ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2012.324.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 324 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
55e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1082/2012 van de Commissie van 9 november 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 voor wat EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen betreft ( 1 ) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
22.11.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 324/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1081/2012 VAN DE COMMISSIE
van 9 november 2012
voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen
(codificatie)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (1), en met name artikel 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EEG) nr. 752/93 van de Commissie van 30 maart 1993 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan. |
(2) |
Er zijn toepassingsbepalingen nodig voor Verordening (EG) nr. 116/2009, waarin met name wordt voorzien in een regeling van uitvoervergunningen die van toepassing is op bepaalde categorieën van cultuurgoederen die in bijlage I bij die verordening worden omschreven. |
(3) |
Om de uniformiteit te waarborgen van het formulier waarop de in de genoemde verordening bedoelde uitvoervergunning wordt gesteld, zijn voorschriften omtrent het opstellen, de afgifte en het gebruik van dit formulier nodig. Met het oog daarop moet een model van het formulier beschikbaar zijn. |
(4) |
Teneinde onnodig administratief werk te vermijden, bestaat behoefte aan een „open vergunning” voor de tijdelijke uitvoer, door personen of organisaties, van cultuurgoederen die bestemd zijn om in derde landen te worden gebruikt of tentoongesteld. |
(5) |
De lidstaten die zulks wensen, moeten in de gelegenheid worden gesteld dergelijke vergunningen af te geven voor de uitvoer van hun eigen cultuurgoederen door onder hun jurisdictie vallende personen en organisaties. De aan het gebruik van deze vergunningen verbonden voorwaarden verschillen van lidstaat tot lidstaat. De lidstaten moeten zelf kunnen beslissen of zij al dan niet gebruikmaken van deze open vergunningen en zij moeten de voorwaarden voor de afgifte daarvan zelf kunnen vaststellen. |
(6) |
De uitvoervergunning moet in een van de officiële talen van de Unie worden opgesteld. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 116/2009 bedoelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
AFDELING I
FORMULIER
Artikel 1
1. Er zijn drie soorten vergunningen voor de uitvoer van cultuurgoederen, die worden afgegeven en gebruikt overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 116/2009 en in deze verordening:
a) |
de standaardvergunning; |
b) |
de specifieke open vergunning; |
c) |
de algemene open vergunning. |
2. Het gebruik van uitvoervergunningen doet geenszins afbreuk aan de verplichtingen in verband met uitvoerformaliteiten of aanverwante documenten.
3. Het formulier van de uitvoervergunning wordt op verzoek door de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 116/2009 bedoelde bevoegde autoriteiten verstrekt.
Artikel 2
1. De standaardvergunning wordt normaliter gebruikt voor elke uitvoer waarop Verordening (EG) nr. 116/2009 van toepassing is.
De lidstaten kunnen echter zelf beslissen of zij in de plaats daarvan al dan niet specifieke of algemene open vergunningen afgeven. Het gebruik van deze vergunningen is aan de desbetreffende voorwaarden van de artikelen 10 en 13 onderworpen.
2. Een specifieke open vergunning wordt gebruikt voor de herhaalde tijdelijke uitvoer van een specifiek cultuurgoed door een persoon of organisatie als bedoeld in artikel 10.
3. Een algemene open vergunning wordt gebruikt voor de tijdelijke uitvoer van alle cultuurgoederen die deel uitmaken van de permanente collectie van een museum of andere instelling als bedoeld in artikel 13.
4. Een lidstaat kan een specifieke of algemene open vergunning te allen tijde intrekken indien de voorwaarden waaronder deze werd afgegeven niet meer zijn vervuld. Indien de afgegeven vergunning niet terug werd ontvangen en het gevaar bestaat dat deze op onregelmatige wijze wordt gebruikt, geeft de betrokken lidstaat daarvan onverwijld kennis aan de Commissie, die onmiddellijk de andere lidstaten op de hoogte brengt.
5. De lidstaten kunnen alle redelijke maatregelen nemen die zij op hun grondgebied noodzakelijk achten om toezicht te houden op het gebruik van hun eigen open vergunningen.
AFDELING II
DE STANDAARDVERGUNNING
Artikel 3
1. Standaardvergunningen worden gesteld op een formulier dat in overeenstemming is met het model van bijlage I. Het papier dat voor het formulier wordt gebruikt is wit, houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en weegt minstens 55 g/m2.
2. Het formaat van de formulieren bedraagt 210 × 297 mm.
3. De formulieren worden gedrukt of elektronisch opgesteld en ingevuld in een van de officiële talen van de Unie die wordt aangewezen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van afgifte.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin het formulier wordt overgelegd, kunnen een vertaling ervan vragen in de taal of in een van de officiële talen van die lidstaat. De eventuele kosten van de vertaling zijn in dat geval voor rekening van de vergunninghouder.
4. Het is de taak van de lidstaten:
a) |
het formulier te drukken of te laten drukken; het formulier is voorzien van naam en adres van de drukker of van een kenteken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd; |
b) |
alle noodzakelijke maatregelen te nemen om te voorkomen dat het formulier wordt vervalst. De gegevens van de hiertoe door de lidstaten gebezigde identificatiemiddelen worden aan de Commissie toegezonden ter fine van de mededeling aan de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten. |
5. Het formulier wordt bij voorkeur door middel van een mechanisch of elektronisch procedé ingevuld, maar het kan evenwel op leesbare wijze met de hand worden ingevuld; in dat geval dient dat met inkt en in blokletters te geschieden.
Het formulier mag ongeacht het gebruikte procedé geen doorhalingen, overschrijvingen of andere veranderingen bevatten.
Artikel 4
1. Onverminderd lid 3 wordt voor iedere zending van cultuurgoederen een afzonderlijke uitvoervergunning verleend.
2. Voor de toepassing van lid 1 kan de zending bestaan hetzij uit een op zichzelf staand cultuurgoed hetzij uit meerdere cultuurgoederen.
3. Wanneer een zending bestaat uit verscheidene cultuurgoederen, bepalen de bevoegde autoriteiten of het nodig is voor die zending een of meer uitvoervergunningen te verlenen.
Artikel 5
Het formulier bestaat uit drie exemplaren:
a) |
een exemplaar dat de aanvraag vormt, voorzien van een nummer 1; |
b) |
een exemplaar bestemd voor de houder, voorzien van een nummer 2; |
c) |
een exemplaar, bestemd om te worden teruggezonden naar de vergunningverlenende autoriteit, voorzien van een nummer 3. |
Artikel 6
1. De aanvrager vult de vakken 1, 3, 6 tot en met 21, 24 en indien van toepassing 25 van de aanvraag en de andere exemplaren in, met uitzondering van het vak of de vakken die voorgedrukt mogen zijn.
De lidstaten kunnen evenwel bepalen dat alleen de aanvraag moet worden ingevuld.
2. Bij de aanvraag wordt gevoegd:
a) |
documentatiemateriaal dat alle relevante gegevens betreffende de cultuurgoederen bevat alsmede betreffende de juridische situatie waarin zij zich bevinden op het moment van de aanvraag, in voorkomend geval door middel van bewijsstukken (facturen, expertises, enz.); |
b) |
een foto of, naar gelang van het geval en ten genoegen van de bevoegde autoriteiten, meerdere foto’s, naar behoren voor echt gewaarmerkt, in zwart/wit of in kleur, van de betrokken cultuurgoederen (minimumafmeting 8 × 12 cm). Dit vereiste kan naar gelang van het geval en ten genoegen van de bevoegde autoriteiten worden vervangen door een gedetailleerde lijst van de cultuurgoederen. |
3. De bevoegde autoriteiten kunnen, met het oog op de verlening van de uitvoervergunning, eisen dat de uit te voeren cultuurgoederen daadwerkelijk worden aangeboden.
4. De uit de toepassing van de leden 2 en 3 voortvloeiende kosten zijn ten laste van de aanvrager van de uitvoervergunning.
5. Het naar behoren ingevulde formulier wordt met het oog op de verlening van de uitvoervergunning overgelegd aan de bevoegde autoriteiten die ingevolge artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 116/2009 door de lidstaten zijn aangewezen. Wanneer deze autoriteiten de uitvoer toestaan, behouden zij exemplaar nr. 1 van het formulier en geven zij de andere exemplaren terug aan de aanvrager, die houder van de vergunning wordt, of aan diens gemachtigde vertegenwoordiger.
Artikel 7
De exemplaren van de uitvoervergunning die tot staving van de aangifte ten uitvoer worden overgelegd, zijn:
a) |
het exemplaar bestemd voor de houder; |
b) |
het exemplaar dat naar de vergunningverlenende autoriteit moet worden teruggestuurd. |
Artikel 8
1. Het douanekantoor dat bevoegd is om de aangifte ten uitvoer te aanvaarden, moet controleren of de gegevens van de aangifte ten uitvoer of, in voorkomend geval, het ATA-carnet overeenkomen met de gegevens van de uitvoervergunning en dat hiernaar verwezen wordt in vak 44 van de aangifte ten uitvoer of op de strook van het ATA-carnet.
Dit kantoor neemt de gepaste identificatiemaatregelen. Deze kunnen bestaan uit het aanbrengen van een verzegeling of van een stempelafdruk van het douanekantoor. Het naar de vergunningverlenende autoriteit terug te zenden exemplaar van de uitvoervergunning wordt bij exemplaar nr. 3 van het enig document gevoegd.
2. Nadat vak 23 van de exemplaren 2 en 3 ingevuld is, geeft het douanekantoor dat bevoegd is voor de aanvaarding van de aangifte ten uitvoer, aan de aangever of diens gemachtigde vertegenwoordiger het voor de vergunninghouder bestemde exemplaar terug.
3. Het aan de vergunningverlenende autoriteit terug te zenden exemplaar van de vergunning vergezelt de zending tot aan het douanekantoor van uitgang uit het douanegebied van de Unie.
Dit kantoor brengt zijn stempelafdruk aan in vak 26 van dit exemplaar en stuurt het terug naar de vergunningverlenende autoriteit.
Artikel 9
1. De geldigheidsduur van een uitvoervergunning kan niet meer bedragen dan twaalf maanden, te rekenen vanaf het tijdstip van afgifte.
2. In geval van een aanvraag voor tijdelijke uitvoer kunnen de bevoegde autoriteiten een termijn vaststellen voor de wederinvoer van de cultuurgoederen in de lidstaat die de vergunning heeft verleend.
3. Wanneer een uitvoervergunning verlopen is of niet wordt gebruikt, worden de exemplaren die in het bezit van de vergunninghouder zijn onmiddellijk door deze aan de vergunningverlenende autoriteit teruggestuurd.
AFDELING III
SPECIFIEKE OPEN VERGUNNINGEN
Artikel 10
1. Een specifieke open vergunning kan worden afgegeven voor de herhaalde tijdelijke uitvoer uit de Unie van een specifiek cultuurgoed teneinde in een derde land te worden gebruikt en/of tentoongesteld. Dit cultuurgoed moet het eigendom of rechtmatige bezit zijn van de persoon of organisatie die het gebruikt en/of tentoonstelt.
2. Een vergunning mag enkel worden afgegeven indien de autoriteiten de overtuiging zijn toegedaan dat de betrokken persoon of organisatie alle noodzakelijke waarborgen biedt dat de goederen in goede staat naar de Unie zullen terugkeren en dat deze op zodanige wijze kunnen worden omschreven of gemarkeerd dat bij de tijdelijke uitvoer er geen twijfel over bestaat dat de uitgevoerde goederen de in de specifieke open vergunning omschreven goederen zijn.
3. De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt ten hoogste vijf jaar.
Artikel 11
De vergunning dient, hetzij samen met een schriftelijke aangifte ten uitvoer te worden overgelegd, hetzij, op daartoe strekkend verzoek, samen met de cultuurgoederen te worden getoond.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de vergunning wordt overgelegd kunnen een vertaling in de officiële taal of in een van de officiële talen van die lidstaat verlangen. De kosten van deze vertaling zijn voor rekening van de vergunninghouder.
Artikel 12
1. Het voor de aanvaarding van de aangifte ten uitvoer bevoegde douanekantoor gaat na of de aangebrachte goederen de in de uitvoervergunning omschreven goederen zijn en ziet er op toe dat, indien een schriftelijke aangifte vereist is, in vak 44 van de aangifte ten uitvoer een verwijzing naar deze vergunning voorkomt.
2. Indien een schriftelijke aangifte vereist is, wordt de vergunning aan het exemplaar nr. 3 van het enig document gehecht en vergezelt zij de goederen tot het douanekantoor op de plaats van uitgang uit het douanegebied van de Unie. Wordt het exemplaar nr. 3 van het enig document aan de exporteur of zijn vertegenwoordiger teruggegeven, dan wordt de vergunning eveneens, met het oog op eventuele latere uitvoertransacties, teruggegeven.
AFDELING IV
ALGEMENE OPEN VERGUNNINGEN
Artikel 13
1. Algemene open vergunningen kunnen aan musea of andere instellingen worden afgegeven met het oog op de tijdelijke uitvoer van goederen die deel uitmaken van hun permanente collectie en die op regelmatige grondslag tijdelijk uit de Unie worden uitgevoerd teneinde in een derde land tentoongesteld te worden.
2. Deze vergunning mag enkel worden afgegeven indien de bevoegde autoriteiten de overtuiging zijn toegedaan dat de betrokken instelling alle noodzakelijke waarborgen biedt dat de goederen in goede staat naar de Unie zullen terugkeren. De vergunning kan worden gebruikt voor elke tijdelijke uitvoer van elke selectie van goederen die deel uitmaken van de permanente collectie. Zij kan worden gebruikt voor een aantal verschillende selecties van goederen die, hetzij achtereenvolgens, hetzij gelijktijdig worden uitgevoerd.
3. De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt ten hoogste vijf jaar.
Artikel 14
De vergunning wordt samen met de aangifte ten uitvoer overgelegd.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de vergunning wordt overgelegd, kunnen om een vertaling daarvan in de officiële taal of in één van de officiële talen van die lidstaat verzoeken. De kosten van deze vertaling zijn voor rekening van de vergunninghouder.
Artikel 15
1. Het voor de aanvaarding van de aangifte ten uitvoer bevoegde douanekantoor ziet erop toe dat samen met de vergunning een lijst van uit te voeren goederen wordt overgelegd. Deze zijn eveneens in de aangifte ten uitvoer omschreven. De lijst wordt gesteld op papier met het briefhoofd van de betrokken instelling en elke bladzijde wordt ondertekend door een met name genoemde vertegenwoordiger van de instelling. Elke bladzijde wordt voorzien van het stempel van de instelling, dat ook op de vergunning voorkomt. Vak 44 van de aangifte ten uitvoer bevat een verwijzing naar de vergunning.
2. De vergunning wordt aan het exemplaar nr. 3 van het enig document gehecht en vergezelt de zending tot het douanekantoor op de plaats van uitgang uit het douanegebied van de Unie. Wordt het exemplaar nr. 3 van het enig document aan de exporteur of zijn vertegenwoordiger teruggegeven, dan wordt de vergunning eveneens, met het oog op een eventuele latere uitvoertransactie, teruggegeven.
AFDELING V
FORMULIEREN VAN DE OPEN VERGUNNINGEN
Artikel 16
1. De specifieke open vergunning wordt gesteld op een formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage II opgenomen model.
2. De algemene open vergunning wordt gesteld op een formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage III opgenomen model.
3. Het formulier van de vergunning wordt gedrukt of elektronisch opgesteld in een van de officiële talen van de Unie.
4. De afmetingen van de vergunning bedragen 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.
Het te gebruiken papier is wit, houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en weegt ten minste 55 g/m2. Het is voorzien van een lichtblauwe geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.
5. Het tweede exemplaar van de vergunning, dat niet van een geguillocheerde onderdruk is voorzien, is enkel voor de exporteur of zijn administratie bestemd.
Het aanvraagformulier wordt door de betrokken lidstaat vastgesteld.
6. De lidstaten kunnen zich het recht voorbehouden de formulieren van de vergunningen zelf te drukken of kunnen daartoe opdracht geven aan erkende drukkers. In het laatste geval moet op elk formulier een verwijzing naar die goedkeuring voorkomen.
Elk formulier is voorzien van de naam en het adres van de drukker of van een teken waardoor deze geïdentificeerd kan worden. Het formulier is bovendien, ter identificatie, van een gedrukt of door middel van een stempel aangebracht volgnummer voorzien.
7. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat vergunningen worden vervalst.
De voor dit doel gebruikte identificatiemiddelen worden ter kennis gebracht van de Commissie, die de bevoegde instanties van de andere lidstaten op de hoogte brengt.
8. De vergunningen worden met mechanische of elektronische middelen opgesteld. In uitzonderlijke omstandigheden mogen zij met een zwarte balpen in blokletters worden ingevuld.
Op de vergunningen mogen geen doorhalingen, overschrijvingen of andere wijzigingen voorkomen.
AFDELING VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 17
Verordening (EEG) nr. 752/93 wordt ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage V.
Artikel 18
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 9 november 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 39 van 10.2.2009, blz. 1.
(2) PB L 77 van 31.3.1993, blz. 24.
(3) Zie bijlage IV.
BIJLAGE I
Model voor het formulier van de standaarduitvoervergunning
TOELICHTING
1. Algemeen
1.1. |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 116/2009 is voor de uitvoer van cultuurgoederen een vergunning vereist om het cultureel erfgoed van de lidstaten te beschermen. In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1081/2012 is een model opgesteld voor het formulier van de standaarduitvoervergunning. Aan de hand hiervan kan de uitvoer van cultuurgoederen aan de buitengrenzen van de Unie op uniforme wijze gecontroleerd worden. Er zijn twee andere typen uitvoervergunning, namelijk:
|
1.2. |
Het formulier voor de standaarduitvoervergunning moet in drievoud, leesbaar en onuitwisbaar worden ingevuld, bij voorkeur mechanisch of elektronisch. Indien het formulier met de hand wordt ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te geschieden. Op het formulier mogen geen doorhalingen, verbeteringen of andere wijzigingen worden aangebracht. |
1.3. |
Door elk niet gebruikt vak moet een streep getrokken worden, zodat er niets toegevoegd kan worden in een later stadium. De verschillende exemplaren zijn herkenbaar aan nummer en functie, die vermeld worden in de linkermarge, en worden als volgt gebundeld: — exemplaar nr. 1: aanvraag te bewaren door de instantie van afgifte (voor iedere lidstaat de naam van die autoriteit vermelden); voor elke aanvullende lijst moet een nieuw exemplaar nr. 1 worden ingevuld, waarbij de bevoegde instantie van afgifte bepaalt of hiervoor één of meer uitvoervergunningen afgegeven moeten worden, — exemplaar nr. 2: wordt ter staving van de aangifte ten uitvoer overgelegd aan het bevoegde douanekantoor van uitvoer en door de aanvrager bewaard nadat het kantoor zijn stempel heeft aangebracht, — exemplaar nr. 3: wordt overgelegd aan het bevoegde douanekantoor van uitvoer en vergezelt verder de zending tot aan het douanekantoor van uitgang uit het douanegebied van de Unie; na goedkeuring door de douanediensten wordt dit exemplaar naar het douanekantoor van afgifte teruggezonden. |
2. Rubrieken
Vak 1: |
Aanvrager: naam of handelsbenaming en volledig adres van de woonplaats of het hoofdkantoor van de onderneming. |
||||||
Vak 2: |
Uitvoervergunning: voorbehouden aan de bevoegde autoriteiten. |
||||||
Vak 3: |
Geadresseerde: naam en volledig adres van de geadresseerde, alsmede het derde land waarnaar het goed tijdelijk of definitief wordt uitgevoerd. |
||||||
Vak 4: |
Vermelden of de uitvoer definitief of tijdelijk is. |
||||||
Vak 5: |
Instantie van afgifte: omschrijving van de bevoegde autoriteit en de lidstaat die de vergunning afgeeft. |
||||||
Vak 6: |
Vertegenwoordiger van de aanvrager: uitsluitend in te vullen wanneer de aanvrager een beroep doet op een gevolmachtigd vertegenwoordiger. |
||||||
Vak 7: |
Eigenaar van het (de) voorwerp(en): naam en adres. |
||||||
Vak 8: |
Omschrijving overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 116/2009. Categorie(ën) van het (de) cultuurgoed(eren): de goederen zijn ingedeeld in categorieën genummerd van 1 tot en met 15. Vermeld uitsluitend het overeenkomstige nummer. |
||||||
Vak 9: |
Omschrijving van het (de) cultuurgoed(eren): vermeld de precieze aard van het goed (bijvoorbeeld schilderij, beeldhouwwerk, bas-reliëf, negatieve of positieve kopie van een film, meubilair en voorwerpen, muziekinstrumenten) en beschrijf het goed zo volledig mogelijk:
Indien er onvoldoende ruimte is om alle voorwerpen te beschrijven, kan de aanvrager de nodige aanvullende bladen indienen. |
||||||
Vak 10: |
GN-code: indicatieve vermelding van de GN-code. |
||||||
Vak 11: |
Aantal/hoeveelheid: vermeld het aantal goederen, met name wanneer deze één geheel vormen. Voor films het aantal spoelen, het formaat en de lengte vermelden. |
||||||
Vak 12: |
Waarde in nationale valuta: vermeld de waarde van het goed in de nationale munteenheid. |
||||||
Vak 13: |
Doel van de uitvoer van het (de) cultuurgoed(eren)/reden voor de vergunningsaanvraag: vermeld of het uit te voeren goed is verkocht of is bestemd voor de verkoop, een tentoonstelling, taxatie, restauratie of enig ander gebruik, en of het moet terugkeren. |
||||||
Vak 14: |
Titel of onderwerp: indien het werk geen specifieke titel heeft, vermeld het onderwerp ervan door een beknopte beschrijving van het goed of, voor films, van het behandelde onderwerp. Voor wetenschappelijke instrumenten of andere voorwerpen waarvan geen specificatie mogelijk is, volstaat het vak 9 in te vullen. |
||||||
Vak 15: |
Afmetingen: de afmetingen (in centimeter) zijn de afmetingen van het goed en eventueel van de houder. Voor ingewikkelde of speciale vormen, vermeld de afmetingen in de volgorde: hoogte × breedte × diepte. |
||||||
Vak 16: |
Datering: indien een precieze datum ontbreekt, vermeld de eeuw, het deel van de eeuw (eerste kwart, eerste helft) of het millennium (met name voor de categorieën 1 tot en met 7). Voor antieke voorwerpen waarvan de leeftijd globaal is vastgesteld (ouder dan 50 of dan 100 jaar of tussen de 50 en 100 jaar oud) en waarvoor de vermelding van de eeuw onvoldoende is, het jaar opgeven, eventueel bij benadering (bijvoorbeeld rond 1890, circa 1950). Voor films bij ontbreken van een precieze datum het decennium vermelden. Voor reeksen (archieven en bibliotheken) de begin- en einddatum vermelden. |
||||||
Vak 17: |
Overige kenmerken: vermeld ieder ander gegeven betreffende de formele aspecten van het goed dat nuttig kan zijn om het te identificeren, bijvoorbeeld historische antecedenten, omstandigheden waaronder het tot stand is gekomen, vroegere eigenaars, staat, restauratie, bibliografie, markering of elektronische code, enz. |
||||||
Vak 18: |
Ter identificatie bijgevoegde documenten/bijzonderheden: de overeenkomstige hokjes aankruisen. |
||||||
Vak 19: |
Kunstenaar, tijdperk, atelier en/of stijl: de naam van de kunstenaar vermelden, indien bekend en gedocumenteerd. Wanneer het gaat om kunstwerken in samenwerking of om kopieën, de kunstenaars of de gekopieerde kunstenaars vermelden, indien bekend. Indien het werk slechts aan één kunstenaar wordt toegeschreven, vermeld „toegeschreven aan […]”. Indien de kunstenaar onbekend is, vermeld het atelier, de school of de stijl (bijvoorbeeld atelier van Velázquez, Venetiaanse school, Ming-tijdperk, Lodewijk XV-stijl of Victoriaanse stijl). Voor gedrukte documenten de naam van de uitgever en de plaats en het jaar van uitgave vermelden. |
||||||
Vak 20: |
Materiaal of techniek: deze rubriek dient uiterst zorgvuldig te worden ingevuld; vermeld de gebruikte materialen en de toegepaste techniek (bijvoorbeeld olieverfschilderij, houtsnijkunst, houtskool- of potloodtekening, verloren-wasprocédé, nitraatfilms, enz.). |
||||||
Vak 21 |
(exemplaar 1): Aanvraag: verplicht in te vullen door de aanvrager of zijn vertegenwoordiger, die verklaart dat de inlichtingen in de aanvraag en de bijgevoegde bewijsstukken juist zijn. |
||||||
Vak 22: |
Handtekening en stempel van de instantie van afgifte: in te vullen door de bevoegde autoriteit, onder vermelding van de plaats en datum op de drie exemplaren van de vergunning. |
||||||
Vak 23 |
(exemplaren 2 en 3): Visum van het douanekantoor van uitvoer: in te vullen door het douanekantoor. Onder douanekantoor van uitvoer wordt verstaan het kantoor waar de aangifte ten uitvoer wordt overgelegd en waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld. |
||||||
Vak 24: |
Foto(s) van het (de) cultuurgoed(eren): een kleurenfoto (minimumformaat 9 × 12 cm) vastlijmen. Om driedimensionale voorwerpen gemakkelijker te kunnen identificeren, kunnen foto’s van verschillende kanten gevraagd worden. De bevoegde autoriteit dient de foto te waarmerken door het aanbrengen van haar handtekening en het stempel van het bureau van afgifte. Eventueel kunnen de bevoegde autoriteiten bijkomende foto’s eisen. |
||||||
Vak 25: |
Extra bladen: zo nodig het aantal gebruikte bijkomende bladen vermelden. |
||||||
Vak 26 |
(exemplaren 2 en 3): Douanekantoor van uitgang: voorbehouden aan het betreffende kantoor. Onder douanekantoor van uitgang wordt verstaan het laatste douanekantoor dat de goederen behandelt alvorens zij het douanegebied van de Unie verlaten. |
BIJLAGE II
Model voor het formulier van de specifieke open vergunning en de verschillende exemplaren daarvan
BIJLAGE III
Model voor het formulier van de algemene open vergunning en de verschillende exemplaren daarvan
BIJLAGE IV
Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan
Verordening (EEG) nr. 752/93 van de Commissie |
|
Verordening (EG) nr. 1526/98 van de Commissie |
|
Verordening (EG) nr. 656/2004 van de Commissie |
BIJLAGE V
Concordantietabel
Verordening (EEG) nr. 752/93 |
De onderhavige verordening |
Artikel 1, lid 1, aanhef |
Artikel 1, lid 1, aanhef |
Artikel 1, lid 1, eerste, tweede en derde streepje |
Artikel 1, lid 1, onder a), b) en c) |
Artikel 1, leden 2 en 3 |
Artikel 1, leden 2 en 3 |
Artikel 2, lid 1, eerste zin |
Artikel 2, lid 1, eerste alinea |
Artikel 2, lid 1, tweede zin |
Artikel 2, lid 1, tweede alinea |
Artikel 2, leden 2 tot en met 5 |
Artikel 2, leden 2 tot en met 5 |
Artikel 3, leden 1 en 2 |
Artikel 3, leden 1 en 2 |
Artikel 3, lid 3, eerste zin |
Artikel 3, lid 3, eerste alinea |
Artikel 3, lid 3, tweede en derde zin |
Artikel 3, lid 3, tweede alinea |
Artikel 3, lid 4, aanhef |
Artikel 3, lid 4, aanhef |
Artikel 3, lid 4, eerste en tweede streepje |
Artikel 3, lid 4, onder a) en b) |
Artikel 3, lid 5, eerste en tweede zin |
Artikel 3, lid 5, eerste alinea |
Artikel 3, lid 5, derde zin |
Artikel 3, lid 5, tweede alinea |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
Artikel 5, aanhef |
Artikel 5, aanhef |
Artikel 5, eerste, tweede en derde streepje |
Artikel 5, onder a), b) en c) |
Artikel 6, lid 1, eerste zin |
Artikel 6, lid 1, eerste alinea |
Artikel 6, lid 1, tweede zin |
Artikel 6, lid 1, tweede alinea |
Artikel 6, lid 2, aanhef |
Artikel 6, lid 2, aanhef |
Artikel 6, lid 2, eerste en tweede streepje |
Artikel 6, lid 2, onder a) en b) |
Artikel 6, leden 3, 4 en 5 |
Artikel 6, leden 3, 4 en 5 |
Artikel 7, aanhef |
Artikel 7, aanhef |
Artikel 7, eerste en tweede streepje |
Artikel 7, onder a) en b) |
Artikel 8, leden 1 en 2 |
Artikel 8, leden 1 en 2 |
Artikel 8, lid 3, eerste zin |
Artikel 8, lid 3, eerste alinea |
Artikel 8, lid 3, tweede zin |
Artikel 8, lid 3, tweede alinea |
Artikel 9 |
Artikel 9 |
Artikelen 10 tot en met 15 |
Artikelen 10 tot en met 15 |
Artikel 16, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 16, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 16, lid 4, eerste zin |
Artikel 16, lid 4, eerste alinea |
Artikel 16, lid 4, tweede en derde zin |
Artikel 16, lid 4, tweede alinea |
Artikel 16, lid 5 |
Artikel 16, lid 5 |
Artikel 16, lid 6, eerste en tweede zin |
Artikel 16, lid 6, eerste alinea |
Artikel 16, lid 6, derde en vierde zin |
Artikel 16, lid 6, tweede alinea |
Artikel 16, lid 7, eerste zin |
Artikel 16, lid 7, eerste alinea |
Artikel 16, lid 7, tweede zin |
Artikel 16, lid 7, tweede alinea |
Artikel 16, lid 8, eerste en tweede zin |
Artikel 16, lid 8, eerste alinea |
Artikel 16, lid 8, derde zin |
Artikel 16, lid 8, tweede alinea |
— |
Artikel 17 |
Artikel 17 |
Artikel 18 |
Bijlagen I, II en III |
Bijlagen I, II en III |
— |
Bijlage IV |
— |
Bijlage V |
22.11.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 324/25 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1082/2012 VAN DE COMMISSIE
van 9 november 2012
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 voor wat EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (2) bevat geen gedetailleerde regels voor EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen. Dergelijke regels moeten worden vastgesteld om de voorwaarden voor de naleving van de luchtvaartbeveiligingsvoorschriften te harmoniseren. |
(2) |
Verordening (EU) nr. 185/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 300/2008 ingestelde Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
De lidstaten moeten uiterlijk op 31 januari 2013 aan de Commissie aantonen hoe ze er zullen toe bijdragen dat punt 11.6 met betrekking tot punt 6.8 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 ten uitvoer wordt gelegd.
Onafhankelijke validateurs die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn gecertificeerd, blijven gekwalificeerd om EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen van bekende afzenders in de lidstaten uit te voeren tot hun certificering verstrijkt of voor een periode van vijf jaar, als dit minder is.
Artikel 3
De Commissie zal de toepassing van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, beoordelen en evalueren en zo nodig uiterlijk op 30 juni 2015 een voorstel indienen.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 9 november 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.
(2) PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1.
BIJLAGE
A) |
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:
|
B) |
Punt 6.8 wordt vervangen door: „6.8 BESCHERMING VAN VRACHT EN POST DIE VANUIT DERDE LANDEN NAAR DE UNIE WORDEN VERVOERD 6.8.1 Aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen
6.8.2. EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering voor ACC3
6.8.3. Beveiligingscontroles voor vracht en post die aankomen uit een derde land
6.8.4. Validering van erkende agenten en bekende afzenders
6.8.5 Niet-naleving en stopzetting van de aanwijzing als ACC3 6.8.5.1. Niet-naleving
6.8.5.2. Stopzetting De bevoegde autoriteit die de ACC3 heeft aangewezen, is verantwoordelijk voor het schrappen van de ACC3 uit de „EU-gegevensbank van erkende agenten en bekende afzenders”:
|
C) |
Het volgende aanhangsel wordt ingevoegd na aanhangsel 6-C: „AANHANGSEL 6-C3 VALIDERINGSCONTROLELIJST VOOR ACC3 Een aanwijzing als ACC3 (luchtvaartmaatschappij die luchtvracht of -post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert) is vereist om luchtvracht of -post naar de Europese Unie (4) (EU) of IJsland, Noorwegen en Zwitserland te mogen vervoeren en is vereist uit hoofde van Verordening (EU) nr. 185/2010, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 859/2011 van de Commissie (5). In beginsel is aanwijzing als ACC3 vereist voor alle vluchten waarmee vracht of post naar luchthavens in de EU/EER wordt vervoerd voor transfer, transit of lossing (6). De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en Zwitserland zijn elk verantwoordelijk voor de aanwijzing van specifieke luchtvaartmaatschappijen als ACC3. De aanwijzing is gebaseerd op het beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij en op een verificatie ter plaatse van de tenuitvoerlegging, overeenkomstig de doelstellingen die in deze valideringscontrolelijst zijn vermeld. De controlelijst is het instrument dat een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur gebruikt om het beveiligingsniveau te beoordelen dat door of onder de verantwoordelijkheid van de ACC3 of door een luchtvaartmaatschappij die ACC3-aanwijzing aanvraagt, wordt toegepast op luchtvracht- of post die voor de EU/EER is bestemd (7). Binnen een maand na de verificatie ter plaatse wordt een valideringsverslag verstrekt aan de aanwijzende bevoegde autoriteit en de gevalideerde entiteit. Het valideringsverslag bevat minstens de volgende integrerende delen:
De bladzijdenummering, de datum van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering en de parafering van elke bladzijde door de validateur en de gevalideerde entiteit bewijzen de integriteit van het valideringsverslag. Het valideringsverslag wordt standaard in het Engels opgesteld. Deel 3 — Beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij, deel 6 — Gegevensbank, deel 7 — Beveiligingsonderzoeken en deel 8 — Hoogrisicovracht of -post (HCRM) worden getoetst aan de eisen van de hoofdstukken 6.7 en 6.8 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010. De basisnormen voor de andere delen zijn de normen en aanbevolen praktijken (SARPs) van bijlage 17 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart en de richtsnoeren in de luchtvaartbeveiligingshandleiding van de ICAO (doc 8973-vertrouwelijk). Aanwijzingen voor het invullen:
DEEL 1 Identificatie van de gevalideerde entiteit en de validateur
DEEL 2 Organisatie en verantwoordelijkheden van de ACC3 op de luchthaven Doel: Alleen vracht of post die aan beveiligingscontroles is onderworpen, mag naar de EU/EER worden vervoerd. In de volgende delen van de controlelijst wordt nadere informatie verstrekt over deze beveiligingscontroles. De ACC3 mag geen vracht of post voor vervoer aan boord van een luchtvaartuig met de EU als bestemming aanvaarden tenzij een bij een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent, een bij een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender of een vaste afzender van een bij een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent bevestigt dat beveiligingsonderzoeken of andere beveiligingscontroles zijn uitgevoerd en daar de verantwoordelijkheid voor neemt, of tenzij dergelijke zendingen aan beveiligingsonderzoeken worden onderworpen overeenkomstig de EU-regelgeving. De ACC3 moet over een procedure beschikken om te garanderen dat passende beveiligingscontroles worden toegepast op alle luchtvracht en -post met bestemming EU/EER, tenzij hij volgens de EU-wetgeving van beveiligingsonderzoeken is vrijgesteld of de luchtvracht of -post na het beveiligingsonderzoek is beschermd tot hij in een luchtvaartuig wordt ingeladen. De beveiligingscontroles bestaan uit:
Referentie: punt 6.8.3
DEEL 3 Beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij Doel: De ACC3 ziet erop toe dat zijn beveiligingsprogramma alle luchtvaartbeveiligingsmaatregelen omvat die relevant en afdoende zijn voor luchtvracht en -post die naar de EU worden vervoerd. Het beveiligingsprogramma en de bijbehorende documenten van de luchtvaartmaatschappij vormen de basis voor beveiligingscontroles die worden toegepast overeenkomstig de doelstellingen van deze controlelijst. Het is mogelijk dat de luchtvaartmaatschappij haar documenten vóór het bezoek ter plaatse aan de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur wenst te verstrekken om hem te helpen zich vertrouwd te maken met de bijzonderheden van de te bezoeken locaties. Referentie: punt 6.8.2.1 en aanhangsel 6-G Noot: De volgende punten van aanhangsel 6-G van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 moeten aan bod komen:
DEEL 4 Indienstname en opleiding van personeel Doel: De ACC3 stelt verantwoordelijk en bevoegd personeel aan om te werken op het gebied van de beveiliging van luchtvracht of -post. Personeelsleden met toegang tot beveiligde luchtvracht beschikken over alle vaardigheden die vereist zijn om hun taken uit te voeren en worden op passende wijze opgeleid. De ACC3 beschikt over een procedure om te garanderen dat alle personeelsleden (permanent personeel, tijdelijk personeel, uitzendkrachten, chauffeurs enz.) met rechtstreekse en onbegeleide toegang tot luchtvracht/-post waarop beveiligingscontroles worden of zijn toegepast:
Referentie: punt 6.8.3.1 Noot:
DEEL 5 Aanvaardingsprocedures Doel: De ACC3 moet over een procedure beschikken om bij aanvaarding de beveiligingsstatus van een zending te beoordelen en na te trekken met betrekking tot eerdere controles. De procedure moet de volgende elementen omvatten:
Referentie: punt 6.8.3.1 Noot:
DEEL 6 Gegevensbank Doel: Als de ACC3 niet verplicht is luchtvracht of -post met bestemming EU/EER voor 100% aan beveiligingsonderzoeken te onderwerpen, ziet de ACC3 erop toe dat de vracht of post afkomstig is van een krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent of bekende afzender of een vaste afzender van een erkende agent. Om toezicht te houden op het beveiligingsrelevante auditspoor, houdt de ACC3 een gegevensbank bij waarin de volgende informatie is opgeslagen voor elke entiteit of persoon van wie hij rechtstreeks vracht of post aanvaardt:
Als de ACC3 luchtvracht of -post ontvangt, moet hij de gegevensbank raadplegen om na te gaan of de entiteit erin is opgeslagen. Als de entiteit niet in de gegevensbank is opgeslagen, moet de door die entiteit geleverde luchtvracht of -post aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen alvorens te worden ingeladen. Referentie: punten 6.8.4.1 en 6.8.4.3
DEEL 7 Beveiligingsonderzoeken Doel: Als de ACC3 vracht en post aanvaardt van een entiteit die niet krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering is gevalideerd of als de ontvangen vracht niet beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat de beveiligingscontroles zijn uitgevoerd, ziet de ACC3 erop toe dat deze luchtvracht of -post aan een beveiligingsonderzoek wordt onderworpen alvorens in een luchtvaartuig te worden geladen. De ACC3 moet over een procedure beschikken om te garanderen dat luchtvracht en -post met bestemming EU/EER voor transfer, transit of lossing op een EU-luchthaven aan een beveiligingsonderzoek wordt onderworpen volgens de middelen of methoden die in de EU-wetgeving zijn vermeld, overeenkomstig een norm die volstaat om redelijkerwijs te garanderen dat de vracht of post geen verboden voorwerpen bevat. Als de ACC3 de luchtvracht of -post niet zelf aan een beveiligingsonderzoek onderwerpt, ziet hij erop toe dat een passend beveiligingsonderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de EU-eisen. Voor zover passend is in de procedures voor het beveiligingsonderzoek ook beschreven hoe vracht en post voor transfer/transit moet worden behandeld. Als het beveiligingsonderzoek van luchtvracht of -post wordt uitgevoerd door of namens de bevoegde autoriteit in het derde land, meldt de ACC3 die deze luchtvracht of -post van de entiteit ontvangt dit in zijn beveiligingsprogramma en specificeert hij hoe hij erop toeziet dat een passend beveiligingsonderzoek wordt uitgevoerd. Opmerking: Hoewel ACC3’s volgens punt 6.8.3.2 tot 30 juni 2014 als minimum de ICAO-normen mogen toepassen om de bepalingen van punt 6.8.3.1 ten uitvoer te leggen, wordt bij de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering rekening gehouden met de EU-eisen inzake beveiligingsonderzoeken, zelfs als de validering vóór 1 juli 2014 wordt uitgevoerd Referentie: punten 6.8.3.1, 6.8.3.2, 6.8.3.3
DEEL 8 Hoogrisicovracht en -post (HRCM) Doel: Zendingen die afkomstig zijn uit of die in transfer zijn in plaatsen die door de EU als hoogrisicogebieden worden beschouwd of zendingen die tekenen van ernstige manipulatie vertonen, worden als hoogrisicovracht en -post (HRCM) beschouwd. Dergelijke zendingen moeten aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen, overeenkomstig specifieke instructies. De bevoegde autoriteit uit de EU/EER die de ACC3 heeft aangewezen, bakent de hoogrisicogebieden af en stelt de instructies voor beveiligingsonderzoeken op. De ACC3 moet over een procedure beschikken om te garanderen dat HRCM met bestemming EU/EER wordt geïdentificeerd en aan passende controles wordt onderworpen, zoals gedefinieerd in de EU-wetgeving. De ACC3 blijft in contact met de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de luchthavens in de EU/EER waar hij vracht naar vervoert, teneinde over de laatste informatie inzake hoogrisicogebieden te kunnen beschikken. De ACC3 past dezelfde maatregelen toe op hoogrisicovracht en -post die hij van een andere luchtvaartmaatschappij of via andere vervoerswijzen ontvangt. Referentie: punten 6.7 en 6.8.3.4 Noot: HRCM die is vrijgegeven voor vervoer naar de EU/EER krijgt de beveiligingsstatus „SHR”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen, overeenkomstig de eisen voor hoogrisicovracht en -post.
DEEL 9 Bescherming Doel: De ACC3 moet over processen beschikken om te garanderen dat luchtvracht en/of -post met bestemming EU/EER beschermd wordt tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het punt waarop beveiligingsonderzoeken of andere beveiligingscontroles worden toegepast of vanaf het punt van aanvaarding nadat de beveiligingsonderzoeken of beveiligingscontroles zijn toegepast, tot de luchtvracht en/of -post wordt ingeladen. De luchtvracht en/of -post kan met verschillende middelen worden beschermd, bijv. fysiek (afsluitingen, gesloten ruimten enz.), door mensen (patrouilles, opgeleid personeel enz.) of technologisch (CCTV, inbraakalarm enz.). Luchtvracht of -post met bestemming EU/EER moet worden gescheiden van luchtvracht of -post die niet is beveiligd. Referentie: punt 6.8.3
DEEL 10 Begeleidende documentatie Doel: De ACC3 moet garanderen dat:
Referentie: punten 6.3.2.6, onder d), 6.8.3.4 en 6.8.3.5 Noot: De volgende beveiligingsstatussen kunnen worden vermeld: — „SPX”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen, of — „SCO”: veilig voor vracht- en postluchtvaartuigen, of — „SHR”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen, overeenkomstig de eisen voor hoogrisicozendingen. Bij afwezigheid van een erkende agent mag de ACC3 of een luchtvaartmaatschappij die aankomt uit een derde land dat is vrijgesteld van de ACC3-regeling de verklaring van de beveiligingsstatus afgeven.
DEEL 11 Naleving Doel: Na de tien vorige delen van deze controlelijst te hebben gecontroleerd, concludeert de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur of zijn verificatie ter plaatse overeenstemt met de inhoud van het deel van het beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij waarin de maatregelen voor luchtvracht/-post met bestemming EU/EER worden beschreven en of de doelstellingen van deze controlelijst voldoende ten uitvoer worden gelegd door de beveiligingscontroles. Voor uw conclusies moet u een onderscheid maken tussen vier mogelijke hoofdgevallen:
Naam van de validateur: Datum: Handtekening: BIJLAGE Lijst van bezochte en geïnterviewde personen en entiteiten Met vermelding van de naam van de entiteit, de naam van de contactpersoon en de datum van het bezoek of interview. |
D) |
Aanhangsel 6-F wordt vervangen door: „AANHANGSEL 6-F VRACHT EN POST 6-Fi DERDE LANDEN EN OVERZEESE LANDEN EN TERRITORIA DIE BIJZONDERE BETREKKINGEN MET DE UNIE ONDERHOUDEN OVEREENKOMSTIG HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, WAAROP DE TITEL VERVOER VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN WAARVAN DE BEVEILIGINGSNORMEN ALS GELIJKWAARDIG AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISNORMEN WORDEN ERKEND 6-Fii DERDE LANDEN EN OVERZEESE LANDEN EN TERRITORIA DIE BIJZONDERE BETREKKINGEN MET DE UNIE ONDERHOUDEN OVEREENKOMSTIG HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, WAAROP DE TITEL VERVOER VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN WAARVOOR AANWIJZING ALS ACC3 NIET IS VEREIST Derde landen en overzeese landen en territoria die bijzondere betrekkingen met de Unie onderhouden overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarvoor aanwijzing als ACC3 niet is vereist, worden vermeld in een afzonderlijk besluit van de Commissie. 6-Fiii VALIDERINGSACTIVITEITEN VAN DERDE LANDEN EN OVERZEESE LANDEN EN TERRITORIA DIE BIJZONDERE BETREKKINGEN MET DE UNIE ONDERHOUDEN OVEREENKOMSTIG HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, WAAROP DE TITEL VERVOER VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN DIE ALS GELIJKWAARDIG AAN DE EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING WORDEN ERKEND”. |
E) |
Het volgende aanhangsel wordt ingevoegd na aanhangsel 6-H: „AANHANGSEL 6-H1 VERBINTENISVERKLARING — KRACHTENS EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE ACC3 Namens [naam van de luchtvaartmaatschappij] neem ik nota van het volgende: In dit verslag wordt het beveiligingsniveau vastgesteld dat wordt toegepast op luchtvracht met bestemming EU/EER (8) ten opzichte van de beveiligingsnormen die in de controlelijst worden vermeld of waarnaar in de controlelijst wordt verwezen (9). [Naam van de luchtvaartmaatschappij] kan alleen als „luchtvaartmaatschappij die vracht of post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert” (ACC3) worden aangewezen als een EU-valideringsverslag is ingediend bij en aanvaard door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie of IJsland, Noorwegen of Zwitserland, en als de gegevens van de ACC3 in de EU-gegevensbank van erkende agenten en bekende afzenders zijn opgenomen. Als in het verslag een inbreuk wordt vastgesteld op de beveiligingsmaatregelen waarnaar in het verslag wordt verwezen, kan dit leiden tot de intrekking van de reeds voor die luchthaven verkregen aanwijzing van [naam van de luchtvaartmaatschappij] als ACC3, waardoor [naam van de luchtvaartmaatschappij] geen luchtvracht of -post meer naar de EU/EER mag vervoeren vanop deze luchthaven. Het verslag is geldig gedurende vijf jaar en verstrijkt uiterlijk op._ Namens [naam van de luchtvaartmaatschappij] verklaar ik dat:
Namens [naam van de luchtvaartmaatschappij] aanvaard ik de volledige verantwoordelijkheid voor deze verklaring. Naam: Functie in het bedrijf: Datum: Handtekening: |
F) |
In punt 8.1.3.2, onder b), wordt „een onafhankelijke validateur” vervangen door „een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur”. |
G) |
In hoofdstuk 11 wordt punt 11.0.5 geschrapt. |
H) |
In hoofdstuk 11 worden de punten 11.5 en 11.6 vervangen door: „11.5 KWALIFICATIES VAN INSTRUCTEURS
11.6. EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING 11.6.1. EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering is een gestandaardiseerd, gedocumenteerd, onpartijdig en objectief proces voor het verkrijgen en evalueren van bewijzen, teneinde na te gaan in welke mate de gevalideerde entiteit voldoet aan de eisen van Verordening (EG) nr. 300/2008 en de uitvoeringsbesluiten daarvan. 11.6.2. EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering
11.6.3. Eisen voor de goedkeuring van EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateurs
11.6.4. Erkenning en schrapping van EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateurs
11.6.5. Verslag van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering („het valideringsverslag”)
11.7 WEDERZIJDSE ERKENNING VAN OPLEIDING
AANHANGSEL 11-A ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARING — EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDATEUR
Ik aanvaard de volledige verantwoordelijkheid voor het verslag van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering. Naam van de persoon die de validering uitvoert: Naam van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur: Datum: Handtekening: |
(1) PB L 219 van 22.8.2009, blz. 1.
(2) PB L 107 van 27.4.2011, blz. 1.
(3) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.”.
(4) De lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
(5) PB L 220 van 26.8.2011, blz. 9. Punt 6.8.1.1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010: Elke luchtvaartmaatschappij die vracht of post vervoert vanuit een luchthaven in een derde land dat niet is opgenomen in de lijst in aanhangsel 6-F, voor transfer, transit of lossing in elke luchthaven die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 300/2008 valt, wordt als een „luchtvaartmaatschappij die vracht of post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert” (ACC3) aangewezen.
(6) Dit geldt niet voor luchtvracht of -post die wordt vervoerd vanuit een klein aantal landen die zijn vrijgesteld van de ACC3-regeling.
(7) In deze valideringscontrolelijst is luchtvracht/luchtpost/luchtvaartuig met bestemming EU/EER gelijk aan luchtvracht/luchtpost/luchtvaartuig met bestemming EU, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.”
(8) Luchthavens in België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.
(9) Verordening (EU) nr. 185/2010, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 859/2011.”