ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 256 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
51e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
* |
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 933/2008 van de Commissie van 23 september 2008 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad wat betreft de identificatiemiddelen van dieren en de inhoud van de verplaatsingsdocumenten ( 1 ) |
|
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
Richtlijn 2008/88/EG van de Commissie van 23 september 2008 tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van de bijlagen II en III aan de technische vooruitgang ( 1 ) |
|
|
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
24.9.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 256/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 931/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 september 2008
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 september 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 september 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MK |
31,4 |
TR |
70,5 |
|
ZZ |
51,0 |
|
0707 00 05 |
JO |
156,8 |
TR |
77,6 |
|
ZZ |
117,2 |
|
0709 90 70 |
TR |
93,2 |
ZZ |
93,2 |
|
0805 50 10 |
AR |
62,8 |
UY |
64,8 |
|
ZA |
77,6 |
|
ZZ |
68,4 |
|
0806 10 10 |
TR |
107,9 |
US |
132,8 |
|
ZZ |
120,4 |
|
0808 10 80 |
BR |
56,2 |
CL |
78,5 |
|
CN |
80,5 |
|
NZ |
121,3 |
|
US |
116,3 |
|
ZA |
83,7 |
|
ZZ |
89,4 |
|
0808 20 50 |
AR |
68,9 |
CN |
140,1 |
|
TR |
131,4 |
|
ZA |
100,6 |
|
ZZ |
110,3 |
|
0809 30 |
TR |
130,8 |
US |
162,0 |
|
ZZ |
146,4 |
|
0809 40 05 |
IL |
131,9 |
TR |
80,5 |
|
XS |
53,9 |
|
ZZ |
88,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
24.9.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 256/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 932/2008 VAN DE COMMISSIE
van 22 september 2008
tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwe wijting in het gebied EG-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII a, VIII b, VIII d, VIII e, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2008 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2008 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2008 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 september 2008.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.
(3) PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1.
BIJLAGE
Nr. |
39/T&Q |
Lidstaat |
NLD |
Bestand |
WHB/1X14 |
Soort |
Blauwe wijting (Micromesistius poutassou) |
Gebied |
EG-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV |
Datum |
19.8.2008 |
24.9.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 256/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 933/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 september 2008
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad wat betreft de identificatiemiddelen van dieren en de inhoud van de verplaatsingsdocumenten
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (1), en met name op artikel 10, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 21/2004 bepaalt dat elke lidstaat een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten overeenkomstig het bepaalde in die verordening moet vaststellen. |
(2) |
Die regeling omvat vier elementen, namelijk: identificatiemiddelen om elk afzonderlijk dier te identificeren („identificatiemiddelen”), bijgewerkte registers op elk bedrijf, verplaatsingsdocumenten en een centraal register of geautomatiseerd gegevensbestand. In de bijlage bij die verordening worden de voorwaarden vastgelegd waaraan deze elementen moeten voldoen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 21/2004, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1560/2007 (2), bepaalt dat elektronische identificatie met ingang van 31 december 2009 verplicht is. |
(4) |
Op 17 november 2007 diende de Commissie bij de Raad een verslag in over de toepassing van elektronische identificatie bij schapen en geiten (3). In dat verslag wordt geconcludeerd dat de lidstaten onder bepaalde omstandigheden ook moet worden toegestaan nieuwe typen identificatiemiddelen ter identificatie van schapen en geiten goed te keuren. |
(5) |
Er hebben op het gebied van de elektronische identificatie technologische ontwikkelingen plaatsgevonden. Daarom moeten de in Verordening (EG) nr. 21/2004 vastgelegde voorschriften betreffende de identificatiemiddelen worden gewijzigd om een breder scala aan technische combinaties mogelijk te maken. De recentelijk ontwikkelde identificatiemiddelen, zoals injecteerbare identificatiemiddelen en elektronische merktekens op de poot, dienen derhalve te worden toegelaten als identificatiemiddel overeenkomstig die verordening. Het gebruik ervan moet echter worden beperkt tot verplaatsingen binnen de lidstaat, gelet op de noodzaak om verdere praktische ervaring met de toepassing van die nieuwe identificatiemiddelen op te doen. Daar elektronische identificatie het eerste identificatiemiddel zal worden, moet de lidstaten een grotere flexibiliteit worden gegund bij de toepassing van conventionele identificatiemiddelen als tweede identificatiemiddel. Deel A van de bijlage bij die verordening moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
In deel B van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 wordt vermeld welke gegevens de bijgewerkte registers op elk bedrijf moeten bevatten. Een gedeelte van die informatie is alleen op het geboortebedrijf beschikbaar. Om de administratieve lasten voor bedrijven te verminderen, moet dat gedeelte van de bijlage derhalve worden gewijzigd. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 21/2004 bepaalt dat elektronische identificatie voor alle na 31 december 2009 geboren dieren verplicht wordt. Gedurende het eerste jaar na 31 december 2009 zullen de meeste dieren echter alleen met conventionele niet-elektronische identificatiemiddelen worden geïdentificeerd, aangezien zij voor die datum zijn geboren. In de loop van dat jaar zullen dieren met elektronische en dieren met niet-elektronische identificatiemiddelen samen worden verplaatst en gehanteerd. |
(8) |
De individuele diercodes van niet-elektronische identificatiemiddelen kunnen slechts handmatig worden geregistreerd. Het handmatig registreren van niet-elektronische identificatiemiddelen vergt aanzienlijke inspanning van de houder en is een potentiële bron van fouten. Voorts zou het de exploitanten veel moeite kosten om het geringe aantal dieren met elektronische identificatiemiddelen gescheiden te houden en hun individuele codes te registreren. Ook de verplichting om elektronische uitleessystemen voor individuele registratie aan te brengen zou belastend zijn, aangezien de meeste dieren nog met conventionele niet-elektronische oormerken zouden worden geïdentificeerd. Daarom moet de datum met ingang waarvan het verplaatsingsdocument individuele diercodes moet bevatten, te worden uitgesteld totdat bij een aanzienlijk deel van de schapen- en geitenpopulatie reeds elektronische identificatiemiddelen zijn aangebracht. Het verslag van de Commissie over de toepassing van elektronische identificatie bij schapen en geiten kwam ook tot die conclusie. |
(9) |
Daarom is het wenselijk de datum met ingang waarvan het verplaatsingsdocument de individuele identificatiecode voor elk dier moet bevatten, uit te stellen tot 1 januari 2011. De in punt 2 van deel C van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 bedoelde datum betreffende het verplaatsingsdocument moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Er moet rekening worden gehouden met de specifieke situatie van voor 1 januari 2010 geboren dieren voor zover het de verplichting betreft tot registratie van individuele diercodes in het verplaatsingsdocument. De risico’s in verband met het vervoer van dergelijke dieren naar een slachthuis zijn gering en rechtvaardigen niet de extra administratieve lasten als gevolg van die verplichting. Rechtstreeks naar een slachthuis vervoerde dieren moeten daarom, ongeacht de datum van vervoer van de dieren, worden vrijgesteld van die verplichting. |
(11) |
Ook al zouden de voor 1 januari 2010 geboren dieren in 2011 nog steeds een belangrijk aandeel van de schapen- en geitenpopulatie uitmaken, zouden de aan hun verplaatsingen verbonden risico’s constant afnemen, evenredig aan de afname van het aantal van dergelijke dieren tot en met 31 december 2011. Verplaatsingen van dergelijke dieren moeten daarom tot en met 31 december 2011 worden vrijgesteld van de verplichting tot registratie van individuele diercodes in het verplaatsingsdocument. Na die datum zou het overgrote deel van de schapen- en geitenpopulatie elektronisch geïdentificeerd zijn en zou handmatig registreren slechts in een zeer gering aantal gevallen noodzakelijk zijn, aangezien het daarbij slechts om oude dieren zou gaan die naar andere bedrijven en niet naar slachthuizen worden vervoerd. De last die deze registratie na 31 december 2011 met zich meebrengt voor de houders en de potentiële bronnen van fouten zouden dan binnen aanvaardbare grenzen blijven. |
(12) |
Daarom dienen er een aantal overgangsbepalingen te worden vastgesteld voor de aanloopperiode van de regeling wat betreft het registreren van individuele diercodes in het verplaatsingsdocument van voor 1 januari 2010 geboren dieren. |
(13) |
In deel C van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 wordt vermeld welke gegevens het verplaatsingsdocument moet bevatten. De identificatiecode van het bedrijf van bestemming is niet altijd beschikbaar op het bedrijf van vertrek. De naam en het adres van het bedrijf van bestemming of de volgende houder moeten aanvaardbaar zijn als alternatief. |
(14) |
Verordening (EG) nr. 21/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 september 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8.
(2) PB L 340 van 22.12.2007, blz. 25.
(3) COM(2007) 711.
BIJLAGE
„BIJLAGE
A. IDENTIFICATIEMIDDELEN
1. |
De bevoegde autoriteit keurt identificatiemiddelen overeenkomstig artikel 4, lid 1, goed. Deze middelen zijn zodanig ontworpen dat:
|
2. |
Het identificatiemiddel toont een code die de volgende informatie biedt in de aangegeven volgorde:
De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan toestaan dat, naast de onder a) en b) bedoelde codes, ook een streepjescode wordt gebruikt en dat door de houder aanvullende gegevens worden geregistreerd, op voorwaarde dat daardoor de leesbaarheid van die codes niet in het gedrang komt. |
3. |
Het in artikel 4, lid 2, onder a), genoemde eerste identificatiemiddel beantwoordt aan de criteria onder a) en b):
|
4. |
Het tweede identificatiemiddel als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), beantwoordt aan de volgende criteria:
|
5. |
Het in artikel 4, lid 2, onder c), bedoelde systeem vereist de identificatie van de dieren per bedrijf en individueel, omvat een procedure voor vervanging wanneer het identificatiemiddel onleesbaar is geworden of verloren is gegaan, zulks onder toezicht van de bevoegde autoriteit en zonder dat het doel van traceerbaarheid tussen bedrijven, met als doel het beheersen van besmettelijke dierziekten, wordt ondermijnd, en maakt het mogelijk de verplaatsingen van de dieren op het nationale grondgebied na te gaan met hetzelfde doel. |
6. |
De elektronische identificatiemiddelen moeten de onderstaande technische kenmerken hebben:
|
7. |
De in artikel 4, lid 3, bedoelde identificatiemethode is de volgende:
De lidstaten die gebruikmaken van die alternatieve methode stellen de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis in het kader van het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité. Indien overeenkomstig dit punt geïdentificeerde dieren langer dan twaalf maanden worden gehouden, dan wel bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer of voor uitvoer naar derde landen, en nog steeds op het geboortebedrijf worden gehouden, worden zij overeenkomstig de punten 1 tot en met 4 geïdentificeerd voordat zij dat bedrijf verlaten. |
B. BEDRIJFSREGISTER
1. |
Vanaf 9 juli 2005 bevat het bedrijfsregister ten minste de volgende gegevens:
|
2. |
Met ingang van 31 december 2009 bevat het bedrijfsregister ten minste voor elk dier dat na deze datum geboren is, bijgewerkte informatie over:
Voor overeenkomstig deel A, punt 7, geïdentificeerde dieren moet de in onder a) tot en met d) genoemde informatie echter worden verstrekt voor elke partij dieren met dezelfde identificatie en moet ook het aantal dieren worden vermeld. |
3. |
Het bedrijfsregister bevat de naam en de handtekening van de aangewezen of bevoegde ambtenaar van de bevoegde autoriteit die het register heeft gecontroleerd en de datum waarop de controle is uitgevoerd. |
C. VERPLAATSINGSDOCUMENT
1. |
Het verplaatsingsdocument wordt door de houder ingevuld op basis van een door de bevoegde autoriteit vastgesteld model en vermeldt ten minste de volgende gegevens:
|
2. |
Met ingang van 1 januari 2011 wordt voor overeenkomstig afdeling A, punten 1 tot en met 6, geïdentificeerde dieren, naast de in punt 1 genoemde gegevens, de individuele identificatiecode van het dier in het verplaatsingsdocument vermeld. |
3. |
De in punt 2 bedoelde gegevens zijn echter niet verplicht voor dieren die tot en met 31 december 2009 zijn geboren:
|
D. GEAUTOMATISEERD GEGEVENSBESTAND
1. |
Het geautomatiseerde gegevensbestand bevat voor elk bedrijf ten minste de volgende gegevens:
|
2. |
Conform artikel 8 wordt voor alle bedrijven elke verplaatsing van dieren in het gegevensbestand geregistreerd. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens geregistreerd:
|
Oostenrijk |
AT |
040 |
België |
BE |
056 |
Bulgarije |
BG |
100 |
Cyprus |
CY |
196 |
Tsjechië |
CZ |
203 |
Denemarken |
DK |
208 |
Estland |
EE |
233 |
Finland |
FI |
246 |
Frankrijk |
FR |
250 |
Duitsland |
DE |
276 |
Griekenland |
EL |
300 |
Hongarije |
HU |
348 |
Ierland |
IE |
372 |
Italië |
IT |
380 |
Letland |
LV |
428 |
Litouwen |
LT |
440 |
Luxemburg |
LU |
442 |
Malta |
MT |
470 |
Nederland |
NL |
528 |
Polen |
PL |
616 |
Portugal |
PT |
620 |
Roemenië |
RO |
642 |
Slowakije |
SK |
703 |
Slovenië |
SI |
705 |
Spanje |
ES |
724 |
Zweden |
SE |
752 |
Verenigd Koninkrijk |
UK |
826 |
RICHTLIJNEN
24.9.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 256/12 |
RICHTLIJN 2008/88/EG VAN DE COMMISSIE
van 23 september 2008
tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van de bijlagen II en III aan de technische vooruitgang
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (1), en met name op artikel 8, lid 2,
Na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Naar aanleiding van de publicatie van de wetenschappelijke studie „Use of permanent hair dyes and bladder cancer risk” in 2001 concludeerde het Wetenschappelijk Comité voor cosmetische producten en voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten („WCCNVP”), dat bij Besluit 2004/210/EG van de Commissie (2) door het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten („WCC”) werd vervangen, dat de mogelijke risico’s tot bezorgdheid stemmen. Het beval de Commissie aan verdere maatregelen te treffen om het gebruik van haarkleurstoffen te reguleren. |
(2) |
Voorts beval het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten een algemene veiligheidsbeoordelingsstrategie voor haarkleurmiddelen aan, met voorschriften voor het testen van stoffen die in haarkleurmiddelen worden gebruikt op mogelijke genotoxiciteit of mutageniteit. |
(3) |
Naar aanleiding van de adviezen die het WCC heeft uitgebracht, is de Commissie met de lidstaten en de belanghebbende partijen een algemene strategie overeengekomen voor de regulering van stoffen die in haarkleurmiddelen worden gebruikt, die inhoudt dat de industrie de dossiers met wetenschappelijke gegevens over haarkleurstoffen ter evaluatie aan het WCC moet voorleggen. |
(4) |
Stoffen waarvoor geen geactualiseerde veiligheidsdossiers worden voorgelegd aan de hand waarvan een passende risicobeoordeling kan worden uitgevoerd, moeten in bijlage II bij Richtlijn 76/768/EEG worden opgenomen. |
(5) |
Sommige haarkleurstoffen zijn reeds verboden, hetzij als gevolg van door het WCC uitgebrachte adviezen, hetzij wegens gebrek aan veiligheidsgegevens. De thans in beschouwing genomen stoffen zijn zorgvuldig geselecteerd om tezamen te worden gereguleerd, omdat zij zijn opgenomen in bijlage IV. Aangezien geen veiligheidsdossiers over deze stoffen voor het gebruik daarvan in haarkleurmiddelen binnen de overeengekomen termijnen bij het WCC voor een risicobeoordeling zijn ingediend, bestaat er geen bewijs dat deze stoffen, wanneer zij in haarkleurmiddelen worden gebruikt, als veilig voor de menselijke gezondheid kunnen worden beschouwd. |
(6) |
De stoffen zonder veiligheidsdossiers 1-hydroxy-2,4-diaminobenzeen (2,4-diaminofenol) en het dihydrochloridezout daarvan; 1,4-dihydroxybenzeen (hydrochinon); [4-[[4-anilino-1-naftyl][4-(dimethylamino)fenyl]methyleen]cyclohexa-2,5-dieen-1-ylideen]dimethylammoniumchloride (Basic Blue 26); dinatrium-3-[(2,4-dimethyl-5-sulfonatofenyl)azo]-4-hydroxynaftaleen-1-sulfonaat (Ponceau SX) en 4-[(4-aminofenyl)(4-iminocyclohexa-2,5-dieen-1-ylideen)methyl]-o-toluïdine en het hydrochloridezout daarvan (Basic Violet 14), die thans zijn opgenomen als kleurstoffen in bijlage IV en als haarkleurstoffen in bijlage III, deel 1 en deel 2, moeten uit bijlage III worden geschrapt en worden verboden voor gebruik in haarkleurmiddelen in bijlage II. |
(7) |
Richtlijn 76/768/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Richtlijn 76/768/EEG worden overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn gewijzigd.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 14 februari 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 14 augustus 2009.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 23 september 2008.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169.
(2) PB L 66 van 4.3.2004, blz. 45.
BIJLAGE
Richtlijn 76/768/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage II worden de onderstaande nummers 1329 tot 1369 toegevoegd:
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
24.9.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 256/s3 |
BERICHT AAN DE LEZERS
De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.
Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.