ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.139.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 139

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
5 juni 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 458/2009 van de Commissie van 4 juni 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 459/2009 van de Commissie van 29 mei 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1249/96 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen

3

 

*

Verordening (EG) nr. 460/2009 van de Commissie van 4 juni 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van Interpretatie 16 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) ( 1 )

6

 

 

Verordening (EG) nr. 461/2009 van de Commissie van 4 juni 2009 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

15

 

 

Verordening (EG) nr. 462/2009 van de Commissie van 4 juni 2009 tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

19

 

 

Verordening (EG) nr. 463/2009 van de Commissie van 4 juni 2009 tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

21

 

 

Verordening (EG) nr. 464/2009 van de Commissie van 4 juni 2009 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

22

 

 

Verordening (EG) nr. 465/2009 van de Commissie van 4 juni 2009 tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor boter voor de 6e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving

24

 

 

Verordening (EG) nr. 466/2009 van de Commissie van 4 juni 2009 tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving

25

 

 

Verordening (EG) nr. 467/2009 van de Commissie van 4 juni 2009 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

26

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/427/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 3 juni 2009 tot oprichting van een deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie

29

 

 

2009/428/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 4 juni 2009 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van de bijlage bij Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vrijstelling voor een toepassing van lood als verontreiniging in Faraday-rotators van zeldzame aarde-ijzergranaat (rare earth iron garnet — RIG), gebruikt voor glasvezel-communicatiesystemen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4165)  ( 1 )

32

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

Europese Centrale Bank

 

 

2009/429/EG

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 28 mei 2009 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2006/4 betreffende beheersdiensten inzake in euro luidende reserves die het Eurosysteem verleent aan centrale banken en landen buiten het eurogebied en aan internationale organisaties (ECB/2009/11)

34

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 407/2009 van de Commissie van 14 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 123 van 19.5.2009)

35

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/1


VERORDENING (EG) Nr. 458/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

69,6

MA

137,6

TR

56,3

ZZ

87,8

0707 00 05

MK

27,4

TR

136,5

ZZ

82,0

0709 90 70

TR

114,7

ZZ

114,7

0805 50 10

AR

56,1

TR

60,0

ZA

58,9

ZZ

58,3

0808 10 80

AR

113,4

BR

74,1

CA

69,7

CL

88,7

CN

90,6

NZ

105,9

US

120,6

UY

71,7

ZA

72,0

ZZ

89,6

0809 10 00

TR

235,2

ZZ

235,2

0809 20 95

US

453,6

ZZ

453,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/3


VERORDENING (EG) Nr. 459/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1249/96 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 143, onder b), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage IV bis bij Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie (2) zijn de door de regering van de Verenigde Staten van Amerika goedgekeurde modellen opgenomen van de certificaten van overeenstemming voor de uitvoer van zachte tarwe van hoge kwaliteit en van durumtarwe van hoge kwaliteit naar de Europese Gemeenschap. De Amerikaanse autoriteiten hebben de diensten van de Commissie in kennis gesteld van een wijziging van hun nationale modellen. De betrokken modellen moeten derhalve worden aangepast.

(2)

Verordening (EG) nr. 1249/96 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bis bij Verordening (EG) nr. 1249/96 wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.


ANNEX

„BIJLAGE IV bis

MODEL VAN HET CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING VOOR ZACHTE TARWE — REGERING VAN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

Image

MODEL VAN HET CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING VOOR DURUMTARWE — REGERING VAN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

Image


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/6


VERORDENING (EG) Nr. 460/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van Interpretatie 16 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 3 juli 2008 heeft het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) IFRIC-interpretatie 16 Afdekking van een netto-investering in een buitenlandse activiteit (hierna „IFRIC 16” genoemd) gepubliceerd. IFRIC 16 is een interpretatie die verduidelijkt hoe de vereisten van International Accounting Standard (IAS) 21 en IAS 39 moeten worden toegepast in gevallen waarin een entiteit het valutarisico afdekt dat uit haar netto-investeringen in buitenlandse activiteiten voortvloeit.

(3)

Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat IFRIC 16 beantwoordt aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van de EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is.

(4)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt Interpretatie 16 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) Afdekking van een netto-investering in een buitenlandse activiteit, zoals opgenomen in de bijlage bij deze verordening, ingevoegd.

Artikel 2

Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen IFRIC 16 toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 30 juni 2009 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.

(3)  PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.


BIJLAGE

INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN

IFRIC 16

IFRIC-interpretatie 16 Afdekking van een netto-investering in een buitenlandse activiteit

Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org

IFRIC-INTERPRETATIE 16

Afdekking van een netto-investering in een buitenlandse activiteit

REFERENTIES

IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten

IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen

IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering

ACHTERGROND

1

Veel verslaggevende entiteiten hebben investeringen in buitenlandse activiteiten (zoals gedefinieerd in alinea 8 van IAS 21). Deze buitenlandse activiteiten kunnen dochterondernemingen, geassocieerde deelnemingen, joint ventures of filialen zijn. IAS 21 vereist dat een entiteit de functionele valuta van elk van haar buitenlandse activiteiten bepaalt als zijnde de valuta van de voornaamste economische omgeving van die activiteit. Bij de omrekening van de resultaten en financiële positie van een buitenlandse activiteit naar een presentatievaluta, moet de entiteit wisselkoersverschillen in niet-gerealiseerde resultaten opnemen tot ze die buitenlandse activiteit afstoot.

2

Hedge accounting van het valutarisico dat voortvloeit uit een netto-investering in een buitenlandse activiteit zal alleen van toepassing zijn als de nettoactiva van die buitenlandse activiteit in de jaarrekening worden opgenomen (1). Het item dat wordt afgedekt tegen het valutarisico dat voortvloeit uit de netto-investering in een buitenlandse activiteit kan een bedrag aan nettoactiva zijn dat gelijk is aan of kleiner is dan de boekwaarde van de nettoactiva van de buitenlandse activiteit.

3

IAS 39 vereist dat een in aanmerking komend gehedged item en in aanmerking komende hedging instrumenten worden aangemerkt in een hedging relatie. Als er een aangemerkte hedging relatie is, in het geval van een afdekking van een netto-investering, wordt de winst of het verlies op het hedging instrument waarvan is vastgesteld dat het een effectieve afdekking van de netto-investering is, verwerkt in niet-gerealiseerde resultaten en opgenomen bij de wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de omrekening van de resultaten en financiële positie van de buitenlandse activiteit.

4

Een entiteit met veel buitenlandse activiteiten kan blootgesteld zijn aan een aantal valutarisico's. Deze interpretatie verschaft leidraden voor het identificeren van de valutarisico's die in aanmerking komen als een gehedged risico bij het hedgen van een netto-investering in een buitenlandse activiteit.

5

IAS 39 staat toe dat een entiteit een afgeleid of een niet-afgeleid financieel instrument (of een combinatie van afgeleide en niet-afgeleide financiële instrumenten) aanwijst als hedging instrumenten tegen valutarisico. Deze interpretatie verschaft leidraden voor waar, binnen een groep, hedging instrumenten die afdekkingen zijn van een netto-investering in een buitenlandse activiteit kunnen worden aangehouden om in aanmerking te komen voor hedge accounting.

6

IAS 21 en IAS 39 vereisen dat cumulatieve bedragen die in niet-gerealiseerde resultaten zijn opgenomen in verband met zowel de wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de omrekening van de resultaten en financiële positie van de buitenlandse activiteit als de winst of het verlies op het hedging instrument waarvan is vastgesteld dat het een effectieve afdekking van de netto-investering is, worden overgeboekt van het eigen vermogen naar de winst of het verlies als een herclassificatieaanpassing wanneer de moedermaatschappij de buitenlandse activiteit afstoot. Deze interpretatie verschaft leidraden voor hoe een entiteit de bedragen moet bepalen die van het eigen vermogen naar de winst of het verlies moeten worden overgeboekt voor zowel het hedging instrument als het gehedgede item.

TOEPASSINGSGEBIED

7

Deze interpretatie is van toepassing op een entiteit die het valutarisico dat voortvloeit uit haar netto-investeringen in buitenlandse activiteiten afdekt en in aanmerking wil komen voor hedge accounting in overeenstemming met IAS 39. Gemakshalve verwijst deze interpretatie naar een dergelijke entiteit als een moedermaatschappij en naar de jaarrekening waarin de nettoactiva van buitenlandse activiteiten worden opgenomen als de geconsolideerde jaarrekening. Alle verwijzingen naar een moedermaatschappij zijn eveneens van toepassing op een entiteit die een netto-investering heeft in een buitenlandse activiteit die een joint venture, een geassocieerde deelneming of een filiaal is.

8

Deze interpretatie is alleen van toepassing op afdekkingen van netto-investeringen in buitenlandse activiteiten; ze mag niet naar analogie worden toegepast op andere typen hedge accounting.

PROBLEEMSTELLING

9

Investeringen in buitenlandse activiteiten kunnen direct door een moedermaatschappij of indirect door haar dochteronderneming(en) worden aangehouden. In deze interpretatie worden de volgende punten behandeld:

(a)

de aard van het gehedgede risico en het bedrag van het gehedgede item waarvoor een hedging relatie mag worden aangemerkt:

(i)

of de moedermaatschappij alleen de wisselkoersverschillen die voortvloeien uit een verschil tussen de functionele valuta van de moedermaatschappij en die van haar buitenlandse activiteit mag aanmerken als een gehedged risico, dan wel of ze ook de wisselkoersverschillen die voortvloeien uit het verschil tussen de presentatievaluta van de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij en de functionele valuta van de buitenlandse activiteit mag aanmerken als het gehedgede risico;

(ii)

of de moedermaatschappij de buitenlandse activiteit indirect aanhoudt, ongeacht het feit of het gehedgede risico alleen de wisselkoersverschillen omvat die voortvloeien uit verschillen in functionele valuta tussen de buitenlandse activiteit en haar directe moedermaatschappij, dan wel of het gehedgede risico ook alle wisselkoersverschillen omvat tussen de functionele valuta van de buitenlandse activiteit en die van een tussenhoudstermaatschappij of hoofdmoedermaatschappij (d.w.z. of het feit dat de netto-investering in de buitenlandse activiteit wordt aangehouden via een tussenhoudstermaatschappij invloed heeft op het economische risico voor de hoofdmoedermaatschappij).

(b)

waar in een groep het hedging instrument kan worden aangehouden:

(i)

of een in aanmerking komende hedging relatie alleen tot stand kan komen als de entiteit die haar netto-investering afdekt partij is bij het hedging instrument dan wel of een entiteit in de groep, ongeacht haar functionele valuta, het hedging instrument kan aanhouden;

(ii)

of de aard van het hedging instrument (afgeleid of niet-afgeleid instrument) of de consolidatiemethode de beoordeling van de hedge effectiviteit beïnvloedt.

(c)

welke bedragen als herclassificatieaanpassingen moeten worden overgeboekt van het eigen vermogen naar de winst of het verlies bij afstoting van de buitenlandse activiteit:

(i)

wanneer een buitenlandse activiteit die werd afgedekt wordt afgestoten, welke bedragen van de valuta-omrekeningsreserve van de moedermaatschappij met betrekking tot het hedging instrument en met betrekking tot die buitenlandse activiteit moeten worden overgeboekt van het eigen vermogen naar de winst of het verlies in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij;

(ii)

of de consolidatiemethode invloed heeft op de bepaling van de bedragen die van het eigen vermogen naar de winst of het verlies moeten worden overgeboekt.

CONSENSUS

Aard van het gehedgede risico en bedrag van het gehedgede item waarvoor een hedging relatie mag worden aangemerkt

10

Hedge accounting mag alleen worden toegepast op de wisselkoersverschillen die ontstaan tussen de functionele valuta van de buitenlandse activiteit en de functionele valuta van de moedermaatschappij.

11

In een afdekking van de valutarisico's die voortvloeien uit een netto-investering in een buitenlandse activiteit, kan het gehedgede item een bedrag aan nettoactiva zijn dat gelijk is aan of kleiner is dan de boekwaarde van de nettoactiva van de buitenlandse activiteit in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij. De boekwaarde van de nettoactiva van een buitenlandse activiteit die mag worden aangemerkt als het gehedgede item in de geconsolideerde jaarrekening van een moedermaatschappij is afhankelijk van de vraag of een lagere moedermaatschappij van de buitenlandse activiteit hedge accounting heeft toegepast op alle of een deel van de nettoactiva van die buitenlandse activiteit en of die administratieve verwerking is overgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij.

12

Het gehedgede risico mag worden aangemerkt als het valutarisico dat ontstaat tussen de functionele valuta van de buitenlandse activiteit en de functionele valuta van een moedermaatschappij (de eerste moedermaatschappij, tussenhoudstermaatschappij of hoofdmoedermaatschappij) van die buitenlandse activiteit. Het feit dat de netto-investering wordt aangehouden via een tussenhoudstermaatschappij heeft geen invloed op de aard van het economische risico dat voor de hoofdmoedermaatschappij uit het valutarisico ontstaat.

13

Een blootstelling aan valutarisico dat voortvloeit uit een netto-investering in een buitenlandse activiteit mag slechts één keer in aanmerking komen voor hedge accounting in de geconsolideerde jaarrekening. Als dezelfde nettoactiva van een buitenlandse activiteit door meer dan één moedermaatschappij binnen de groep (bijvoorbeeld door zowel een directe als een indirecte moedermaatschappij) worden afgedekt tegen hetzelfde risico, zal bijgevolg één hedging relatie in aanmerking komen voor hedge accounting in de geconsolideerde jaarrekening van de hoofdmoedermaatschappij. Een hedging relatie aangemerkt door één moedermaatschappij in haar geconsolideerde jaarrekening hoeft niet in stand te worden gehouden door een andere hogere moedermaatschappij. Als die hedging relatie niet door de hogere moedermaatschappij in stand wordt gehouden, moet de door de lagere moedermaatschappij toegepaste hedge accounting worden teruggenomen voordat de hedge accounting van de hogere moedermaatschappij wordt opgenomen.

Waar het hedging instrument kan worden aangehouden

14

Een afgeleid of een niet-afgeleid instrument (of een combinatie van afgeleide en niet-afgeleide instrumenten) mag worden aangemerkt als een hedging instrument in een afdekking van een netto-investering in een buitenlandse activiteit. Het (De) hedging instrument(en) mag (mogen) worden aangehouden door om het even welke entiteit of entiteiten binnen de groep (uitgezonderd de buitenlandse activiteit die zelf wordt afgedekt) mits voldaan is aan de in alinea 88 van IAS 39 beschreven vereisten inzake aanmerking, documentatie en effectiviteit die betrekking hebben op de afdekking van een netto-investering. Met name de hedging strategie van de groep moet duidelijk worden gedocumenteerd, vanwege de mogelijkheid van verschillende aanmerkingen op verschillende niveaus van de groep.

15

Bij de beoordeling van de effectiviteit wordt de verandering in de waarde van het hedging instrument in verband met het valutarisico berekend op basis van de functionele valuta van de moedermaatschappij tegen wier functionele valuta het gehedgede risico wordt berekend, in overeenstemming met de documentatie inzake hedge accounting. Afhankelijk van waar het hedging instrument wordt aangehouden kan, als geen hedge accounting wordt toegepast, de totale verandering in waarde worden opgenomen in de winst of het verlies, in niet-gerealiseerde resultaten, of in beide. De beoordeling van de effectiviteit wordt echter niet beïnvloed door het feit of de verandering in waarde van het hedging instrument wordt opgenomen in de winst of het verlies dan wel in niet-gerealiseerde resultaten. Bij de toepassing van hedge accounting wordt het totale effectieve deel van de verandering opgenomen in niet-gerealiseerde resultaten. De beoordeling van de effectiviteit wordt niet beïnvloed door de consolidatiemethode, noch door het feit of het hedging instrument een afgeleid of een niet-afgeleid instrument is.

Afstoting van een afgedekte buitenlandse activiteit

16

Bij afstoting van een buitenlandse activiteit die werd afgedekt, is het bedrag dat vanuit de valuta-omrekeningsreserve als een herclassificatieaanpassing naar de winst of het verlies wordt overgeboekt in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij in verband met het hedging instrument, het bedrag dat op grond van alinea 102 van IAS 39 moet worden geïdentificeerd. Dat bedrag is de cumulatieve winst of het cumulatieve verlies op het hedging instrument waarvan werd vastgesteld dat het een effectieve afdekking was.

17

Het bedrag dat vanuit de valuta-omrekeningsreserve naar de winst of het verlies wordt overgeboekt in de geconsolideerde jaarrekening van een moedermaatschappij in verband met de netto-investering in die buitenlandse activiteit in overeenstemming met alinea 48 van IAS 21, is het bedrag dat in verband met die buitenlandse activiteit is opgenomen in de valuta-omrekeningsreserve van die moedermaatschappij. In de geconsolideerde jaarrekening van de hoofdmoedermaatschappij wordt het totale nettobedrag dat in de valuta-omrekeningsreserve wordt opgenomen in verband met alle buitenlandse activiteiten niet beïnvloed door de consolidatiemethode. Of de hoofdmoedermaatschappij de directe of stapsgewijze consolidatiemethode (2) toepast, kan invloed hebben op het bedrag dat in haar valuta-omrekeningsreserve wordt opgenomen in verband met een individuele buitenlandse activiteit. De toepassing van de stapsgewijze consolidatiemethode kan leiden tot de overboeking naar de winst of het verlies van een bedrag dat verschilt van het bedrag dat werd gebruikt om de hedge-effectiviteit te bepalen. Dit verschil mag worden geëlimineerd door het bedrag in verband met die buitenlandse activiteit te bepalen dat zou zijn ontstaan indien de directe consolidatiemethode werd toegepast. Deze aanpassing wordt niet door IAS 21 vereist. Ze is echter een keuze voor een grondslag voor financiële verslaggeving die voor alle netto-investeringen consequent moet worden gevolgd.

INGANGSDATUM

18

Entiteiten moeten deze interpretatie toepassen op jaarperioden die op of na 1 oktober 2008 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze interpretatie toepast op een verslagperiode die vóór 1 oktober 2008 aanvangt, moet ze dit feit vermelden.

OVERGANG

19

In IAS 8 wordt gespecificeerd hoe een entiteit een wijziging in de grondslagen voor financiële verslaggeving als gevolg van de eerste toepassing van een interpretatie moet toepassen. Entiteiten zijn niet verplicht om aan deze vereisten te voldoen wanneer ze deze interpretatie voor het eerst toepassen. Als een entiteit een hedging instrument had aangemerkt als een afdekking van een netto-investering maar de afdekking niet voldoet aan de voorwaarden voor hedge accounting in deze interpretatie, moet de entiteit IAS 39 toepassen om die hedge accounting prospectief te beëindigen.


(1)  Dit zal het geval zijn voor geconsolideerde jaarrekeningen, jaarrekeningen waarin investeringen administratief worden verwerkt volgens de „equity”-methode, jaarrekeningen waarin belangen in joint ventures proportioneel worden geconsolideerd (behoudens wijziging zoals voorgesteld in Ontwerp ter discussie 9 Joint Arrangements dat in september 2007 door de International Accounting Standards Board werd gepubliceerd) en jaarrekeningen die een filiaal omvatten.

(2)  De directe methode is de consolidatiemethode waarbij de jaarrekening van de buitenlandse activiteit direct wordt omgerekend naar de functionele valuta van de hoofdmoedermaatschappij. De stapsgewijze methode is de consolidatiemethode waarbij de jaarrekening van de buitenlandse activiteit eerst wordt omgerekend naar de functionele valuta van een of meer tussenhoudstermaatschappijen en vervolgens naar de functionele valuta van de hoofdmoedermaatschappij (of de presentatievaluta indien deze verschilt van de functionele valuta).

Aanhangsel

Toepassingsleidraad

Deze bijlage maakt integraal deel uit van de interpretatie.

TL1   Deze bijlage illustreert de toepassing van de interpretatie op basis van de hieronder beschreven bedrijfsstructuur. In alle gevallen zouden de beschreven hedging relaties op effectiviteit worden getoetst in overeenstemming met IAS 39, hoewel deze toetsing niet in deze bijlage wordt besproken. De moedermaatschappij is tevens de hoofdmoedermaatschappij en presenteert haar geconsolideerde jaarrekening in haar functionele valuta, zijnde de euro (EUR). Elk van de dochterondernemingen is een 100 %-dochteronderneming. De netto-investering van £500 miljoen van de moedermaatschappij in dochteronderneming B (waarvan de functionele valuta het Britse pond (GBP) is) omvat het equivalent van £159 miljoen van de netto-investering van US$300 miljoen van dochteronderneming B in dochteronderneming C (waarvan de functionele valuta de Amerikaanse dollar (USD) is). Met andere woorden, de nettoactiva van dochteronderneming B bedragen £341 miljoen als we haar investering in dochteronderneming C buiten beschouwing laten.

Aard van het gehedgede risico waarvoor een hedging relatie mag worden aangemerkt (alinea's 10 tot en met 13)

TL2   De moedermaatschappij kan haar netto-investering in dochteronderneming A, B en C afdekken tegen het valutarisico tussen hun respectieve functionele valuta's (Japanse yen (JPY), Britse pond en Amerikaanse dollar) en de euro. Daarnaast kan de moedermaatschappij het USD/GBP-valutarisico tussen de functionele valuta van dochteronderneming B en die van dochteronderneming C afdekken. In haar geconsolideerde jaarrekening kan dochteronderneming B haar netto-investering in dochteronderneming C afdekken tegen het valutarisico tussen hun functionele valuta's, zijnde de Amerikaanse dollar en het Britse pond. In de volgende voorbeelden is het aangemerkte risico het risico in verband met de contante wisselkoers, omdat de hedginginstrumenten geen derivaten zijn. Als de hedginginstrumenten termijncontracten waren, zou de moedermaatschappij het termijnvalutarisico kunnen aanmerken.

Image

Bedrag van het gehedgede item waarvoor een hedging relatie mag worden aangemerkt (alinea's 10 tot en met 13)

TL3   De moedermaatschappij wil het valutarisico uit haar netto-investering in dochteronderneming C afdekken. Stel dat dochteronderneming A een externe lening van US$300 miljoen heeft. De nettoactiva van dochteronderneming A aan het begin van de verslagperiode bedragen ¥400.000 miljoen inclusief de opbrengsten van de externe lening van US$300 miljoen.

TL4   Het gehedgede item kan een bedrag aan nettoactiva zijn dat gelijk is aan of kleiner is dan de boekwaarde van de netto-investering van de moedermaatschappij in dochteronderneming C (US$300 miljoen) in haar geconsolideerde jaarrekening. In haar geconsolideerde jaarrekening kan de moedermaatschappij de externe lening van US$300 miljoen in dochteronderneming A aanmerken als een afdekking van het risico dat samenhangt met de contante EUR/USD-wisselkoers in verband met haar netto-investering in de nettoactiva van dochteronderneming C ten bedrage van US$300 miljoen. In dit geval wordt zowel het EUR/USD-wisselkoersverschil op de externe lening van US$300 miljoen in dochteronderneming A als het EUR/USD-wisselkoersverschil op de netto-investering van US$300 miljoen in dochteronderneming C opgenomen in de valuta-omrekeningsreserve in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij na toepassing van hedge accounting.

TL5   Als geen hedge accounting wordt toegepast, zou het totale USD/EUR-wisselkoersverschil op de externe lening van US$300 miljoen in dochteronderneming A als volgt worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij:

de verandering in de contante USD/JPY-wisselkoers, omgerekend naar euro, in de winst of het verlies, en

de verandering in de contante JPY/EUR-wisselkoers in niet-gerealiseerde resultaten.

In plaats van de aanmerking in alinea TL4, kan de moedermaatschappij in haar geconsolideerde jaarrekening de externe lening van US$300 miljoen in dochteronderneming A aanmerken als een afdekking van het risico in verband met de contante GBP/USD-wisselkoers tussen dochteronderneming C en dochteronderneming B. In dit geval zou het totale USD/EUR-wisselkoersverschil op de externe lening van US$300 miljoen in dochteronderneming A in plaats daarvan als volgt worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij:

de verandering in de contante GBP/USD-wisselkoers in de valuta-omrekeningsreserve in verband met dochteronderneming C,

de verandering in de contante GBP/JPY-wisselkoers, omgerekend naar euro, in de winst of het verlies, en

de verandering in de contante JPY/EUR-wisselkoers in niet-gerealiseerde resultaten.

TL6   De moedermaatschappij kan de externe lening van US$300 miljoen in dochteronderneming A niet in haar geconsolideerde jaarrekening aanmerken als een afdekking van zowel het risico in verband met de contante EUR/USD-wisselkoers als het risico in verband met de contante GBP/USD-wisselkoers. Eén enkel hedginginstrument kan hetzelfde aangemerkte risico slechts één keer afdekken. Dochteronderneming B kan in haar geconsolideerde jaarrekening geen hedge accounting toepassen omdat het hedginginstrument wordt aangehouden buiten de groep waartoe dochteronderneming B en dochteronderneming C behoren.

Waar in een groep kan het hedginginstrument worden aangehouden (alinea's 14 en 15)?

TL7   Zoals in alinea TL5 vermeld, zou de totale verandering in waarde in verband met het valutarisico van de externe lening van US$300 miljoen in dochteronderneming A worden opgenomen in zowel de winst als het verlies (risico in verband met de contante USD/JPY-wisselkoers) en niet-gerealiseerde resultaten (risico in verband met de contante EUR/JPY-wisselkoers) in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij als geen hedge accounting wordt toegepast. Beide bedragen worden opgenomen ten behoeve van de beoordeling van de effectiviteit van de in alinea TL4 aangemerkte afdekking omdat de verandering in waarde van zowel het hedginginstrument als het gehedgede item wordt berekend op basis van de functionele valuta van de moedermaatschappij (euro) versus de functionele valuta van dochteronderneming C (Amerikaanse dollar), in overeenstemming met de documentatie van de afdekking. De consolidatiemethode (d.w.z. directe of stapsgewijze methode) heeft geen invloed op de beoordeling van de effectiviteit van de afdekking.

Bedragen die bij afstoting van een buitenlandse activiteit naar de winst of het verlies worden overgeboekt (alinea's 16 en 17)

TL8   Wanneer dochteronderneming C wordt afgestoten, worden in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij de volgende bedragen vanuit haar valuta-omrekeningsreserve overgeboekt naar de winst of het verlies:

a)

in verband met de externe lening van US$300 miljoen in dochteronderneming A, het bedrag dat op grond van IAS 39 moet worden geïdentificeerd, d.w.z. de totale verandering in waarde in verband met het valutarisico die in niet-gerealiseerde resultaten werd opgenomen als het effectieve deel van de afdekking; en

b)

in verband met de netto-investering van US$300 miljoen in dochteronderneming C, het bedrag bepaald volgens de consolidatiemethode van de entiteit. Als de moedermaatschappij de directe methode toepast, zal haar valuta-omrekeningsreserve in verband met dochteronderneming C direct door de EUR/USD-wisselkoers worden bepaald. Als de moedermaatschappij de stapsgewijze methode toepast, zal haar valuta-omrekeningsreserve in verband met dochteronderneming C worden bepaald door de door dochteronderneming B opgenomen valuta-omrekeningsreserve die de GBP/USD-wisselkoers weerspiegelt, omgerekend naar de functionele valuta van de moedermaatschappij op basis van EUR/GBP-wisselkoers. De toepassing van de stapsgewijze consolidatiemethode door de moedermaatschappij in voorgaande perioden verplicht haar er niet toe en belet haar evenmin om het bedrag van de valuta-omrekeningsreserve dat bij afstoting van dochteronderneming C moet worden overgeboekt te bepalen als het bedrag dat ze zou hebben opgenomen indien ze altijd de directe methode had toegepast, afhankelijk van haar grondslag voor financiële verslaggeving.

Afdekking van meer dan één buitenlandse activiteit (alinea's 11, 13 en 15)

TL9   De volgende voorbeelden illustreren dat in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij het risico dat kan worden afgedekt altijd het risico is tussen haar functionele valuta (euro) en de functionele valuta's van dochterondernemingen B en C. Ongeacht hoe de afdekkingen worden aangemerkt, zijn de maximumbedragen die effectieve afdekkingen kunnen zijn die moeten worden opgenomen in de valuta-omrekeningsreserve in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij wanneer beide buitenlandse activiteiten worden afgedekt, US$300 miljoen voor het EUR/USD-risico en £341 miljoen voor het EUR/GBP-risico. Andere veranderingen in waarde als gevolg van wisselkoersveranderingen worden opgenomen in de geconsolideerde winst of het geconsolideerde verlies van de moedermaatschappij. Uiteraard zou de moedermaatschappij US$300 miljoen alleen voor veranderingen in de contante USD/GBP-wisselkoers of £500 miljoen alleen voor veranderingen in de contante GBP/EUR-wisselkoers kunnen aanmerken.

De moedermaatschappij houdt zowel in USD als in GBP luidende hedging instrumenten aan

TL10   Het is mogelijk dat de moedermaatschappij zowel het valutarisico in verband met haar netto-investering in dochteronderneming B als het valutarisico in verband met haar netto-investering in dochteronderneming C wenst af te dekken. Stel dat de moedermaatschappij geschikte hedging instrumenten aanhoudt die in Amerikaanse dollar en in Britse pond luiden en die ze zou kunnen aanmerken als afdekkingen van haar netto-investeringen in dochteronderneming B en dochteronderneming C. De moedermaatschappij kan dan in haar geconsolideerde jaarrekening onder meer de volgende aanmerkingen opnemen:

a)

een hedginginstrument van US$300 miljoen aangemerkt als een afdekking van de netto-investering van US$300 miljoen in dochteronderneming C, waarbij het risico de blootstelling aan de contante wisselkoers (EUR/USD) tussen de moedermaatschappij en dochteronderneming C is, en een hedginginstrument van maximaal £341 miljoen aangemerkt als een afdekking van de netto-investering van £341 miljoen in dochteronderneming B, waarbij het risico de blootstelling aan de contante wisselkoers (EUR/GBP) tussen de moedermaatschappij en dochteronderneming B is.

b)

een hedginginstrument van US$300 miljoen aangemerkt als een afdekking van de netto-investering van US$300 miljoen in dochteronderneming C, waarbij het risico de blootstelling aan de contante wisselkoers (GBP/USD) tussen dochteronderneming B en dochteronderneming C is, en een hedginginstrument van maximaal £500 miljoen aangemerkt als een afdekking van de netto-investering van £500 miljoen in dochteronderneming B, waarbij het risico de blootstelling aan de contante wisselkoers (EUR/GBP) tussen de moedermaatschappij en dochteronderneming B is.

TL11   Het EUR/USD-risico van de netto-investering van de moedermaatschappij in dochteronderneming C is een ander risico dan het EUR/GBP-risico van de netto-investering van de moedermaatschappij in dochteronderneming B. In het geval beschreven in alinea TL10(a) heeft de moedermaatschappij door haar aanmerking van het in USD luidende hedginginstrument dat ze aanhoudt het EUR/USD-risico uit haar netto-investering in dochteronderneming C echter al volledig afgedekt. Als de moedermaatschappij ook een in GBP luidend instrument dat ze aanhoudt aanmerkte als een afdekking van haar netto-investering van £500 miljoen in dochteronderneming B, zou £159 miljoen van die netto-investering, zijnde het equivalent in GBP van haar in USD luidende netto-investering in dochteronderneming C, twee keer tegen het GBP/EUR-risico worden afgedekt in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij.

TL12   In het geval beschreven in alinea TL10(b), als de moedermaatschappij het gehedgede risico aanmerkt als de blootstelling aan de contante wisselkoers (GBP/USD) tussen dochteronderneming B en dochteronderneming C, wordt alleen het GBP/USD-deel van de verandering in de waarde van haar hedginginstrument van US$300 miljoen opgenomen in de valuta-omrekeningsreserve van de moedermaatschappij in verband met dochteronderneming C. De rest van de verandering (gelijk aan de GBP/EUR-verandering op £159 miljoen) wordt in de geconsolideerde winst of het geconsolideerde verlies van de moedermaatschappij opgenomen, zoals in alinea TL5. Omdat de aanmerking van het USD/GBP-risico tussen dochterondernemingen B en C niet het GBP/EUR-risico omvat, kan de moedermaatschappij ook tot £500 miljoen van haar netto-investering in dochteronderneming B aanmerken, waarbij het risico de blootstelling aan de contante wisselkoers (GBP/EUR) tussen de moedermaatschappij en dochteronderneming B is.

Dochteronderneming B houdt het in USD luidende hedginginstrument aan

TL13   Stel dat dochteronderneming B een externe schuld van US$300 miljoen aanhoudt waarvan de opbrengsten aan de moedermaatschappij werden overgedragen door een intragroepslening die in Britse pond luidt. Omdat zowel haar activa als haar verplichtingen met £159 miljoen zijn gestegen, blijven de nettoactiva van dochteronderneming B ongewijzigd. Dochteronderneming B zou in haar geconsolideerde jaarrekening de externe schuld kunnen aanmerken als een afdekking van het GBP/USD-risico dat verbonden is aan haar netto-investering in dochteronderneming C. De moedermaatschappij zou de aanmerking van dat hedginginstrument door dochteronderneming B als een afdekking van haar netto-investering van US$300 miljoen in dochteronderneming C tegen het GBP/USD-risico (zie alinea 13) kunnen overnemen, en de moedermaatschappij zou het in GBP luidende hedginginstrument dat ze aanhoudt als een afdekking van haar volledige netto-investering van £500 miljoen in dochteronderneming B kunnen aanmerken. De eerste afdekking, aangemerkt door dochteronderneming B, zou worden beoordeeld op basis van de functionele valuta van dochteronderneming B (Britse pond) en de tweede afdekking, aangemerkt door de moedermaatschappij, zou worden beoordeeld op basis van de functionele valuta van de moedermaatschappij (euro). In dit geval is in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij alleen het GBP/USD-risico van de netto-investering van de moedermaatschappij in dochteronderneming C afgedekt door het in USD luidende hedginginstrument, niet het volledige EUR/USD-risico. Daarom mag het volledige EUR/GBP-risico van de netto-investering van £500 miljoen van de moedermaatschappij in dochteronderneming B worden afgedekt in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij.

TL14   Er moet echter ook rekening worden gehouden met de administratieve verwerking van de lening van £159 miljoen van de moedermaatschappij aan dochteronderneming B. Als die lening niet wordt beschouwd als deel van de netto-investering van de moedermaatschappij in dochteronderneming B omdat ze niet voldoet aan de voorwaarden in alinea 15 van IAS 21, zou het GBP/EUR-wisselkoersverschil dat ontstaat bij de omrekening worden opgenomen in de geconsolideerde winst of het geconsolideerde verlies van de moedermaatschappij. Als de lening van £159 miljoen aan dochteronderneming B wordt beschouwd als deel van de netto-investering van de moedermaatschappij, zou die netto-investering slechts £341 miljoen bedragen en zou het bedrag dat de moedermaatschappij zou kunnen aanmerken als het tegen het GBP/EUR-risico gehedgede item bijgevolg worden verlaagd van £500 miljoen naar £341 miljoen.

TL15   Als de moedermaatschappij de door dochteronderneming B aangemerkte hedgingrelatie terugnam, zou de moedermaatschappij de externe lening van US$300 miljoen die door dochteronderneming B wordt aangehouden als een afdekking van haar netto-investering van US$300 miljoen in dochteronderneming C tegen het EUR/USD-risico kunnen aanmerken, en zou ze het in GBP luidende hedginginstrument dat ze zelf aanhoudt als een afdekking van maximaal slechts £341 miljoen van de netto-investering in dochteronderneming B kunnen aanmerken. In dit geval zou de effectiviteit van beide afdekkingen worden berekend op basis van de functionele valuta van de moedermaatschappij (euro). Derhalve zou zowel de USD/GBP-verandering in de waarde van de externe lening die wordt aangehouden door dochteronderneming B en de GBP/EUR-verandering in de waarde van de lening van de moedermaatschappij aan dochteronderneming B (gelijk aan USD/EUR in totaal) worden opgenomen in de valuta-omrekeningsreserve in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij. Omdat de moedermaatschappij het EUR/USD-risico van haar netto-investering in dochteronderneming C al volledig heeft afgedekt, kan ze maximaal slechts £341 miljoen van haar netto-investering in dochteronderneming B afdekken tegen het EUR/GBP-risico.


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/15


VERORDENING (EG) Nr. 461/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gelet op de huidige situatie op de markt voor melk en zuivelproducten dienen uitvoerrestituties te worden vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

In artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de restitutie kan variëren naargelang van de bestemming, met name indien de situatie in de internationale handel, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, dit noodzakelijk maken.

(4)

De uitvoerrestituties voor de Dominicaanse Republiek zijn gedifferentieerd om rekening te houden met de verlaagde douanerechten voor invoer in het kader van het invoertariefcontingent overeenkomstig het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek betreffende beschermende maatregelen ten aanzien van de invoer van melkpoeder in de Dominicaanse Republiek (2), goedgekeurd bij Besluit 98/486/EG van de Raad (3). Als gevolg van de veranderde marktsituatie in de Dominicaanse Republiek, met name de toegenomen concurrentie voor melkpoeder, wordt het contingent niet meer volledig benut. Om de benutting van het contingent te optimaliseren, dient de differentiatie van de uitvoerrestituties voor de Dominicaanse Republiek te worden afgeschaft.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde producten en bedragen, onder de voorwaarden van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 van de Commissie (4).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 46.

(3)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 45.

(4)  PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4.


BIJLAGE

Vanaf 5 juni 2009 geldende uitvoerrestituties voor melk en zuivelproducten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0401 30 31 9100

L20

EUR/100 kg

10,43

0401 30 31 9400

L20

EUR/100 kg

16,34

0401 30 31 9700

L20

EUR/100 kg

18,02

0401 30 39 9100

L20

EUR/100 kg

10,43

0401 30 39 9400

L20

EUR/100 kg

16,34

0401 30 39 9700

L20

EUR/100 kg

18,02

0401 30 91 9100

L20

EUR/100 kg

20,56

0401 30 99 9100

L20

EUR/100 kg

20,56

0401 30 99 9500

L20

EUR/100 kg

30,26

0402 10 11 9000

L20

EUR/100 kg

21,00

0402 10 19 9000

L20

EUR/100 kg

21,00

0402 10 99 9000

L20

EUR/100 kg

21,00

0402 21 11 9200

L20

EUR/100 kg

21,00

0402 21 11 9300

L20

EUR/100 kg

28,17

0402 21 11 9500

L20

EUR/100 kg

29,24

0402 21 11 9900

L20

EUR/100 kg

31,00

0402 21 17 9000

L20

EUR/100 kg

21,00

0402 21 19 9300

L20

EUR/100 kg

28,17

0402 21 19 9500

L20

EUR/100 kg

29,24

0402 21 19 9900

L20

EUR/100 kg

31,00

0402 21 91 9100

L20

EUR/100 kg

31,17

0402 21 91 9200

L20

EUR/100 kg

31,34

0402 21 91 9350

L20

EUR/100 kg

31,63

0402 21 99 9100

L20

EUR/100 kg

31,17

0402 21 99 9200

L20

EUR/100 kg

31,34

0402 21 99 9300

L20

EUR/100 kg

31,63

0402 21 99 9400

L20

EUR/100 kg

33,13

0402 21 99 9500

L20

EUR/100 kg

33,66

0402 21 99 9600

L20

EUR/100 kg

35,77

0402 21 99 9700

L20

EUR/100 kg

36,93

0402 29 15 9200

L20

EUR/100 kg

21,00

0402 29 15 9300

L20

EUR/100 kg

28,17

0402 29 15 9500

L20

EUR/100 kg

29,24

0402 29 19 9300

L20

EUR/100 kg

28,17

0402 29 19 9500

L20

EUR/100 kg

29,24

0402 29 19 9900

L20

EUR/100 kg

31,00

0402 29 99 9100

L20

EUR/100 kg

31,17

0402 29 99 9500

L20

EUR/100 kg

33,13

0402 91 10 9370

L20

EUR/100 kg

3,08

0402 91 30 9300

L20

EUR/100 kg

3,64

0402 91 99 9000

L20

EUR/100 kg

20,56

0402 99 10 9350

L20

EUR/100 kg

7,92

0402 99 31 9300

L20

EUR/100 kg

10,43

0403 90 11 9000

L20

EUR/100 kg

21,00

0403 90 13 9200

L20

EUR/100 kg

21,00

0403 90 13 9300

L20

EUR/100 kg

28,17

0403 90 13 9500

L20

EUR/100 kg

29,24

0403 90 13 9900

L20

EUR/100 kg

31,00

0403 90 33 9400

L20

EUR/100 kg

28,17

0403 90 59 9310

L20

EUR/100 kg

10,43

0403 90 59 9340

L20

EUR/100 kg

16,34

0403 90 59 9370

L20

EUR/100 kg

18,02

0404 90 21 9120

L20

EUR/100 kg

17,91

0404 90 21 9160

L20

EUR/100 kg

21,00

0404 90 23 9120

L20

EUR/100 kg

21,00

0404 90 23 9130

L20

EUR/100 kg

28,17

0404 90 23 9140

L20

EUR/100 kg

29,24

0404 90 23 9150

L20

EUR/100 kg

31,00

0404 90 81 9100

L20

EUR/100 kg

21,00

0404 90 83 9110

L20

EUR/100 kg

21,00

0404 90 83 9130

L20

EUR/100 kg

28,17

0404 90 83 9150

L20

EUR/100 kg

29,24

0404 90 83 9170

L20

EUR/100 kg

31,00

0405 10 11 9500

L20

EUR/100 kg

63,41

0405 10 11 9700

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 19 9500

L20

EUR/100 kg

63,41

0405 10 19 9700

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 30 9100

L20

EUR/100 kg

63,41

0405 10 30 9300

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 30 9700

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 50 9500

L20

EUR/100 kg

63,41

0405 10 50 9700

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 90 9000

L20

EUR/100 kg

67,38

0405 20 90 9500

L20

EUR/100 kg

59,45

0405 20 90 9700

L20

EUR/100 kg

61,83

0405 90 10 9000

L20

EUR/100 kg

78,71

0405 90 90 9000

L20

EUR/100 kg

65,00

0406 10 20 9640

L04

EUR/100 kg

11,78

L40

EUR/100 kg

14,72

0406 10 20 9650

L04

EUR/100 kg

9,82

L40

EUR/100 kg

12,27

0406 10 20 9830

L04

EUR/100 kg

7,03

L40

EUR/100 kg

8,79

0406 10 20 9850

L04

EUR/100 kg

6,85

L40

EUR/100 kg

8,56

0406 20 90 9913

L04

EUR/100 kg

8,54

L40

EUR/100 kg

10,68

0406 20 90 9915

L04

EUR/100 kg

11,61

L40

EUR/100 kg

14,51

0406 20 90 9917

L04

EUR/100 kg

12,34

L40

EUR/100 kg

15,42

0406 20 90 9919

L04

EUR/100 kg

13,79

L40

EUR/100 kg

17,24

0406 30 31 9730

L04

EUR/100 kg

5,29

L40

EUR/100 kg

6,61

0406 30 31 9930

L04

EUR/100 kg

5,69

L40

EUR/100 kg

7,11

0406 30 31 9950

L04

EUR/100 kg

5,17

L40

EUR/100 kg

6,46

0406 30 39 9500

L04

EUR/100 kg

4,62

L40

EUR/100 kg

5,77

0406 30 39 9700

L04

EUR/100 kg

4,96

L40

EUR/100 kg

6,20

0406 30 39 9930

L04

EUR/100 kg

5,31

L40

EUR/100 kg

6,64

0406 30 39 9950

L04

EUR/100 kg

5,11

L40

EUR/100 kg

6,39

0406 40 50 9000

L04

EUR/100 kg

12,47

L40

EUR/100 kg

15,59

0406 40 90 9000

L04

EUR/100 kg

13,82

L40

EUR/100 kg

17,28

0406 90 13 9000

L04

EUR/100 kg

17,58

L40

EUR/100 kg

21,98

0406 90 15 9100

L04

EUR/100 kg

18,17

L40

EUR/100 kg

22,71

0406 90 17 9100

L04

EUR/100 kg

18,17

L40

EUR/100 kg

22,71

0406 90 21 9900

L04

EUR/100 kg

17,60

L40

EUR/100 kg

22,00

0406 90 23 9900

L04

EUR/100 kg

15,93

L40

EUR/100 kg

19,91

0406 90 25 9900

L04

EUR/100 kg

15,53

L40

EUR/100 kg

19,41

0406 90 27 9900

L04

EUR/100 kg

14,06

L40

EUR/100 kg

17,58

0406 90 32 9119

L04

EUR/100 kg

13,02

L40

EUR/100 kg

16,28

0406 90 35 9190

L04

EUR/100 kg

18,63

L40

EUR/100 kg

23,29

0406 90 35 9990

L04

EUR/100 kg

18,63

L40

EUR/100 kg

23,29

0406 90 37 9000

L04

EUR/100 kg

17,58

L40

EUR/100 kg

21,98

0406 90 61 9000

L04

EUR/100 kg

20,31

L40

EUR/100 kg

25,39

0406 90 63 9100

L04

EUR/100 kg

19,93

L40

EUR/100 kg

24,91

0406 90 63 9900

L04

EUR/100 kg

19,93

L40

EUR/100 kg

24,91

0406 90 69 9910

L04

EUR/100 kg

19,56

L40

EUR/100 kg

24,45

0406 90 73 9900

L04

EUR/100 kg

16,20

L40

EUR/100 kg

20,25

0406 90 75 9900

L04

EUR/100 kg

16,61

L40

EUR/100 kg

20,76

0406 90 76 9300

L04

EUR/100 kg

14,65

L40

EUR/100 kg

18,31

0406 90 76 9400

L04

EUR/100 kg

16,41

L40

EUR/100 kg

20,51

0406 90 76 9500

L04

EUR/100 kg

15,02

L40

EUR/100 kg

18,77

0406 90 78 9100

L04

EUR/100 kg

16,53

L40

EUR/100 kg

20,66

0406 90 78 9300

L04

EUR/100 kg

15,87

L40

EUR/100 kg

19,84

0406 90 79 9900

L04

EUR/100 kg

13,22

L40

EUR/100 kg

16,53

0406 90 81 9900

L04

EUR/100 kg

16,41

L40

EUR/100 kg

20,51

0406 90 85 9930

L04

EUR/100 kg

18,12

L40

EUR/100 kg

22,65

0406 90 85 9970

L04

EUR/100 kg

16,61

L40

EUR/100 kg

20,76

0406 90 86 9200

L04

EUR/100 kg

17,30

L40

EUR/100 kg

21,63

0406 90 86 9400

L04

EUR/100 kg

17,60

L40

EUR/100 kg

22,00

0406 90 86 9900

L04

EUR/100 kg

18,12

L40

EUR/100 kg

22,65

0406 90 87 9300

L04

EUR/100 kg

15,89

L40

EUR/100 kg

19,86

0406 90 87 9400

L04

EUR/100 kg

15,61

L40

EUR/100 kg

19,51

0406 90 87 9951

L04

EUR/100 kg

16,12

L40

EUR/100 kg

20,15

0406 90 87 9971

L04

EUR/100 kg

16,12

L40

EUR/100 kg

20,15

0406 90 87 9973

L04

EUR/100 kg

15,82

L40

EUR/100 kg

19,78

0406 90 87 9974

L04

EUR/100 kg

16,85

L40

EUR/100 kg

21,06

0406 90 87 9975

L04

EUR/100 kg

16,50

L40

EUR/100 kg

20,63

0406 90 87 9979

L04

EUR/100 kg

15,93

L40

EUR/100 kg

19,91

0406 90 88 9300

L04

EUR/100 kg

13,82

L40

EUR/100 kg

17,28

0406 90 88 9500

L04

EUR/100 kg

13,52

L40

EUR/100 kg

16,90

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).

L04

:

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo (), Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: L04, Andorra, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitzerland, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw Zeeland en Zuid Afrika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).


(1)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/19


VERORDENING (EG) Nr. 462/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de uitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 2 juni 2009.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 2 juni 2009, het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor de in artikel 1, onder a) en b), en artikel 2, van die verordening vermelde producten en bestemmingen, vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


BIJLAGE

(EUR/100 kg)

Product

Productcodes

Maximumuitvoerrestitutie voor uitvoer naar de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 619/2008 vermelde bestemmingen

Boter

ex ex 0405 10 19 9700

70,00

Butteroil

ex ex 0405 90 10 9000

84,50


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/21


VERORDENING (EG) Nr. 463/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de restitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 2 juni 2009.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 2 juni 2009, het maximumbedrag van de restitutie voor de in artikel 1, onder c), en artikel 2, van die verordening bedoelde producten en bestemmingen vastgesteld op 24,00 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/22


VERORDENING (EG) Nr. 464/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2008/2009 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 945/2008 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 395/2009 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2008/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 945/2008 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 258 van 26.9.2008, blz. 56.

(4)  PB L 119 van 14.5.2009, blz. 21.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 5 juni 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

27,01

3,18

1701 11 90 (1)

27,01

8,03

1701 12 10 (1)

27,01

3,05

1701 12 90 (1)

27,01

7,60

1701 91 00 (2)

30,72

9,87

1701 99 10 (2)

30,72

5,35

1701 99 90 (2)

30,72

5,35

1702 90 95 (3)

0,31

0,34


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/24


VERORDENING (EG) Nr. 465/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor boter voor de 6e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 186/2009 (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 105/2008 van 5 februari 2008, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter (3) een openbare inschrijving geopend voor de aankoop van boter voor de periode die afloopt op 31 augustus 2009.

(2)

Krachtens artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 105/2008 moet op grond van de offertes die voor elke bijzondere inschrijving worden ontvangen, een maximumaankoopprijs worden vastgesteld of worden besloten geen gevolg aan de inschrijving te geven.

(3)

Op grond van de voor de 6e bijzondere inschrijving ontvangen offertes moet een maximumaankoopprijs worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 6e bijzondere inschrijving die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving voor de aankoop van boter is geopend en waarvoor de termijn voor de indiening van offertes op 2 juni 2009 is verstreken, wordt de maximumaankoopprijs vastgesteld op 220,00 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 64 van 10.3.2009, blz. 3.

(3)  PB L 32 van 6.2.2008, blz. 3.


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/25


VERORDENING (EG) Nr. 466/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 310/2009 (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 214/2001 van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (3) een openbare inschrijving geopend voor de aankoop van mageremelkpoeder voor de periode die afloopt op 31 augustus 2009.

(2)

Krachtens artikel 17 van Verordening (EG) nr. 214/2001 moet op grond van de offertes die voor elke bijzondere inschrijving worden ontvangen, een maximumaankoopprijs worden vastgesteld of worden besloten geen gevolg aan de inschrijving te geven.

(3)

Op grond van de voor de 4e bijzondere inschrijving ontvangen offertes moet een maximumaankoopprijs worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 4e bijzondere inschrijving die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving voor de aankoop van mageremelkpoeder is geopend en waarvoor de termijn voor de indiening van offertes op 2 juni 2009 is verstreken, wordt de maximumaankoopprijs vastgesteld op 167,90 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 97 van 16.4.2009, blz. 13.

(3)  PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100.


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/26


VERORDENING (EG) Nr. 467/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 162, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder p) en in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij die verordening.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten (2), uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer deze worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, tweede alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 1043/2005 wordt de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd.

(4)

In artikel 11 van de in het kader van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen moeten passende voorzorgsmaatregelen worden genomen, zonder evenwel langetermijncontracten uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(6)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met restituties bij de productie en steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

(7)

Overeenkomstig artikel 100, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(8)

Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat (3) op de markt van de Gemeenschap, bepaalt dat boter en room tegen verlaagde prijs beschikbaar worden gesteld aan industrieën die deze goederen verwerken.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in deel XVI van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(3)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 5 juni 2009 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen  (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

21,00

21,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 1898/2005

36,15

36,15

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

31,00

31,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1898/2005

65,00

65,00

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

66,52

66,52

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

65,00

65,00


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika en op de naar de Zwitserse Bondsstaat uitgevoerde goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972;

b)

gebieden van de lidstaten van de EU die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese gebieden waarvoor buitenlandse betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat vallen en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/29


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 3 juni 2009

tot oprichting van een deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie

(2009/427/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1) zijn doelstellingen en beginselen inzake de biologische productie vastgesteld, alsook basisvoorschriften met betrekking tot productie, etikettering en controle van biologische producten in de plantaardige en de dierlijke sector en in de aquacultuur.

(2)

Met de in juni 2004 goedgekeurde mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een Europees actieplan voor biologisch voedsel en biologische landbouw (2) wil de Commissie een stand van zaken opnemen en de basis leggen voor de verdere ontwikkeling van het beleid, alsook een omvattende strategische visie presenteren over de bijdrage van de biologische landbouw tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In actie 11 van het Europees actieplan voor biologisch voedsel en biologische landbouw wordt met name aanbevolen een deskundigenpanel voor technisch advies op te richten.

(3)

In bepaalde gevallen zal de Commissie technisch advies nodig hebben om te kunnen besluiten over de toelating van het gebruik van producten, stoffen en technieken in de biologische landbouw en bij de verwerking van biologische producten, om voorschriften voor biologische productie vast te stellen of te verbeteren en, meer in het algemeen, voor iedere andere aangelegenheid die verband houdt met de biologische productie. Het betreft complexe en tijdrovende aangelegenheden waarvoor een hoge mate van specialisatie vereist is.

(4)

Het is derhalve dienstig een groep van deskundigen op het gebied van de biologische productie op te richten en de taken en de structuur daarvan vast te stellen.

(5)

Deze groep zou moeten bijdragen tot een betere toegang tot hoog gekwalificeerde technische deskundigheid op een groot aantal gebieden die verband houden met biologische productie.

(6)

De groep dient te bestaan uit wetenschappers en andere deskundigen met kwalificaties op het gebied van de biologische productie, en dient onafhankelijk, uitmuntend en transparant technisch advies aan de Commissie te verstrekken.

(7)

Het is dienstig voorschriften voor de openbaarmaking van informatie door de leden van de groep vast te stellen, onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de Commissie zoals vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (3).

(8)

Persoonsgegevens over de leden van de groep moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4),

BESLUIT:

Artikel 1

Deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie

Er wordt een deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie opgericht (hierna „de groep” genoemd).

Artikel 2

Taak

De taak van de groep bestaat erin de Commissie bij te staan bij:

a)

de evaluatie van producten, stoffen en technieken die kunnen worden gebruikt in de biologische productie, rekening houdend met de in Verordening (EG) nr. 834/2007 vastgestelde doelstellingen en beginselen,

b)

de verbetering van bestaande voorschriften en de vaststelling van nieuwe productievoorschriften,

c)

de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op het gebied van de biologische productie.

Artikel 3

Raadpleging

1.   De Commissie kan de groep raadplegen over alle zaken die verband houden met de biologische productie.

2.   De voorzitter van de groep kan de Commissie adviseren over de wenselijkheid om de groep over een bepaalde kwestie te raadplegen.

Artikel 4

Samenstelling — Benoeming

1.   De groep telt 13 leden.

2.   De leden van de groep worden door de Commissie benoemd uit specialisten met een kwalificatie op de in artikel 2 en artikel 3, lid 1, bedoelde gebieden, die hebben gereageerd op de oproep tot het indienen van sollicitaties. De Commissie kan ook een reservelijst van kandidaten opstellen die niet als permanente leden konden worden benoemd, hoewel zij in de loop van de selectieprocedure geschikt werden geacht voor een functie in de groep.

3.   Deze reservelijst kan worden gebruikt om plaatsvervangers te benoemen voor leden van de groep, of om leden van subgroepen te benoemen.

4.   De leden van de groep en de subgroepen worden ad personam benoemd en adviseren de Commissie onafhankelijk van invloeden van buitenaf.

5.   De leden van de groep worden benoemd voor een hernieuwbare ambtstermijn van drie jaar en mogen niet meer dan drie opeenvolgende mandaten uitoefenen. Zij blijven in functie tot zij worden vervangen overeenkomstig het bepaalde in lid 6 of tot hun ambtstermijn afloopt.

6.   Leden die niet langer een effectieve bijdrage aan de beraadslagingen van de groep kunnen leveren, die ontslag nemen of die niet aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel of van artikel 287 van het Verdrag voldoen, kunnen voor de rest van hun ambtstermijn worden vervangen.

7.   De ad personam benoemde leden ondertekenen elk jaar een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden in het algemeen belang te handelen, alsmede een verklaring waaruit blijkt dat zij geen belangen hebben die afbreuk kunnen doen aan hun objectiviteit. Zij maken voorts op elke vergadering alle specifieke belangen kenbaar die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid ten aanzien van de agendapunten.

8.   De namen van de ad personam benoemde leden van de groep en de subgroepen, alsook de in de reservelijst opgenomen namen, worden bekendgemaakt op de website van het directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling en in het register van deskundigengroepen. Deze namen worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 5

Werking

1.   De groep kiest uit zijn leden met gewone meerderheid een voorzitter en twee vicevoorzitters.

2.   Met instemming van het directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling kunnen subgroepen worden opgericht om specifieke kwesties te onderzoeken op basis van een door de groep opgesteld mandaat. Deze groepen worden ontbonden zodra hun mandaat is vervuld. Subgroepen bestaan uit maximaal 7 leden, die worden gekozen uit de groep of uit de in artikel 4, lid 3, bedoelde reservelijst.

3.   Indien zulks nuttig of nodig is, kan de vertegenwoordiger van de Commissie deskundigen of waarnemers met specifieke deskundigheid inzake een geagendeerd onderwerp vragen om aan de beraadslagingen van de groep of subgroep deel te nemen.

4.   De bij de werkzaamheden van de groep of subgroep verkregen informatie mag niet worden verspreid wanneer deze volgens de Commissie betrekking heeft op vertrouwelijke aangelegenheden.

5.   De groep en haar subgroepen vergaderen normaliter in de lokalen van de Commissie overeenkomstig de procedures en het tijdschema die door de groep worden vastgesteld. Het secretariaat van het comité wordt verzorgd door de Commissie. Andere betrokken ambtenaren van de Commissie mogen de vergaderingen van de groep en haar subgroepen bijwonen.

6.   De groep stelt haar reglement van orde vast op basis van het door de Commissie vastgestelde standaardreglement van orde (5).

7.   De Commissie mag op het internet de agenda, notulen, samenvattingen, conclusies, deelconclusies of werkdocumenten van de groep publiceren in de oorspronkelijke taal van het betrokken document.

Artikel 6

Vergaderkosten

Alle reis- en eventuele verblijfkosten die door de leden en deskundigen in het kader van de werkzaamheden van de groep worden gemaakt, worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de interne regels voor de vergoeding van onkosten van externe deskundigen.

Voor in het kader van het onderhavige besluit verrichte diensten wordt geen vergoeding betaald.

Vergaderkosten worden vergoed binnen de grenzen van het jaarlijks budget dat door de verantwoordelijke diensten van de Commissie ten behoeve van de groep is uitgetrokken.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 3 juni 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  SEC(2004) 739.

(3)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.

(4)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(5)  SEC(2005) 1004.


5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/32


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2009

tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van de bijlage bij Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vrijstelling voor een toepassing van lood als verontreiniging in Faraday-rotators van zeldzame aarde-ijzergranaat (rare earth iron garnet — RIG), gebruikt voor glasvezel-communicatiesystemen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4165)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/428/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (1), en met name op artikel 5, lid 1, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2002/95/EG moet de Commissie de vrijstelling voor bepaalde materialen en onderdelen van elektrische en elektronische apparatuur van artikel 4, lid 1, van die richtlijn toetsen.

(2)

Na de uitvoering van de vereiste technische en wetenschappelijke beoordeling is de Commissie van mening dat er momenteel Faraday-rotators van zeldzame aarde-ijzergranaat (rare earth iron garnet — RIG) beschikbaar zijn die aan de in Richtlijn 2002/95/EG vastgestelde maximale concentraties voldoen, en dat de daarvoor verleende vrijstelling moet worden herzien.

(3)

Richtlijn 2002/95/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/95/EG heeft de Commissie de betrokken partijen geraadpleegd. Tijdens het overleg is gebleken dat de producenten voldoende tijd moeten krijgen voor de vervaardiging van Faraday-rotators van RIG die aan de in Richtlijn 2002/95/EG vastgestelde beperking voor lood voldoen. Er moet derhalve voor worden gezorgd dat de effecten van vervanging voor de gezondheid of de veiligheid van de consument naar alle waarschijnlijkheid niet zullen opwegen tegen de baten van de vervanging voor het milieu, de gezondheid of de veiligheid van de consument, met name in voor de veiligheid relevante apparatuur zoals communicatiesystemen.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18 van Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Richtlijn 2002/95/EG wordt overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking gewijzigd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.

(2)  PB L 114 van 27.4.2006, blz. 9.


BIJLAGE

In de bijlage bij Richtlijn 2002/95/EG wordt punt 22 vervangen door:

„22.

Lood als verontreiniging in Faraday-rotators van zeldzame aarde-ijzergranaat (rare earth iron garnet — RIG), gebruikt voor glasvezel-communicatiesystemen, tot en met 31 december 2009.”


RICHTSNOEREN

Europese Centrale Bank

5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/34


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 28 mei 2009

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2006/4 betreffende beheersdiensten inzake in euro luidende reserves die het Eurosysteem verleent aan centrale banken en landen buiten het eurogebied en aan internationale organisaties

(ECB/2009/11)

(2009/429/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De vervanging van de Twee Lijsten door het enkelvoudige kader voor beleenbaar onderpand voor alle krediettransacties van het Eurosysteem noopt tot wijziging van de definities van „reserves” in Richtsnoer ECB/2006/4 van 7 april 2006 betreffende beheersdiensten inzake in euro luidende reserves die het Eurosysteem verleent aan centrale banken en landen buiten het eurogebied en aan internationale organisaties (1).

(2)

Richtsnoer ECB/2006/4 dient tevens te worden gewijzigd vanwege de invoering van een specifieke gestandaardiseerde reservebeheersdienst van het Eurosysteem, d.w.z. termijndeposito-diensten als lastgever,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtsnoer ECB/2006/4 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt de definitie van „reserves” als volgt vervangen:

„—

„reserves”: de beleenbare in euro luidende activa van de klant, i.e. cash en alle effecten die deel uitmaken van het in de databank van het Eurosysteem inzake beleenbare activa opgenomen enkelvoudige kader, dat de voor krediettransacties van het Eurosysteem beleenbare activa omvat en dagelijks op de website van de ECB wordt gepubliceerd en bijgewerkt, met uitzondering van: i) zowel de effecten die vallen binnen de categorie „emittentengroep 3” (d.w.z. vennootschappen en overige emittenten), alsook, voor de overige emittentengroepen, de effecten die vallen binnen de „liquiditeitscategorie IV” (effecten op onderpand van activa); ii) activa die uitsluitend worden gehouden voor het nakomen van pensioen- en aanverwante verplichtingen van de klant ten behoeve van voormalige of huidige personeelsleden; iii) specifieke rekeningen die een klant bij een lid van het Eurosysteem heeft geopend voor het herschikken van overheidsschuld binnen het kader van internationale overeenkomsten; iv) die categorieën in euro luidende activa, zoals van tijd tot tijd vastgesteld door de Raad van bestuur.”.

2)

Artikel 2, lid 4, onder b), wordt als volgt vervangen:

„b)

termijndepositodiensten:

als lasthebber, of

als lastgever;”

Artikel 2

1.   Dit Richtsnoer is gericht tot de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro hebben aangenomen.

2.   Dit Richtsnoer treedt in werking op 1 juli 2009.

Gedaan te Frankfurt am Main, 28 mei 2009.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 107 van 20.4.2006, blz. 54.


Rectificaties

5.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/35


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 407/2009 van de Commissie van 14 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer

( Publicatieblad van de Europese Unie L 123 van 19 mei 2009 )

Op bladzijde 26, in de bijlage, onder kolom „Bijlage B” worden de soorten „Ortalis vetula (III Guatemala/Honduras)” en „Pauxi pauxi (III Columbia)” verplaatst naar de kolom „Bijlage C”.