ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 196

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
24 juli 2019


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/1255 van de Raad van 18 juli 2019 tot wijziging van Protocol (nr. 5) betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1256 van de Commissie van 23 juli 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/943 inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer van gedroogde bonen uit Nigeria wat de verlenging van de toepassingsduur ervan betreft ( 1 )

3

 

*

Verordening (EU) 2019/1257 van de Commissie van 23 juli 2019 tot rectificatie van de Bulgaarse taalversie van Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten ( 1 )

5

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2019/1258 van de Commissie van 23 juli 2019 tot wijziging, met het oog op de aanpassing ervan aan de technische vooruitgang, van de bijlage bij Richtlijn 80/181/EEG van de Raad aangaande de definities van de SI-grondeenheden ( 1 )

6

 

 

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

 

*

Besluit van het Europees Agentschap voor chemische stoffen van 20 juni 2019 houdende interne voorschriften betreffende beperkingen van bepaalde rechten van betrokkenen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de werking van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

10

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2017/2454 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde ( PB L 348 van 29.12.2017 )

17

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

BESLUITEN

24.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/1


BESLUIT (EU) 2019/1255 VAN DE RAAD

van 18 juli 2019

tot wijziging van Protocol (nr. 5) betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 308,

Gezien het advies van de Europese Investeringsbank,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Commissie (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De raad van bestuur van de Europese Investeringsbank (de “Bank”) heeft tijdens zijn vergadering van 11 december 2018 zijn goedkeuring gehecht aan een tijdschema voor het aanbrengen van wijzigingen op het gebied van governance, die hij heeft uiteengezet tijdens een vergadering op 17 juli 2018.

(2)

Na een besluit van de raad van gouverneurs van de Bank van 22 juni 2018 is een groep op hoog niveau van aandeelhouders bijeengeroepen om te onderzoeken of bepaalde lidstaten zouden kunnen deelnemen in aanvullend kapitaal van de Bank.

(3)

Het is passend om het geplaatste kapitaal van Polen overeenkomstig zijn verzoek te verhogen met 5 386 000 000 EUR.

(4)

Het is ook passend om het geplaatste kapitaal van Roemenië overeenkomstig zijn verzoek te verhogen met 125 452 381 EUR.

(5)

In het kader van deze verhogingen moeten de bepalingen inzake de benoeming van plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van de Bank door groepen van lidstaten die in onderlinge overeenstemming handelen, eveneens worden gewijzigd.

(6)

De statuten van de Bank moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Protocol (nr. 5) betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, gehecht aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4, lid 1, wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:

a)

het inleidende gedeelte wordt vervangen door:

“1.   Het kapitaal van de Bank bedraagt 248 795 606 881 EUR, waarin door de lidstaten voor de volgende bedragen wordt deelgenomen:”;

b)

de regels met betrekking tot Polen en Roemenië worden vervangen door:

“Polen

11 366 679 827 ”,

“Roemenië

1 639 379 073 ”.

2)

In artikel 9, lid 2, wordt de derde alinea vervangen door:

“De plaatsvervangers worden voor een tijdvak van vijf jaar door de Raad van gouverneurs benoemd, en wel als volgt:

twee plaatsvervangers aangewezen door de Bondsrepubliek Duitsland;

twee plaatsvervangers aangewezen door de Franse Republiek;

twee plaatsvervangers aangewezen door de Italiaanse Republiek;

twee plaatsvervangers aangewezen in onderlinge overeenstemming door het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek;

drie plaatsvervangers aangewezen in onderlinge overeenstemming door het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden;

drie plaatsvervangers aangewezen in onderlinge overeenstemming door de Republiek Kroatië, Hongarije en de Republiek Polen;

vier plaatsvervangers aangewezen in onderlinge overeenstemming door het Koninkrijk Denemarken, de Helleense Republiek, Ierland en Roemenië;

zes plaatsvervangers aangewezen in onderlinge overeenstemming door de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden;

zes plaatsvervangers aangewezen in onderlinge overeenstemming door de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Malta, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek;

één plaatsvervanger aangewezen door de Commissie.”.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing vanaf één maand na de datum waarop Besluit (EU) 2019/654 van de Raad (3) van toepassing is.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TUPPURAINEN


(1)  Advies van 17 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 15 mei 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Besluit (EU) 2019/654 van de Raad van 15 april 2019 tot wijziging van Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank (PB L 110 van 25.4.2019, blz. 36).


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

24.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1256 VAN DE COMMISSIE

van 23 juli 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/943 inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer van gedroogde bonen uit Nigeria wat de verlenging van de toepassingsduur ervan betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn de algemene beginselen inzake levensmiddelen in het algemeen en de voedselveiligheid in het bijzonder op het niveau van de Unie en op nationaal niveau vastgesteld. De verordening voorziet in door de Commissie te nemen noodmaatregelen wanneer blijkt dat een uit een derde land ingevoerd levensmiddel waarschijnlijk een ernstig risico voor de gezondheid van de mens inhoudt.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/943 van de Commissie (2) is de invoer in de Unie van gedroogde bonen uit Nigeria die onder GN-code 0713 39 00 zijn aangegeven, opgeschort vanwege het grote aantal gevallen van besmetting met de niet-toegelaten werkzame stof dichloorvos in veel grotere gehalten dan de door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voorlopig vastgestelde acute referentiedosis. In afwachting van de uitvoering van de gepaste risicobeheersmaatregelen door Nigeria was het verbod van toepassing tot en met 30 juni 2016.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/874 van de Commissie (3) werd de opschorting van de invoer van gedroogde bonen uit Nigeria tot 30 juni 2019 verlengd en toegepast op twee aanvullende GN-codes, 0713 35 00 en 0713 90 00, vanwege de voortdurende aanwezigheid van dichloorvos in gedroogde bonen uit Nigeria en omdat de naleving van de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving van de Unie inzake bestrijdingsmiddelenresiduen niet op korte termijn kon worden bereikt.

(4)

In februari 2018 heeft Nigeria een nieuw actieplan ingediend, met als doel de productie van met name gedroogde bonen te controleren en te stroomlijnen, het wet- en regelgevingskader te versterken en de fundamenten te leggen voor de kwaliteitsproductie van gedroogde bonen. De Commissie heeft evenwel vernomen dat Nigeria dit actieplan nog niet ten uitvoer heeft gelegd, en evenmin voor de uitvoering ervan begrotingsmiddelen heeft toegekend. Gezien de stand van de uitvoering door Nigeria van het actieplan inzake geïntegreerde plaagbestrijding en maximumresidugehalten van bestrijdingsmiddelen, kan niet worden geconcludeerd dat de voorschriften van de Unie inzake bestrijdingsmiddelenresiduen op de desbetreffende droge bonen worden nageleefd.

(5)

De duur van de opschorting van de invoer moet derhalve worden verlengd met een extra periode van drie jaar, zodat Nigeria de gepaste risicobeheersmaatregelen ten uitvoer kan leggen en de vereiste garanties kan bieden.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 5 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/943 van de Commissie wordt vervangen door:

“Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing tot en met 30 juni 2022.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/943 van de Commissie van 18 juni 2015 inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer van gedroogde bonen uit Nigeria en tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 (PB L 154 van 19.6.2015, blz. 8).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/874 van de Commissie van 1 juni 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/943 inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer van gedroogde bonen uit Nigeria (PB L 145 van 2.6.2016, blz. 18).


24.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/5


VERORDENING (EU) 2019/1257 VAN DE COMMISSIE

van 23 juli 2019

tot rectificatie van de Bulgaarse taalversie van Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (1), en met name artikel 31, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Bulgaarse taalversie van Verordening (EG) nr. 1223/2009 bevat met betrekking tot de gebruiksvoorwaarden en waarschuwingen bij de stoffen een fout in vermelding 12, kolom i, eerste zin, van de tabel in bijlage III bij die verordening, die bij Verordening (EU) nr. 1197/2013 van de Commissie (2) is geïntroduceerd.

(2)

De Bulgaarse taalversie van Verordening (EG) nr. 1223/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. De andere taalversies bevatten deze fout niet.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

(heeft geen betrekking op het Nederlands)

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

(2)  Verordening (EU) nr. 1197/2013 van de Commissie van 25 november 2013 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten (PB L 315 van 26.11.2013, blz. 34).


RICHTLIJNEN

24.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/6


RICHTLIJN (EU) 2019/1258 VAN DE COMMISSIE

van 23 juli 2019

tot wijziging, met het oog op de aanpassing ervan aan de technische vooruitgang, van de bijlage bij Richtlijn 80/181/EEG van de Raad aangaande de definities van de SI-grondeenheden

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen (1), en met name artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 80/181/EEG van de Raad (2) zijn de in de Unie te gebruiken meeteenheden gedefinieerd, waardoor het mogelijk is metingen en aanduidingen van grootheden weer te geven in overeenstemming met het internationaal stelsel van meeteenheden (International System of Units, SI) dat is vastgesteld door de Algemene Conferentie voor maten en gewichten (CGPM), ingesteld bij de op 20 mei 1875 te Parijs ondertekende Meterconventie.

(2)

Bij Richtlijn 2009/34/EG is het algemene kader vastgesteld voor de vaststelling van bijzondere richtlijnen inzake onder andere meetmiddelen en de technische voorschriften ervoor, meeteenheden en de harmonisatie van meetmethoden en metrologische controlemethoden. Artikel 16 van die richtlijn bepaalt dat de Commissie de bijlagen bij de bijzondere richtlijnen, bedoeld in artikel 1 van die richtlijn, kan wijzigen om ze aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, met inbegrip van hoofdstuk I van de bijlage bij Richtlijn 80/181/EEG.

(3)

De CGPM heeft tijdens zijn 24e bijeenkomst in 2011 een besluit genomen over een nieuwe wijze van definitie van het SI op basis van een reeks van zeven definiërende constanten die zijn afgeleid van de fundamentele constanten van de fysica en andere constanten van de natuur. Dit besluit werd bevestigd tijdens de 25e bijeenkomst van de CGPM in 2014.

(4)

Tijdens de 26e bijeenkomst van de CGPM in 2018 zijn nieuwe definities van de SI-grondeenheden vastgesteld. De nieuwe definities zijn gebaseerd op het nieuwe beginsel van vaste numerieke waarden van de definiërende constanten en zullen met ingang van 20 mei 2019 van kracht zijn. De nieuwe definities zullen naar verwachting de stabiliteit en betrouwbaarheid van de SI-grondeenheden op lange termijn en de nauwkeurigheid en duidelijkheid van metingen verbeteren.

(5)

De nieuwe definities die zijn vastgesteld door de CGPM weerspiegelen de recentste ontwikkelingen in de metrologie en meetstandaarden. Teneinde de in Richtlijn 80/181/EEG vastgestelde definities van de SI-grondeenheden aan te passen aan de technische vooruitgang en zodoende bij te dragen aan de uniforme uitvoering van het SI, is het noodzakelijk deze in overeenstemming te brengen met de nieuwe definities.

(6)

Richtlijn 80/181/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Er moet op worden toegezien dat de nieuwe wetgeving vanaf dezelfde datum van toepassing is voor alle lidstaten, ongeacht de datum van omzetting, zodat de toepassing van Richtlijn 80/181/EEG uniform verloopt.

(8)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen, waarnaar wordt verwezen in artikel 16 van Richtlijn 2009/34/EG,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging

De bijlage bij Richtlijn 80/181/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 13 mei 2020 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 13 juni 2020.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 106 van 28.4.2009, blz. 7.

(2)  Richtlijn 80/181/EEG van de Raad van 20 december 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de meeteenheden, en tot intrekking van Richtlijn 71/354/EEG (PB L 39 van 15.2.1980, blz. 40).


BIJLAGE

In hoofdstuk I van de bijlage wordt rubriek 1.1 vervangen door:

“1.1.   SI-grondeenheden

Grootheid

Eenheid

Naam

Symbool

Tijd

seconde

s

Lengte

meter

m

Massa

kilogram

kg

Elektrische stroom

ampère

A

Thermodynamische temperatuur

kelvin

K

Hoeveelheid stof

mol

mol

Lichtsterkte

candela

cd

Definities van de SI-grondeenheden:

 

Eenheid van tijd

De seconde (symbool s) is de SI-eenheid van tijd. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de cesiumfrequentie Δν Cs, de ongestoorde hyperfijne overgangsfrequentie van het atoom cesium 133 in grondtoestand, uitgedrukt in de eenheid Hz, welke gelijk is aan s– 1, 9 192 631 770 bedraagt.

 

Eenheid van lengte

De meter (symbool m) is de SI-eenheid van lengte. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de snelheid van het licht in vacuüm (c) uitgedrukt in m/s 299 792 458 bedraagt, waarbij de seconde is gedefinieerd in termen van Δν Cs.

 

Eenheid van massa

De kilogram (symbool kg) is de SI-eenheid van massa. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de constante van Planck (h) uitgedrukt in de eenheid J s 6,626 070 15 × 10– 34 bedraagt, waarbij J s gelijk is aan kg m2 s– 1 en de meter en de seconde zijn gedefinieerd in termen van c en Δν Cs.

 

Eenheid van elektrische stroom

De ampère (symbool A) is de SI-eenheid van elektrische stroom. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de elementaire lading (e) uitgedrukt in de eenheid C 1,602 176 634 × 10– 19 bedraagt, waarbij C gelijk is aan A s en de seconde is gedefinieerd in termen van Δν Cs.

 

Eenheid van thermodynamische temperatuur

De kelvin (symbool K) is de SI-eenheid van thermodynamische temperatuur. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van de constante van Boltzmann (k) uitgedrukt in de eenheid J K– 1 1,380 649 × 10– 23 bedraagt, waarbij J K– 1 gelijk is aan kg m2 s– 2K– 1 en het kilogram, de meter en de seconde zijn gedefinieerd in termen van h, c en Δν Cs.

 

Eenheid van hoeveelheid stof

De mol (symbool mol) is de SI-eenheid van hoeveelheid stof. Eén mol bevat exact 6,022 140 76 × 1023 elementaire entiteiten. Dit getal is uitgedrukt in de eenheid mol–1 de vaste numerieke waarde van de constante van Avogadro N A en wordt het getal van Avogadro genoemd.

De hoeveelheid stof (symbool n) van een systeem is een maat voor het aantal gespecificeerde elementaire entiteiten. Een elementaire entiteit kan een atoom, een molecuul, een ion, een elektron of elk ander deeltje of elke andere gespecificeerde groep van deeltjes zijn.

 

Eenheid van lichtsterkte

De candela (symbool cd) is de SI-eenheid van lichtsterkte in een gegeven richting. Deze is gedefinieerd door aan te nemen dat de vaste numerieke waarde van het lichtrendement van de monochromatische straling van de frequentie 540 × 1012 Hz (K cd) uitgedrukt in de eenheid lm W– 1 683 bedraagt, waarbij lm W– 1 gelijk is aan cd sr W– 1 of cd sr kg– 1 m– 2 s3 en het kilogram, de meter en de seconde zijn gedefinieerd in termen van h, c en Δν Cs.

1.1.1.   Eigen naam en symbool van de afgeleide SI-eenheid van celsiustemperatuur

Grootheid

Eenheid

Naam

Symbool

Celsiustemperatuur

graad Celsius

°C

Celsiustemperatuur t is gedefinieerd als het verschil t = T – T0 tussen de twee thermodynamische temperaturen T en T 0, waarbij T0  = 273,15 K. Een temperatuurinterval of -verschil kan hetzij in kelvin, hetzij in graden Celsius worden uitgedrukt. De eenheid “graden Celsius” is gelijk aan de eenheid “kelvin”.”.


REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

24.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/10


BESLUIT VAN HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR CHEMISCHE STOFFEN

van 20 juni 2019

houdende interne voorschriften betreffende beperkingen van bepaalde rechten van betrokkenen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de werking van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

DE RAAD VAN BESTUUR VAN HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR CHEMISCHE STOFFEN (hierna “het Agentschap”)

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (1), en met name artikel 25,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (2), en met name artikel 78,

Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) van 14 mei 2019 en de EDPS-richtsnoeren inzake artikel 25 van de nieuwe verordening en interne voorschriften,

Na raadpleging van het personeelscomité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Agentschap voert zijn activiteiten uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006.

(2)

Overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 moet beperking van de toepassing van de artikelen 14 tot en met 22, 35 en 36, en artikel 4 van die verordening, voor zover de bepalingen daarvan overeenkomen met de rechten en verplichtingen waarin de artikelen 14 tot en met 22 voorzien, gebaseerd zijn op door het Agentschap vast te stellen interne voorschriften, voor zover deze niet gebaseerd zijn op rechtshandelingen die op basis van de Verdragen zijn vastgesteld.

(3)

Deze interne voorschriften, met inbegrip van de bepalingen betreffende de beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van een beperking, zijn niet van toepassing wanneer een op grond van de Verdragen vastgestelde rechtshandeling voorziet in een beperking van de rechten van de betrokkene.

(4)

Wanneer het Agentschap zijn verplichtingen met betrekking tot de rechten van de betrokkenen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 nakomt, gaat het na of één van de in die verordening vastgestelde vrijstellingen van toepassing is.

(5)

In het kader van zijn administratieve werking kan het Agentschap administratieve onderzoeken instellen, disciplinaire procedures inleiden, voorlopige activiteiten verrichten in verband met gevallen van mogelijke onregelmatigheden die aan OLAF zijn gemeld, klokkenluidersprocedures verwerken, interne en externe procedures behandelen (formele en informele), interne en externe klachten behandelen, interne audits uitvoeren, onderzoeken uitvoeren door de functionaris voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 en interne (IT-)veiligheidsonderzoeken.

(6)

Het Agentschap verwerkt verschillende categorieën persoonsgegevens, inclusief harde gegevens (“objectieve” gegevens zoals identificatiegegevens, contactgegevens, professionele gegevens, administratieve gegevens, van specifieke bronnen ontvangen gegevens, elektronische communicatie- en verkeersgegevens) en/of zachte gegevens (“subjectieve” gegevens met betrekking tot de zaak, zoals redeneringen, gegevens over gedrag, beoordelingen, prestaties en gegevens die verband houden met het voorwerp van de procedure of activiteit).

(7)

Het Agentschap, vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur, treedt op als verantwoordelijke voor de gegevensverwerking, ongeacht verdere delegaties van deze rol van verwerkingsverantwoordelijke binnen het Agentschap, teneinde de operationele verantwoordelijkheden voor specifieke verwerkingen van persoonsgegevens weer te geven.

(8)

De persoonsgegevens worden veilig opgeslagen in een elektronische omgeving of op papier waarmee onrechtmatige toegang tot of doorgifte van gegevens aan personen die niet voldoen aan het “need-to-know”-criterium, wordt voorkomen. De verwerkte persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk, en passend voor de doeleinden van de gegevensverwerking, gedurende de periode die in de kennisgevingen inzake gegevensbescherming, de privacyverklaringen of het register van het Agentschap is gespecificeerd.

(9)

De interne voorschriften moeten van toepassing zijn op alle verwerkingen die door het Agentschap worden verricht bij de uitvoering van administratieve onderzoeken, tuchtprocedures, voorbereidende activiteiten in verband met gevallen van mogelijke onregelmatigheden die aan OLAF zijn gemeld, klokkenluidersprocedures, (formele en informele) procedures voor gevallen van intimidatie, verwerking van interne en externe klachten, interne audits, het onderzoek door de functionaris voor gegevensbescherming in overeenstemming met artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725, (IT-)veiligheidsonderzoek dat intern wordt uitgevoerd of met externe betrokkenheid (zoals CERT-EU).

(10)

Ze moeten van toepassing zijn op verwerkingen die vóór inleiding van voornoemde procedures plaatsvonden, tijdens deze procedures, en tijdens het toezicht op de follow-up van de uitkomst van deze procedures. Ze moeten ook bijstand en samenwerking bestrijken die het Agentschap buiten zijn administratieve onderzoeken biedt aan nationale autoriteiten en internationale organisaties.

(11)

In de gevallen waarin deze interne voorschriften van toepassing zijn, moet het Agentschap motiveren waarom de beperkingen strikt noodzakelijk en evenredig zijn in een democratische samenleving en de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden eerbiedigen.

(12)

Binnen dit kader is het Agentschap gehouden de grondrechten van de betrokkenen tijdens voornoemde procedures zo veel mogelijk te respecteren, met name die welke betrekking hebben op het recht op informatieverstrekking, de toegang tot en rectificatie van gegevens, het recht op wissing, beperking van de verwerking, het recht op mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens of de vertrouwelijkheid van de communicatie zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2018/1725.

(13)

Het Agentschap kan er echter toe worden verplicht de informatie aan de betrokkene en andere betrokkenen te beperken om zijn eigen onderzoeken, de onderzoeken en procedures van andere overheidsinstanties en de rechten en vrijheden van andere personen die met zijn onderzoek of andere procedures verband houden, te beschermen.

(14)

Het Agentschap kan aldus de informatie beperken met het oog op de bescherming van het onderzoek en de rechten en vrijheden van andere betrokkenen.

(15)

Het Agentschap moet regelmatig controleren dat de voorwaarden die de beperking rechtvaardigen, nog van toepassing zijn en de beperking opheffen, als deze niet langer van toepassing zijn.

(16)

De verwerkingsverantwoordelijke dient de functionaris voor gegevensbescherming op het moment van de opschorting en tijdens de herzieningen op de hoogte te stellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Dit besluit stelt voorschriften vast met betrekking tot de voorwaarden waaronder het Agentschap in het kader van zijn procedures als bedoeld in lid 2, de toepassing van de rechten die zijn neergelegd in de artikelen 14 tot en met 21, 35 en 36, en artikel 4 daarvan, kan beperken overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725.

2.   In het kader van de administratieve werking van het Agentschap is dit besluit van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door OLAF met het oog op het verrichten van administratieve onderzoeken, tuchtprocedures, voorbereidende activiteiten in verband met mogelijke onregelmatigheden die aan OLAF zijn gemeld, verwerking van klokkenluiderszaken, (formele en informele) procedures van intimidatiepreventie, de verwerking van interne en externe klachten, het uitvoeren van interne audits, onderzoeken uitgevoerd door de functionaris voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 en (IT-)veiligheidsonderzoeken intern of extern worden afgehandeld (bijv. CERT-EU).

3.   De gegevenscategorieën zijn harde gegevens (“objectieve” gegevens zoals identificatiegegevens, contactgegevens, professionele gegevens, administratieve gegevens, van specifieke bronnen ontvangen gegevens, elektronische communicatie- en verkeersgegevens) en/of zachte gegevens (“subjectieve” gegevens met betrekking tot de zaak, zoals redeneringen, gegevens over gedrag, beoordelingen, prestaties en gegevens die verband houden met het voorwerp van de procedure of activiteit).

4.   Wanneer het Agentschap zijn verplichtingen met betrekking tot de rechten van de betrokkenen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 nakomt, gaat het na of een van de in die verordening vastgestelde vrijstellingen van toepassing is.

5.   Onder voorbehoud van de voorwaarden van dit besluit kunnen de beperkingen van toepassing zijn op de volgende rechten: verstrekken van informatie aan de betrokkenen, recht van toegang, rectificatie, wissing, beperking van de verwerking, mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene of vertrouwelijkheid van de communicatie.

Artikel 2

Specificatie van de verwerkingsverantwoordelijke en veiligheidsmaatregelen

1.   De waarborgen die zijn ingebouwd om inbreuken, lekken of ongeoorloofde bekendmaking van gegevens te voorkomen, zijn de volgende:

a)

De papieren documenten worden bewaard in beveiligde kasten en zijn uitsluitend toegankelijk voor bevoegd personeel;

b)

Alle elektronische gegevens worden opgeslagen in een veilige IT-toepassing conform de beveiligingsnormen van het Agentschap, en in specifieke elektronische mappen die alleen toegankelijk zijn voor gemachtigde personeelsleden. Passende niveaus van toegang worden individueel toegekend;

c)

De databanken zijn met één enkel wachtwoord afgeschermd en zijn automatisch verbonden met de naam (ID) en het wachtwoord van de gebruiker. Het is strikt verboden om gebruikers te vervangen. E-registratiedossiers worden veilig opgeslagen teneinde de vertrouwelijkheid en privacy van de gegevens te waarborgen;

d)

Alle personen die toegang hebben tot de gegevens zijn gebonden aan de geheimhoudingsplicht.

2.   De verantwoordelijke voor de verwerking is het Agentschap, vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur, die de functie van de verwerkingsverantwoordelijke kan delegeren. De betrokkenen worden door middel van de op de website en/of het intranet van het Agentschap gepubliceerde kennisgevingen of het register inzake gegevensbescherming in kennis gesteld van de gedelegeerde verantwoordelijke voor de verwerking.

3.   De bewaringstermijn van de in artikel 1, lid 3, bedoelde persoonsgegevens is niet langer dan noodzakelijk, en passend voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt. Deze mag in geen geval langer zijn dan de bewaringstermijn die in de in artikel 5, lid 1, bedoelde mededelingen voor gegevensbescherming, privacyverklaringen of het register is vastgesteld.

4.   Wanneer het Agentschap overweegt een beperking toe te passen wordt het risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkene afgewogen, in het bijzonder tegen het risico voor de rechten en vrijheden van andere betrokkenen en het risico dat de doeltreffendheid van de onderzoeken of procedures van het Agentschap wordt ondermijnd, bijvoorbeeld door bewijsmateriaal te vernietigen. De risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkene betreffen in de eerste plaats, maar zijn niet beperkt tot, reputatierisico's en risico's voor het recht op verdediging en het recht om te worden gehoord.

Artikel 3

Beperkingen

1.   Beperkingen mogen door het Agentschap alleen worden toegepast ter waarborging van:

a)

de preventie, het onderzoek, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van bedreigingen van de openbare veiligheid;

b)

de interne veiligheid van de instellingen en organen van de Unie, met inbegrip van hun elektronische-communicatienetwerken;

c)

een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving, verbonden, al dan niet incidenteel, aan de uitoefening van het openbaar gezag in de onder a) bedoelde gevallen;

d)

de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.

2.   Als specifieke toepassing van de in punt 1 beschreven doeleinden kan het Agentschap in de volgende gevallen beperkingen opleggen met betrekking tot persoonsgegevens die worden uitgewisseld met diensten van de Commissie of andere instellingen, organen, agentschappen en bureaus van de Unie, bevoegde autoriteiten van lidstaten of derde landen of internationale organisaties:

a)

wanneer de uitoefening van deze rechten en verplichtingen door de diensten van de Commissie of andere instellingen, organen, agentschappen en bureaus van de Unie kan worden beperkt op basis van andere besluiten als bedoeld in artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725 of overeenkomstig hoofdstuk IX van die verordening of de oprichtingshandelingen van andere instellingen, organen, agentschappen en bureaus van de Unie;

b)

wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de uitoefening van deze rechten en verplichtingen kunnen beperken op basis van de in artikel 23 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde handelingen (3), of op grond van nationale maatregelen ter omzetting van de artikelen 13(3), 15(3) of 16(3) van Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (4);

c)

wanneer de uitoefening van die rechten en verplichtingen de samenwerking van het Agentschap met derde landen of internationale organisaties bij de uitvoering van zijn taken in gevaar kan brengen.

Alvorens beperkingen te stellen in de omstandigheden als bedoeld in de eerste alinea, onder a) en b), raadpleegt het Agentschap de betrokken diensten van de Commissie, de instellingen, organen, agentschappen en bureaus van de Unie of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, tenzij het voor Agentschap duidelijk is dat de toepassing van een beperking voorziet in een van de in die punten genoemde handelingen.

3.   Elke beperking is noodzakelijk en evenredig, rekening houdend met de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen en de eerbiediging van de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden in een democratische samenleving.

4.   Indien de toepassing van een beperking wordt overwogen, moet op basis van de huidige voorschriften een noodzakelijkheids- en evenredigheidstoets worden uitgevoerd. Het wordt in alle gevallen gedocumenteerd door middel van een interne beoordelingsnota met het oog op het afleggen van verantwoording.

5.   De beperkingen worden opgeheven zodra de omstandigheden die deze rechtvaardigen niet meer van toepassing zijn. In het bijzonder wanneer wordt aangenomen dat de uitoefening van het beperkte recht de doeltreffendheid van de opgelegde beperking of de rechten of vrijheden van andere betrokkenen niet langer zou aantasten.

Artikel 4

Evaluatie door de functionaris voor gegevensbescherming

1.   Het Agentschap stelt de functionaris voor gegevensbescherming van het Agentschap (“de DPO”) onverwijld op de hoogte van het feit dat de verwerkingsverantwoordelijke de toepassing van de rechten van de betrokkenen beperkt, of de beperking verlengt in overeenstemming met dit besluit. De verwerkingsverantwoordelijke geeft de DPO toegang tot het registratiedossier met de beoordeling van de noodzaak en evenredigheid van de beperking en legt in het registratiedossier de datum vast waarop de DPO is geïnformeerd.

2.   De DPO kan de verwerkingsverantwoordelijke schriftelijk verzoeken de toepassing van de beperkingen te evalueren. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de DPO schriftelijk in kennis van de uitkomst van de gevraagde herziening.

3.   De verwerkingsverantwoordelijke stelt de DPO in kennis van de opheffing van de beperking.

Artikel 5

Beperkingen op het recht op informatie

1.   In naar behoren gemotiveerde gevallen en op de voorwaarden van dit besluit kan het recht op informatie door de voor de verwerking verantwoordelijke worden beperkt in het kader van de volgende verwerkingen:

a)

de uitvoering van administratieve onderzoeken en tuchtprocedures;

b)

voorbereidende activiteiten in verband met aan OLAF gemelde potentiële onregelmatigheden;

c)

klokkenluidersprocedures;

d)

(formele en informele) procedures voor gevallen van intimidatie;

e)

interne en externe behandeling van klachten;

f)

interne audits;

g)

de door de functionaris voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 verrichte onderzoeken;

h)

(IT-)veiligheidsonderzoeken die intern of met externe betrokkenheid (bv. CERT-EU) worden behandeld.

Het Agentschap neemt in de mededelingen, privacyverklaringen of het register in de zin van artikel 31 van Verordening (EU) 2018/1725, die op zijn website en/of op het intranet zijn gepubliceerd, informatie op over hun rechten in het kader van een bepaalde procedure, informatie over de mogelijke beperking van deze rechten. De informatie heeft betrekking op de rechten die kunnen worden beperkt, de redenen hiervoor en de mogelijke duur ervan.

2.   Onverminderd het bepaalde in lid 3 stelt het Agentschap, indien dit evenredig is, alle betrokkenen die bij de specifieke verwerking betrokken zijn, onverwijld individueel in kennis van hun rechten met betrekking tot bestaande of toekomstige beperkingen, zonder onnodige vertraging en in schriftelijke vorm.

3.   Indien het Agentschap de verstrekking van informatie aan de in lid 2 bedoelde betrokkenen geheel of gedeeltelijk beperkt, registreert het de redenen voor de beperking, de rechtsgrond overeenkomstig artikel 3 van dit besluit, met inbegrip van een beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van de beperking.

Het registratiedossier en, in voorkomend geval, de documenten met de onderliggende feitelijke en juridische elementen worden geregistreerd. Ze worden op verzoek aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ter beschikking gesteld.

4.   De in lid 3 bedoelde beperking blijft van toepassing zolang de redenen ter rechtvaardiging ervan van toepassing blijven.

Wanneer de redenen voor de beperking niet langer van toepassing zijn, verstrekt het Agentschap de betrokkene informatie over de voornaamste redenen waarop de toepassing van een beperking is gebaseerd. Tegelijkertijd stelt het Agentschap de betrokkene in kennis van het recht om te allen tijde een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of om beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het Agentschap evalueert de toepassing van de beperking om de zes maanden, na de vaststelling ervan en bij de afsluiting van het desbetreffende onderzoek, de desbetreffende procedure of het desbetreffende onderzoek. Daarna houdt de verwerkingsverantwoordelijke toezicht op de noodzaak om elke zes maanden een beperking te handhaven.

Artikel 6

Beperkingen op het recht op informatie

1.   In naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de voorwaarden van dit besluit kan het recht op toegang door de verwerkingsverantwoordelijke worden beperkt in het kader van de volgende verwerkingen, waar nodig en van toepassing:

a)

de uitvoering van administratieve onderzoeken en tuchtprocedures;

b)

voorbereidende activiteiten in verband met aan OLAF gemelde potentiële onregelmatigheden;

c)

klokkenluidersprocedures;

d)

(formele en informele) procedures voor gevallen van intimidatie;

e)

interne en externe behandeling van klachten;

f)

interne audits;

g)

de door de functionaris voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 verrichte onderzoeken;

h)

(IT-)veiligheidsonderzoeken die intern of met externe betrokkenheid (bv. CERT-EU) worden behandeld.

Wanneer betrokkenen overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1725 verzoeken om toegang tot hun persoonsgegevens die in het kader van een of meer specifieke gevallen of een specifieke behandeling worden verwerkt, beperkt het Agentschap zijn beoordeling van het verzoek tot die persoonsgegevens.

2.   Indien het Agentschap het in artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1725 bedoelde recht van toegang geheel of gedeeltelijk beperkt, onderneemt het de volgende stappen:

a)

deze stelt de betrokkene, in zijn antwoord op het verzoek, op de hoogte van de opgelegde beperking en de voornaamste redenen daarvoor, alsmede de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie;

b)

deze vermeldt in een interne beoordeling de redenen voor de beperking, met inbegrip van een beoordeling van de noodzaak, de evenredigheid van de beperking en de duur ervan.

De onder (a) bedoelde informatieverstrekking kan worden uitgesteld, achterwege gelaten of geweigerd indien zij het effect van de beperking overeenkomstig artikel 25, lid 8, van Verordening (EU) 2018/1725 zou opheffen.

Het Agentschap evalueert de toepassing van de beperking om de zes maanden vanaf de invoering ervan en ook bij de afsluiting van het betrokken onderzoek. Daarna houdt de verwerkingsverantwoordelijke toezicht op de noodzaak om elke zes maanden een beperking te handhaven.

3.   Het registratiedossier en, in voorkomend geval, de documenten met de onderliggende feitelijke en juridische elementen worden geregistreerd. Ze worden op verzoek aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ter beschikking gesteld.

Artikel 7

Beperkingen op het recht op rectificatie, wissing en beperking van verwerking

1.   In naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de voorwaarden van dit besluit kan het recht op rectificatie, wissing en beperking door de verwerkingsverantwoordelijke worden beperkt in het kader van de volgende verwerkingen, waar nodig en van toepassing:

a)

de uitvoering van administratieve onderzoeken en tuchtprocedures;

b)

voorbereidende activiteiten in verband met aan OLAF gemelde potentiële onregelmatigheden;

c)

klokkenluidersprocedures;

d)

(formele en informele) procedures voor gevallen van intimidatie;

e)

interne en externe behandeling van klachten;

f)

interne audits;

g)

de door de functionaris voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 verrichte onderzoeken;

h)

(IT-)veiligheidsonderzoeken die intern of met externe betrokkenheid (bv. CERT-EU) worden behandeld.

2.   Wanneer het Agentschap de toepassing van het recht op rectificatie, wissing en beperking van verwerking als bedoeld in de artikelen 18, 19 (1) en 20 (1) van Verordening (EU) 2018/1725 geheel of gedeeltelijk beperkt, neemt het de in artikel 6, lid 2, van dit besluit genoemde maatregelen om het dossier te registreren overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die verordening.

Artikel 8

Beperkingen op het recht op mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens en op de vertrouwelijkheid van elektronische communicatie

1.   In naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de voorwaarden van dit besluit kan het recht op mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens door de verwerkingsverantwoordelijke worden beperkt in het kader van de volgende verwerkingen, waar nodig en van toepassing:

a)

de uitvoering van administratieve onderzoeken en tuchtprocedures;

b)

voorbereidende activiteiten in verband met aan OLAF gemelde potentiële onregelmatigheden;

c)

klokkenluidersprocedures;

d)

(formele en informele) procedures voor gevallen van intimidatie;

e)

interne en externe behandeling van klachten;

f)

interne audits;

g)

de door de functionaris voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 verrichte onderzoeken;

h)

(IT-)-veiligheidsonderzoeken die intern of met externe betrokkenheid (bv. CERT-EU) worden behandeld.

2.   In naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de voorwaarden van dit besluit kan het recht op vertrouwelijkheid van elektronische communicatie door de verwerkingsverantwoordelijke worden beperkt in het kader van de volgende verwerkingen, waar nodig en van toepassing:

a)

de uitvoering van administratieve onderzoeken en tuchtprocedures;

b)

voorbereidende activiteiten in verband met aan OLAF gemelde potentiële onregelmatigheden;

c)

klokkenluidersprocedures;

d)

formele procedures voor gevallen van intimidatie;

e)

interne en externe behandeling van klachten;

f)

(IT-)veiligheidsonderzoeken die intern of met externe betrokkenheid (bv. CERT-EU) worden behandeld.

3.   Wanneer het Agentschap de mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens of de vertrouwelijkheid van elektronische communicatie als bedoeld in de artikelen 35 en 36 van Verordening (EU) 2018/1725 beperkt, legt het de redenen voor die beperking vast en registreert het die overeenkomstig artikel 5, lid 3, van dit besluit. Artikel 5, lid 4, van dit besluit is van toepassing.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Helsinki, 20 juni 2019.

Voor het Europees Agentschap voor chemische stoffen

Sharon McGUINNESS

Voorzitter van de raad van bestuur


(1)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.

(2)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(4)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).


Rectificaties

24.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/17


Rectificatie van Verordening (EU) 2017/2454 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

( Publicatieblad van de Europese Unie L 348 van 29 december 2017 )

Bladzijde 3, artikel 1, punt 7, onder b), nieuw artikel 47 quater, lid 1:

in plaats van:

“1.   De lidstaten bepalen dat de in artikel 369 septdecies, leden 1, 2, en 2a, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde mededeling die aan de lidstaat van identificatie wordt gedaan door de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van die richtlijn of door zijn tussenpersoon bij aanvang van zijn activiteiten, langs elektronische weg geschiedt. Alle wijzigingen in deze overeenkomstig artikel 369 septdecies, lid 3, van Richtlijn 2006/112/EG gedane mededeling worden ook langs elektronische weg meegedeeld.”,

lezen:

“1.   De lidstaten bepalen dat de in artikel 369 septdecies, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde mededeling die aan de lidstaat van identificatie wordt gedaan door de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van die richtlijn of door zijn tussenpersoon bij aanvang van zijn activiteiten, langs elektronische weg geschiedt. Alle wijzigingen in deze overeenkomstig artikel 369 septdecies, lid 4, van Richtlijn 2006/112/EG gedane mededeling worden ook langs elektronische weg meegedeeld.”.