ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.348.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 348

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
18 december 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1209/2012 van de Commissie van 13 december 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op heek in de EU-wateren van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

1

 

*

Verordening (EU) nr. 1210/2012 van de Commissie van 13 december 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op wijting in VI; de EU-wateren en internationale wateren van Vb; de internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

3

 

*

Verordening (EU) nr. 1211/2012 van de Commissie van 13 december 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwe marlijn in de Atlantische Oceaan door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1212/2012 van de Commissie van 17 december 2012 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2535/2001, (EG) nr. 917/2004, (EG) nr. 382/2008, (EG) nr. 748/2008, (EG) nr. 810/2008 en (EG) nr. 610/2009 met betrekking tot de kennisgevingsverplichtingen in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1213/2012 van de Commissie van 17 december 2012 tot schorsing van de tariefpreferenties voor bepaalde SAP-begunstigde landen ten aanzien van bepaalde SAP-afdelingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties

11

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1214/2012 van de Commissie van 17 december 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

14

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Gedelegeerde Richtlijn 2012/50/EU van de Commissie van 10 oktober 2012 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vrijstelling voor loodhoudende toepassingen ( 1 )

16

 

*

Gedelegeerde Richtlijn 2012/51/EU van de Commissie van 10 oktober 2012 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vrijstelling voor cadmiumhoudende toepassingen ( 1 )

18

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/788/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 12 december 2012 inzake de financiële bijdrage die de Europese Unie in 2012 verleent ten bate van het nationale programma van 5 lidstaten (Ierland, Spanje, Frankrijk, Malta en Portugal) voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9187)

20

 

 

2012/789/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 14 december 2012 tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Unie overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor 2012 ter dekking van de door Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Nederland en Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9280)

22

 

 

2012/790/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 14 december 2012 ter uitvoering van Beschikking 2009/470/EG van de Raad wat betreft de financiële steun van de Unie aan het EU-referentielaboratorium voor het opsporen van bepaalde residuen van 1 januari tot en met 31 december 2012 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9286)

28

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

2012/791/EU

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 26 november 2012 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/14 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (ECB/2012/25)

30

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/1


VERORDENING (EU) Nr. 1209/2012 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op heek in de EU-wateren van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 43/2012 van de Raad van 17 januari 2012 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden (2) zijn de quota voor 2012 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2012 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2012 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 25 van 27.1.2012, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

78/TQ43

Lidstaat

Duitsland

Bestand

HKE/2AC4-C

Soort

Heek (Merluccius merluccius)

Gebied

EU-wateren van IIa en IV

Datum

29.11.2012


18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/3


VERORDENING (EU) Nr. 1210/2012 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op wijting in VI; de EU-wateren en internationale wateren van Vb; de internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 43/2012 van de Raad van 17 januari 2012 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden (2) zijn de quota voor 2012 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2012 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2012 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 25 van 27.1.2012, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

79/TQ43

Lidstaat

Verenigd Koninkrijk

Bestand

WHG/56-14

Soort

Wijting (Merlangius merlangus)

Gebied

VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

Datum

19.8.2012


18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/5


VERORDENING (EU) Nr. 1211/2012 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwe marlijn in de Atlantische Oceaan door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 44/2012 van de Raad van 17 januari 2012 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2) zijn de quota voor 2012 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2012 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2012 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 25 van 27.1.2012, blz. 55.


BIJLAGE

Nr.

77/TQ44

Lidstaat

Spanje

Bestand

BUM/ATLANT

Soort

Blauwe marlijn (Makaira nigricans)

Gebied

Atlantische Oceaan

Datum

26.11.2012


18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1212/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2012

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2535/2001, (EG) nr. 917/2004, (EG) nr. 382/2008, (EG) nr. 748/2008, (EG) nr. 810/2008 en (EG) nr. 610/2009 met betrekking tot de kennisgevingsverplichtingen in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") (1), en met name artikel 192, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (2) zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor de kennisgeving van informatie en documenten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie. Die regels betreffen met name de verplichting voor de lidstaten om de door de Commissie ter beschikking gestelde informatiesystemen te gebruiken, alsmede de validering van de toegangsrechten van de autoriteiten of individuen die gemachtigd zijn om kennisgevingen door te sturen. Verder zijn bij die verordening gemeenschappelijke beginselen inzake de informatiesystemen vastgesteld die de authenticiteit, de integriteit en de leesbaarheid van de documenten op langere termijn garanderen, alsmede regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 792/2009 moet de verplichting om de informatiesystemen overeenkomstig die verordening te gebruiken, worden opgenomen in de verordeningen waarbij een specifieke kennisgevingsverplichting is vastgesteld.

(3)

De Commissie heeft een informatiesysteem ontwikkeld waarmee documenten en procedures elektronisch kunnen worden beheerd in het kader van haar eigen interne werkprocedures en in haar betrekkingen met de bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid betrokken autoriteiten.

(4)

Verschillende verplichte kennisgevingen kunnen via dat systeem overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 worden gedaan, met name die bedoeld in Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (3), Verordening (EG) nr. 917/2004 van de Commissie van 29 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad betreffende maatregelen op het gebied van de bijenteelt (4), Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees (5), Verordening (EG) nr. 748/2008 van de Commissie van 30 juli 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van bevroren omlopen van runderen van GN-code 0206 29 91 (6), Verordening (EG) nr. 810/2008 van de Commissie van 11 augustus 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees (7) en Verordening (EG) nr. 610/2009 van de Commissie van 10 juli 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor het tariefcontingent voor rundvlees van oorsprong uit Chili (8).

(5)

Met het oog op een efficiënt beheer moet een aantal kennisgevingen in die verordeningen hetzij worden vereenvoudigd en nader worden omschreven hetzij worden geschrapt, rekening houdend met de opgedane ervaring.

(6)

De Verordeningen (EG) nr. 2535/2001, (EG) nr. 917/2004, (EG) nr. 382/2008, (EG) nr. 748/2008, (EG) nr. 810/2008 en (EG) nr. 610/2009 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in de onderhavige verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 10, lid 3, wordt vervangen door:

"3.   De lidstaten delen de lijst van erkende marktdeelnemers mee aan de Commissie, uitgesplitst naar de erkende marktdeelnemers die de in lid 2 bedoelde toestemming gegeven hebben, en de overige erkende marktdeelnemers. Deze kennisgeving bevat het erkenningsnummer, de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres van de erkende marktdeelnemers."

2)

Artikel 39 wordt geschrapt.

3)

Artikel 40, lid 2, wordt vervangen door:

"2   De lidstaten delen voor elk kwartaal de resultaten van de overeenkomstig bijlage IV uitgevoerde monitoring uiterlijk op de tiende van de daaropvolgende maand mee aan de Commissie. Deze kennisgeving bevat de volgende gegevens:

a)

algemene informatie:

i)

naam van de boterfabrikant;

ii)

identificatiecode van de partij;

iii)

omvang van de partij in kg;

iv)

datum van de controles (dag/maand/jaar);

b)

gewichtscontrole:

i)

omvang van de aselecte steekproef (aantal dozen);

ii)

gegevens betreffende het gemiddelde:

rekenkundig gemiddelde van het nettogewicht per doos in kg (zoals vermeld in vak 9 van het certificaat IMA 1),

rekenkundig gemiddelde van het nettogewicht voor de dozen in de steekproef in kg,

of het in de Unie bepaalde rekenkundig gemiddelde van het nettogewicht een significant verschil ten opzichte van de aangegeven waarde te zien geeft (N = neen, Y = ja);

iii)

gegevens betreffende de standaardafwijking:

standaardafwijking van het nettogewicht per doos in kg (zoals vermeld in vak 9 van het certificaat IMA 1),

standaardafwijking van het nettogewicht voor de dozen in de steekproef in kg,

of de in de Unie bepaalde standaardafwijking van het nettogewicht een significant verschil ten opzichte van de aangegeven waarde te zien geeft (N = neen, Y = ja);

c)

controle van het vetgehalte:

i)

omvang van de aselecte steekproef (aantal dozen);

ii)

gegevens betreffende de gemiddelde waarde:

rekenkundig gemiddelde van het vetgehalte voor de dozen in de steekproef, uitgedrukt in procenten,

of het in de Unie bepaalde rekenkundig gemiddelde van het vetgehalte meer bedraagt dan 84,4 % (N = neen, Y = ja)."

4)

Artikel 45 wordt vervangen door:

"Artikel 45

In het kader van de invoertariefcontingenten verstrekken de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 de gegevens over de hoeveelheden producten die in het vrije verkeer zijn gebracht."

5)

Het volgende artikel 45 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 45 bis

De in de onderhavige verordening bedoelde mededelingen, met uitzondering van de in artikel 15, artikel 35 bis, lid 1, en artikel 45, bedoelde mededelingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (9).

6)

De bijlagen V en XIV worden geschrapt.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 917/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

De in artikel 105 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (10) bedoelde nationale programma's (hierna „bijenteeltprogramma's” genoemd) bevatten met name:

a)

een beschrijving van de toestand van de sector, die zo moet zijn opgesteld dat de structuurgegevens van de in artikel 107 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde studie regelmatig kunnen worden bijgewerkt, en die met name de volgende gegevens bevat:

i)

totaal aantal bijenhouders;

ii)

aantal beroepsbijenhouders met meer dan 150 bijenkasten elk;

iii)

totaal aantal bijenkasten;

iv)

honingproductie;

v)

lijst van doelstellingen van het programma;

b)

een nauwkeurige beschrijving van de maatregelen, met de geraamde kosten en het het in begrotingsjaren opgesplitste financieringsplan op nationaal en regionaal niveau, volgens onderstaande rubrieken:

i)

technische bijstand voor bijenhouders;

ii)

bestrijding van de varroamijtziekte;

iii)

rationalisatie van de transhumance;

iv)

analyse van honing;

v)

herstel van het bijenbestand;

vi)

programma's voor toegepast onderzoek;

c)

een verwijzing naar de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen;

d)

een lijst van de representatieve beroepsorganisaties en coöperaties in de bijenteeltsector die met de bevoegde autoriteit van de lidstaat meewerken aan de opstelling van de bijenteeltprogramma's;

e)

de uitvoeringsbepalingen betreffende de controle op en de beoordeling van het bijenteeltprogramma.

2)

In artikel 6 wordt de derde alinea vervangen door:

"Uiterlijk op 15 december van elk jaar delen de lidstaten de Commissie een overzicht mee van de gedane uitgaven, uitgesplitst naar de in artikel 1, onder b), bedoelde rubrieken."

3)

Het volgende artikel 6 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 6 bis

De in deze verordening bedoelde mededelingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (11).

Artikel 3

Verordening (EG) nr. 382/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 6 wordt vervangen door:

"Artikel 6

1.   Uiterlijk op de tiende dag van elke maand delen de lidstaten de Commissie de in kilogram productgewicht of stuks uitgedrukte hoeveelheden mee, uitgesplitst naar land van oorsprong, waarvoor in de voorgaande maand invoercertificaten zijn afgegeven in het kader van buiten de contingenten vallende invoer.

2.   Uiterlijk op 31 oktober van elk jaar delen de lidstaten de Commissie de in kilogram productgewicht of stuks uitgedrukte hoeveelheden mee, uitgesplitst naar land van oorsprong, waarvoor in de periode van 1 juli van het voorgaande jaar tot en met 30 juni van het betrokken jaar afgegeven invoercertificaten niet zijn benut in het kader van buiten de contingenten vallende invoer.

3.   De lidstaten verstrekken de Commissie overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie de gegevens over de hoeveelheden producten die in het vrije verkeer zijn gebracht (12).

2)

Artikel 7 wordt vervangen door:

"Artikel 7

Bij de in artikel 6, leden 1 en 2, bedoelde mededelingen wordt gebruik gemaakt van de in bijlage V vermelde productcategorieën."

3)

Artikel 16 bis wordt vervangen door:

"Artikel 16 bis

De in deze verordening bedoelde mededelingen worden, met uitzondering van die als bedoeld in artikel 6, lid 3, gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (13).

4)

De bijlagen II, III en IV worden geschrapt.

Artikel 4

Verordening (EG) nr. 748/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 8, leden 2 en 3, wordt vervangen door:

"2.   Uiterlijk op de 17de dag van de maand waarin de aanvragen zijn ingediend, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de totale hoeveelheden die per land van oorsprong zijn aangevraagd.

3.   De invoercertificaten worden afgegeven van de 25ste tot en met de laatste dag van de maand waarin de aanvragen zijn ingediend."

2)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De leden 1 en 2 worden vervangen door:

"1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten de Commissie de volgende gegevens mee:

a)

uiterlijk op 10 augustus de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor tijdens de voorgaande maand invoercertificaten betreffende de in artikel 1, lid 3, onder b), van de onderhavige verordening bedoelde hoeveelheden zijn afgegeven;

b)

uiterlijk op 31 augustus na het einde van elke invoertariefcontingentperiode de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor tijdens de voorgaande invoertariefcontingentperiode invoercertificaten betreffende de in artikel 1, lid 3, onder a), van de onderhavige verordening bedoelde hoeveelheden zijn afgegeven;

c)

uiterlijk op 31 oktober na het einde van elke invoertariefcontingentsperiode, de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten opgegeven hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten waren afgegeven..

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 de gegevens over de hoeveelheden producten die in het vrije verkeer zijn gebracht."

b)

In lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

"De in artikel 1, lid 3, onder a), van de onderhavige verordening bedoelde hoeveelheden worden meegedeeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (14).

3)

De bijlagen IV, V en VI worden geschrapt.

Artikel 5

Verordening (EG) nr. 810/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5, leden 2 en 3, wordt vervangen door:

"2.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op de 10de dag van de maand waarin de aanvragen zijn ingediend, de totale, naar land van oorsprong uitgesplitste hoeveelheden mee waarvoor aanvragen zijn ingediend.

3.   De invoercertificaten worden afgegeven van de 17de tot en met de 21ste dag van de maand waarin de aanvragen zijn ingediend. Op ieder afgegeven certificaat wordt per GN-code of groep GN-codes de betrokken hoeveelheid aangegeven."

2)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

"2.   De lidstaten verstrekken de Commissie overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 de gegevens over de hoeveelheden producten die in het vrije verkeer zijn gebracht."

b)

In lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

"De mededelingen betreffende de in artikel 1, lid 1, onder b) en c), en in artikel 2, onder a) tot en met e), en onder g), van de onderhavige verordening aangegeven hoeveelheden worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (15).

3)

De bijlagen IV, V en VI worden geschrapt.

Artikel 6

Verordening (EG) nr. 610/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 10, leden 2 en 3, wordt vervangen door:

"2.   De lidstaten verstrekken de Commissie overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 de gegevens over de hoeveelheden producten die in het vrije verkeer zijn gebracht.

3.   De in lid 1 bedoelde mededelingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (16) en er wordt gebruikgemaakt van de in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 382/2008 vermelde productcategorieën.

2)

De bijlagen V, VI en VII worden geschrapt.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.

(3)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29.

(4)  PB L 163 van 30.4.2004, blz. 83.

(5)  PB L 115 van 29.4.2008, blz. 10.

(6)  PB L 202 van 31.7.2008, blz. 28.

(7)  PB L 219 van 14.8.2008, blz. 3.

(8)  PB L 180 van 11.7.2009, blz. 5.

(9)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3."

(10)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1."

(11)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3."

(12)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13."

(13)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3."

(14)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3."

(15)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3."

(16)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3."


18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1213/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2012

tot schorsing van de tariefpreferenties voor bepaalde SAP-begunstigde landen ten aanzien van bepaalde SAP-afdelingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012 moeten de tariefpreferenties van de algemene regeling van het stelsel van algemene preferenties (SAP) worden geschorst voor producten van een SAP-afdeling van oorsprong uit een SAP-begunstigd land, indien de gemiddelde waarde van de invoer naar de Unie van dergelijke producten uit dat SAP-begunstigde land gedurende drie opeenvolgende jaren de in bijlage VI bij die verordening genoemde drempelwaarden overschrijdt.

(2)

Voordat de tariefpreferenties in het kader van de algemene regeling worden toegepast, moet de Commissie een lijst van SAP-afdelingen vaststellen waarvoor de tariefpreferenties voor de betrokken SAP-begunstigde landen worden geschorst. De lijst moet zijn gebaseerd op de gegevens die op 1 september 2012 beschikbaar waren en op de gegevens van de twee voorafgaande jaren.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité algemene preferenties,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lijst van producten waarvoor de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 978/2012 bedoelde tariefpreferenties ten aanzien van de betrokken SAP-begunstigde landen worden geschorst, wordt vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1.


BIJLAGE

Lijst van de SAP-afdelingen waarvoor de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 978/2012 bedoelde tariefpreferenties ten aanzien van een betrokken SAP-begunstigd land worden geschorst

Kolom A

:

naam van het land

Kolom B

:

SAP-afdeling (artikel 2, onder j), van de SAP-verordening)

Kolom C

:

beschrijving

A

B

C

China

S-1a

Levende dieren en dierlijke producten, met uitzondering van vis

 

S-1b

Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren

 

S-2b

Groenten, fruit en noten

 

S-2c

Koffie, thee, maté en specerijen

 

S-2d

Granen, meel, zaden en harsen

 

S-4b

Producten van de voedselindustrie (met uitzondering van vlees en vis), dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn

 

S-6a

Anorganische en organische chemische producten

 

S-6b

Andere chemische producten dan organische en anorganische chemische producten

 

S-7a

Kunststof

 

S-7b

Rubber

 

S-8a

Huiden en vellen en leder

 

S-8b

Lederwaren en pelterijen

 

S-9a

Hout en houtskool

 

S-9b

Kurk, producten van stro en andere vlechtstoffen

 

S-11a

Textielstoffen

 

S-11b

Kleding en kledingtoebehoren

 

S-12a

Schoeisel

 

S-12b

Hoofddeksels, paraplu’s, parasols, wandelstokken, zwepen, geprepareerde veren en dons

 

S-13

Werken van steen, ceramische producten en glas

 

S-14

Parels en edele metalen

 

S-15a

Ferrolegeringen en werken van ijzer en staal

 

S-15b

Onedele metalen (met uitzondering van ijzer en staal), werken van onedele metalen (met uitzondering van werken van ijzer en staal)

 

S-16

Machines en apparaten

 

S-17a

Trein- en tramvoertuigen en -producten

 

S-17b

Motorvoertuigen, rijwielen, vliegtuigen en ruimtevaartuigen, schepen en boten

 

S-18

Optische instrumenten, uurwerken, muziekinstrumenten

 

S-20

Diverse goederen en producten

Costa Rica

S-2b

Groenten, fruit en noten

Ecuador

S-2a

Levende planten en producten van de bloementeelt

 

S-4a

Bereidingen van vlees en vis

India

S-5

Minerale producten

 

S-6a

Anorganische en organische chemische producten

 

S-6b

Andere chemische producten dan organische en anorganische chemische producten

 

S-8a

Huiden en vellen en leder

 

S-11a

Textielstoffen

 

S-17b

Motorvoertuigen, rijwielen, vliegtuigen en ruimtevaartuigen, schepen en boten

Indonesië

S-1a

Levende dieren en dierlijke producten, met uitzondering van vis

 

S-3

Dierlijke of plantaardige oliën, vetten en was

 

S-6b

Andere chemische producten dan organische en anorganische chemische producten

Nigeria

S-8a

Huiden en vellen en leder

Oekraïne

S-17a

Trein- en tramvoertuigen en -producten

Thailand

S-4a

Bereidingen van vlees en vis

 

S-4b

Producten van de voedselindustrie (met uitzondering van vlees en vis), dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn

 

S-14

Parels en edele metalen


18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1214/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

25,0

MA

82,5

TN

110,0

TR

111,7

ZZ

82,3

0707 00 05

AL

88,1

TR

137,1

ZZ

112,6

0709 93 10

MA

143,7

TR

63,6

ZZ

103,7

0805 10 20

MA

63,8

TR

60,5

ZA

51,4

ZZ

58,6

0805 20 10

MA

73,9

ZZ

73,9

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

100,7

JM

129,1

MA

106,4

TR

85,7

ZZ

105,5

0805 50 10

TR

75,4

ZZ

75,4

0808 10 80

MK

36,4

NZ

165,3

US

125,8

ZA

123,7

ZZ

112,8

0808 30 90

CN

45,2

TR

135,1

US

154,6

ZZ

111,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/16


GEDELEGEERDE RICHTLIJN 2012/50/EU VAN DE COMMISSIE

van 10 oktober 2012

tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vrijstelling voor loodhoudende toepassingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (1), en met name artikel 5, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2011/65/EU verbiedt het gebruik van lood in elektrische en elektronische apparatuur die op de markt wordt gebracht.

(2)

De vervanging van lood in op PZT gebaseerde diëlektrische keramische materialen voor condensatoren die onderdeel zijn van geïntegreerde schakelingen of discrete halfgeleiders is technisch gezien nog steeds niet haalbaar. Het gebruik van lood in die materialen moet daarom van het verbod worden vrijgesteld.

(3)

Richtlijn 2011/65/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 2 januari 2013 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 oktober 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.


BIJLAGE

In bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt het volgende punt 7(c)-IV ingelast:

„7(c)-IV

Lood in op PZT gebaseerde diëlektrische keramische materialen voor condensatoren die onderdeel zijn van geïntegreerde schakelingen of discrete halfgeleiders

Vervalt op 21 juli 2016”


18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/18


GEDELEGEERDE RICHTLIJN 2012/51/EU VAN DE COMMISSIE

van 10 oktober 2012

tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vrijstelling voor cadmiumhoudende toepassingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (1), en met name artikel 5, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2011/65/EU verbiedt het gebruik van cadmium in elektrische en elektronische apparatuur die op de markt wordt gebracht.

(2)

De vervanging van cadmium in lichtgevoelige weerstanden voor analoge optische koppelaars die worden toegepast in professionele audioapparatuur is technisch gezien nog steeds niet haalbaar. Het gebruik van cadmium in die weerstanden moet daarom van het verbod worden vrijgesteld. Die vrijstelling moet evenwel in de tijd worden beperkt omdat bij het onderzoek naar cadmiumvrije technologie vorderingen worden gemaakt en er tegen eind 2013 vervangingsmiddelen beschikbaar kunnen komen.

(3)

Richtlijn 2011/65/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 2 januari 2013 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 oktober 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.


BIJLAGE

In bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt het volgende punt 40 ingevoegd:

„40

Cadmium in lichtgevoelige weerstanden voor analoge optische koppelaars, toegepast in professionele audioapparatuur

Vervalt op 31 december 2013”


BESLUITEN

18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/20


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2012

inzake de financiële bijdrage die de Europese Unie in 2012 verleent ten bate van het nationale programma van 5 lidstaten (Ierland, Spanje, Frankrijk, Malta en Portugal) voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9187)

(Slechts de teksten in de Engelse, de Franse, de Maltese, de Portugese en de Spaanse taal zijn authentiek)

(2012/788/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht (1), en met name artikel 24, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 861/2006 is vastgesteld tegen welke voorwaarden de lidstaten een bijdrage van de Europese Unie kunnen ontvangen voor uitgaven die zij in het kader van hun nationale programma’s voor het verzamelen en beheren van gegevens verrichten.

(2)

Deze programma’s moeten worden opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 665/2008 van de Commissie van 14 juli 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (3).

(3)

België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben hun nationale programma voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector voor de periode 2011-2013 ingediend overeenkomstig artikel 4, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 199/2008. Die programma’s zijn in 2011 goedgekeurd overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 199/2008.

(4)

België, Bulgarije, Denemarken, Estland, Griekenland, Italië, Cyprus, Letland, Roemenië, Slovenië en Finland hebben hun nationale programma voor de periode 2011-2013 voor 2012 niet gewijzigd. De Commissie heeft bij Uitvoeringsbesluit 2012/276/EU van de Commissie (4) voor deze lidstaten, behalve voor Griekenland, een besluit genomen over de financiële bijdrage aan die nationale programma’s voor 2012.

(5)

Duitsland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben voor 2012 wel wijzigingen op hun nationale programma’s ingediend overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 199/2008. De wijzigingen voor Duitsland, Litouwen, Nederland, Polen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk zijn in 2012 door de Commissie goedgekeurd overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 199/2008. Bij Uitvoeringsbesluit 2012/654/EU (5) van de Commissie heeft de Commissie een besluit genomen over de financiële bijdrage aan de nationale programma’s voor 2012 van die lidstaten.

(6)

Ierland, Spanje, Frankrijk, Malta en Portugal hebben ook de jaarlijkse begrotingsraming voor 2012 ingediend overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1078/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad, wat betreft de uitgaven van de lidstaten voor de verzameling en het beheer van de basisgegevens over de visserij (6). De Commissie heeft de jaarlijkse begrotingsramingen van de lidstaten overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1078/2008 geëvalueerd en heeft daarbij rekening gehouden met de overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 199/2008 goedgekeurde wijzigingen op de nationale programma’s.

(7)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1078/2008 dient de Commissie zich voor de goedkeuring van de jaarlijkse begrotingsraming en het besluit over de jaarlijkse financiële bijdrage van de Unie voor elk nationaal programma te houden aan de in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 861/2006 bedoelde procedure en uit te gaan van de resultaten van de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1078/2008 bedoelde evaluatie van de jaarlijkse begrotingsraming.

(8)

Krachtens artikel 24, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 861/2006 dient de Commissie middels een besluit het percentage van de financiële bijdrage vast te stellen. Krachtens artikel 16 van die verordening mag de medefinanciering die de Unie voor het verzamelen van basisgegevens verleent, niet meer bedragen dan 50 % van de subsidiabele uitgaven die de lidstaten verrichten voor de uitvoering van een programma voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector.

(9)

Dit besluit dient te worden beschouwd als een financieringsbesluit in de zin van artikel 75, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (7).

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het maximale totaalbedrag van de financiële bijdrage voor 2012 die de Unie aan elke lidstaat dient te verlenen met het oog op de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector, alsmede het percentage van de financiële bijdrage van de Unie, worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot Ierland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de republiek Malta en de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 12 december 2012.

Voor de Commissie

Maria DAMANAKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.

(3)  PB L 186 van 15.7.2008, blz. 3.

(4)  PB L 134 van 24.5.2012, blz. 27.

(5)  PB L 293 van 23.10.2012, blz. 34.

(6)  PB L 295 van 4.11.2008, blz. 24.

(7)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


BIJLAGE

NATIONALE PROGRAMMA’S 2011-2013

SUBSIDIABELE UITGAVEN EN MAXIMALE BIJDRAGE VAN DE UNIE VOOR 2012

(EUR)

Lidstaat

Subsidiabele uitgaven

Maximale bijdrage van de Unie

(medefinancieringspercentage van 50 %)

Ierland

5 771 583

2 885 791

Frankrijk

14 898 076

7 449 038

Spanje

15 661 034

7 830 517

Malta

658 560

329 280

Portugal

3 411 870

1 705 935

Totaal

40 401 123

20 200 561


18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/22


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2012

tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Unie overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor 2012 ter dekking van de door Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Nederland en Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9280)

(Slechts de teksten in de Duitse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal zijn authentiek)

(2012/789/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 23, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2000/29/EG kan aan de lidstaten een financiële bijdrage van de Unie voor „fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen” worden toegekend ter dekking van de uitgaven die rechtstreeks verband houden met genomen of geplande noodzakelijke maatregelen met het oog op de bestrijding van schadelijke organismen die uit derde landen of uit andere gebieden in de Unie zijn binnengebracht, om deze organismen uit te roeien of, als dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan tegen te gaan.

(2)

Duitsland heeft vier verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste werd ingediend op 19 december 2011 en betreft in 2011 uitgevoerde maatregelen om Diabrotica virgifera in Nordrhein-Westfalen uit te roeien of de verspreiding ervan tegen te gaan. De uitbraak van dat schadelijke organisme werd er in 2010 gedetecteerd.

(3)

Het tweede werd ingediend op 25 april 2012 en betreft van augustus 2010 tot augustus 2011 genomen maatregelen ter bestrijding van Anoplophora glabripennis in Nordrhein-Westfalen. De uitbraak van dat schadelijke organisme werd er in 2009 gedetecteerd.

(4)

Het derde verzoek van Duitsland werd ingediend op 27 april 2012 en betreft in 2011 uitgevoerde maatregelen om Diabrotica virgifera in Baden-Württemberg uit te roeien of de verspreiding ervan tegen te gaan. De uitbraken van dat schadelijke organisme werden in verscheidene plattelands- of stadsdistricten van die deelstaat (Breisgau-Hochschwarzwald, Emmendingen, stad Freiburg, Konstanz, Lörrach, Ortenaukreis en Rastatt — stadsdistrict Baden-Baden) in verschillende jaren, d.w.z. in 2008, 2009, 2010 en 2011, gedetecteerd. Voor de in 2008, 2009, 2010 en 2011 genomen maatregelen is ook medefinanciering in 2009, 2010 en 2011 toegekend.

(5)

Het vierde verzoek van Duitsland werd ingediend op 27 april 2012 en betreft in 2011 genomen maatregelen om Diabrotica virgifera in Hessen uit te roeien of de verspreiding ervan tegen te gaan. De uitbraak van dat schadelijke organisme werd er in 2011 gedetecteerd.

(6)

Spanje heeft vier verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste werd ingediend op 20 april 2012 en betreft in 2012 genomen of geplande maatregelen ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus in Extremadura. De uitbraak van dat schadelijke organisme werd in 2008 in de Sierra de Dios Padre gedetecteerd. Voor de in november-december 2008 en in 2009, 2010 en 2011 genomen maatregelen is ook medefinanciering in 2009, 2010 en 2011 toegekend. Een vervolgverzoek voor maatregelen van januari 2012 tot oktober 2012, d.w.z. om de maximumduur van vier jaar te bestrijken, is ingewilligd.

(7)

Het tweede verzoek van Spanje werd ingediend op 23 april 2012. Het betreft in 2012 genomen of geplande maatregelen ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus in Galicië. De uitbraak van dat schadelijke organisme werd in 2010 in het gebied van As Neves gedetecteerd.

(8)

Het derde verzoek van Spanje werd ingediend op 25 april 2012. Het betreft in 2012 genomen of geplande maatregelen ter bestrijding van Pomacea insularum in Catalonië. De uitbraak van dat schadelijke organisme werd in 2010 gedetecteerd.

(9)

Het vierde verzoek van Spanje werd ingediend op 27 april 2012. Het betreft in 2012 genomen of geplande maatregelen ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus in Extremadura. De uitbraak van dat schadelijke organisme werd in 2012 in het gebied van Valverde del Fresno gedetecteerd.

(10)

Frankrijk heeft twee verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste werd ingediend op 30 december 2011 en betreft van september 2011 tot september 2012 uitgevoerde of geplande maatregelen ter bestrijding van Rhynchophorus ferrugineus. De eerste uitbraken van dat schadelijke organisme werden in 2009 gedetecteerd. Voor de van september 2009 tot september 2011 genomen maatregelen is ook in 2010 medefinanciering toegekend.

(11)

Het tweede verzoek werd ingediend op 30 april 2012 en betreft van november 2011 tot december 2012 genomen of geplande maatregelen ter bestrijding van Anoplophora glabripennis in de Elzas. Er werden in Frankrijk maatregelen genomen omdat dat schadelijke organisme in 2011 in het grensgebied met Duitsland was aangetroffen.

(12)

Italië heeft op 30 april 2012 twee verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste verzoek van Italië betreft in 2012 genomen of geplande maatregelen ter bestrijding van Anoplophora glabripennis in Veneto, provincie Treviso, gebied rond Cornuda. De uitbraak van dat schadelijke organisme werd in 2009 gedetecteerd. Voor de in 2009, 2010 en 2011 genomen maatregelen is ook medefinanciering toegekend in 2010 en 2011.

(13)

Het tweede verzoek van Italië betreft in 2011 genomen maatregelen ter bestrijding van Pseudomonas syringae pv. actinidiae in Emilia-Romagna, provincies Bologna, Ferrara, Ravenna en Forlì-Cesena. De uitbraak van dat schadelijke organisme werd in 2010 bevestigd. Voor de in 2010 genomen maatregelen is ook medefinanciering toegekend in 2011.

(14)

Cyprus heeft op 30 april 2012 een verzoek om een financiële bijdrage ingediend met betrekking tot in 2012 genomen of geplande maatregelen ter bestrijding van Rhynchophorus ferrugineus. De eerste uitbraken van dat schadelijke organisme vonden plaats in 2009. Voor de in 2010 en 2011 genomen maatregelen is ook medefinanciering toegekend in 2010 en 2011.

(15)

Nederland heeft op 23 december 2011 een verzoek om een financiële bijdrage ingediend. Dat verzoek betreft van november 2010 tot december 2011 in het gebied van Almere genomen maatregelen ter bestrijding van Anoplophora glabripennis. Het voorkomen van dat schadelijke organisme werd in november 2010 gedetecteerd.

(16)

Portugal heeft op 30 april 2012 twee verzoeken om een financiële bijdrage ingediend betreffende genomen maatregelen ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus. Het eerste verzoekt betreft in de eerste helft van 2012 in continentaal Portugal genomen of geplande maatregelen ter bestrijding van de in 2008 gedetecteerde uitbraken, met uitzondering van het oorspronkelijk besmette gebied van Setubal in 1999. Voor de in de tweede helft van 2008 en in 2009, 2010 en 2011 genomen maatregelen is ook medefinanciering in 2009, 2010 en 2011 toegekend. Een vervolgverzoek voor maatregelen van januari 2012 tot juni 2012, d.w.z. om de maximumduur van vier jaar te bestrijken, is ingewilligd.

(17)

Het tweede verzoek van Portugal betreft uitsluitend maatregelen voor de warmtebehandeling van hout of verpakkingsmateriaal van hout in het gebied van Setubal in 2012. Voor de in 2010 en 2011 genomen maatregelen is ook medefinanciering toegekend in 2011.

(18)

Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Nederland en Portugal hebben elk een actieprogramma opgesteld om bovenstaande schadelijke organismen die op hun grondgebied worden binnengebracht, uit te roeien of de verspreiding ervan tegen te gaan. In deze programma’s zijn de te verwezenlijken doelstellingen, de uitgevoerde maatregelen, alsmede de duur en de kosten van de maatregelen vastgelegd.

(19)

Alle hierboven vermelde maatregelen bestaan uit diverse fytosanitaire maatregelen, waaronder de vernietiging van besmette bomen of gewassen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, saneringstechnieken, officieel of op officieel verzoek uitgevoerde inspecties en tests om de aanwezigheid of de omvang van de besmetting door de respectieve schadelijke organismen te monitoren, en de vervanging van vernietigde planten, in de zin van artikel 23, lid 2, onder a), b) en c), van Richtlijn 2000/29/EG.

(20)

Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Nederland en Portugal hebben overeenkomstig de voorschriften van artikel 23 van Richtlijn 2000/29/EG, met name de leden 1 en 4, en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1040/2002 van de Commissie van 14 juni 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2051/97 (2) verzocht om toekenning van een financiële bijdrage van de Unie voor deze programma’s.

(21)

Dankzij de door Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Nederland en Portugal verstrekte technische informatie heeft de Commissie de situatie nauwkeurig en volledig kunnen onderzoeken. De Commissie heeft geconcludeerd dat is voldaan aan de voorwaarden voor de toekenning van een financiële bijdrage van de Unie, als vastgesteld in artikel 23 van Richtlijn 2000/29/EG. Bijgevolg moet een financiële bijdrage van de Unie worden toegekend ter dekking van de uitgaven voor die programma’s.

(22)

Overeenkomstig artikel 23, lid 5, tweede alinea, van Richtlijn 2000/29/EG kan de financiële bijdrage van de Unie 50 % bedragen van de subsidiabele uitgaven voor maatregelen die zijn genomen binnen een periode van maximaal twee jaar na de datum van detectie van het schadelijke organisme of die voor die periode zijn gepland. Overeenkomstig de derde alinea van dat artikel kan deze periode echter worden verlengd als duidelijk is dat het doel van de maatregelen binnen een redelijke extra termijn zal worden bereikt, in welk geval het percentage van de financiële bijdrage van de Unie in de loop der jaren zal afnemen. Gezien de conclusies van de werkgroep over de evaluatie van de respectieve verzoeken, moet de periode van twee jaar voor de betrokken programma’s worden verlengd, waarbij het percentage van de financiële bijdragen van de Unie voor deze maatregelen wordt verlaagd tot 45 % van de subsidiabele uitgaven voor het derde jaar en tot 40 % voor het vierde jaar van deze programma’s.

(23)

De financiële bijdrage van de Unie tot maximaal 50 % van de subsidiabele uitgaven moet daarom gelden voor Duitsland, Baden-Württemberg, Diabrotica virgifera, plattelandsdistrict Breisgau-Hochschwarzwald en stad Freiburg, plattelandsdistrict Rastatt en stadsdistrict Baden-Baden (2011), Duitsland, Diabrotica virgifera, Hessen (2011), Duitsland, Diabrotica virgifera, Nordrhein-Westfalen (2011), Frankrijk Anoplophora glabripennis (november 2011 tot december 2012), Italië, Emilia-Romagna, Pseudomonas syringae pv. actinidiae, provincies Bologna, Ferrara, Ravenna en Forlì-Cesena (2011), Nederland, Anoplophora glabripennis, gebied van Almere (november 2010 tot december 2011).

(24)

De financiële bijdrage van de Unie tot maximaal 45 % van de subsidiabele uitgaven moet daarom gelden voor het derde jaar van de volgende programma’s: Duitsland, Nordrhein-Westfalen, Anoplophora glabripennis (2011), Duitsland, Baden-Württemberg, Diabrotica virgifera, plattelandsdistricten Emmendingen, Konstanz en Lörrach (2011), Spanje, Catalonië, Pomacea insularum (2012), Spanje, Galicië, Bursaphelenchus xylophilus (2012), Frankrijk, regio PACA, Rhynchophorus ferrugineus (september 2011 tot september 2012), Cyprus, Rhynchophorus ferrugineus (2012) en Portugal, Bursaphelenchus xylophilus, gebied van Setubal (2012), aangezien voor de betrokken maatregelen reeds een financiële bijdrage van de Unie uit hoofde van Besluit 2010/772/EU van de Commissie (3) (Duitsland, Diabrotica virgifera, Frankrijk, Italië, Cyprus) en/of Uitvoeringsbesluit 2011/868/EU van de Commissie (4) (Duitsland, Italië, Spanje, Portugal) is toegekend voor de eerste twee jaren van de uitvoering daarvan.

(25)

Bovendien moet een bijdrage van de Unie tot maximaal 40 % gelden voor het vierde jaar van de volgende programma’s: Spanje, Extremadura, Bursaphelenchus xylophilus, uitbraak 2008 (2012), Italië, Veneto, Anoplophora glabripennis (2012), Portugal, Bursaphelenchus xylophilus (2012), continentaal Portugal met uitzondering van het oorspronkelijk besmette gebied van Setubal in 1999, aangezien voor de maatregelen reeds een financiële bijdrage van de Unie uit hoofde van Besluit 2009/996/EU van de Commissie (5), Besluit 2010/772/EU en Uitvoeringsbesluit 2011/868/EU is toegekend voor de eerste drie jaren van de uitvoering daarvan.

(26)

Overeenkomstig de conclusies van het auditbezoek in Portugal van 19 tot en met 28 maart 2012 van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie was op 1 april 2012 slechts 85 % van het aantal gastnaaldbomen dat door het dennenaaltje is besmet of dat tekenen van een slechte gezondheid vertoont, gekapt en vernietigd, wat betekent dat de maatregelen niet zijn toegepast op 15 % van de betrokken bomen. Bovendien werd het bemonsteren en testen van verdachte naaldbomen toegepast met een intensiteit van circa 1 %, wat ver onder de eisen ligt van Beschikking 2006/133/EG van de Commissie van 13 februari 2006 tot tijdelijke verplichting van de lidstaten om ten aanzien van andere gebieden in Portugal dan die waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) er niet voorkomt, aanvullende maatregelen te nemen teneinde de verspreiding ervan tegen te gaan (6).

(27)

Met het oog hierop moet het niveau van de subsidiabele uitgaven in het verzoek betreffende de maatregelen in continentaal Portugal, met uitzondering van de oorspronkelijk besmette zone van Setubal, worden verlaagd wat betreft de kosten van het kappen van naaldbomen en de kosten van door de nationale bosbouwautoriteit uitgevoerde laboratoriumtests. Rekening houdend met het feit dat reeds in 2011 de eisen in verband met het kappen van de bomen en de testintensiteit niet naar behoren werden nageleefd, moet in 2012 een grotere vermindering dan het hierboven vermelde niet-toepassingsniveau worden toegepast. Daarom moeten de uitgaven voor het kappen van de bomen met 25 % worden verminderd en zijn de testactiviteiten niet subsidiabel.

(28)

Bovendien moeten overeenkomstig de conclusies van de financiële audit door de Commissie van de warmtebehandelingskosten voor hout en verpakkingsmateriaal van hout in Portugal de eenheidskosten per equivalent-pallet worden vastgesteld op 0,30 EUR in plaats van 0,43 EUR. Daarom moet het bedrag van de subsidiabele uitgaven voor die warmtebehandelingsmaatregelen worden aangepast in de twee door Portugal ingediende dossiers om met die conclusies rekening te houden.

(29)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (7) worden fytosanitaire maatregelen gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. Voor de financiële controle van deze maatregelen zijn de artikelen 9, 36 en 37 van voornoemde verordening van toepassing.

(30)

Overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8) en artikel 90, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9) wordt de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling waaraan bevoegdheden zijn gedelegeerd, waarin de wezenlijke elementen van de maatregel waarop de uitgave betrekking heeft, worden vastgesteld.

(31)

Dit besluit vormt een financieringsbesluit voor de uitgaven bedoeld in de door de lidstaten ingediende medefinancieringsverzoeken.

(32)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Op basis van de door de lidstaten ingediende en door de Commissie onderzochte dossiers wordt de toekenning van een financiële bijdrage van de Unie voor 2012 ter dekking van de door Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Nederland en Portugal gedane uitgaven in verband met de noodzakelijke maatregelen, als bedoeld in artikel 23, lid 2, onder a), b) en c), van Richtlijn 2000/29/EG, en genomen ter bestrijding van de organismen waarop de in de bijlage genoemde uitroeiings- of beheersingsprogramma’s betrekking hebben, goedgekeurd.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage van de Unie bedraagt in totaal 7 271 741,06 EUR. De maximumbedragen van de financiële bijdrage van de Unie voor elk programma staan vermeld in de bijlage.

Artikel 3

De in de bijlage vermelde financiële bijdrage van de Unie wordt onder de volgende voorwaarden betaald:

a)

er zijn bewijsstukken met betrekking tot de genomen maatregelen door de betrokken lidstaat ingediend overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1040/2002;

b)

er is een betalingsverzoek door de betrokken lidstaat bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1040/2002.

De betaling van de financiële bijdrage geschiedt onverminderd de verificaties door de Commissie krachtens artikel 23, lid 8, tweede alinea, artikel 23, lid 10, en artikel 24 van Richtlijn 2000/29/EG.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Koninkrijk der Nederlanden en de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 14 december 2012.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2002, blz. 38.

(3)  PB L 330 van 15.12.2010, blz. 9.

(4)  PB L 341 van 22.12.2011, blz. 57.

(5)  PB L 339 van 22.12.2009, blz. 49.

(6)  PB L 52 van 23.2.2006, blz. 34.

(7)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


BIJLAGE

UITROEIINGS-/BEHEERSINGSPROGRAMMA’S

Afdeling I

Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Unie overeenkomt met 50 % van de subsidiabele uitgaven

(EUR)

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten

Jaar

a

Subsidiabele uitgaven

Maximumbijdrage van de Unie per programma

Duitsland, Nordrhein-Westfalen

Diabrotica virgifera

Zea mays

8.2010 - 9.2011

1 en 2

133 400,32

66 700,16

Duitsland, Hessen

Diabrotica virgifera

Zea mays

2011

1

55 374,84

27 687,42

Duitsland, Baden-Württemberg, plattelandsdistrict Rastatt en stadsdistrict Baden-Baden (jaar 1 van de maatregelen), Breisgau-Hochschwarzwald en stad Freiburg (jaar 2 van de maatregelen)

Diabrotica virgifera

Zea mays

2011

1 of 2

31 750,29

15 875,14

Spanje, Extremadura (uitbraak 2012)

Bursaphelenchus xylophilus

Naaldbomen

2012

1

1 081 399,69

540 699,84

Frankrijk, Elzas

Anoplophora glabripennis

Diverse boomsoorten

11.2011 - 12.2012

1 en 2

213 993,15

106 996,57

Italië, Emilia-Romagna: (Provincies Bologna, Ferrara, Ravenna en Forlì-Cesena)

Pseudomonas syringae pv. actinidiae

Actinidia sp.

2011

2

152 330,13

76 165,06

Nederland, gebied van Almere

Anoplophora glabripennis

Diverse boomsoorten

11.2010 - 12.2011

1 en 2

583 436

291 718

Afdeling II

Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Unie verschilt onder toepassing van het degressiviteitsbeginsel

(EUR)

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten of plantaardige producten

Jaar

a

Subsidiabele uitgaven (EUR)

Percentage (%)

Maximumbijdrage van de Unie

Duitsland, Nordrhein-Westfalen

Anoplophora glabripennis

Diverse boomsoorten

8.2010 - 9.2011

3

207 314,64

45

93 291,58

Duitsland, Baden-Württemberg, plattelandsdistrict Emmendingen, Lörrach, Konstanz

Diabrotica virgifera

Zea mays

2011

3

33 675,54

45

15 153,99

Spanje, Catalonië

Pomacea insularum

Oryza sativa

2012

3

1 914 477,44

45

861 514,84

Spanje, Extremadura (uitbraak 2008)

Bursaphelenchus xylophilus

Naaldbomen

2012 (januari - oktober)

4

316 519,91

40

126 607,96

Spanje, Galicië

Bursaphelenchus xylophilus

Naaldbomen

2012

3

1 652 201,49

45

743 490,67

Frankrijk, regio PACA

Rhynchophorus ferrugineus

Palmaceae

september 2011 tot september 2012

3

421 173,40

45

189 528,03

Italië, Veneto (gebied Cornuda)

Anoplophora glabripennis

Diverse boomsoorten

2012

4

281 945

40

112 778

Cyprus

Rhynchophorus ferrugineus

Palmaceae

2012

3

299 814

45

134 916,30

Portugal, continentaal Portugal, gebied buiten Setubal

Bursaphelenchus xylophilus

Naaldbomen

2012 (januari tot juni)

4

Maatregelen 1, 2, 3, 4, 5, 9

40

Maatregelen 1, 2, 3, 4, 5, 9

1 473 813,32

589 525,32

Maatregel 6 (testen-bemonsteren)

Maatregel 6 (testen-bemonsteren)

0

0

Maatregel 7 (warmtemaatregelen), d.w.z. 16 800 000 equivalent-pallets tegen 0,30 EUR

Maatregel 7 (warmtemaatregelen)

5 040 000

2 016 000

Maatregel 8 (kappen van bomen), d.w.z. verminderd tot 75 % van 1 894 606,34

Maatregel 8 (kappen van bomen)

1 420 954,75

568 381,90

Som

Som

7 934 768,07

3 173 907,23

Portugal, gebied van Setubal, warmtebehandelingsmaatregelen

Bursaphelenchus xylophilus

Hout en verpakkingsmateriaal van hout

2012

3

Maatregelen 1 en 2

45

Maatregelen 1 en 2

9 582,92

4 312,31

Maatregel 3 (warmtemaatregelen), d.w.z. 5 114 059 equivalent-pallets tegen 0,30 EUR

Maatregel 3 (warmtemaatregelen)

1 534 217,70

690 397,96

Som

Som

1 543 800,62

694 710,27

Totale bijdrage van de Unie (EUR): 7 271 741,06

Legenda:

—   a= jaar van uitvoering van het uitroeiingsprogramma.


18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/28


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2012

ter uitvoering van Beschikking 2009/470/EG van de Raad wat betreft de financiële steun van de Unie aan het EU-referentielaboratorium voor het opsporen van bepaalde residuen van 1 januari tot en met 31 december 2012

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9286)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(2012/790/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 31, leden 1 en 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2), en met name artikel 32, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aan de referentielaboratoria van de Europese Unie kan financiële steun van de Unie worden toegekend overeenkomstig artikel 31 van Beschikking 2009/470/EG.

(2)

Overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (3) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd) en artikel 90, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (4) (hierna „de uitvoeringsvoorschriften” genoemd) moet de vastlegging van een uitgave uit de EU-begroting worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de door haar gedelegeerde autoriteiten.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 926/2011 van de Commissie van 12 september 2011 ter uitvoering van Beschikking 2009/470/EG van de Raad wat betreft de financiële steun van de Unie aan de referentielaboratoria van de EU voor diervoeders, levensmiddelen en diergezondheid (5) bepaalt dat de financiële steun van de Unie wordt toegekend als de goedgekeurde werkprogramma’s daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de begunstigden alle nodige informatie binnen bepaalde termijnen verstrekken.

(4)

Bij Verordening (EU) nr. 563/2012 van de Commissie van 27 juni 2012 tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van EU-referentielaboratoria betreft (6) is RIKILT — Instituut voor Voedselveiligheid in Wageningen, Nederland, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012 aangewezen als EU-referentielaboratorium voor het opsporen van bepaalde residuen.

(5)

RIKILT heeft in september 2011 als onderdeel van zijn kandidatuur een voorlopig werkprogramma voor 2012 overgelegd. Na te zijn aangewezen, heeft het een geactualiseerd werkprogramma en de bijbehorende begrotingsramingen ingediend. De Commissie heeft het geactualiseerde werkprogramma en de bijbehorende begrotingsramingen die door de referentielaboratoria van de Europese Unie voor 2012 zijn ingediend, geëvalueerd en goedgekeurd.

(6)

Het werkprogramma wordt sinds 1 januari 2012 uitgevoerd. Er is dus met ingang van 1 januari 2012 financiering nodig.

(7)

Aangezien het werkprogramma voor 2012 een voldoende gedetailleerd kader vormt in de zin van artikel 90, leden 2 en 3, van de uitvoeringsvoorschriften, is dit besluit een financieringsbesluit.

(8)

Bijgevolg moet aan de aangewezen referentielaboratoria van de Europese Unie financiële steun van de Unie worden toegekend met het oog op de medefinanciering van hun activiteiten voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken. De financiële steun van de Unie moet 100 % bedragen van de subsidiabele kosten zoals gedefinieerd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 926/2011.

(9)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (7) moeten programma’s om dierziekten uit te roeien of te bestrijden (veterinaire maatregelen) worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF). Voorts bepaalt artikel 13, tweede alinea, van die verordening dat in deugdelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen de door de lidstaten en door de begunstigden van steun uit het ELGF verrichte uitgaven voor administratieve en personeelskosten voor onder Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (8) vallende maatregelen en programma’s door het ELGF worden gefinancierd. Met het oog op de financiële controles zijn de artikelen 9, 36 en 37 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van toepassing.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het op 27 september 2011 door RIKILT — Instituut voor Voedselveiligheid, onderdeel van Wageningen University & Research Centre, ingediende werkprogramma voor 2012 wordt goedgekeurd.

2.   De Unie kent aan RIKILT — Instituut voor Voedselveiligheid, onderdeel van Wageningen University & Research Centre, financiële steun toe voor het opsporen van bepaalde residuen. Het laboratorium vervult de in punt 12, onder a), van deel I van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde functies en taken.

3.   De financiële steun van de Unie bedraagt 100 % van de door dat instituut voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten zoals gedefinieerd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 926/2011, en bedraagt ten hoogste 470 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2012, waarvan maximaal 25 000 EUR is bestemd voor de organisatie van een technische workshop over het opsporen van bepaalde residuen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot RIKILT — Instituut voor Voedselveiligheid, onderdeel van Wageningen University & Research Centre, Akkermaalsbos 2, Gebouw 123, 6708 WB Wageningen, Nederland.

Gedaan te Brussel, 14 december 2012.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(5)  PB L 241 van 17.9.2011, blz. 2.

(6)  PB L 168 van 28.6.2012, blz. 24.

(7)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(8)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.


RICHTSNOEREN

18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/30


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 26 november 2012

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/14 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem

(ECB/2012/25)

(2012/791/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid het eerste streepje van artikel 3.1, en artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 18.2, en het eerste lid van artikel 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verwezenlijking van een gemeenschappelijk monetair beleid noopt tot het definiëren van door het Eurosysteem te benutten instrumenten en procedures, teneinde een dergelijk beleid op uniforme wijze in alle deelnemende lidstaten die de euro als munt hebben, uit te voeren.

(2)

Een aantal updates is vereist ter adressering van onder meer de geleidelijke invoering van rapportagevereisten inzake leningsgewijze gegevens betreffende effecten op onderpand van activa, specificaties aangaande coupondefinities, prestatietoezichtgegevens en de berekening van financiële sancties voor het niet-naleven van tegenpartijverplichtingen.

(3)

Derhalve dient Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1) dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in bijlage I

Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit richtsnoer.

Artikel 2

Verificatie

De nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „NCB’s” genoemd) doen de Europese Centrale Bank (ECB) ten laatste op 19 december 2012 details van de teksten en middelen toekomen waarmee zij voornemens zijn aan dit richtsnoer te voldoen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt twee dagen na de vaststelling ervan in werking.

Het is vanaf 3 januari 2013 van toepassing.

Artikel 4

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 26 november 2012.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In paragraaf 5.1.3. wordt de volgende zin toegevoegd:

„De ECB behoudt zich enig optreden voor dat zij passend acht voor het corrigeren van een fout in een tenderaankondiging, waaronder het annuleren of onderbreken van een lopende tender.”.

2)

In paragraaf 5.1.6. wordt de volgende zin toegevoegd:

„Indien het resultaat van toewijzing aangaande het hierboven vermelde foutieve informatie bevat, behoudt de ECB zich het recht van enig optreden voor dat zij passend acht om dergelijke foutieve informatie te corrigeren.”.

3)

Paragraaf 6.2.1.1. wordt als volgt vervangen:

„6.2.1.1.   Soort activa

1.   Gemeenschappelijke beleenbaarheidsvereisten

Het dienen schuldbewijzen te zijn:

a)

die een vaste, onvoorwaardelijke hoofdsom (1) hebben, en

b)

een coupon die niet kan resulteren in een negatieve kasstroom en behoort tot één van de volgende:

i)

vastrentende coupons, nulcoupons en getrapte coupons (multi-step coupons), d.w.z. instrumenten met een vooraf vastgesteld couponverloop en vooraf vastgestelde couponwaarden;

ii)

forfaitaire variabele coupons (flat floating coupons) die zijn gekoppeld aan slechts één index die overeenkomt met een eurogeldmarktrente, e.g. EURIBOR, LIBOR en dergelijke indexen, dan wel een vaste rente bij een looptijdswap (constant maturity swap rate), e.g. CMS-, EIISDA-, EUSA-indexen;

iii)

variabele coupons, met en zonder hefboom, die aan slechts één index zijn gekoppeld die overeenkomt met een eurogeldmarktrente, e.g. EURIBOR, LIBOR en dergelijke indexen, dan wel een vaste rente bij een looptijdswap (constant maturity swap rate), e.g. CMS-, EIISDA-, EUSA-indexen;

iv)

forfaitaire variabele coupons (flat floating coupons), met of zonder hefboom, gekoppeld aan het rendement van één staatsobligatie uit het eurogebied met een looptijd van één jaar of minder (hetzij een index of een bruto benchmarkrendement);

v)

forfaitaire inflatie-gekoppelde variabele coupons (flat inflation-floaters) die zijn gekoppeld aan inflatie-indexen van het eurogebied, zonder discrete marge, zonder margeaanwas (range accrual), clickcoupons (ratchets) of gelijkaardige complexe structuren.

Met name de volgende couponstructuren worden uitgesloten: alle variabele instrumenten die zijn gekoppeld aan valutarentes, grondstoffen- en aandelenindexen en wisselkoersen, tweeledig-variabele instrumenten (dual floaters) en variabele instrumenten die zijn gekoppeld aan swap spreads of een andere combinatie van indexen, en enige vorm van clickcoupons (ratchets) en margeaanwas coupons (range accrual coupons), alsook invers-variabele instrumenten en coupons die afhankelijk zijn van een rating. Bovendien, complexe termijnstructuren, zoals doelstellingsaflossingsnotes (target redemption notes -TARN’s) en opties tot wijziging van de couponsoort middels het beroep op opvragingsrechten (calling rights), zijn uitgesloten.

In aanmerking komende coupons dienen geen keuzemogelijkheden voor emittenten te hebben, d.w.z. zij dienen gedurende de looptijd van het instrument geen wijzigingen van de coupondefinitie toe te staan die afhankelijk zijn van een besluit van de emittent. Bovendien, boven- of ondergrenzen, indien toepasselijk, zijn vast en vooraf vastgesteld. Ingeval van een getrapte coupon (multi-step coupon), zal de indeling van een instrument aangaande zijn coupon toekomstgericht zijn.

Niet-naleving van de bovengenoemde beleenbaarheidscriteria maakt activa eveneens onbeleenbaar, zelfs indien zij slechts op een deel van de vergoedingsstructuur van toepassing zijn (bijvoorbeeld agio) en zelfs indien een niet-negatieve couponbetaling en een terugbetaling van minstens de hoofdsom expliciet gegarandeerd wordt.

De vereisten van lid 1, onder a) en b) gelden tot de obligatie is afgelost. Schuldbewijzen mogen geen rechten op de hoofdsom en/of de interest genereren die zijn onderworpen aan de rechten van houders van andere schuldbewijzen van dezelfde emittent.

2.   Aanvullende beleenbaarheidscriteria voor effecten op onderpand van activa

Binnen het kader van het juridische kader van het Eurosysteem inzake het monetaire beleid worden gedekte obligaties niet beschouwd als effecten op onderpand van activa.

Lid 1, onder a) is niet van toepassing op effecten op onderpand van activa. Het Eurosysteem beoordeelt de beleenbaarheid van effecten op onderpand van activa op grond van de in deze paragraaf vastgelegde aanvullende criteria.

De kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa moeten aan de volgende vereisten voldoen:

a)

de verkrijging van dergelijke activa dient te worden beheerst door de wetgeving van een EU-lidstaat;

b)

ze moeten worden verkregen van de initiator of een tussenpersoon door een daartoe speciaal voor de securitisatie opgerichte rechtspersoon (lege financiële instelling — special purpose vehicle (SPV)) op een wijze die het Eurosysteem als een „echte verkoop” beschouwt die ten overstaan van iedere derde afdwingbaar is, en door de initiator, noch diens schuldeisers kan worden aangetast, noch door de tussenpersoon en diens crediteuren, hetgeen ook geldt in geval van een faillissement van de initiator of de tussenpersoon (2);

c)

ze moeten afkomstig zijn van een in de EER gevestigde initiator en door deze verkocht worden aan de emittent of, indien van toepassing, aan een in de EER gevestigde tussenpersoon;

d)

ze mogen niet bestaan, geheel noch gedeeltelijk, daadwerkelijk noch potentieel, uit tranches van andere effecten op onderpand van activa (3). Daarnaast mogen het, geheel noch gedeeltelijk, daadwerkelijk noch potentieel, geen credit-linked notes, swaps of derivaten (4), of synthetische effecten zijn;

e)

gaat het om kredietvorderingen, dan moeten debiteuren en crediteuren gevestigd zijn (of, indien het om natuurlijke personen gaat, ingezeten zijn) in de EER en moet, indien van toepassing, de bijbehorende zekerheid zich in de EER bevinden. Het recht dat van toepassing is op die kredietvorderingen moet het recht van een EER-land zijn. Indien het obligaties zijn, moeten de emittenten gevestigd zijn in de EER, moeten ze worden uitgegeven in een EER-land onder het recht van een EER-land en eventuele bijbehorende zekerheid moet zich in de EER bevinden.

Zoals bepaald in paragraaf 6.2.1.7., dient de emittent van effecten op onderpand van activa in de EER te zijn gevestigd.

In gevallen waarin initiators of, indien van toepassing, tussenpersonen gevestigd waren in het eurogebied, of in het Verenigd Koninkrijk, heeft het Eurosysteem geverifieerd dat er in die rechtsgebieden geen strenge terugvorderingsbepalingen van kracht waren. Indien de initiator of, indien van toepassing, de tussenpersoon gevestigd is in een ander EER-land, kunnen de effecten op onderpand van activa slechts als beleenbaar worden beschouwd indien het Eurosysteem oordeelt dat zijn rechten naar behoren zouden worden beschermd door de wetgeving van het betreffende EER-land tegen door het Eurosysteem relevant geachte terugvorderingsbepalingen. Hiertoe dient een voor het Eurosysteem naar vorm aanvaardbare onafhankelijke juridische beoordeling te worden overgelegd waarin de in het land van toepassing zijnde terugvorderingsregels worden uiteengezet, voordat de effecten op onderpand van activa als beleenbaar kunnen gelden. Om te kunnen beoordelen of zijn rechten adequaat worden beschermd tegen terugvorderingsregels, kan het Eurosysteem andere documenten verlangen, waaronder een solvabiliteitscertificaat van de verkrijger, voor de verdachte periode. Terugvorderingsregels die het Eurosysteem als streng beschouwt en daarom niet aanvaardbaar zijn, zijn onder andere regels krachtens welke de geldigheid van de kasstroom genererende activa, die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, kan worden vernietigd door de curator op de enkele grond dat de verkoop werd gesloten binnen een bepaalde periode (verdachte periode) voorafgaande aan de faillietverklaring van de verkoper (initiator/tussenpersoon), of waarbij de verkrijger een dergelijke vernietiging alleen kan voorkomen indien hij kan bewijzen op het tijdstip van de verkoop niet op de hoogte te zijn geweest van het faillissement van de verkoper (initiator/tussenpersoon).

Binnen een gestructureerde emissie is een tranche (of subtranche) die is achtergesteld bij andere tranches van dezelfde emissie, niet beleenbaar. Een tranche (of subtranche) wordt als niet-achtergesteld beschouwd ten opzichte van andere tranches (of subtranches) van dezelfde emissie indien, overeenkomstig de toepasselijke betalingsprioriteit na betekening van een sommatie tot nakoming, zoals uiteengezet in het prospectus, geen andere tranche (of subtranche) voorrang krijgt voor die tranche of subtranche ten aanzien van de ontvangst van betaling (van hoofdsom en rente) en die tranche (of subtranche) aldus als laatste van de verschillende tranches of subtranches van een gestructureerde uitgifte verliezen neemt. Voor gestructureerde emissies waarbij het prospectus voorziet in de betekening van een sommatie tot vervroegde betaling en een sommatie tot nakoming, moet de niet-achterstelling van een tranche (of subtranche) worden verzekerd wat betreft de prioriteit van betalingen onder zowel de sommatie tot vervroegde betaling als de sommatie tot nakoming.

Opdat effecten op onderpand van activa beleenbaar worden voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, of beleenbaar blijven, vereist het Eurosysteem overeenkomstig appendix 8 dat de bij de effecten op onderpand van activa betrokken partijen alomvattende en gestandaardiseerde leningsgewijze gegevens indienen inzake het depot van kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor effecten op onderpand van activa.

Bij de beoordeling van de beleenbaarheid van effecten op onderpand van activa houdt het Eurosysteem rekening met de in de verplichte velden van het betrokken rapportagesjabloon vermelde leningsgewijze gegevens, zulks zoals bepaald in appendix 8. Bij de beleenbaarheidsbeoordeling houdt het Eurosysteem rekening met: a) niet-ingediende gegevens; en b) hoe vaak in specifieke velden de leningsgewijze gegevens nietszeggend worden bevonden.

Effecten op onderpand van activa zijn beleenbaar indien zij worden gedekt door kasstroom genererende activa die het Eurosysteem homogeen acht, d.w.z. kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor effecten op onderpand van activa bestaan uit slechts één soort activa welke gekoppeld zijn aan hetzij woninghypotheken, zakelijke onroerendgoed hypotheken, leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen, autoleningen, consumptief krediet of uitstaandeleasingvorderingen. Effecten op onderpand van activa zijn niet beleenbaar voor monetairebeleidstransacties van het Eurosysteem, indien het depot van de beleenbare activa bestaat uit heterogene activa, omdat zij niet middels één sjabloon voor de specifieke activacategorie gerapporteerd kunnen worden (5).

Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor van enige relevante derde, bijvoorbeeld van de emittent, de initiator of de organisator verduidelijking en/of de juridische bevestiging te verlangen die het noodzakelijk acht voor de beoordeling van de beleenbaarheid van de effecten op onderpand van activa en tevens inzake de verstrekking van leningsgewijze gegevens. Niet-naleving van dergelijke verzoeken kan leiden tot opschorting van de betrokken transactie inzake de effecten op onderpand van activa of niet-toekenning van de beleenbaarheid ervan.

3.   Aanvullende op gedekte obligaties toepasselijke beleenbaarheidscriteria

Op gedekte obligaties zijn met ingang van 31 maart 2013 de volgende aanvullende vereisten van toepassing:

De cover pool van een gedekte obligatie omvat geen effecten op onderpand van activa, met uitzondering van effecten op onderpand van activa die:

a)

voldoen aan de vereisten van de richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG met betrekking tot effecten op onderpand van activa in gedekte obligaties;

b)

werden geïnitieerd door een lid van dezelfde geconsolideerde groep waartoe de emittent van de gedekte obligaties ook behoort of door een entiteit die verbonden is met hetzelfde centrale orgaan waarmee de emittent van de gedekte obligaties ook verbonden is;

c)

die worden gebruikt als een technisch instrument voor de overdracht van hypothecaire of gegarandeerde onroerend-goed leningen van de initiërende entiteit naar de cover pool.

Gedekte obligaties die met ingang van 28 november 2012 op de lijst van beleenbare effecten op onderpand van activa vermeld waren en niet voldeden aan de vereisten a) tot en met c) blijven beleenbaar tot 28 november 2014.

4)

In paragraaf 6.2.1.7 wordt voetnoot 58 geschrapt.

5)

In paragraaf 6.2.2 wordt voetnoot 60 geschrapt.

6)

Paragraaf 6.2.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf b) wordt als volgt vervangen:

„b)

De kredietvorderingen dienen: i) een vaste, onvoorwaardelijke hoofdsom te hebben; en ii) een rentevoet die niet kan resulteren in een negatieve kasstroom. Deze condities moeten gelden totdat de schuld wordt afgelost. Bovendien moet de rentevoet voldoen aan één van de volgende voorwaarden: i) het betreft een nulcoupon; ii) de rentevoet is vast; iii) variabel en gekoppeld aan een andere referentierente. Bovendien zijn kredietvorderingen met een aan de inflatie gekoppelde rentevoet eveneens beleenbaar.”;

b)

paragraaf f) wordt als volgt vervangen:

„f)

Minimumbedrag: Bij de aanbieding van de kredietvordering als onderpand (mobilisatie) door de tegenpartij moet deze aan een minimumbedrag voldoen. Elke NCB kan zelf een minimumbedrag voor binnenlandse kredietvorderingen vaststellen. Voor grensoverschrijdende verpanding geldt een gemeenschappelijk minimumbedrag van 500 000 EUR.”.

7)

In paragraaf 6.2.3, wordt de volgende alinea ingevoegd:

„Niettegenstaande hun beleenbaarheid kunnen nationale centrale banken besluiten de volgende verhandelbare of niet-verhandelbare activa van een tegenpartij niet als onderpand te aanvaarden:

a)

schuldbewijzen die in de naaste toekomst vervallen, en

b)

schuldbewijzen met een inkomensstroom, bijvoorbeeld een couponbetaling, in de naaste toekomst.”.

8)

Paragraaf 6.2.3.2., wordt als volgt vervangen:

„6.2.3.2.   Voorschriften voor het gebruik van beleenbare activa

Verhandelbare activa kunnen worden gebruikt voor alle monetaire-beleidstransacties die zijn gebaseerd op beleenbare activa, d.w.z. transacties met wederinkoop en rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapieren op de open markt en de marginale beleningsfaciliteit. Niet-verhandelbare activa kunnen als beleenbare activa worden gebruikt als onderpand bij open-markt transacties met wederinkoop en de marginale beleningsfaciliteit. Deze activa worden niet gebruikt bij rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier door het Eurosysteem. Alle verhandelbare en niet-verhandelbare activa kunnen ook worden gebruikt als beleenbare activa bij de verstrekking van intraday-krediet.

Een tegenpartij mag een verhandelbaar of niet-verhandelbaar activum niet als onderpand aanbieden, ook al voldoet het aan alle beleenbaarheidscriteria, wanneer het is uitgegeven of gegarandeerd door die tegenpartij zelf of door enige andere entiteit waarmee deze tegenpartij nauwe banden onderhoudt (6).

„Nauwe banden”: enige van de volgende situaties waarbij de tegenpartij is verbonden aan een emittent/debiteur/garant van beleenbare activa:

a)

de tegenpartij heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de emittent/debiteur/garant;

b)

de emittent/debiteur/garant, heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de tegenpartij;

c)

een derde partij heeft een belang van meer dan 20 % in het kapitaal van de tegenpartij en een belang van meer dan 20 % in het kapitaal van de emittent/debiteur/garant, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen.

Ten behoeve van de tenuitvoerlegging van monetair beleid, met name voor het toezicht op de naleving van de regels voor het gebruik van beleenbare activa in verband met nauwe banden, deelt het Eurosysteem intern informatie betreffende kapitaalbezit die door toezichthoudende autoriteiten voor dergelijke doeleinden wordt verschaft. Voor de informatie gelden dezelfde geheimhoudingsnormen als worden toegepast door toezichthoudende autoriteiten.

Bovenstaande bepalingen over nauwe banden zijn niet van toepassing op: a) nauwe banden tussen de tegenpartij en een entiteit uit de publieke sector van de EER die het recht heeft belasting te heffen, dan wel wanneer een schuldinstrument wordt gegarandeerd door een entiteit uit de publieke sector van de EER die het recht heeft belasting te heffen; b) gedekte bankbrieven die zijn uitgegeven in overeenstemming met de criteria in deel 1, punt 68 tot en met 70 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG; c) gevallen waarin schuldbewijzen de bescherming genieten van bijzondere juridische waarborgen vergelijkbaar met die voor instrumenten onder b) zoals in het geval van: niet-verhandelbare RMBD’s die geen effecten zijn; of ii) gedekte bankobligaties die aan alle criteria van deel 1, punt 68 tot en met 70 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG voldoen, maar niet aan de limieten inzake gegarandeerde leningen in de cover pool.

Bovendien mag een tegenpartij effecten op onderpand van activa niet als onderpand aanbieden indien de tegenpartij (of enige derde partij waarmee zij nauwe banden onderhoudt) een valuta-hedge verschaft voor de effecten op onderpand van activa door een valutahedgetransactie aan te gaan met de emittent als hedgetegenpartij of indien de tegenpartij liquiditeitssteun verschaft voor 20 % of meer van het uitstaande bedrag aan effecten op onderpand van activa.

Alle beleenbare verhandelbare en niet-verhandelbare activa moeten in het gehele eurogebied grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt. Alle beleenbare verhandelbare en niet-verhandelbare activa moeten in het gehele eurogebied grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt. Dat houdt in dat alle tegenpartijen van het Eurosysteem deze beleenbare activa moeten kunnen gebruiken, hetzij via een koppeling met het effectenafwikkelsysteem in hun land van vestiging bij verhandelbare activa, hetzij langs een andere goedgekeurde weg, om krediet te verkrijgen bij de NCB van de lidstaat waarin de tegenpartij is gevestigd (zie paragraaf 6.6).

Een tegenpartij die een effect op onderpand van activa aanbiedt en nauwe banden heeft met de initiator van de voor het effect op onderpand van activa beleenbare activa, moet het Eurosysteem informeren over enige aan het effect op onderpand van activa voorgenomen wijziging die mogelijkerwijze een impact zou kunnen hebben op haar kredietkwaliteit, bijv. wijziging van de op de notes verschuldigde rente, een wijziging van de swapovereenkomst, niet in de prospectus opgenomen wijzigingen in de samenstelling van onderliggende leningen, wijzigingen van de betalingsprioriteit. Een maand voor de voorgenomen wijziging van het aangeboden effect op onderpand van activa moet het Eurosysteem daarvan in kennis worden gesteld. Bovendien dient de tegenpartij bij de aanbieding van het effect op onderpand van activa informatie te verstrekken over enige in de zes voorafgaande maanden voltrokken wijziging. Overeenkomstig paragraaf 6.2 verstrekt het Eurosysteem voorafgaande aan de wijziging geen advies.

Tabel 4

Beleenbare activa voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem

Beleenbaar-heidscriteria

Verhandelbare activa (7)

Niet-verhandelbare activa (8)

Soort activa

ECB-schuldbewijzen

Overige verhandelbare schuldbewijzen (9)

Kredietvorderingen

RMBD’s

Kredietwaardigheid

Activum moet voldoen aan hoge kwaliteitseisen. Hoge kwaliteitseisen worden beoordeeld aan de hand van ECAF-regelgeving voor verhandelbare activa. (9)

Debiteur/garant moet voldoen aan hoge kwaliteitseisen. Kredietwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van ECAF-regelgeving voor kredietvorderingen.

Activum moet voldoen aan hoge kwaliteitseisen. Hoge kwaliteitseisen worden beoordeeld aan de hand van ECAF-regelgeving voor RMBD’s

Plaats van uitgifte

EER (9)

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Afwikkeling/verwerking

Plaats van afwikkeling: eurogebied

Activa moeten centraal giraal zijn gedeponeerd bij NCB’s of een effectenafwikkel-systeem dat aan de minimumeisen van de ECB voldoet.

Procedures Eurosysteem

Procedures Eurosysteem

Emittent/debiteur garant

NCB’s

Publieke sector

Particuliere sector

Internationale en supranationale instellingen

Publieke sector

Niet-financiële vennootschappen

Internationale en supranationale instellingen

Kredietinstellingen

Plaats van vestiging van de emittent debiteur/garant

Emittent (9): EER of G10-landen buiten EER

Debiteur: EER

Garant (9): EER

Eurogebied

Eurogebied

Aanvaardbare markten

Gereglementeerde markten

Door de ECB aanvaarde niet-gereglementeerde markten

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Valuta

Euro

Euro

Euro

Minimumbedrag

Niet van toepassing

Minimumbedrag ten tijde van de indiening van de kredietvordering

voor binnenlands gebruik: naar keuze van de NCB,

voor grensoverschrijdend gebruik: gemeenschappelijk minimum van 500 000 EUR

Niet van toepassing

Toepasselijk recht

Voor effecten op onderpand van activa dient de verkrijging van de onderliggende activa te worden beheerst door het recht van een EU-lidstaat. Het recht dat van toepassing is op onderliggende kredietvorderingen, moet het recht van een EER-land zijn.

Toepasselijk recht voor kredietvorderingsovereenkomst en mobilisatie: recht van een lidstaat

Bovendien mogen

a)

de tegenpartij;

b)

de crediteur;

c)

de debiteur;

d)

de garant (indien van toepassing);

e)

de kredietvorderingsovereenkomst, en

f)

de mobilisatie-overeenkomst

in totaal door niet meer dan twee rechtstelsels worden beheerst.

Niet van toepassing

Grensover-schrijdend gebruik

Ja

Ja

Ja

9)

In paragraaf 6.3.2 wordt voetnoot 72 geschrapt.

10)

Aan paragraaf 6.3.4.1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Een EKBI die deelneemt aan het ECAF is onderworpen aan de prestatietoezichtprocedure (zie paragraaf 6.3.5). Bij de verstrekte prestatietoezichtgegevens dient eveneens een door de CEO van de EKBI, dan wel door een tekenbevoegde die verantwoordelijk is voor de audit- en compliancefunctie binnen de EKBI, ondertekende verklaring te worden gevoegd die de nauwkeurigheid en juistheid van de prestatietoezichtinformatie bevestigt.”.

11)

In paragraaf 6.3.4.4 wordt de derde alinea als volgt vervangen:

„Een RT-verstrekker die deelneemt in het ECAF moet ermee instemmen onderworpen te worden aan de prestatietoezichtprocedure van het Eurosysteem (10) (zie paragraaf 6.3.5). De RT-verstrekker is gehouden de noodzakelijke infrastructuur voor toezicht op het statische depot op te zetten en te onderhouden. De opzet en de evaluatie van het statische depot moeten in overeenstemming zijn met de algemene vereisten voor prestatietoezicht in het kader van het ECAF. De RT-verstrekker moet zich ertoe verplichten het Eurosysteem na uitvoering van de prestatie-evaluatie onverwijld in kennis te stellen van de resultaten. Bij de verstrekte prestatietoezichtgegevens dient een door de CEO, dan wel door een tekenbevoegde die verantwoordelijk is voor de audit- en compliancefunctie binnen de RT, ondertekende verklaring te worden gevoegd, welke verklaring de nauwkeurigheid en juistheid van de prestatietoezichtinformatie bevestigt. Zij moeten zich ertoe verplichten gegevens over statische depots en wanbetalingsgegevens vijf jaar lang te bewaren.

12)

Paragraaf 6.3.5 wordt als volgt vervangen:

„6.3.5.   Toezicht op de prestaties van kredietbeoordelingssystemen

Alle kredietbeoordelingssystemen zijn onderworpen aan prestatiebeoordeling binnen het ECAF. Voor elk kredietbeoordelingssysteem bestaat het ECAF-prestatiebeoordelingsproces uit een jaarlijkse ex-post vergelijking van: a) het waargenomen wanbetalingscijfer voor alle door het kredietbeoordelingssysteem beoordeelde in aanmerking komende entiteiten en instrumenten die zijn ondergebracht in statische depots, zulks op grond van bepaalde kenmerken, bijvoorbeeld kredietbeoordeling, activacategorie, bedrijfstak, kredietbeoordelingsmodel; en b) de door de benchmark PD gegeven passende kredietkwaliteitsdrempel van het Eurosysteem (het betreft twee benchmark-PD’s: een 0,10 % PD over één jaar die als equivalent wordt beschouwd van een kredietbeoordeling van kredietkwaliteitsstap 2; en een 0,40 % PD over één jaar die als equivalent wordt beschouwd van een kredietbeoordeling van kredietkwaliteitsstap 3 van geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem). Dit proces beoogt te waarborgen dat het in kaart brengen van de kredietbeoordelingen, die het kredietbeoordelingssysteem aan de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem verstrekt, passend blijft en dat de resultaten van de kredietbeoordelingen tussen systemen en bronnen vergelijkbaar zijn.

De eerste fase van het proces is de jaarlijkse samenstelling door de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem van de lijst van entiteiten en instrumenten met een kredietbeoordeling die aan het begin van de toezichtperiode voldoen aan de kredietkwaliteitsdrempel van het Eurosysteem. De verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem verstrekt vervolgens deze lijst aan het Eurosysteem, zulks middels het door het Eurosysteem verstrekte sjabloon met velden inzake identificatie, indeling en kredietbeoordeling. De tweede fase van het proces ligt aan het einde van de twaalf maanden durende toezichtperiode wanneer de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem de prestatiegegevens voor de entiteiten en instrumenten op de lijst actualiseert. Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor de uit hoofde van het prestatietoezicht vereiste aanvullende informatie te verlangen.

Het daadwerkelijke wanbetalingscijfer van het statische depot van een kredietbeoordelingssysteem gedurende een periode van een jaar dient als gegeven voor de ECAF-prestatietoezichtprocedure, die bestaat uit een jaarlijkse regel en een beoordeling over meerdere perioden. Indien het waargenomen wanbetalingscijfer van het statische depot gedurende een periode van een jaar en/of meerdere jaren aanzienlijk afwijkt van de kredietkwaliteitsdrempel, analyseert het Eurosysteem met de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem de oorzaken van deze afwijking. Deze procedure kan ertoe leiden dat de op het betrokken systeem toepasselijke kredietkwaliteitsdrempel wordt gecorrigeerd.

Het Eurosysteem kan besluiten het kredietbeoordelingssysteem te schorsen of uit te sluiten indien de prestaties gedurende een aantal jaren niet verbeteren. Als de regels van het ECAF zijn geschonden, wordt het kredietbeoordelingssysteem bovendien van het ECAF uitgesloten. Indien een vertegenwoordiger van het kredietbeoordelingssysteem binnen het kader van prestatietoezicht onnauwkeurige of onvolledige informatie verstrekt, kan het Eurosysteem afzien van uitsluiting indien het kleine onregelmatigheden betreft.”.

13)

Paragraaf 6.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt f) wordt geschrapt;

b)

tabel 8 wordt geschrapt.

14)

In paragraaf 6.5.1 worden de alinea’s a) en b) als volgt vervangen:

„a)

Voor elke beleenbaar verhandelbaar activum stelt het ESCB vast welke meest representatieve koers moet worden gebruikt voor het berekenen van de marktwaarde.

b)

De waarde van een verhandelbaar activum wordt berekend op basis van de meest representatieve koers op de werkdag voorafgaand aan de dag van waardering. Als voor een bepaald activum op de werkdag voorafgaand aan de dag van waardering geen representatieve koers beschikbaar is, stelt het Eurosysteem een theoretische koers vast.”.

15)

In appendix 6 wordt paragraaf 1 als volgt vervangen:

„1.   Financiële sancties

Als een tegenpartij niet voldoet aan de regels voor tenders (11), de regels voor bilaterale transacties (12), de regels voor het gebruik van beleenbare activa (13), regels voor de einde-dagprocedures of de toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit (14), worden door het Eurosysteem de volgende sancties opgelegd:

a)

Bij overtreding van de regels met betrekking tot tendertransacties, bilaterale transacties en het gebruik van beleenbare activa, wordt voor de eerste en de tweede overtreding binnen een periode van twaalf maanden voor elke overtreding een financiële sanctie opgelegd. De financiële sancties worden berekend op basis van de marginale beleningsrente die gold aan het begin van de overtreding plus 2,5 procentpunt.

i)

Bij overtreding van de regels met betrekking tot tendertransacties en bilaterale transacties worden de financiële sancties berekend op basis van het bedrag aan onderpand of liquiditeiten dat door de tegenpartij niet kan worden voldaan, vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360, waarbij X het aantal kalenderdagen voorstelt, met een maximum van zeven, gedurende welke de tegenpartij tijdens de looptijd van de transactie onderpand noch het toegewezen bedrag kon verschaffen. Een forfaitaire sanctie van 500 EUR wordt opgelegd indien de berekening resulteert in een lager bedrag dan 500 EUR, en

ii)

Bij overtreding van de regels inzake het gebruik van beleenbare activa (15) worden de financiële sancties berekend op basis van het bedrag aan niet-beleenbare activa, dan wel activa die de tegenpartij niet mag gebruiken, die hetzij: aan een NCB of aan de ECB zijn verschaft; of door de tegenpartij niet zijn teruggetrokken op of voor het begin van de achtste kalenderdag nadat zij hun beleenbaarheid hebben verloren of door de tegenpartij niet langer mogen worden gebruikt, vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360. waarbij X het aantal kalenderdagen voorstelt, met een maximum van zeven, gedurende welke de tegenpartij de regels inzake het gebruik van beleenbare activa schond. Een forfaitaire sanctie van 500 EUR wordt opgelegd indien de berekening resulteert in een lager bedrag dan 500 EUR.

b)

De eerste keer dat de regels met betrekking tot eindedagprocedures of voor toegang tot de marginale beleningsfaciliteit worden overtreden, worden de op te leggen financiële sancties berekend middels de marginale beleningsrente die gold aan het begin van de overtreding plus 5 procentpunt. Bij herhaalde overtreding stijgt de boeterente met nog eens 2,5 procent-punt bij elke volgende overtreding binnen een periode van twaalf maanden, berekend op basis van het bedrag waarvoor ten onrechte toegang is verkregen tot de marginale beleningsfaciliteit. Een forfaitaire sanctie van 500 EUR wordt opgelegd indien de berekening resulteert in een lager bedrag dan 500 EUR.

16)

Appendix 7 wordt als volgt vervangen:

„Appendix 7

VESTIGING VAN EEN GELDIG ZEKERHEIDSRECHT OP KREDIETVORDERINGEN

Om te waarborgen dat een geldig zekerheidsrecht wordt gevestigd op kredietvorderingen en de kredietvorderingen vlot te gelde kunnen worden gemaakt indien een tegenpartij in gebreke blijft, moet aan de volgende additionele juridische voorwaarden worden voldaan:

a)

Controle of de kredietvorderingen daadwerkelijk bestaan: De NCB’s moeten ten minste de volgende maatregelen nemen om te controleren of de als onderpand aan het Eurosysteem aangeboden kredietvorderingen werkelijk bestaan: i) ten minste eenmaal per kwartaal zelfcertificering en garantie door de tegenpartij tegenover de NCB dat de als onderpand aangeboden kredietvorderingen bestaan, eventueel te vervangen door onderlinge toetsingen van de gegevens in centrale kredietregisters, indien aanwezig; ii) eenmalige controle door NCB’s, toezichthouders of externe accountants van de procedures die door de tegenpartij zijn gevolgd om de gegevens betreffende het bestaan van de kredietvorderingen aan het Eurosysteem voor te leggen; en iii) willekeurige controles door de NCB’s, betrokken kredietregisters, toezichthouders of externe accountants van de kwaliteit en accuraatheid van de zelfcertificering.

De eenmaal per kwartaal plaatsvindende zelfcertificering en garantie genoemd onder i) hierboven behelst het vereiste dat de tegenpartijen van het Eurosysteem schriftelijk bevestigen en garanderen dat:

i)

de aan een NCB aangeboden kredietvorderingen voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem;

ii)

geen van de als onderpand aangeboden kredietvorderingen tegelijkertijd wordt gebruikt als onderpand ten gunste van een derde partij, en te garanderen dat de tegenpartij de kredietvorderingen niet als onderpand zal mobiliseren ten gunste van een derde partij;

iii)

elke gebeurtenis die een substantiële invloed heeft op de feitelijke contractuele betrekkingen tussen de tegenpartij en de betrokken NCB met name vroege, gedeeltelijke of volledige aflossingen, neerwaarts bijgestelde ratings en substantiële wijzigingen in de voorwaarden van de kredietvordering onmiddellijk, maar in elk geval niet later dan gedurende de eerstvolgende werkdag, aan de relevante NCB zal worden medegedeeld.

Om de onder ii) en iii) hierboven genoemde controles mogelijk te maken, moeten toezichthouders, NCB’s of externe accountants worden gemachtigd om een dergelijk onderzoek te verrichten, zo nodig contractueel of in overeenstemming met de toepasselijke nationale vereisten.

b)

Geldigheid van de overeenkomst voor de mobilisatie van kredietvorderingen; De overeenkomst voor de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand dient ook onder nationaal recht geldig te zijn tussen de partijen (overdrager en ontvanger). Alle juridische formaliteiten die noodzakelijk zijn voor de geldigheid van de overeenkomst en de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand dienen te zijn vervuld.

c)

De mobilisatie heeft ten overstaan van derden volledige werking: inzake de mededeling aan schuldenaar van de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand, rekening houdende met de specifieke kenmerken van de betrokken jurisdicties, is het volgende vereist:

i)

In bepaalde lidstaten waar de mededeling van de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand aan de schuldenaar vereist is voor de volledige werking ten overstaan van derden, en met name voor de voorrang van het zekerheidsbelang van de NCB ten overstaan van de overige schuldeisers, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, is ex-ante mededeling aan de schuldenaar vereist voorafgaande aan of ten tijde van de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand.

ii)

In andere lidstaten waar de openbare registratie van de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand vereist is voor de volledige werking ten overstaan van derden, en met name voor de voorrang van het zekerheidsbelang van de NCB ten overstaan van de overige schuldeisers, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, is een dergelijke registratie vereist voorafgaande aan of ten tijde van de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand;

iii)

Tot slot moet in lidstaten waar ex-ante mededeling aan de schuldenaar of openbare registratie van de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand zoals beschreven onder i) en ii) niet vereist is, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, ex-post mededeling aan de schuldenaar plaatsvinden. Bij ex-post mededeling aan de schuldenaar is het noodzakelijk dat de schuldenaar door de tegenpartij of de NCB (zoals uiteengezet in de nationale documentatie) onmiddellijk na een kredietgebeurtenis in kennis wordt gesteld van de mobilisatie van de kredietvordering door de tegenpartij als onderpand ten gunste van de NCB. Onder „kredietgebeurtenis” wordt verstaan: in gebreke blijven of soortgelijke gebeurtenissen zoals nader omschreven in de toepasselijke nationale documentatie.

In het geval dat de kredietvorderingen instrumenten aan toonder zijn waarvoor door het toepasselijke nationale recht mededeling niet wordt voorgeschreven, is mededeling niet vereist. In dergelijke gevallen kan de betrokken NCB verlangen dat die instrumenten aan toonder voorafgaand aan of ten tijde van de daadwerkelijke mobilisatie als onderpand fysiek aan haar of een derde worden overgedragen.

De bovenstaande bepalingen zijn minimumvereisten. NCB’s kunnen bepalen dat ex-ante mededeling of registratie ook in andere dan de bovenstaande gevallen vereist is, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie.

Alle overige juridische formaliteiten om mobilisatie van een kredietvordering als onderpand te verzekeren dienen eveneens te zijn vervuld.

d)

Afwezigheid van beperkingen in verband met bankgeheim en vertrouwelijkheid: De tegenpartij is niet verplicht de goedkeuring van de schuldenaar te verkrijgen voor openbaarmaking van de gegevens betreffende de kredietvordering en de schuldenaar die het Eurosysteem vereist om te waarborgen dat een geldig zekerheidsrecht wordt gevestigd op kredietvorderingen en dat de kredietvorderingen vlot te gelde kunnen worden gemaakt indien een tegenpartij in gebreke blijft. De tegenpartij en de schuldenaar dienen contractueel overeen te komen dat de schuldenaar onvoorwaardelijk instemt met de openbaarmaking van dergelijke gegevens betreffende de kredietvordering en de schuldenaar aan het Eurosysteem. Een dergelijke bepaling is niet noodzakelijk als de verstrekking van dergelijke gegevens door het nationaal recht, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, niet wordt beperkt.

e)

Afwezigheid van beperkingen op de mobilisatie van de kredietvordering: Tegenpartijen dienen ervoor te zorgen dat kredietvorderingen volledig overdraagbaar zijn en zonder beperkingen ten gunste van het Eurosysteem als onderpand kunnen worden gemobiliseerd. In de kredietvorderingsovereenkomst of in andere contractuele regelingen tussen de tegenpartij en de schuldenaar mag de mobilisatie op geen enkele wijze worden beperkt, tenzij nationale wetgeving bepaalt dat dergelijke contractuele beperkingen de positie van het Eurosysteem met betrekking tot de mobilisatie van onderpand onverlet laten.

f)

Afwezigheid van beperkingen op het te gelde maken van de kredietvordering: In de kredietvorderingsovereenkomst of andere contractuele regelingen tussen de tegenpartij en de schuldenaar mag het te gelde maken van de als onderpand gebruikte kredietvordering op geen enkele wijze worden beperkt door formele, temporele of andere vereisten met betrekking tot tegeldemaking.”.

17)

De volgende appendix 8 wordt toegevoegd:

„Appendix 8

VEREISTEN INZAKE LENINGSGEWIJZE GEGEVENSRAPPORTAGE VOOR EFFECTEN OP ONDERPAND VAN ACTIVA

Leningsgewijze gegevens worden verzonden naar en bekendgemaakt in de databank voor leningsgewijze gegevens, zulks overeenkomstig de vereisten van het Eurosysteem, onder meer aangaande open toegang, dekking, non-discriminatie, passende bestuursstructuur, transparantie, en als dusdanig aangewezen door de ECB, zulks overeenkomstig de vereisten in deze appendix. Daartoe wordt gebruikt gemaakt van het passende rapportagesjabloon voor leningsgewijze gegevens, zulks voor iedere aparte transactie, afhankelijk van de activacategorie van het depot van kasstroom genererende activa (16).

Leningsgewijze gegevens moeten ten minste kwartaalsgewijs worden gerapporteerd, zulks niet later dan één maand na de vervaldatum van de betaling van interest op het betrokken effect op onderpand van activa. Het effect op onderpand van activa zal niet langer beleenbaar zijn, indien leningsgewijze gegevens niet worden gerapporteerd of bijgewerkt binnen één maand volgende op de betrokken datum voor betaling van de interest. Teneinde naleving van deze vereisten te verzekeren, zal de databank voor leningsgewijze gegevens inzake elke transactie geautomatiseerde consistentie- en nauwkeurigheidscontroles uitvoeren op gerapporteerde nieuwe en/of bijgewerkte leningsgewijze gegevens.

Opdat effecten op onderpand van activa beleenbaar worden of blijven, moeten met ingang van de toepassingsdatum van de rapportagevereisten voor leningsgewijze gegevens, d.w.z. de volgens het sjabloon betrokken activacategorie, gedetailleerde leningsgewijze gegevens betreffende het depot van kasstroom genererende activa worden verstrekt. Binnen drie maanden dient het effect op onderpand van activa inzake naleving een verplicht minimumniveau te verwezenlijken, zulks te beoordelen op grond van de informatie die beschikbaar is in specifieke gegevensvelden van het rapportagesjabloon voor leningsgewijze gegevens. Bij gebreke van velden voor specifieke gegevens, is een reeks van zes „geen gegevens” (ND) opties opgenomen in ieder van die sjablonen en moet worden gebruikt wanneer specifieke gegevens niet overeenkomstig het sjabloon kunnen worden aangeleverd. Een zevende slechts voor het CMBS-sjabloon geldende ND-optie bestaat eveneens.

De ND-opties en de betekenissen ervan worden in de volgende tabel verklaard:

„Geen- gegevens opties”

Uitleg

ND1

Gegevens niet verzameld aangezien de toepasselijke criteria zulks niet verlangen

ND2

Gegevens verzameld tot het indienen van de aanvraag, maar niet in het rapportagesysteem ingevoerd bij de afronding

ND3

Gegevens verzameld tot het indienen van de aanvraag, maar in een ander systeem ingevoerd dan het rapportagesysteem

ND4

Gegevens verzameld, maar slechts met ingang van xxxx-xx beschikbaar

ND5

Niet van belang

ND6

Niet van toepassing voor de jurisdictie

ND7

Slechts voor CMBS-leningen met een waarde van minder dan 500 000 EUR, d.w.z. de totale waarde van commerciële leningen bij initiatie

De volgende overgangsperiode van negen maanden is van toepassing op alle effecten op onderpand van activa (zulks afhankelijk van de datum waarop de rapportagevereisten voor leningsgewijze gegevens voor de betrokken activacategorie van toepassing zijn):

het eerste kwartaal volgende op de datum waarop de vereisten van toepassing zijn is een proefperiode. Leningsgewijze gegevens moeten worden gerapporteerd, maar er bestaan geen specifieke limieten aangaande het aantal verplichte velden met ND1 tot en met ND7,

in het tweede kwartaal, mag het aantal verplichte velden met ND1 niet hoger zijn dan 30 % van het totale aantal verplichte velden en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4 mag niet hoger zijn dan 40 % van het totale aantal verplichte velden,

in het derde kwartaal, mag het aantal verplichte velden met ND1 niet hoger zijn dan 10 % van het totale aantal verplichte velden en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4 mag niet hoger zijn dan 20 % van het totale aantal verplichte velden,

aan het einde van de negen maanden durende overgangsperiode, mogen er voor een specifieke transactie geen verplichte velden zijn bij de leningsgewijze gegevens met ND1-, ND2-, ND3- of ND4-waarden.

Door de toepassing van deze drempels zal de databank bij de verzending en verwerking van leningsgewijze gegevens een score genereren en toewijzen aan elke transactie met effecten op onderpand van activa. Deze score geeft het aantal verplichte velden met ND1 weer en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4, in elk geval gerelateerd aan het totale aantal verplichte velden. Dienaangaande mogen de opties ND5, ND6 en ND7 alleen worden gebruikt, indien de relevante gegevensvelden in het betrokken rapportagesjabloon van leningsgewijze gegevens zulks toestaat. De combinatie van de twee drempelreferentiewaarden genereert de volgende reeks van scores inzake leningsgewijze gegevens:

Score waarde matrix

ND1-waarden

0

≤ 10 %

≤ 30 %

> 30 %

ND2

of

ND3

of

ND4

0

A1

B1

C1

D1

≤ 20 %

A2

B2

C2

D2

≤ 40 %

A3

B3

C3

D3

> 40 %

A4

B4

C4

D4

Overeenkomstig het volgende overzicht dient tijdens de bovengenoemde overgangsperiode de score elk kwartaal geleidelijk aan te worden verbeterd:

Tijdschema

Score waarde (geschiktheidsbehandeling)

eerste kwartaal (eerste indiening)

(geen minimum score waarde afgedwongen)

tweede kwartaal

C3 (tenminste)

derde kwartaal

B2 (tenminste)

vanaf het vierde kwartaal

A1

Voor effecten op onderpand van woninghypotheken (RMBS) gelden met ingang van 3 januari 2013 leningsgewijze informatievereisten en de negen maanden durende overgangsperiode eindigt op 30 september 2013.

Voor effecten op onderpand van activa, wier kasstroom genererende activa leningen aan kleine en middelgrote bedrijven (kmo) omvatten, zijn de leningsgewijze informatievereisten met ingang van 3 januari 2013 van toepassing en de negen maanden durende overgangsperiode eindigt op 30 september 2013.

Voor effecten op onderpand van woningleningen (CMBS) gelden met ingang van 1 maart 2013 leningsgewijze informatievereisten en de negen maanden durende overgangsperiode eindigt 30 november 2013.

Voor effecten op onderpand van activa, wier kasstroom genererende activa autoleningen, consumptief krediet of uitstaande leasingvorderingen omvatten, zijn de leningsgewijze informatievereisten met ingang van 1 januari 2014 van toepassing en de negen maanden durende overgangsperiode eindigt op 30 september 2014.

Effecten op onderpand van activa die meer dan negen maanden na de datum zijn uitgegeven waarop de nieuwe rapportagevereisten voor leningsgewijze gegevens van toepassing worden (17), moeten volledig voldoen aan de rapportagevereisten vanaf de eerste indiening van leningsgewijze gegevens, d.w.z. bij uitgifte. Lopende transacties inzake effecten op onderpand van activa die niet voldoen aan enige rapportagesjablonen voor leningsgewijze gegevens, blijven tot 31 maart 2014 beleenbaar. Per geval zal het Eurosysteem nagaan of deze grandfathering-bepaling van toepassing is op een specifiek effect op onderpand van activa.


(1)  Obligaties met garanties of andere daaraan verbonden soortgelijke rechten zijn niet beleenbaar.

(2)  Effecten op onderpand van activa worden niet beleenbaar geacht, indien enige van de activa die deel uitmaken van de kasstroom genererende activa, die dienen als onderpand voor effecten op onderpand van activa, direct werden geïnitieerd door de lege financiële instelling (SPV) die de ABS-notes uitgeeft.

(3)  Dit vereiste sluit effecten op onderpand van activa niet uit indien de emissiestructuur twee SPV’s omvat en met betrekking tot die SPV’s is voldaan aan het „echte-verkoop” vereiste, waardoor de door de tweede SPV uitgegeven schuldbewijzen direct of indirect zijn gedekt door het oorspronkelijke activadepot en alle kasstromen van de kasstroom genererende activa van het eerste naar het tweede SPV worden overgedragen.

(4)  Deze beperking omvat geen swaps die in transacties van effecten op onderpand van activa strikt voor risicodekkingsdoeleinden worden gebruikt.

(5)  Effecten op onderpand van activa die niet voldoen aan de rapportagevereisten inzake leningsgewijze gegevens, omdat zij bestaan uit gemengde depots van heterogene beleenbare activa en/of die niet voldoen aan enige van de leningsgewijze sjablonen zullen tot en met 31 maart 2014 beleenbaar blijven.”

(6)  Een tegenpartij die gebruikmaakt van activa die, op grond van het feit dat tegenpartij en emittent/debiteur/garant dezelfde zijn of omdat er sprake is van nauwe banden, niet of niet langer mogen worden gebruikt als onderpand op een uitstaand krediet, is verplicht de betrokken nationale centrale bank hiervan onverwijld in kennis te stellen. Aan deze activa zal op de eerstvolgende waarderingsdatum de waarde nihil worden toegekend, waarbij eventueel een margestorting zal worden gevraagd (zie ook appendix 6). Tevens dient de tegenpartij het activum zo spoedig mogelijk terug te trekken”.

(7)  Raadpleeg voor nadere details paragraaf 6.2.1.

(8)  Raadpleeg voor nadere details paragraaf 6.2.2.

(9)  De kredietstandaard van verhandelbare door niet-financiële ondernemingen uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen zonder rating, wordt bepaald op grond van de kredietbeoordelingsbron die de betrokken tegenpartij heeft gekozen overeenkomstig de EKBI-regels die van toepassing zijn op kredietvorderingen, zoals bepaald in paragraaf 6.3.3. In het geval van deze verhandelbare schuldbewijzen zijn de volgende beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa gewijzigd: plaats van vestiging van de emittent/garant: eurogebied; plaats van uitgifte: eurogebied.

(10)  De tegenpartij is gehouden de RT-verstrekker onverwijld op de hoogte te stellen van eventuele kredietproblemen die op een verlaging van de kredietkwaliteit zouden kunnen wijzen.”.

(11)  Zulks is van toepassing als een tegenpartij niet in staat is een voldoende hoeveelheid beleenbare activa over te dragen of niet in staat is een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren (indien toepasselijk aangaande margestortingen) of onderpand te verstrekken tot de vervaldag van de transactie middels evenredige margestortingen, voor verevening op de vereveningsdag van het bedrag aan toegewezen liquiditeiten bij een liquiditeitsverruimende transactie, of als een tegenpartij niet in staat is een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren voor verevening van het toegewezen bedrag bij een liquiditeitsverkrappende transactie.

(12)  Zulks is van toepassing als een tegenpartij niet in staat is een voldoende hoeveelheid beleenbare activa over te dragen of niet in staat is een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren voor verevening van het bij een bilaterale transactie overeengekomen bedrag of als een tegenpartij niet in staat is voor een uitstaande transactie onderpand te verstrekken tot de vervaldag van de transactie middels evenredige margestortingen.

(13)  Dit is het geval als een tegenpartij activa gebruikt die niet meer beleenbaar zijn, dan wel door haar niet mogen worden gebruikt, bijvoorbeeld vanwege de nauwe banden tussen, of de identiteit van, de emittent/garant en de tegenpartij.

(14)  Dit is het geval als een tegenpartij aan het einde van de dag een negatief saldo heeft op de vereveningsrekening en niet voldoet aan de toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit.

(15)  De volgende bepalingen zijn ook van toepassing indien: de tegenpartij niet beleenbare activa heeft gebruikt of informatie heeft verstrekt die de waarde van het onderpand negatief beïnvloedt, bijvoorbeeld informatie over het openstaande bedrag van een gebruikte kredietvordering die vals of achterhaald is of was, of b) de tegenpartij activa gebruikt die niet beleenbaar zijn vanwege nauwe banden tussen de emittent/garant en de tegenpartij.”.

(16)  De betrokken versies van rapportagesjablonen voor leningsgewijze gegevens voor specifieke activa-categorieën worden op de website van de ECB bekendgemaakt.

(17)  D.w.z. op 30 september 2013 voor RMBS en kmo’s, 30 november 2013 voor CMBS en 30 september 2014 voor autoleningen, consumptief krediet en uitstaande leasingvorderingen.”.