1

 

 

M_entirety

Indicatie of deze aanvraag betrekking heeft op de machine (versus een onderdeel ervan)

Boolean

S

M

0 — neen (machineonderdeel)

1 — ja (machine)

 

P_Producer

Producent van het machineonderdeel

Text

S

M, indien M_entirety = 0

 

 

P_Model

Model van het machineonderdeel

Text

S

M, indien M_entirety = 0

 

 

P_Number

Serienummer van het machineonderdeel

Text

S

M, indien M_entirety = 0

 

 

P_Mobile

Indicatie of dit machineonderdeel bestemd is voor gebruik met meerdere machines (vast versus mobiel onderdeel)

Boolean

S

M, indien M_entirety = 0

0 — neen (vast onderdeel)

1 — ja (mobiel onderdeel)

 

P_ATD1

Indicatie of een antimanipulatiehulpmiddel in de zin van artikel 2, lid 7, de werking van dit machineonderdeel registreert

Boolean

S

M, indien M_entirety = 0

0 — neen

1 — ja

 

P_ATD2

Serienummer van het antimanipulatiehulpmiddel

Text

S

M, indien M_entirety = 0 en P_ATD1 = 1

 

 

P_Description

Beschrijving van het machineonderdeel dat de technische functie ervan uitlegt

Text

S

O

 

 

M_Producer

Producent van de machine

Text

S

M, indien M_entirety = 1

 

 

M_Model

Model van de machine

Text

S

M, indien M_entirety = 1

 

 

M_Number

Serienummer van de machine

Text

S

M, indien M_entirety = 1

 

 

M_parts

Indicatie of de machine uit meerdere afzonderlijk identificeerbare onderdelen bestaat

Boolean

S

M, indien M_entirety = 1

0 — neen

1 — ja”

 

M_plist

Lijst van identificeerbare onderdelen

MID

M

M, indien M_entirety = 1 en M_parts = 1

 

 

M_ATD

Serienummer van het antimanipulatiehulpmiddel in de zin van artikel 2, lid 7

Text

S

M, indien M_entirety = 1 en M_parts = 0

 

 

M_Capacity

Maximumcapaciteit in een productiecyclus van 24 uur uitgedrukt in verpakkingseenheden

Integer

S

M, indien M_entirety = 1

 

h)

punt 1.8 wordt vervangen door:

“1.8.   Correctie van informatie over de machine-identificatiecode

Itemnummer

#

Veld

Opmerkingen

Gegevenstype

Kardinaliteit

Prioriteit

Waarden

 

Message_Type

Identificatie van het berichttype

Text

S

M

1-8

 

EO_ID

Marktdeelnemersidentificatiecode

EOID

S

M

 

 

EO_CODE

De bevestigingscode van de marktdeelnemer die wordt verstrekt naar aanleiding van de registratie van een marktdeelnemer

Text

S

M

 

 

F_ID

Faciliteitsidentificatiecode

FID

S

M

 

 

M_ID

Machine-identificatiecode (met inachtneming van correctie van de informatie)

MID

S

M

 

 

PrevMID_B

Indicatie of het voorwerp van deze aanvraag reeds is geregistreerd, bv. in verband met een andere faciliteitsidentificatiecode

Boolean

S

M

0 — neen (eerste registratie)

1 — ja

 

PrevMID_ID

Vorige machine-identificatiecode gebruikt voor het voorwerp van deze aanvraag

MID

S

M, indien PrevMID_B = 1

 

 

M_entirety

Indicatie of deze aanvraag betrekking heeft op de machine (versus een onderdeel ervan)

Boolean

S

M

0 — neen (machineonderdeel)

1 — ja (machine)

 

P_Producer

Producent van het machineonderdeel

Text

S

M, indien M_entirety = 0

 

 

P_Model

Model van het machineonderdeel

Text

S

M, indien M_entirety = 0

 

 

P_Number

Serienummer van het machineonderdeel

Text

S

M, indien M_entirety = 0

 

 

P_Mobile

Indicatie of dit machineonderdeel bestemd is voor gebruik met meerdere machines (vast versus mobiel onderdeel)

Boolean

S

M, indien M_entirety = 0

0 — neen (vast onderdeel)

1 — ja (mobiel onderdeel)

 

P_ATD1

Indicatie of een antimanipulatiehulpmiddel in de zin van artikel 2, lid 7, de werking van dit machineonderdeel registreert

Boolean

S

M, indien M_entirety = 0

0 — neen

1 — ja

 

P_ATD2

Serienummer van het antimanipulatiehulpmiddel

Text

S

M, indien M_entirety = 0 en P_ATD1 = 1

 

 

P_Description

Beschrijving van het machineonderdeel dat de technische functie ervan uitlegt

Text

S

O

 

 

M_Producer

Producent van de machine

Text

S

M, indien M_entirety = 1

 

 

M_Model

Model van de machine

Text

S

M, indien M_entirety = 1

 

 

M_Number

Serienummer van de machine

Text

S

M, indien M_entirety = 1

 

 

M_parts

Indicatie of de machine uit meerdere afzonderlijk identificeerbare onderdelen bestaat

Boolean

S

M, indien M_entirety = 1

0 — neen

1 — ja”

 

M_plist

Lijst van identificeerbare onderdelen

MID

M

M, indien M_entirety = 1 en M_parts = 1

 

 

M_ATD

Serienummer van het antimanipulatiehulpmiddel in de zin van artikel 2, lid 7

Text

S

M, indien M_entirety = 1 en M_parts = 0

 

 

M_Capacity

Maximumcapaciteit in een productiecyclus van 24 uur uitgedrukt in verpakkingseenheden

Integer

S

M, indien M_entirety = 1

 

2.4.

In hoofdstuk II wordt deel 2 als volgt gewijzigd:

a)

in punt 2.1 wordt de rij voor veld “P_Type” vervangen door:

 

“P_Type

Type tabaksproduct

Integer

S

M

1 — sigaret

2 — sigaar

3 — cigarillo

4 — shagtabak

5 — pijptabak

6 — waterpijptabak

7 — tabak voor oraal gebruik

8 — snuiftabak

9 — pruimtabak

11 — nieuwsoortig tabaksproduct

12 — ander (product in de handel gebracht vóór 19 mei 2014, niet behorend tot de categorieën 1-9)”

b)

in punt 2.1 wordt de rij voor veld “P_Brand” vervangen door:

 

“P_Brand

Merk van het tabaksproduct waaronder het product op de beoogde markt in de handel zal worden gebracht

Text

S

M

 

 

P_SubType_Exist

Geeft aan of de “naam van het subtype” van het product bestaat.

De naam van het subtype geeft productidentificatie die verder gaat dan de merknaam van het product.

Boolean

S

M

0 — neen

1 — ja”

 

P_SubType_Name

De “naam van het subtype” van het product (indien van toepassing) zoals dat op de beoogde markt in de handel wordt gebracht

Text

S

M, indien P_SubType_Exist = 1

 

 

P_units

Het aantal individuele eenheden in de verpakkingseenheid (aantal stokjes in de verpakking).

Integer

S

M, indien P_Type = 1 of 2 of 3

 

c)

in punt 2.1 wordt de rij voor veld “TP_PN” vervangen door:

 

“TP_PN

Tabaksproductnummer gebruikt in het EU-CEG-systeem (EAN of GTIN of SKU of UPC)

PN

S

M, indien Intended_ Market een lidstaat is

O, indien Intended_ Market een derde land is”

 

d)

in punt 2.3 wordt de rij voor veld “Deact_upUI” vervangen door:

 

“Deact_upUI

Lijst met te deactiveren eenheids-UI’s

upUI(L)

of

upUI(i)

of

upUI(s)

M

M, indien Deact_Type = 1”

 

e)

het volgende punt 2.4 wordt toegevoegd:

“2.4.   Aanvraag van reactivering van UI’s voor als gestolen gemelde maar teruggewonnen producten (alleen toegestaan indien in het voorgaande berichttype 2-3, veld Deact_Reason1 = 2)

Itemnummer

#

Veld

Opmerkingen

Gegevenstype

Kardinaliteit

Prioriteit

Waarden

 

Message_Type

Identificatie van het berichttype

Text

S

M

2-4

 

EO_ID

Marktdeelnemersidentificatiecode van de indienende entiteit

EOID

S

M

 

 

F_ID

Faciliteitsidentificatiecode (faciliteit waar de teruggewonnen producten naartoe zijn gebracht)

FID

S

M

 

 

React_Type

Reactivering van eenheids-UI’s of geaggregeerde UI’s

Integer

S

M

1 — eenheids-UI’s

2 — geaggregeerde UI’s”

 

React_Reason

Beschrijving van de context van reactivering

Text

S

O

 

 

React_upUI

Lijst met te reactiveren eenheids-UI’s

upUI(L)

of

upUI(i)

of

upUI(s)

M

M, indien React_Type = 1

 

 

React_aUI

Lijst met te reactiveren geaggregeerde UI’s

aUI

M

M, indien React_Type = 2

 

2.5.

In hoofdstuk II wordt deel 3 als volgt gewijzigd:

a)

in punt 3.3 wordt de rij voor veld “Destination_ID5” vervangen door:

 

“Destination_ID5

Straatnaam en huisnummer van de ontvangende faciliteit (of nummer van de weg en kilometer)

Text

S

M, indien Destination_ID1 = 1

 

 

Destination_ID6

Gemeente van de ontvangende faciliteit (stad, gemeente of dorp)

Text

S

M, indien Destination_ID1 = 1

 

 

Destination_ID7

Postcode van de ontvangende faciliteit

Text

S

M, indien Destination_ID1 = 1

“n.v.t.” is een toegestane waarde als er geen postcode is toegekend”

 

Destination_ID8

Land van de ontvangende faciliteit

Country

S

M, indien Destination_ID1 = 1

 

b)

in punt 3.5 wordt de rij voor veld “Destination_ID3” vervangen door:

 

“Destination_ID3

Straatnaam en huisnummer van de ontvangende faciliteit (of nummer van de weg en kilometer)

Text

S

M, indien Destination_ID1 = 0

 

 

Destination_ID4

Gemeente van de ontvangende faciliteit (stad, gemeente of dorp)

Text

S

M, indien Destination_ID1 = 0

 

 

Destination_ID5

Postcode van de ontvangende faciliteit

Text

S

M, indien Destination_ID1 = 0

“n.v.t.” is een toegestane waarde als er geen postcode is toegekend”

 

Destination_ID6

Land van de ontvangende faciliteit

Country

S

M, indien Destination_ID1 = 0”

 

c)

het volgende punt 3.8 wordt toegevoegd:

“3.8.   Verzending van tabaksproducten vanuit een faciliteit naar laboratoria, afvalverwijderingscentra, nationale autoriteiten, internationale gouvernementele organisaties, ambassades en militaire bases

Itemnummer

#

Veld

Opmerkingen

Gegevenstype

Kardinaliteit

Prioriteit

Waarden

 

Message_Type

Identificatie van het berichttype

Text

S

M

3-8

 

EO_ID

Marktdeelnemersidentificatiecode van de indienende entiteit

EOID

S

M

 

 

Event_Time

Beoogde tijd waarop de gebeurtenis zich moet voordoen

Time(s)

S

M

 

 

F_ID

Identificatiecode van de verzendfaciliteit

FID

S

M

 

 

Destination_1

Indicatie van bestemmingstype

Integer

S

M

1 — laboratorium

2 — afvalverwijderingscentrum

3 — nationale autoriteit

4 — internationale gouvernementele organisatie

5 — ambassade

6 — militaire basis

 

Destination_2

Straatnaam en huisnummer van de bestemming (of nummer van de weg en kilometer)

Text

S

M

 

 

Destination_3

Gemeente van de bestemming (stad, gemeente of dorp)

Text

S

M

 

 

Destination_4

Postcode van de bestemming

Text

S

M

“n.v.t.” is een toegestane waarde als er geen postcode is toegekend

 

Destination_5

Land van de bestemming

Country

S

M

 

 

Transport_mode

Vervoerswijze waarop het product de faciliteit verlaat, zie bijlage II, codelijst 7, bij Verordening (EG) nr. 684/2009

Integer

S

M

0 — overige

1 — vervoer over zee

2 — vervoer per spoor

3 — wegvervoer

4 — luchtvervoer

5 — postzendingen

6 — vaste transportinrichtingen

7 — vervoer over binnenwateren

 

Transport_vehicle

Identificatie van het voertuig (d.w.z. kentekenplaten, treinnummer, vliegtuig-/vluchtnummer, naam van schip of andere identificatie)

Text

S

M

“n.v.t.” is een toegestane waarde als Transport_mode = 0 en de productverzending plaatsvindt tussen naburige faciliteiten en handmatig wordt bezorgd

 

Transport_cont1

Indicatie of het gaat om containervervoer en of gebruik wordt gemaakt van een individuele code vervoerseenheid (bv. SSCC)

Boolean

S

M

0 — neen

1 — ja

 

Transport_cont2

Individuele code vervoerseenheid van de container

ITU

S

M, indien Transport_cont1 = 1

 

 

UI_Type

Identificatie van de UI-typen in de zending (geregistreerd op het hoogste niveau van beschikbare aggregatie)

Integer

S

M

1 — alleen eenheids-UI’s

2 — alleen geaggregeerde UI’s

3 — eenheids-UI’s en geaggregeerde UI’s”

 

upUIs

Lijst met eenheids-UI’s die worden verzonden

upUI(L)

M

M, indien UI_Type = 1 of 3

 

 

aUI’s

Lijst met geaggregeerde UI’s die worden verzonden

aUI

M

M, indien UI_Type = 2 of 3

 

 

S_Dispatch_comment

Opmerkingen van de verslagleggende entiteit

Text

S

O

 

2.6.

In hoofdstuk II wordt deel 4 als volgt gewijzigd:

a)

in punt 4.1 wordt de rij voor veld “Buyer_Address” vervangen door:

 

Buyer_Address_1

Straatnaam en huisnummer van de koper (of nummer van de weg en kilometer)

Text

S

M, indien Invoice_Buyer1 = 0

 

 

Buyer_Address_2

Gemeente van de koper (stad, gemeente of dorp)

Text

S

M, indien Invoice_Buyer1 = 0

 

 

Buyer_Address_3

Postcode van de koper

Text

S

M, indien Invoice_Buyer1 = 0

“n.v.t.” is een toegestane waarde als er geen postcode is toegekend”

b)

in punt 4.3 wordt de rij voor veld “Payer_Address” vervangen door:

 

“Payer_Address_1

Straatnaam en huisnummer van de betaler(of nummer van de weg en kilometer)

Text

S

M, indien Payment_Payer1 = 0

 

 

Payer_Address_2

Gemeente van de betaler (stad, gemeente of dorp)

Text

S

M, indien Payment_Payer1 = 0

 

 

Payer_Address_3

Postcode van de betaler

Text

S

M, indien Payment_Payer1 = 0

“n.v.t.” is een toegestane waarde als er geen postcode is toegekend”

2.7.

In hoofdstuk II wordt deel 5 vervangen door wat volgt:

Terugroepingen

5.   Terugroepingen van aanvragen, operationele en transactionele berichten (mogelijk voor berichttypen 2-1, 2-2, 2-3 (slechts binnen 24 uur na de oorspronkelijke melding van bericht 2-3, voor Deact_Reason1 anders dan “2 — product gestolen”), 3-1 tot en met 3-8, 4-1, 4-2 en 4-3)

Itemnummer #

Veld

Opmerkingen

Gegevenstype

Kardinaliteit

Prioriteit

Waarden

 

Message_Type

Identificatie van het berichttype

Text

S

M

5

 

EO_ID

Marktdeelnemersidentificatiecode van de indienende entiteit

EOID

S

M

 

 

Recall_CODE

Aan de verzender van het bericht verstrekte berichtterugroepcode in de bevestiging van het oorspronkelijke terug te roepen bericht

Text

S

M

Recall_CODE

 

Recall_

Reason1

Reden om het oorspronkelijke bericht terug te roepen

Integer

S

M

1 — de gerapporteerde gebeurtenis heeft zich niet voorgedaan (alleen voor berichttypen 3-3, 3-5 en 3-8)

2 — het bericht bevatte foutieve informatie

3 — ander

 

Recall_

Reason2

Beschrijving van de reden om het oorspronkelijke bericht terug te roepen

Text

S

M, indien Recall_

Reason1 = 3

 

 

Recall_

Reason3

Aanvullende toelichting over de redenen om het oorspronkelijke bericht terug te roepen

Text

S

O”

 

Opmerking:

Een terugroeping met betrekking tot operationele en logistieke gebeurtenissen leidt ertoe dat het teruggeroepen bericht als geannuleerd wordt gemarkeerd, maar zorgt er niet voor dat de bestaande registratie uit de gegevensbank wordt verwijderd.

3)

De volgende bijlage III wordt toegevoegd:

“BIJLAGE III

Structuur van een unieke identificatiemarkering op eenheidsniveau

 

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

Element:

Identificatiecode van de symbolen

Verplichte aanduiding van gegevens

Identificatiecode van de ID-uitgever

Optionele aanduiding van gegevens

Serienummer

Optionele aanduiding van gegevens

Productcode

Optionele aanduiding van gegevens

Tijdstempel

Type:

Aanduiding

Aanduiding

Reeks (gegevenselement)

Aanduiding

Reeks (gegevenselement)

Aanduiding

Reeks (gegevenselement)

Aanduiding

Reeks (gegevenselement)

Positie binnen de unieke identificatiemarkering:

Vast

Vast

Vast

Niet-vast

Niet-vast

Niet-vast

Niet-vast

Vast

Vast

Geregeld door:

Artikel 21, lid 1, en de coderingsstructuur van de ID-uitgever

Artikel 3, lid 4, artikel 8, lid 1, punt a), artikel 21, lid 1, en de coderingsstructuur van de ID-uitgever

Artikel 3, lid 4, en artikel 8, lid 1, punt a)

Artikel 21, lid 1, en de coderingsstructuur van de ID-uitgever

Artikel 8, lid 1, punt b)

Artikel 21, lid 1, en de coderingsstructuur van de ID-uitgever

Artikel 8, lid 1, punt c)

Artikel 21, leden 1 en 4, en de coderingsstructuur van de ID-uitgever

Artikel 8, lid 1, punt d) en artikel 21, lid 4

Toepasselijke internationale normen:

ISO/IEC 16022:2006, of ISO/IEC 18004:2015, of ISS DotCode Symbology Spec.

ISO 15459-2:2015 en ISO 15459-3:2014

ISO 15459-2:2015 en ISO 15459-3:2014

 

 

 

 

 

 

Proces:

Toegepast door marktdeelnemers

Toegepast door marktdeelnemers

Gegenereerd door ID-uitgevers

Toegepast door marktdeelnemers

Gegenereerd door ID-uitgevers

Toegepast door marktdeelnemers

Gegenereerd door ID-uitgevers

Toegepast door marktdeelnemers

Toegepast door marktdeelnemers

Verzending naar het gegevensopslagsysteem:

Nee

Nee

Ja

Nee

Ja

Nee

Ja

Nee

Ja

Opmerking:

Voor de toepassing van bovenstaand schema worden groepseparatoren (/FNC1) op dezelfde wijze beschouwd als optionele aanduidingen van gegevens, d.w.z. het gebruik ervan hangt af van de coderingsstructuur van de ID-uitgever.

”.

Rectificaties

2.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 65/58


Rectificatie van Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2022/1647 van de Commissie van 23 september 2022 tot wijziging van Richtlijn 2003/90/EG wat betreft een afwijking voor biologische rassen van landbouwgewassen die geschikt zijn voor biologische teelt

( Publicatieblad van de Europese Unie L 248 van 26 september 2022 )

Bladzijde 47, artikel 1, punt 1, b), (tot wijziging van artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2003/90/EG), eerste alinea:

in plaats van:

“In afwijking van de eerste alinea mogen biologische rassen die geschikt zijn voor biologische teelt die behoren tot de in deel A van bijlage IV vermelde soorten, in plaats daarvan wat de cultuur- en gebruikswaarde betreft aan de voorwaarden van deel B van die bijlage voldoen.”,

lezen:

“In afwijking van de eerste alinea mogen biologische rassen die geschikt zijn voor biologische teelt die behoren tot de in deel A van bijlage V vermelde soorten, in plaats daarvan wat de cultuur- en gebruikswaarde betreft aan de voorwaarden van deel B van die bijlage voldoen.”.


2.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 65/59


Rectificatie van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid

( Publicatieblad van de Europese Unie L 231 van 30 juni 2021 )

Bladzijde 207, artikel 39, lid 1, eerste alinea:

in plaats van:

“1.   Elke lidstaat bepaalt de samenstelling van het monitoringcomité en zorgt via een transparant proces voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de bevoegde lidstaatautoriteiten, intermediaire instanties en de in artikel 8, lid 1, bedoelde partners.”,

lezen:

“1.   Elke lidstaat bepaalt de samenstelling van het monitoringcomité en zorgt via een transparant proces voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de bevoegde lidstaatautoriteiten en intermediaire instanties en van de vertegenwoordigers van de in artikel 8, lid 1, bedoelde partners.”.