ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
50e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
* |
||
|
* |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Raad |
|
|
|
2007/215/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/216/EG |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
|
2007/217/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 22 november 2006 betreffende de door Frankrijk toegekende staatssteun ten gunste van het Laboratoire national de métrologie et d'essais (C24/2005) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5477) ( 1 ) |
|
|
|
2007/218/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/219/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/220/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/221/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/222/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/223/EG |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 378/2007 VAN DE RAAD
van 27 maart 2007
houdende voorschriften voor een vrijwillige modulatie van de rechtstreekse betalingen waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers voorziet, en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Sommige lidstaten ondervinden bijzondere moeilijkheden bij het financieren van hun programma's voor plattelandsontwikkeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1). Ter versterking van hun plattelandsontwikkelingsbeleid dient deze lidstaten de mogelijkheid te worden geboden om een regeling voor vrijwillige modulatie toe te passen. Deze mogelijkheid moet worden geboden aan de lidstaten waar reeds vrijwillige modulatie wordt toegepast volgens Verordening (EG) nr. 1655/2004 van de Commissie van 22 september 2004 tot vaststelling van bepalingen voor de overgang van het bij artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad ingestelde facultatieve differentiatiesysteem naar het bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad ingestelde verplichte modulatiesysteem (2) of waaraan uit hoofde van artikel 70, lid 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 is toegestaan af te wijken van de eis tot medefinanciering van communautaire steun. De vrijwillige modulatie dient de vorm aan te nemen van een verlaging van de rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (3) met het doel de met die verlaging gemoeide middelen te gebruiken voor de financiering van programma's voor plattelandsontwikkeling zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1698/2005. De verlagingen van de rechtstreekse betalingen die bij wijze van vrijwillige modulatie worden toegepast, dienen te komen bij die welke voortvloeien uit de toepassing van de verplichte modulatie waarin artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet. |
(2) |
De regeling voor de vrijwillige modulatie dient, om de administratieve uitvoering ervan te vergemakkelijken, te worden gelijkgetrokken met de regeling voor de verplichte modulatie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, zulks met inbegrip van de berekeningsgrondslag. |
(3) |
Om rekening te houden met de specifieke situatie van de kleine landbouwers moet bij toepassing van de vrijwillige modulatie, evenals dit bij verplichte modulatie het geval is, een extra steunbedrag worden toegekend. Dit steunbedrag moet, binnen door de Commissie vast te stellen maxima, gelijk zijn aan het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van de vrijwillige modulatie op de eerste 5 000 EUR aan rechtstreekse betalingen. |
(4) |
Voor die lidstaten waar vrijwillige modulatie reeds wordt toegepast, dienen de nieuwe regelingen inzake vrijwillige modulatie, die uit hoofde van de onderhavige verordening worden ingevoerd, zo min mogelijk af te wijken van de bestaande regelingen teneinde te voorkomen dat onnodige administratieve lasten worden opgelegd en dat wordt ingegrepen in reeds jaren bestaande uitvoeringsregelingen waaraan de landbouwers zich in de praktijk en in economische zin hebben aangepast. Derhalve lijkt het passend om lidstaten die vanaf de inwerkingtreding van deze verordening vrijwillige modulatie toepassen, in staat te stellen bepaalde reeds langer bestaande aspecten van hun huidige systeem te handhaven, waarbij niet-gegronde ongelijke behandeling van landbouwers evenwel wordt vermeden. Teneinde te waarborgen dat de nieuwe regelingen sporen met de bestedingspatronen van de bedrijfstoeslagregeling dient voorts de toepassing van regionaal gedifferentieerde modulatiepercentages alleen open te staan voor die lidstaten die de bedrijfstoeslagregeling op regionaal niveau toepassen in de zin van artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1782/2003. |
(5) |
Het gebruik van de middelen die uit de toepassing van de vrijwillige modulatie voortvloeien, valt niet onder de maxima die krachtens Verordening (EG) nr. 1698/2005 voor de bijdrage uit het ELFPO zijn vastgesteld. Daarom moet in afwijkingen van die verordening worden voorzien. Deze middelen behoren niet te vallen onder de voorfinancieringsregeling die voor het ELFPO geldt op grond van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (4). |
(6) |
Om een gefundeerde besluitvorming over de toepassing van vrijwillige modulatie mogelijk te maken, dienen de lidstaten een uitvoerige beoordeling te verrichten van het mogelijke effect daarvan, in het bijzonder met betrekking tot de economische consequenties voor de betrokken landbouwers en met betrekking tot hun relatieve positie in de landbouwsector. De lidstaten die vrijwillige modulatie toepassen, dienen nauwlettend toe te zien op het effect van de uitvoering daarvan. De Commissie dient met het oog op eventuele verdere ontwikkeling van het beleid op de hoogte gehouden te worden van de effectbeoordelingen en van de bevindingen bij het toezicht. |
(7) |
Vrijwillige modulatie dient te worden bezien in het bredere kader van de communautaire financiering van de plattelandsontwikkeling. De bijdrage die zij levert, dient onder andere te worden onderzocht in het licht van de effectbeoordelingen van de lidstaten. Aan de hand van dit onderzoek zal de Commissie uiterlijk einde 2008 het Europees Parlement en de Raad een verslag voorleggen met de ervaringen die tot dusver bij de uitvoering van vrijwillige modulatie zijn opgedaan. |
(8) |
De maatregelen ter uitvoering van deze verordening moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5). |
(9) |
Bij de vaststelling van het jaarlijkse maximum voor de uitgaven die worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds, moet rekening worden gehouden met de door de toepassing van de vrijwillige modulatie gegenereerde bedragen, en in Verordening (EG) nr. 1290/2005 dient de mogelijkheid te worden opgenomen om uitvoeringsbepalingen vast te stellen die met name de vrijwillige modulatie betreffen. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 1290/2005 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
VRIJWILLIGE MODULATIE
Artikel 1
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 kunnen de lidstaten,
a) |
wanneer bij de inwerkingtreding van deze verordening het in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1655/2004 van de Commissie bedoelde stelsel van extra verlagingen wordt toegepast, of |
b) |
wanneer hun uit hoofde van artikel 70, lid 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 is toegestaan af te wijken van de eis tot medefinanciering van communautaire steun, |
gedurende de periode 2007-2012 een verlaging, hierna „vrijwillige modulatie” genoemd, toepassen op alle bedragen van de rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 die in een bepaald kalenderjaar in de zin van artikel 2, onder e), van genoemde verordening op hun grondgebied moeten worden toegekend.
2. De bedragen die netto uit de toepassing van de vrijwillige modulatie voortvloeien, zijn, in de lidstaat waar ze zijn gegenereerd, beschikbaar als steun van de Gemeenschap voor maatregelen in het kader van de programmering van de plattelandsontwikkeling die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt gefinancierd uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.
3. De verlagingen in het kader van de vrijwillige modulatie worden op dezelfde berekeningsgrondslag verricht als die welke geldt voor de modulatie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Deze verlagingen worden niet toegepast op de overeenkomstig artikel 12 van die verordening aan de landbouwers toegekende extra bedragen.
Indien verlagingen in het kader van de vrijwillige modulatie worden toegepast, wordt aan de landbouwers die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003 rechtstreekse betalingen ontvangen, een extra steunbedrag toegekend dat gelijk is aan het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van het verlagingspercentage op het bedrag tot de eerste 5 000 EUR aan rechtstreekse betalingen. Dit extra bedrag wordt niet onderworpen aan de verlagingen in het kader van de vrijwillige modulatie, noch aan de modulatie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
Het totaalbedrag van de uit de toepassing van de tweede alinea voortvloeiende extra steunbedragen die in een kalenderjaar in een lidstaat kunnen worden toegekend, kan niet hoger zijn dan het volgens de in artikel 144, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde procedure door de Commissie vast te stellen maximum. Zo nodig, past de lidstaat op de extra steunbedragen een lineaire procentuele aanpassing toe om ervoor te zorgen dat dit maximum in acht wordt genomen.
4. Elke lidstaat hanteert per kalenderjaar een uniform percentage voor de vrijwillige modulatie. Het percentage kan volgens vooraf bepaalde stappen progressieve wijzigingen ondergaan. De verlaging bedraagt ten hoogste 20 %.
Artikel 2
1. Binnen twee maanden na de inwerkingtreding van deze verordening nemen de lidstaten een besluit over de jaarlijkse percentages voor de vrijwillige modulatie die voor de periode 2007-2012 zullen gelden, en delen zij deze aan de Commissie mee.
2. Lidstaten die voornemens zijn vrijwillige modulatie toe te passen, verrichten, aangezien niet-gegronde ongelijke behandeling van landbouwers moet worden voorkomen, een effectbeoordeling van deze toepassing, in het bijzonder met betrekking tot de economische situatie van de betrokken landbouwers.
Lidstaten die voornemens zijn overeenkomstig artikel 3, lid 1, regionaal gedifferentieerde percentages toe te passen, verrichten, aangezien niet-gegronde ongelijke behandeling van landbouwers moet worden voorkomen, tevens een effectbeoordeling met betrekking tot voornoemde gedifferentieerde percentages.
De betrokken lidstaten zenden hun effectbeoordelingen aan de Commissie toe, tezamen met de in lid 1 bedoelde mededeling.
Artikel 3
1. Lidstaten waar bij de inwerkingtreding van deze verordening het in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1655/2004 bedoelde stelsel van extra verlagingen van de rechtstreekse betalingen wordt toegepast, en waar uit hoofde van artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 de bedrijfstoeslagregeling op regionaal niveau wordt toegepast, beschikken, voor wat de periode 2007-2012 betreft, over de volgende keuzemogelijkheden:
a) |
in afwijking van artikel 1, lid 3, het bepaalde in de tweede alinea van dat lid niet toepassen en/of |
b) |
in afwijking van artikel 1, lid 4, percentages toepassen die op grond van objectieve criteria regionaal gedifferentieerd zijn. Het maximumpercentage voor een regio in iedere lidstaat is 20 %. |
2. In afwijking van artikel 2, lid 1, verstrekt een lidstaat die overeenkomstig lid 1 van dit artikel regionaal gedifferentieerde percentages voor de vrijwillige modulering toepast, binnen twee maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aan de Commissie de volgende informatie met betrekking tot de periode 2007-2012:
a) |
de jaarlijkse percentages van de vrijwillige modulatie voor iedere regio en voor het gehele grondgebied; |
b) |
de jaarlijkse totaalbedragen die in het kader van de vrijwillige modulatie zullen worden verlaagd; |
c) |
in voorkomend geval, de jaarlijkse extra middelen die nodig zijn om het in de tweede alinea van lid 3 van artikel 1 bedoelde bedrag aan extra steun te dekken; |
d) |
statistische en andere gegevens op grond waarvan de onder b) en c) bedoelde bedragen werden vastgesteld. |
3. Indien noodzakelijk vestrekken de lidstaten de Commissie een bijgewerkte versie van de in lid 2, onder b) en c), bedoelde bedragen. Deze bijgewerkte versie wordt de Commissie toegezonden voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bedragen als bedoeld in artikel 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 betrekking hebben.
4. Indien de Commissie met betrekking tot de overeenkomstig de leden 2 en 3 ingediende gegevens om nadere toelichting vraagt, voldoen de lidstaten binnen een maand aan dit verzoek.
Artikel 4
1. De nettobedragen die door de toepassing van vrijwillige modulering worden gegenereerd, worden door de Commissie vastgesteld aan de hand van:
a) |
een berekening in geval van een enkel nationaal percentage voor vrijwillige modulatie; |
b) |
voor lidstaten die regionaal gedifferentieerde percentages toepassen, de bedragen die de lidstaten in hun verzoek als bedoeld in artikel 3, lid 2, hebben meegedeeld, dan wel de bijgewerkte versie van de bedragen als bedoeld in artikel 3, lid 3. |
Deze nettobedragen worden toegevoegd aan de jaarlijkse verdeling onder de lidstaten als bedoeld in artikel 69, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1698/2005.
2. De lidstaten kunnen besluiten de bij artikel 70, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde maxima niet toe te passen voor de nettobedragen die overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel worden toegevoegd aan de verdeling per lidstaat en per jaar.
Het bepaalde in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 geldt niet voor de nettobedragen die overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel worden toegevoegd aan de verdeling per lidstaat en per jaar.
Artikel 5
De lidstaten die vrijwillige modulatie toepassen en de Commissie houden nauwlettend toezicht op de gevolgen van de uitvoering van vrijwillige modulering, in het bijzonder ten aanzien van de economische situatie van de landbouwbedrijven, aangezien niet-gegronde ongelijke behandeling van landbouwers moet worden voorkomen. Hiertoe brengen deze lidstaten uiterlijk op 30 september 2008 hierover verslag uit aan de Commissie.
Artikel 6
De uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van dit hoofdstuk worden vastgesteld:
a) |
volgens de in artikel 90, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde procedure, waarbij het in het bijzonder gaat om bepalingen betreffende de integratie van de vrijwillige modulatie in de programmering van de plattelandsontwikkeling, dan wel, in voorkomend geval; |
b) |
volgens de in artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde procedure, waarbij het in het bijzonder gaat om bepalingen betreffende het financiële beheer van de vrijwillige modulatie en om de opneming van het in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1655/2004 bedoelde stelsel van extra verlagingen van de rechtstreekse betalingen, in de regeling die bij de onderhavige verordening wordt ingevoerd. |
Artikel 7
Uiterlijk op 31 december 2008 dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de toepassing van de vrijwillige modulatie, zo nodig vergezeld van passende voorstellen.
HOOFDSTUK II
WIJZIGING VAN VERORDENING (EG) Nr. 1290/2005 EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 8
Verordening (EG) nr. 1290/2005 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 12 wordt lid 2 vervangen door: „2. De Commissie stelt de bedragen vast die overeenkomstig artikel 10, lid 2, artikel 143 quinquies en artikel 143 sexies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 378/2007 van de Raad (6) ter beschikking van het ELFPO worden gesteld. |
2) |
In de aanhef van artikel 42 wordt de tweede zin vervangen door: „Bij die bepalingen worden met name vastgesteld:”. |
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
P. STEINBRÜCK
(1) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2012/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 8).
(2) PB L 298 van 23.9.2004, blz. 3.
(3) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2013/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 13).
(4) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 320/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 42).
(5) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
(6) PB L 95 van 5.4.2007, blz. 1.”.
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 379/2007 VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2007
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 5 april 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 april 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 4 april 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
190,7 |
MA |
114,8 |
|
SN |
320,6 |
|
TN |
135,4 |
|
TR |
187,5 |
|
ZZ |
189,8 |
|
0707 00 05 |
JO |
171,8 |
MA |
108,8 |
|
TR |
148,2 |
|
ZZ |
142,9 |
|
0709 90 70 |
MA |
75,6 |
TR |
115,6 |
|
ZZ |
95,6 |
|
0709 90 80 |
EG |
242,2 |
ZZ |
242,2 |
|
0805 10 20 |
CU |
39,6 |
EG |
45,5 |
|
IL |
67,3 |
|
MA |
42,8 |
|
TN |
64,4 |
|
TR |
52,3 |
|
ZZ |
52,0 |
|
0805 50 10 |
IL |
61,3 |
TR |
52,8 |
|
ZZ |
57,1 |
|
0808 10 80 |
AR |
82,3 |
BR |
74,0 |
|
CA |
104,6 |
|
CL |
89,5 |
|
CN |
97,5 |
|
NZ |
126,8 |
|
US |
120,8 |
|
UY |
80,2 |
|
ZA |
87,6 |
|
ZZ |
95,9 |
|
0808 20 50 |
AR |
76,2 |
CL |
104,4 |
|
CN |
54,2 |
|
UY |
68,0 |
|
ZA |
87,0 |
|
ZZ |
78,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 380/2007 VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2007
tot vaststelling van het feit dat bepaalde maximumhoeveelheden die gelden voor de afgifte van certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en de preferentiële overeenkomst, niet bereikt zijn
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van producten van de sector suiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2), en met name op artikel 5, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uit de in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2006 bedoelde voorraadgegevens blijkt dat er nog hoeveelheden suiker beschikbaar zijn om te voldoen aan het krachtens artikel 24 van Verordening (EG) nr. 950/2006 bedoelde contingent met volgnummer 09.4318. |
(2) |
In dergelijke omstandigheden moet de Commissie melden dat de betrokken maximumhoeveelheden niet zijn bereikt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De maximumhoeveelheden van het in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 950/2006 bedoelde contingent met volgnummer 09.4318 zijn niet meer bereikt.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 6 april 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 april 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2011/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2006 (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 43).
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 381/2007 VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 796/2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, en van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 52, lid 2, en artikel 145, onder c), d) en j),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De bij artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde definitie van een subsidiabele hectare in het kader van de bedrijfstoeslagregeling is bij Verordening (EG) nr. 2012/2006 van de Raad (2) zo gewijzigd dat nu elke oppervlakte waarop olijfbomen staan, subsidiabel is. |
(2) |
Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2012/2006, is het gebruik van het geografische informatiesysteem voor de olijventeelt facultatief voor de lidstaten die de bij titel IV, hoofdstuk 10 ter, van die verordening ingestelde steun voor olijfgaarden niet toepassen. In verband met de genoemde wijzigingen is het dienstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie (3) te wijzigen wat de inhoud van de verzamelaanvraag ten aanzien van voor de productie van olijven bestemde percelen betreft, en de punten 1 en 3 van bijlage XXIV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (4) te wijzigen wat de definitie van een subsidiabele olijfboom en de berekening van het aantal subsidiabele hectaren voor het gebruik van de toeslagrechten betreft. |
(3) |
Bij artikel 33 van Verordening (EG) nr. 796/2004 zijn uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgesteld met betrekking tot de controle op het gehalte aan tetrahydrocannabinol van geteelde hennep. Met ingang van 2007 is overeenkomstig titel III, hoofdstuk 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 de hennepteelt ook voor andere gebruiksdoeleinden dan de vezelproductie toegestaan als een vorm van grondgebruik in het kader van de bedrijfstoeslagregeling. Daarom moeten artikel 33 van en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 796/2004 dienovereenkomstig worden aangepast. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 796/2004 hebben de lidstaten de Commissie de resultaten meegedeeld van de metingen die zijn uitgevoerd om het gehalte aan tetrahydrocannabinol van de in 2006 ingezaaide henneprassen te bepalen. Met die resultaten moet rekening worden gehouden bij de opstelling van de lijst van de henneprassen die in de komende verkoopseizoenen in aanmerking komen voor rechtstreekse betalingen, en van de lijst van de alleen voor het verkoopseizoen 2007/2008 toegestane rassen. Wat sommige van deze laatste rassen betreft, moet voor de controle op het gehalte aan tetrahydrocannabinol toepassing van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 796/2004 vastgestelde procedure B worden voorgeschreven. |
(5) |
Vanaf 2007 is de bij titel IV, hoofdstuk 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde steun voor energiegewassen van toepassing in de nieuwe lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen. De bepalingen betreffende gewasgroepen dienen ten aanzien van de steun voor energiegewassen ook voor die nieuwe lidstaten te gelden. |
(6) |
Artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 796/2004 is ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 263/2006 van de Commissie (5). Artikel 136 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden aangepast. |
(7) |
De regels voor het mogelijke gebruik van suikerbieten bij de productie van energieproducten zijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 270/2007. Derhalve moeten identieke voorwaarden worden vastgesteld voor de teelt van suikerbieten op grond die in aanmerking komt voor het gebruik van braakleggingstoeslagrechten. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 796/2004 en Verordening (EG) nr. 1973/2004 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
(9) |
De wijzigingen die zijn aangebracht bij Verordening (EG) nr. 953/2006 van de Raad (6) en de Verordeningen (EG) nr. 2012/2006 en (EG) nr. 270/2007, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2007. Bijgevolg dienen de daarmee samenhangende wijzigingen die bij de onderhavige verordening worden aangebracht, van toepassing te zijn met ingang van dezelfde datum. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 796/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 12, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door: „In de lidstaten die het geografische informatiesysteem voor de olijventeelt opnemen in het in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond, bevat, wat de voor de productie van olijven bestemde percelen betreft, het aan de landbouwer bezorgde grafische materiaal voor elk van die percelen het aantal subsidiabele olijfbomen en de standplaats van die bomen op het perceel alsmede de met olijfbomen beplante oppervlakte, uitgedrukt in GIS-ha olijven, in de zin van punt 3 van bijlage XXIV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004.”. |
2) |
In artikel 33, lid 4, en lid 5, eerste en tweede alinea, wordt het woord „vezelhennep” telkens vervangen door het woord „hennep”. |
3) |
Bijlage II wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 136 wordt vervangen door: „Artikel 136 Toepassing van Verordening (EG) nr. 796/2004 Onverminderd artikel 143 ter, lid 6, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, gelden voor de regeling inzake één enkele areaalbetaling de bepalingen van Verordening (EG) nr. 796/2004 met uitzondering van artikel 7, artikel 8, lid 2, onder b) en c), artikel 12, lid 1, onder c), en lid 2, artikel 13, leden 2 tot en met 8, artikel 14, leden 2 en 3, de artikelen 16 en 17, artikel 21, lid 3, artikel 24, lid 1, onder b), d) en e), artikel 26, lid 1, onder a), b) en c), en lid 2, onder b), c) en d), artikel 27, lid 2, onder g), h), i) en j), artikel 28, lid 1, onder d), artikel 30, lid 3, artikel 31, de artikelen 34 tot en met 40, artikel 49, lid 2, artikel 50, leden 2, 4, 5 en 6, de artikelen 51 tot en met 64, artikel 69 en artikel 71, lid 1.”. |
2) |
In artikel 143, lid 2, wordt punt a) vervangen door:
|
3) |
Bijlage XXIV wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1, punten 1 en 2, en artikel 2 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2007.
Artikel 1, punt 3, is van toepassing met ingang van het verkoopseizoen 2007/2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 april 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2013/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 13).
(2) PB L 384 van 29.12.2006, blz. 8.
(3) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2025/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 81).
(4) PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 270/2007 (PB L 75 van 15.3.2007, blz. 8).
(5) PB L 46 van 16.2.2006, blz. 24.
(6) PB L 175 van 29.6.2006, blz. 1.
BIJLAGE
„BIJLAGE II
HENNEPRASSEN DIE IN AANMERKING KOMEN VOOR RECHTSTREEKSE BETALINGEN
a) Henneprassen
|
Beniko |
|
Carmagnola |
|
CS |
|
Delta-Llosa |
|
Delta 405 |
|
Dioica 88 |
|
Epsilon 68 |
|
Fedora 17 |
|
Felina 32 |
|
Felina 34 — Félina 34 |
|
Ferimon — Férimon |
|
Fibranova |
|
Fibrimon 24 |
|
Futura 75 |
|
Juso 14 |
|
Kompolti |
|
Red Petiole |
|
Santhica 23 |
|
Santhica 27 |
|
Silesia |
|
Uso-31 |
b) Voor het verkoopseizoen 2007/2008 toegestane henneprassen
|
Bialobrzeskie |
|
Chamaeleon (1) |
|
Cannakomp |
|
Denise (2) |
|
Diana (2) |
|
Fasamo |
|
Fibriko TC |
|
Kompolti hibrid TC |
|
Lipko |
|
Tiborszállási (1) |
|
UNIKO-B |
|
Zenit (2) |
(1) Voor het verkoopseizoen 2007/2008 geldt de in bijlage I vastgestelde procedure B.
(2) Alleen in Roemenië, zoals toegestaan bij Beschikking 2007/69/EG van de Commissie (PB L 32 van 6.2.2007, blz. 167).”
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/12 |
VERORDENING (EG) Nr. 382/2007 VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2007
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 753/2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 53,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie moet Verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie (2) worden gewijzigd. |
(2) |
Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 753/2002 bevat specifieke voorschriften voor tafelwijnen met een geografische aanduiding en een lijst van de termen die in de verschillende regio's van de lidstaten worden gebruikt om dergelijke wijnen te omschrijven. Deze lijst moet worden aangevuld met de passende termen zoals deze door Bulgarije en Roemenië worden gebruikt. |
(3) |
De lijst van de in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 753/2002 vermelde bijzondere traditionele aanduidingen en de lijst van de in artikel 23 van die verordening bedoelde aanvullende traditionele aanduidingen moeten worden aangevuld met de door Bulgarije en Roemenië gebruikte termen. |
(4) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 753/2002 bevat de lijst van de namen van druivenrassen en synoniemen daarvan die een geografische aanduiding bevatten en op de etiketten mogen voorkomen. Deze bijlage moet worden aangevuld met de passende termen zoals deze door Bulgarije en Roemenië worden gebruikt op de datum waarop de onderhavige verordening van toepassing wordt. |
(5) |
De naam „Tokaj” verwijst naar een „in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijn” (v.q.p.r.d.) van oorsprong uit een grensgebied tussen Hongarije en Slowakije, en maakt ook deel uit van de in Italië en in Frankrijk gebruikte namen ter aanduiding van het druivenras: „Tocai italico”, „Tocai friulano” en „Tokay pinot gris”. Krachtens de bilaterale overeenkomst van 23 november 1993 tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije, waarvan de inhoud sedert 1 mei 2004 is opgenomen in het „acquis”, loopt het naast elkaar bestaan van deze drie aanduidingen van het druivenras en van de geografische aanduiding af op 31 maart 2007. Met ingang van 1 april 2007 worden de drie aanduidingen van het druivenras geschrapt uit bijlage II bij Verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie en wordt de aanduiding „Tocai friulano” vervangen door „Friulano”. |
(6) |
In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 753/2002 worden, tot slot, de traditionele aanduidingen opgesomd die op de etiketten voorkomen of mogen voorkomen. Deze bijlage moet worden aangevuld met, enerzijds, nieuwe traditionele aanduidingen die door Cyprus worden gebruikt, en, anderzijds, door Bulgarije en Roemenië gebruikte traditionele aanduidingen. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 753/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 753/2002 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 28, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij de onderhavige verordening. |
4) |
Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 april 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 118 van 4.5.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2016/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 38).
BIJLAGE I
„BIJLAGE II
Namen van druivenrassen en synoniemen daarvan die een geografische aanduiding (1) bevatten en die op grond van artikel 19, lid 2, op de etikettering van wijn mogen voorkomen
|
Naam van het druivenras of synoniem ervan |
Landen die de naam van het druivenras of een synoniem ervan mogen gebruiken (2) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
1 |
Agiorgitiko |
Griekenland° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
2 |
Aglianico |
Italië°, Griekenland°, Malta° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
3 |
Aglianicone |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
4 |
Alicante Bouschet |
Griekenland°, Italië°, Portugal°, Algerije°, Tunesië°, Verenigde Staten°, Cyprus°, Zuid-Afrika NB: De naam „Alicante” mag niet afzonderlijk worden gebruikt voor de omschrijving van de wijn. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
5 |
Alicante Branco |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
6 |
Alicante Henri Bouschet |
Frankrijk°, Servië (8), Montenegro (8) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
7 |
Alicante |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
8 |
Alikant Buse |
Servië (6), Montenegro (6) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
9 |
Auxerrois |
Zuid-Afrika°, Australië°, Canada°, Zwitserland°, België°, Duitsland°, Frankrijk°, Luxemburg°, Nederland°, Verenigd Koninkrijk° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
10 |
Barbera Bianca |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
11 |
Barbera |
Zuid-Afrika°, Argentinië°, Australië°, Kroatië°, Mexico°, Slovenië°, Uruguay°, Verenigde Staten°, Griekenland°, Italië°, Malta° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
12 |
Barbera Sarda |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
13 |
Blauburgunder |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (16-27-114), Oostenrijk (14-16), Canada (16-114), Chili (16-114), Italië (16-114) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
14 |
Blauer Burgunder |
Oostenrijk (13-16), Servië (24-114), Montenegro (24-114), Zwitserland |
||||||||||||||||||||||||||||||||
15 |
Blauer Frühburgunder |
Duitsland (57) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
16 |
Blauer Spätburgunder |
Duitsland (114), voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (13-27-114), Oostenrijk (13-14), Bulgarije (114), Canada (13-114), Chili (13-114), Roemenië (114), Italië (13-114) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
17 |
Blaufränkisch |
Tsjechië (54), Oostenrijk°, Duitsland, Slovenië (Modra frankinja, Frankinja), Hongarije |
||||||||||||||||||||||||||||||||
18 |
Borba |
Spanje° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
19 |
Bosco |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
20 |
Bragão |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
21 |
Budai |
Hongarije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
22 |
Burgundac beli |
Servië (135), Montenegro (135) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
23 |
Burgundac Crni |
Kroatië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
24 |
Burgundac crni |
Servië (14-114), Montenegro (14-114) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
25 |
Burgundac sivi |
Kroatië°, Servië°, Montenegro° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
26 |
Burgundec bel |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
27 |
Burgundec crn |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (13-16-114) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
28 |
Burgundec siv |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
29 |
Busuioacă de Bohotin |
Roemenië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
30 |
Cabernet Moravia |
Tsjechië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
31 |
Calabrese |
Italië (89) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
32 |
Campanário |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
33 |
Canari |
Argentinië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
34 |
Carignan Blanc |
Frankrijk° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
35 |
Carignan |
Zuid-Afrika°, Argentinië°, Australië (37), Chili (37), Kroatië°, Israël°, Marokko°, Nieuw-Zeeland°, Tunesië°, Griekenland°, Frankrijk°, Portugal°, Malta° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
36 |
Carignan Noir |
Cyprus° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
37 |
Carignane |
Australië (35), Chili (35), Mexico, Turkije, Verenigde Staten |
||||||||||||||||||||||||||||||||
38 |
Carignano |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
39 |
Chardonnay |
Zuid-Afrika°, Argentinië (94), Australië (94), Bulgarije°, Canada (94), Zwitserland°, Chili (94), Tsjechië°, Kroatië°, Hongarije (40), India, Israël°, Moldavië°, Mexico (94), Nieuw-Zeeland (94), Roemenië°, Rusland°, San Marino°, Slowakije°, Slovenië°, Tunesië°, Verenigde Staten (94), Uruguay°, Servië, Montenegro, Zimbabwe°, Duitsland°, Frankrijk, Griekenland (94), Italië (94), Luxemburg° (94), Nederland (94), Verenigd Koninkrijk, Spanje, Portugal, Oostenrijk°, België (94), Cyprus°, Malta° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
40 |
Chardonnay Blanc |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Hongarije (39) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
41 |
Chardonnay Musqué |
Canada° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
42 |
Chelva |
Spanje° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
43 |
Corinto Nero |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
44 |
Cserszegi fűszeres |
Hongarije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
45 |
Děvín |
Tsjechië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
46 |
Devín |
Slowakije |
||||||||||||||||||||||||||||||||
47 |
Duna gyöngye |
Hongarije |
||||||||||||||||||||||||||||||||
48 |
Dunaj |
Slowakije |
||||||||||||||||||||||||||||||||
49 |
Durasa |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
50 |
Early Burgundy |
Verenigde Staten° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
51 |
Fehér Burgundi, Burgundi |
Hongarije (132) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
52 |
Findling |
Duitsland°, Verenigd Koninkrijk° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
53 |
Frâncușă |
Roemenië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
54 |
Frankovka |
Tsjechië° (17), Slowakije (55) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
55 |
Frankovka modrá |
Slowakije (54) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
56 |
Friulano |
Italië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
57 |
Frühburgunder |
Duitsland (15), Nederland° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
58 |
Galbenă de Odobești |
Roemenië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
59 |
Girgenti |
Malta (60, 61) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
60 |
Ghirgentina |
Malta (59, 61) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
61 |
Girgentina |
Malta (59, 60) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
62 |
Graciosa |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
63 |
Grasă de Cotnari |
Roemenië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
64 |
Grauburgunder |
Duitsland, Bulgarije, Hongarije°, Roemenië (65) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
65 |
Grauer Burgunder |
Canada, Roemenië (64), Duitsland, Oostenrijk |
||||||||||||||||||||||||||||||||
66 |
Grossburgunder |
Roemenië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
67 |
Iona |
Verenigde Staten° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
68 |
Kanzler |
Verenigd Koninkrijk°, Duitsland |
||||||||||||||||||||||||||||||||
69 |
Kardinal |
Duitsland°, Bulgarije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
70 |
Kékfrankos |
Hongarije |
||||||||||||||||||||||||||||||||
71 |
Kisburgundi kék |
Hongarije (114) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
72 |
Korinthiaki |
Griekenland° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
73 |
Leira |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
74 |
Limnio |
Griekenland° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
75 |
Maceratino |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
76 |
Maratheftiko (Μαραθεύτικο) |
Cyprus |
||||||||||||||||||||||||||||||||
77 |
Mátrai muskotály |
Hongarije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
78 |
Medina |
Hongarije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
79 |
Monemvasia |
Griekenland |
||||||||||||||||||||||||||||||||
80 |
Montepulciano |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
81 |
Moravia dulce |
Spanje° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
82 |
Moravia agria |
Spanje° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
83 |
Moslavac |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (84), Servië°, Montenegro° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
84 |
Mozler |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (83) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
85 |
Mouratón |
Spanje° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
86 |
Müller-Thurgau |
Zuid-Afrika°, Oostenrijk°, Duitsland, Canada, Kroatië°, Hongarije°, Servië°, Montenegro°; Tsjechië°, Slowakije°, Slovenië°, Zwitserland°, Luxemburg°, Nederland°, Italië°, België°, Frankrijk°, Verenigd Koninkrijk, Australië°, Bulgarije°, Verenigde Staten°, Nieuw-Zeeland°, Portugal |
||||||||||||||||||||||||||||||||
87 |
Muškát moravský |
Tsjechië°, Slowakije |
||||||||||||||||||||||||||||||||
88 |
Nagyburgundi |
Hongarije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
89 |
Nero d‘Avola |
Italië (31) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
90 |
Olivella nera |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
91 |
Orange Muscat |
Australië°, Verenigde Staten° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
92 |
Pálava |
Tsjechië, Slowakije |
||||||||||||||||||||||||||||||||
93 |
Pau Ferro |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
94 |
Pinot Chardonnay |
Argentinië (39), Australië (39), Canada (39), Chili (39), Mexico (39), Nieuw-Zeeland (39), Verenigde Staten (39), Turkije°, België (39), Griekenland (39), Nederland, Italië (39) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
95 |
Pölöskei muskotály |
Hongarije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
96 |
Portoghese |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
97 |
Pozsonyi |
Hongarije (98) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
98 |
Pozsonyi Fehér |
Hongarije (97) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
99 |
Radgonska ranina |
Slovenië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
100 |
Rajnai rizling |
Hongarije (103) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
101 |
Rajnski rizling |
Servië (102-105-108), Montenegro (102-105-108) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
102 |
Renski rizling |
Servië (101-105-108), Montenegro (101-105-108), Slovenië° (103) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
103 |
Rheinriesling |
Bulgarije°, Oostenrijk, Duitsland (105), Hongarije (100), Tsjechië (111), Italië (105), Griekenland, Portugal, Slovenië (102) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
104 |
Rhine Riesling |
Zuid-Afrika°, Australië°, Chili (106), Moldavië°, Nieuw-Zeeland°, Cyprus, Hongarije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
105 |
Riesling renano |
Duitsland (103), Servië (101-102-108), Montenegro (101-102-108), Italië (103) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
106 |
Riesling Renano |
Chili (104), Malta° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
107 |
Riminèse |
Frankrijk° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
108 |
Rizling rajnski |
Servië (101-102-105), Montenegro (101-102-105) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
109 |
Rizling Rajnski |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië°, Kroatië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
110 |
Rizling rýnsky |
Slowakije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
111 |
Ryzlink rýnský |
Tsjechië (103) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
112 |
Santareno |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
113 |
Sciaccarello |
Frankrijk° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
114 |
Spätburgunder |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (13-16-27), Servië (14-24), Montenegro (14-24), Bulgarije (16), Canada (13-16), Chili, Hongarije (71), Moldavië°, Roemenië (16), Italië (13-16), Verenigd Koninkrijk, Duitsland (16) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
115 |
Štajerska Belina |
Kroatië°, Slovenië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
116 |
Subirat |
Spanje |
||||||||||||||||||||||||||||||||
117 |
Terrantez do Pico |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
118 |
Tintilla de Rota |
Spanje° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
119 |
Tinto de Pegões |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
120 |
Torrontés riojano |
Argentinië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
121 |
Trebbiano |
Zuid-Afrika°, Argentinië°, Australië°, Canada°, Cyprus°, Kroatië°, Uruguay°, Verenigde Staten, Israël, Italië, Malta |
||||||||||||||||||||||||||||||||
122 |
Trebbiano Giallo |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
123 |
Trigueira |
Portugal |
||||||||||||||||||||||||||||||||
124 |
Verdea |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
125 |
Verdeca |
Italië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
126 |
Verdelho |
Zuid-Afrika°, Argentinië, Australië, Nieuw-Zeeland, Verenigde Staten, Portugal |
||||||||||||||||||||||||||||||||
127 |
Verdelho Roxo |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
128 |
Verdelho Tinto |
Portugal° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
129 |
Verdello |
Italië°, Spanje° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
130 |
Verdese |
Italië° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
131 |
Verdejo |
Spanje° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
132 |
Weißburgunder |
Zuid-Afrika (134), Canada, Chili (133), Hongarije (51), Duitsland (133, 134), Oostenrijk (133), Verenigd Koninkrijk°, Italië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
133 |
Weißer Burgunder |
Duitsland (132, 134), Oostenrijk (132), Chili (132), Zwitserland°, Slovenië, Italië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
134 |
Weissburgunder |
Zuid-Afrika (132), Duitsland (132, 133), Verenigd Koninkrijk, Italië |
||||||||||||||||||||||||||||||||
135 |
Weisser Burgunder |
Servië (22), Montenegro (22) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
136 |
Zalagyöngye |
Hongarije° |
||||||||||||||||||||||||||||||||
LEGENDA:
|
(1) Deze namen van druivenrassen en de synoniemen ervan stemmen volledig of gedeeltelijk, eventueel in vertaling of in geadjectiveerde vorm, overeen met voor de omschrijving van wijn gebruikte geografische aanduidingen.
(2) Voor de betrokken landen worden de in deze bijlage vastgestelde afwijkingen uitsluitend toegestaan voor wijnen met geografische aanduiding die worden geproduceerd in de administratieve eenheden waar de betrokken druivenrassen bij de inwerkingtreding van deze verordening mogen worden geteeld, voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden die de betrokken landen voor de bereiding of de presentatie van die wijnen hebben vastgesteld.
LEGENDA:
— |
: |
tussen haakjes |
: |
verwijzing naar een synoniem voor het druivenras; |
||||||
— |
: |
„°” |
: |
geen synoniemen; |
||||||
— |
: |
vetgedrukt |
: |
|
||||||
— |
: |
niet vetgedrukt |
: |
|
BIJLAGE II
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 753/2002 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Boven de rijen voor Tsjechië worden de volgende rijen ingevoegd:
|
2) |
De rijen voor Cyprus worden vervangen door de volgende rijen:
|
3) |
De volgende rijen worden ingevoegd na die voor Portugal:
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/21 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 29 januari 2007
houdende wijziging van het Besluit 2004/676/EG betreffende het statuut van het personeel van het Europees Defensieagentschap
(2007/215/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2004/551/GBVB (1) van de Raad van 12 juli 2004 betreffende de oprichting van het Europees Defensieagentschap, en met name op artikel 11, lid 3, punt 3.1,
Gelet op Besluit 2004/676/EG (2) van de Raad van 24 september 2004 betreffende het statuut van het personeel van het Europees Defensieagentschap, en met name op artikel 170, lid 2,
Gezien het voorstel van het bestuur van het Europees Defensieagentschap,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met het oog op een meer geharmoniseerde aanpak van het personeelsbeleid in het Europese ambtenarenapparaat dienen de bepalingen van het statuut van het personeel van het Europees Defensieagentschap in overeenstemming te worden gebracht met de overeenkomstige bepalingen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, met name de bepalingen betreffende de inrichtingsvergoeding, de uitkering bij vertrek, de kindertoelage, de eerbiediging van het non-discriminatiebeginsel en de voordelen voor de ambtenaren die worden benoemd tot afdelingshoofd, directeur of directeur-generaal. Om dezelfde reden moet rekening worden gehouden met de ervaring die is opgedaan met de toepassing van die bepalingen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen. |
(2) |
Bij het aanpassen van de bepalingen van het statuut van het personeel van het Europees Defensieagentschap aan de overeenkomstige bepalingen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen dienen de rechten die het personeel van het Europees Defensieagentschap vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingen heeft verworven, te worden geëerbiedigd en dienen hun legitieme verwachtingen in aanmerking te worden genomen. |
(3) |
Sedert het tijdstip waarop het statuut van het personeel van het Europees Defensieagentschap voor het eerst is aangenomen, in 2004, zijn diverse inconsequenties in de tekst aan het licht gekomen. Deze moeten worden rechtgezet. |
(4) |
Het statuut van het personeel van het Europees Defensieagentschap, zoals dat is neergelegd in Besluit 2004/676/EG, dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
BESLUIT:
Artikel 1
Besluit 2004/676/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 5, lid 4, eerste alinea, wordt vervangen door: „4. Voor de toepassing van lid 1 wordt als persoon met een handicap aangemerkt de persoon die getroffen is door een fysiek of mentaal gebrek dat blijvend is of waarschijnlijk blijvend zal zijn. Dit gebrek wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 37.”. |
2. |
Artikel 10, lid 2, wordt vervangen door: „2. De tijdelijke functionaris mag, zonder machtiging van het TSOBG, van een regering of wie dan ook buiten het Agentschap, geen eerbewijzen, onderscheidingen, gunsten, giften of beloningen van welke aard ook aanvaarden, behalve wegens vóór zijn aanstelling bewezen diensten of wegens diensten welke gedurende een bijzonder verlof in verband met militaire dienst of andere nationale dienst uit hoofde van zodanige dienst zijn bewezen.”. |
3. |
In artikel 21 wordt de tweede alinea vervangen door: „De voorgaande alinea is niet van toepassing op de tijdelijke functionaris of gewezen tijdelijke functionaris die voor een Commissie van Beroep of voor de tuchtraad als getuige optreedt in verband met een aangelegenheid die een tijdelijke functionaris of een gewezen tijdelijke functionaris betreft.”. |
4. |
Artikel 27, lid 1, onder b), wordt vervangen door:
|
5. |
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
|
6. |
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
|
7. |
In artikel 40 wordt de tweede alinea, geschrapt. |
8. |
Artikel 59, lid 9, wordt geschrapt. |
9. |
Artikel 63, lid 2, wordt vervangen door: „2. De in artikel 6 van bijlage V bedoelde inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst wordt slechts toegekend aan de functionaris die vier dienstjaren heeft volbracht. De tijdelijk functionaris die meer dan één en minder dan vier dienstjaren heeft volbracht, ontvangt een deel van deze inrichtingsvergoeding in verhouding tot de volbrachte diensttijd, met dien verstande dat met onvolledige jaren geen rekening wordt gehouden.”. |
10. |
In Bijlage V, wordt het volgende artikel 2 bis toegevoegd: „Artikel 2 bis Onverminderd artikel 2, lid 1, wordt de kindertoelage vervangen door de volgende bedragen voor de volgende periodes:
De bovenstaande schaal wordt herzien bij elk onderzoek naar het bezoldigingspeil overeenkomstig artikel 59 van het statuut.”. |
11. |
In bijlage V, wordt artikel 3, lid 2, vervangen door: „2. Voor ieder ten laste komend kind in de zin van artikel 2, lid 2, dat nog geen vijf jaar oud is of nog niet voltijds een school voor lager of voortgezet onderwijs bezoekt, is het bedrag van deze toelage als volgt:
De bovenstaande schaal wordt herzien bij elk onderzoek naar het bezoldigingspeil overeenkomstig artikel 59 van het statuut.”. |
12. |
In bijlage VI, wordt artikel 1 vervangen door: „Artikel 1 1. Het personeelslid wiens dienst anders dan door overlijden of wegens invaliditeit eindigt, heeft bij zijn vertrek recht op:
2. In afwijking van lid 1, onder b, heeft het personeelslid dat sinds zijn indiensttreding ter wille van het behoud of de opbouw van zijn pensioenrechten pensioenbijdragen heeft betaald aan een nationaal pensioenstelsel, een particuliere verzekeringsregeling of een pensioenfonds van zijn keuze die voldoen aan de in lid 1 genoemde voorwaarden, en wiens dienst anders dan door overlijden of invaliditeit eindigt, bij zijn vertrek recht op een uitkering bij vertrek gelijk aan de actuariële tegenwaarde van zijn tijdens zijn loopbaan bij het EDA opgebouwde pensioenrechten. In die gevallen worden de bijdragen die hij heeft betaald ter wille van het behoud of de opbouw van zijn pensioenrechten uit hoofde van een nationaal pensioenstelsel overeenkomstig de artikelen 90 of 131 in mindering gebracht van de uitkering bij vertrek. 3. Wanneer de dienst van het personeelslid eindigt door tuchtrechtelijk ontslag, wordt de uitkering bij vertrek, of in voorkomend geval de over te schrijven actuariële tegenwaarde, vastgesteld overeenkomstig het besluit dat krachtens artikel 146 van het statuut is genomen.”. |
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 29 januari 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
Horst SEEHOFER
(1) PB L 245 van 17.7.2004, blz. 17.
(2) PB L 310 van 7.10.2004, blz. 9.
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/24 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 29 januari 2007
houdende wijziging van Besluit 2004/677/EG met betrekking tot de minimale periode van detachering van nationale deskundigen en militairen die bij het Europees Defensieagentschap zijn gedetacheerd
(2007/216/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op Besluit 2004/677/EG van de Raad van 24 september 2004 betreffende de regeling die van toepassing is op nationale deskundigen en militairen die bij het Europees Defensieagentschap zijn gedetacheerd, en met name op artikel 33, tweede alinea (1),
Gezien het voorstel van het bestuur van het Europees Defensieagentschap,
Overwegende hetgeen volgt:
Artikel 11, lid 3, onder 3.2, van Gemeenschappelijk Optreden 2004/551/GBVB van de Raad van 12 juli 2004 betreffende de oprichting van het Europees Defensieagentschap (2) bepaalt dat het personeel van het Europees Defensieagentschap bestaat uit nationale deskundigen die door deelnemende lidstaten zijn gedetacheerd op posten binnen de organisatiestructuur van het agentschap of belast zijn met specifieke taken en projecten. Aangezien een minimumperiode van zes maanden detachering langer blijkt te zijn dan noodzakelijk is in het geval van nationale deskundigen die belast zijn met specifieke taken en projecten, dient Besluit 2004/677/EG van de Raad te worden aangepast met het oog op de noodzakelijke flexibiliteit met betrekking tot een minimale detacheringsperiode,
BESLUIT:
Artikel 1
Artikel 2, lid 1, van Besluit 2004/677/EG van de Raad wordt vervangen door:
„1. De nationale deskundige wordt gedetacheerd voor een periode van ten minste twee maanden en ten hoogste drie jaar. De detachering kan achtereenvolgens worden verlengd tot een totale periode van maximaal vier jaar.”.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 29 januari 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
Horst SEEHOFER
(1) PB L 310 van 7.10.2004, blz. 64.
(2) PB L 245 van 17.7.2004, blz. 17.
Commissie
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/25 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 22 november 2006
betreffende de door Frankrijk toegekende staatssteun ten gunste van het Laboratoire national de métrologie et d'essais (C24/2005)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5477)
(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/217/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),
Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen (1) te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
(1) |
Door een klacht van een concurrent heeft de Commissie kennis gekregen van het feit dat Frankrijk aan het Laboratoire national de métrologie et d'essais (het nationale laboratorium voor metrologie en keuringen, hierna „LNE” genoemd) (2) staatssteun zou hebben toegekend. |
(2) |
Bij brieven van 3 september 2003, 11 februari 2004 en 7 juni 2004 heeft de Commissie de Franse autoriteiten verzocht inlichtingen te verstrekken over de financiële bijstand van de overheid ten voordele van LNE. Bij brieven van 7 november 2003, 5 april 2004 en 6 augustus 2004 heeft de Franse overheid inlichtingen verstrekt. |
(3) |
Bij schrijven van 5 juli 2005 heeft de Commissie Frankrijk in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van bepaalde maatregelen de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden. Bij brieven van 4 november 2005 en 19 april 2006 heeft Frankrijk de in het besluit tot inleiding van procedure gevraagde gegevens verstrekt. |
(4) |
Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie (3) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel kenbaar te maken. |
(5) |
De Commissie heeft van de belanghebbenden opmerkingen ter zake ontvangen. Zij heeft deze voor een reactie aan Frankrijk doorgezonden en heeft op 1 maart 2006 diens opmerkingen ontvangen. |
(6) |
Op 6 juni 2006 heeft de Commissie aan Frankrijk aanvullende vragen toegezonden. De antwoorden van de Franse autoriteiten werden op 2 augustus 2006 verstuurd en dezelfde dag door de Commissie geregistreerd. |
2. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN
2.1. De begunstigde onderneming
(7) |
Het Laboratoire national d'essais werd in 1901 opgericht binnen het Conservatoire National des Arts et Métiers als overheidsinstelling onder de controle van het ministerie van Onderwijs. In 1978 verwierf LNE het statuut van openbare onderneming met een industrieel en commercieel karakter (EPIC) op grond van de wet nr. 78-23 van 10 januari 1978 met betrekking tot de bescherming en voorlichting van de consumenten van producten en diensten. Op grond hiervan werd het Laboratoire national d'essais belast met het uitvoeren van studie- en onderzoeksopdrachten, consultancydiensten, expertise- en controlewerkzaamheden en het verlenen van technische bijstand met het oog op de bescherming en de voorlichting van de consumenten of ter verbetering van de productkwaliteit. Tevens werd aan het Laboratoire national d'essais de toestemming verleend om voor rekening van en op verzoek van de ministeries keuringsmethoden te bestuderen die noodzakelijk zijn voor het opstellen van reglementen en normen, kwalificatiecertificaten op te stellen en namens de overheid de relaties te onderhouden met de internationale organisaties die op de desbetreffende werkterreinen actief zijn. In 2005 werd het Laboratoire national d'essais met een aanvullende opdracht belast: de sturing van de nationale wetenschappelijke metrologie (opdracht die vroeger aan de instelling van algemeen belang, het zogeheten Bureau national de métrologie, hierna „BNM” genoemd, was toevertrouwd) en werd het omgevormd tot het Laboratoire national de métrologie et d'essais. |
(8) |
Naast haar dienstverlening aan de overheidsdiensten biedt het LNE aan ondernemingen een brede waaier van diensten aan die het verstrekt in alle fasen van de levenscyclus van producten, met haar vier kernactiviteiten: metingen, keuringen, certificatie en opleiding. Het LNE beschikt over middelen waarmee het op talrijke werkterreinen standaard of op maat gesneden testprogramma’s uitvoert (4). De klanten van LNE zijn industriële ondernemingen, distributiebedrijven, openbare instellingen, consumentenorganisaties, gerechtsdeskundigen en rechterlijke instanties, verzekeringsondernemingen en overheidsdiensten (5). |
(9) |
Bij de uitvoering van overheidsopdrachten en bij het verrichten van diensten ten behoeve van derden maakt het LNE gelijktijdig gebruik van gebouwen en uitrusting. |
(10) |
Het LNE is actief bij internationale en Europese organisaties, zoals het Europees Comité voor normalisatie (CEN), de European Federation of National Associations of Measurement, Testing and Analytical Laboratories (EUROLAB), de Europese Organisatie voor keuring en certificatie (EOTC) en het International Laboratory Accreditation Committee (ILAC). |
(11) |
Bij het LNE zijn 700 personeelsleden werkzaam, die in 30 multidisciplinaire teams zijn onderverdeeld. Verder beschikt het LNE over 50 000 m2 laboratoriumruimte, waarvan 10 000 m2 in Parijs en 45 000 m2 in Trappes. |
(12) |
Het LNE heeft vertegenwoordigingen in Azië (LNE-Asia in Hongkong (6) en in de Verenigde Staten (dochteronderneming G-Med North America in Washington). Deze activiteiten blijven evenwel kleinschalig. |
(13) |
In 2005 bedroegen de opbrengsten 65 miljoen euro en de winst 0,7 miljoen euro. |
(14) |
Sedert 1997 is het aan het LNE toevertrouwde mandaat vastgelegd in doelstellingenovereenkomsten die voor een periode van vier jaar tussen de Franse overheden en de instelling worden afgesloten. De eerste doelstellingenovereenkomst gold voor de periode 1997-2001, de tweede voor de periode 2001-2004. De derde overeenkomst is afgesloten voor de periode 2005-2008. |
(15) |
In deze overeenkomsten komen onder meer volgende opdrachten aan de orde: opdrachten als nationaal metrologisch laboratorium, opdrachten als onderzoeksinstelling, opdrachten voor het verlenen van technische bijstand aan de overheid alsmede opdrachten inzake de „begeleiding van ondernemingen” bij keuringen en verklaringen van overeenstemming. |
(16) |
Het besluit nr. 78-280 van 10 maart 1978 betreffende het LNE bepaalt dat „de middelen van de instelling onder andere het volgende omvatten: […] subsidies van de staat, de lokale besturen, overheidsinstellingen en alle mogelijke openbare of particuliere organen […]” (7). Op deze rechtsgrondslag werden tot nu toe aan het LNE exploitatie- en investeringssubsidies (8) verleend.
|
(17) |
Volgens de Franse autoriteiten werden de exploitatie- en investeringssubsidies verleend door het ministerie voor Industrie en het BNM „als tegenprestatie voor de openbaredienstverplichtingen” van het LNE. Zij bestaan in hoofdzaak uit subsidies die de kosten voor de uitvoering van deze opdrachten dienen te dekken. De rechtsgrondslag van deze subsidies is de begrotingswet die elk jaar door het Franse parlement wordt aangenomen. |
(18) |
Onder de investeringssubsidies bevinden zich subsidies voor de bouw van twee laboratoriumcomplexen die op grond van hun vestigingsplaats „Trappes 3” en „Trappes 4” worden genoemd. Deze subsidies werden toegekend door de ministeries van Industrie en Milieu, het BNM, de regio Île-de-France en de Conseil général van Yvelines. |
(19) |
Het LNE heeft ook inkomsten uit zijn commerciële activiteiten. Tijdens de onderzochte periode bedroeg de omzet van de marktactiviteiten steeds meer dan 50 % van de totale inkomsten van het LNE. In 2005 maakten de marktactiviteiten 63 % van de totale omzet uit. |
2.2. De relevante markten
(20) |
Het LNE is actief op de markten voor dienstverlening op het gebied van keuringen, metrologie, certificatie, calibratie, opleiding, onderzoek en ontwikkeling. Het LNE verstrekt bovenvermelde diensten in de volgende bedrijfstakken: consumptieproducten; medische producten en gezondheidsproducten; materialen, verpakkingsmateriaal en producten voor de bouwsector en industriële producten. |
(21) |
In de Commissie staan deze markten open voor de concurrentie. Het LNE concurreert met name met andere instellingen op de markt voor de certificatie die door de Europese richtlijnen wordt opgelegd alsook met duizenden instellingen voor conformiteitsevaluatie, aangezien het LNE gemachtigd is nationale standaarden toe te kennen die door de autoriteiten van andere lidstaten (bijvoorbeeld het Duitse merk GS) zijn opgesteld. |
2.3. Beschrijving van de redenen voor de inleiding van de procedure
(22) |
Na afloop van haar voorlopig onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat het in deze fase niet mogelijk was om duidelijk op te maken of een aantal van de aan het LNE toevertrouwde opdrachten konden worden beschouwd als diensten van algemeen belang en om te beslissen of de desbetreffende activiteiten wel of niet van commerciële aard waren. |
(23) |
De Commissie uitte dus twijfel over de motivering van het bedrag van de aan het LNE toegekende exploitatie- en investeringssubsidies ter compensatie van de kosten van zijn niet-economische activiteiten of investeringsprojecten of de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van een overheidsopdracht. Aangezien de activiteiten van verschillende aard boekhoudkundig niet zijn gescheiden en bovendien niet precies kunnen worden afgebakend, zou het LNE over een deel van de openbare subsidies kunnen beschikken voor de uitvoering van zijn commerciële activiteiten. Dit zou neerkomen op een kruissubsidiëring van deze activiteiten en staatssteun vormen in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag. |
(24) |
De Commissie is van mening dat het voordeel van een kruissubsidiëring ten gunste van de commerciële activiteiten het LNE zou hebben begunstigd bij het uitvoeren van zijn commerciële activiteiten op Europees niveau. Het handelsverkeer tussen de lidstaten zou dus ongunstig kunnen zijn beïnvloed. |
(25) |
De steun zou moeten worden beschouwd als onrechtmatige steun in de zin van artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (9). |
(26) |
De uitzonderingen op deze onverenigbaarheid van artikel 87, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag zouden in onderhavig geval niet van toepassing zijn. |
(27) |
Wat artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag betreft, dit is niet van toepassing op economische activiteiten in het kader van een opdracht van algemeen belang die voor rekening van de staat wordt uitgevoerd. Na een eerste onderzoek van het dossier was de Commissie evenwel van mening dat uit de gegevens waarover zij in deze fase beschikte, niet bleek dat de opdrachten waarmee het LNE in het kader van de doelstellingenovereenkomst was belast als opdrachten van onvoorwaardelijk economische aard konden worden beschouwd. Evenmin leek het dat de door het LNE in een concurrerende omgeving gepresteerde diensten het voorwerp uitmaakten van een duidelijk afgebakende taak van algemeen belang. Bijgevolg was de Commissie van oordeel dat in deze fase artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag niet kon worden ingeroepen ten gunste van de verenigbaarheid van de desbetreffende maatregelen. |
3. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN
(28) |
Drie belanghebbende partijen hebben in het kader van de procedure opmerkingen gemaakt:
|
(29) |
In de overwegingen 30 tot en met 32 worden deze vaak gelijkluidende opmerkingen samengevat en per thema bijeengebracht. |
(30) |
In de eerste plaats zou de openbaredienstverleningstaak waarmee het LNE is belast, niet duidelijk zijn afgebakend. Bijgevolg zou het voor de concurrenten van het LNE onmogelijk zijn het onderscheid te maken tussen eventuele openbaredienstverplichtingen en commerciële activiteiten. Bovendien zouden zij geen enkel middel hebben om op een objectieve en transparante wijze na te gaan of het LNE de door de overheid verleende subsidies louter en alleen voor openbaredienstverplichtingen gebruikt. Bijvoorbeeld voor de uitbreiding van de laboratoria in Trappes, waar commerciële activiteiten zijn ondergebracht, zouden territoriale overheden subsidies hebben verleend. Voorts zou het LNE bepaalde opdrachten, zoals het vertegenwoordigen van de overheid bij internationale organen (INTERTEK wijst bijvoorbeeld op zijn deelname aan de commissies van AFNOR en CEN, zonder hiervoor enige vergoeding van de overheid te ontvangen). Bovendien zou de desbetreffende steun zonder voorafgaande aanmelding aan het LNE zijn toegekend. Deze steun zou dus onrechtmatig en bijgevolg nietig zijn. |
(31) |
In de tweede plaats zou het LNE dankzij zijn statuut van overheidsbedrijf beschikken over een aantal selectieve voordelen, zoals de zelfverzekering en meer in het algemeen de vrijstelling van verzekeringspremies, een specifieke regeling op het vlak van het arbeidsrecht, in het bijzonder met betrekking tot de pensioenen en de werkloosheidsverzekering, het recht om documenten met het opschrift en het logo van de Franse Republiek te gebruiken, het uitspelen van een officieel imago als officieel laboratorium, de feitelijke erkenning in het kader van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling en de kosteloze archivering. Bovendien zou het LNE door de douaneadministratie worden bevoordeeld; zij zou van de diensten van het LNE gebruikmaken of ondernemingen verplichten een beroep te doen op de diensten van het LNE, waarbij elk ander laboratorium zou worden uitgesloten. |
(32) |
Ten derde zou de mededinging, in het bijzonder op internationaal vlak, door de overheidssubsidies worden vervalst. Het LNE zou overigens over talrijke buitenlandse vestigingen beschikken. |
4. OPMERKINGEN VAN FRANKRIJK
(33) |
Bij twee brieven van 4 november 2005 en 19 april 2006 heeft Frankrijk de Commissie in kennis gesteld van zijn opmerkingen met betrekking tot het besluit tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure inzake de aan het LNE verleende financiële bijstand. Voorts heeft Frankrijk aanvullende informatie verstrekt met de wijze waarop de activiteiten van het LNE worden geboekt. |
(34) |
In eerste instantie wijst Frankrijk erop dat de criteria zijn vervuld die worden vermeld in artikel 4, onder a) en b), van Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven (10). Hierdoor is het LNE vrijgesteld van de verplichting om een afzonderlijke boekhouding op te stellen en ter beschikking te houden. |
(35) |
De Franse autoriteiten wijzen er evenwel op dat het LNE sinds 1990 over een analytische boekhouding beschikt. In 2005 werd deze boekhouding herzien om in overeenstemming te zijn met de doelstellingenovereenkomst tussen de overheid en het LNE. Door dit systeem kan een volledige gescheiden boekhouding worden gevoerd tussen de commerciële en openbare activiteiten en kan in het bijzonder de rendabiliteit van de door het LNE verrichte commerciële activiteiten worden aangetoond, die dus niet wordt beïnvloed door de jaarlijkse subsidie die aan het LNE wordt toegekend en die voor de openbaredienstverplichtingen is bestemd. |
(36) |
De gebruikte methode is deze van de volledige kosten: de organisatiestructuur van het LNE bestaat uit onderzoekscentra die direct of indirect meewerken aan de verschillende opdrachten en activiteiten van het LNE. De toewijzing van de taken en producten verloopt zo zorgvuldig mogelijk:
|
(37) |
De door de personeelsleden van het LNE gepresteerde arbeidstijd wordt in rapportagesoftware ingebracht. Naar gelang de aard van de activiteit gaat het om directe (operationele secties) of indirecte (operationele en functionele secties) uren, waarbij de kosten van de ondersteunende centra (functionele centra en kostencentra) de algemene vaste kosten vormen. |
(38) |
De kosten van de ondersteunende centra worden vervolgens opgesplitst tussen de belangrijke onderzoekscentra op basis van verscheidene factoren of verdeelsleutels (personeelsbezetting, loonsom, aantal betrekkingen van informaticus, kantooroppervlakte, kwaliteit van de temperatuur- en klimaatregeling). |
(39) |
Vervolgens worden de volledige kosten van de belangrijke onderzoekscentra opgevoerd bij de activiteiten op basis van twee kostenfactoren:
|
(40) |
Deze tweede factor heeft tot doel de afschrijvings- en infrastructuurkosten op een billijke wijze te bestemmen voor de activiteiten van het LNE (de indirecte kosten van de eenheden voor onderhoud, werkplaatsen, gebouwenbeheer vormen de infrastructuurkosten). |
(41) |
Op het niveau van een belangrijk onderzoekscentrum (gemiddelde operationele sectie van 6 personen) wordt een capaciteitsbenuttiging berekend voor elke sector door de capaciteitsbenuttiging af te wegen tegen de waarde van het materiaal. De afschrijvings- en infrastructuurkosten, die direct verband houden met de uitrustingen, kunnen dan naar rato van de capaciteitsbenuttiging worden geboekt bij elk van de commerciële en openbare sectoren. |
(42) |
De indirecte kosten en de andere algemene kosten van het onderzoekscentrum worden toegewezen aan de commerciële of openbare activiteiten naar rato van de verrekening van de directe arbeidsuren van de personeelsleden van de sectie. |
(43) |
In 2005 kon op basis van de daadwerkelijke capaciteitsbenuttiging van de uitrusting in de commerciële en de openbare sector een individuele opsplitsing worden gemaakt van de infrastructuur- en afschrijvingskosten van de uitrusting naar rato van de benuttiging. De som van deze individuele opsplitsingen levert als resultaat het totaalcijfer voor 2005 op. |
(44) |
Voor de periode 1993-2004 kon deze individuele opsplitsing niet worden toegepast. Er is dan gekozen om een beroep te doen op een algemene indicator van de capaciteitsbenuttiging. Deze algemene indicator vloeit voort uit de afweging van de individuele capaciteitsbenutting van de uitrusting met de waarde van deze uitrusting. De waarde van deze indicator voor 2005 bedroeg 44 % voor de commerciële sector en 56 % voor de openbare sector. De capaciteitsbenuttiging werd team per team berekend voor de belangrijkste toestellen van het LNE met een aankoopwaarde van minimum 7 500 euro, hetzij bijna 1 200 uitrustingsstukken, die in waarde 70 % van alle materiaal en uitrusting van het LNE vertegenwoordigden. |
(45) |
Frankrijk gebruikt evenwel bij de berekening van de opsplitsing van de kosten, en dus bij de raming van de resultaten van de openbare en commerciële sector, een meer voorzichtige verdeelsleutel van 50/50, in plaats van de verhouding 56/44. Dit komt overeen met een veiligheidsmarge van ongeveer 10 % (in feite 6 punten op 56). |
(46) |
De gebouwen zijn niet opgenomen in de bovenvermelde steekproef maar de capaciteitsbenuttiging in de analytische boekhouding wijst op een verdeling van twee derde voor de openbare sector en een derde voor de commerciële sector. |
(47) |
De rekeningen van het LNE met betrekking tot de periode 1993-2004 konden dus opnieuw worden opgesteld overeenkomstig het verzoek van de Commissie om de vaste algemene productiekosten hetzij aan de commerciële sector, hetzij aan de openbare sector toe te wijzen, terwijl zij in de boekhouding als „gemengde” uitgaven werden beschouwd. De in aanmerking genomen methode steunt op een beginsel dat in de internationale boekhoudnorm IAS2 werd ontwikkeld, op basis waarvan de vaste algemene productiekosten moeten worden toegewezen aan de productiekosten op basis van de normale capaciteit van de productie-installaties. |
(48) |
In de tweede plaats wijst Frankrijk op de activiteiten die verband houden met de openbaredienstverplichtingen die aan het LNE zijn toevertrouwd en merkt Frankrijk op dat het LNE een EPIC is die het specialiteitsbeginsel dient na te leven, dat geldt voor elke openbare instelling die specifiek werd opgericht voor het beheer van een openbare dienst. Op basis van de rechtspraak van het Hof van Justitie (11) voert Frankrijk vervolgens aan dat de openbaredienstverplichtingen van het LNE taken van algemeen economisch belang zijn, waarbij het LNE middelen inzet die niet zouden worden gebruikt indien het LNE uitsluitend met zijn commercieel belang zou rekening houden. De in de doelstellingenovereenkomst 2005/2008 opgenomen taken hebben dus een duidelijk economisch en specifiek karakter. Ten slotte wordt in de rechtspraak (12) enerzijds erop gewezen dat de ondernemingen die met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang zijn belast, met die taak zijn belast door een handeling van de overheid, waarin de inhoud van de verplichtingen inzake een dienst van algemeen belang nauwkeurig wordt omschreven en anderzijds dat de Commissie de omschrijving van die diensten door een lidstaat enkel in geval van een kennelijke fout ter discussie kan stellen. Frankrijk is dus van oordeel dat de EPIC’s per definitie voldoen aan bovenvermelde criteria. |
(49) |
Ten derde vormt de aan het LNE uitgekeerde compensatie voor zijn openbaredienstverplichtingen volgens Frankrijk geen verboden staatssteun. Aan elk van de vier voorwaarden van het Altmark-arrest (13) is met name voldaan. Voorts blijkt uit het onderzoek dat de bepalingen van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (14) (hierna „de kaderregeling” genoemd) zouden zijn nageleefd. Subsidiair voert Frankrijk aan dat elke sanctie ten aanzien van Frankrijk zou indruisen tegen Beschikking 2005/842/EG van de Commissie van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend (15). In artikel 2, lid 1, onder a), van deze beschikking wordt namelijk vastgesteld op welke voorwaarden — waaraan het LNE voldoet — zulke compensaties als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt moeten worden beschouwd. |
(50) |
Met de door de territoriale overheden en de staat verleende subsidies voor de laboratoria in Trappes werden de middelen gefinancierd die noodzakelijk waren om de aan het LNE toevertrouwde openbaredienstverplichtingen te kunnen uitvoeren. |
(51) |
Op basis van een onderzoek van de betrokken markten wil Frankrijk bovendien aantonen dat er op het ogenblik van de indiening geen sprake was van onrechtmatige kruissubsidiëring, waardoor het LNE in de betrokken commerciële sectoren afbraakprijzen zou kunnen hanteren. |
(52) |
Ten slotte voert Frankrijk aan het LNE geen aanzienlijk marktaandeel heeft, aangezien het marktaandeel van het LNE op nationaal vlak op 4,2 % en op Europees vlak op 1 % wordt geraamd. |
(53) |
Ten vierde voert Frankrijk aan dat de aan het MKB van Île-de-France verleende commerciële korting in overeenstemming is met een door de Commissie in 1989 goedgekeurde steunregeling (16), waartoe elk laboratorium, dus ook de eisers, kon toetreden. Het bedrag van de door de regio Île de France verleende subsidies bedraagt sedert 1995 61 000 euro. De reële begunstigden van deze subsidies zijn de desbetreffende KMO’s. Voorts heeft Frankrijk geen spoor gevonden van een vermeende subsidie van het Agence de l’environnement et de la maîtrise de l’énergie (ADEME) aan het LNE. |
(54) |
Ten vijfde merkt Frankrijk op dat voor het uitvoeren van keuringen de algemene directie van de douane en de indirecte belastingen (DGDDI) een beroep doet op haar eigen laboratoria of deze van de algemene directie van de mededinging, het verbruik en de fraudebestrijding (DGCCRF), wanneer deze beschikken over een specifieke technische deskundigheid (bijvoorbeeld een groot aantal keuringen van speelgoed wordt door een laboratorium van de douane uitgevoerd). Is dit niet het geval, dan doet de DGDDI een beroep op externe laboratoria waaronder met name het LNE. De keuze van laboratorium hangt af van de deskundigheid van het laboratorium met betrekking tot de toepassing van de betrokken regelgeving. De DGDDI kan aldus een beroep doen op het Institut national de recherche et de sécurité voor veiligheidsmaskers of op het Centre scientifique et technique du bâtiment voor producten voor de bouwsector. |
5. BEOORDELING VAN DE MAATREGELEN
(55) |
Deze procedure heeft betrekking op de jaarlijkse exploitatie- en investeringssubsidies die in de periode 1993-2005 door de overheid aan het LNE werden verleend. |
5.1. De vraag of de maatregelen staatsteun vormen
(56) |
De mededingingsregels zijn niet van toepassing op niet-economische activiteiten. Derhalve dient eerst te worden nagegaan of de activiteiten van het LNE in de openbare sector (17) wel of niet een economisch karakter hebben. |
(57) |
Onder economische activiteit wordt verstaan iedere activiteit bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt (18). In zijn conclusies met betrekking tot zaak C-222/04 is de advocaat-generaal Jacobs van oordeel dat het bij de beoordeling of een activiteit een economisch karakter heeft, van essentieel belang is of die activiteit althans in beginsel door een particuliere onderneming kan worden uitgeoefend met het oog op het maken van winst. |
(58) |
In deze context is de Commissie van oordeel dat de studie- en onderzoeksopdrachten, consultancydiensten, expertise- en controlewerkzaamheden en het verlenen van technische bijstand met het oog op de bescherming en de voorlichting van de consumenten of ter verbetering van de productkwaliteit, die door het LNE in het kader van zijn opdracht van algemeen belang worden uitgevoerd, overeenstemmen met een aanbod van diensten op de desbetreffende markten en dat deze diensten in beginsel door een particuliere onderneming met het oog op het maken van winst zouden kunnen worden verleend. De door de overheid aan het LNE toevertrouwde opdrachten hebben dus een economisch karakter (19). |
(59) |
Luidens artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormt een maatregel staatssteun indien aan de volgende vier voorwaarden is voldaan: 1. het moet gaan om een maatregel van de staat of met staatsmiddelen bekostigd; 2. de maatregel moet de begunstigde ervan een voordeel verlenen; 3. de maatregel moet door begunstiging van bepaalde ondernemingen de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en 4. de maatregel moet het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. |
(60) |
De begrotingsmiddelen van de overheid zijn duidelijk staatsmiddelen. |
(61) |
Vooraleer de instelling van algemeen belang „Bureau national de métrologie” in 2005 in het LNE werd geïntegreerd, viel deze onder overheidstoezicht (20). De middelen van het LNE die verband houden met de contracten van het BNM zijn dus staatsmiddelen. |
(62) |
De steun die door regionale en lokale lichamen van de lidstaten — ongeacht hun statuut en benaming — wordt toegekend, dient op zijn verenigbaarheid met artikel 87 van het EG-Verdrag te worden onderzocht (21). De door de Conseil régional d'Île de France en de Conseil général van Yvelines toegekende subsidies zijn dus staatsmiddelen. |
(63) |
Bijgevolg zijn alle maatregelen in kwestie met staatsmiddelen gefinancierd. |
(64) |
Maatregelen die, in verschillende vormen, de lasten verlichten die normaliter op het budget van een onderneming drukken, en die daardoor met een subsidie overeenkomen, vormen voordelen in de zin van artikel 87, lid 1, EG-Verdrag (22). |
(65) |
De exploitatie- en investeringssubsidies verlichten de lasten die normaliter op het budget van het LNE drukken. Bijgevolg zijn deze subsidies een voordeel ten gunste van het LNE. |
(66) |
In artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag wordt bepaald dat steunmaatregelen die „bepaalde ondernemingen of bepaalde producties” begunstigen, dus selectieve steunmaatregelen, verboden zijn. |
(67) |
Aangezien het LNE de enige begunstigde is van de maatregelen waarop deze procedure betrekking heeft, is duidelijk voldaan aan de selectiviteitsvoorwaarde. |
(68) |
Welnu, bedrijfssteun, dat wil zeggen steunmaatregelen die bedoeld zijn om een onderneming te bevrijden van de kosten die zij normaliter in het kader van haar lopend beheer of van haar normale activiteiten had moeten dragen, vervalst in beginsel de concurrentievoorwaarden (23). |
(69) |
Bijgevolg kunnen de maatregelen in kwestie, die het LNE begunstigen, de mededinging vervalsen. |
(70) |
De Commissie stelt vast dat op de markten in kwestie intracommunautair handelsverkeer plaatsvindt. Het LNE behaalde in 2005 een omzet binnen de Europese Unie van 4 miljoen euro (Frankrijk niet meegerekend) en van 2,35 miljoen euro buiten de Europese Unie. Volgens Frankrijk had het LNE in 2000 13 % van zijn omzet buiten Frankrijk geboekt, waarvan 9 % in de Europese Unie en 4 % daarbuiten. |
(71) |
Om na te gaan of aan de voorwaarde inzake de ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer is voldaan, behoeft de Commissie trouwens niet vast te stellen of sprake is van een werkelijke beïnvloeding van de handel tussen lidstaten en een daadwerkelijke vervalsing van de mededinging; zij dient enkel te onderzoeken of die steunmaatregelen dat handelsverkeer ongunstig kunnen beïnvloeden en de mededinging kunnen vervalsen. |
(72) |
In dit verband volstaat het vast te stellen dat de markten waarop het LNE actief is, een grensoverschrijdende dimensie hebben en dat het LNE concurreert met in andere lidstaten gevestigde ondernemingen en met Franse ondernemingen die op internationaal niveau op deze markten actief zijn. In dit verband luidden de conclusies van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg dat elke vorm van steunverlening aan een onderneming die haar activiteiten op de communautaire markt uitoefent, aanleiding dreigt te geven tot concurrentievervalsingen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden (24). |
(73) |
De beweringen van Frankrijk dat het handelsverkeer niet zou worden beïnvloed wegens de geringe marktaandelen van het LNE zouden dus niet in aanmerking kunnen worden genomen, temeer daar de toegekende bedragen verre van gering waren. |
(74) |
De maatregelen in kwestie bemoeilijken de commerciële activiteiten van communautaire ondernemingen (25), die in Frankrijk activiteiten zouden wensen te ontwikkelen. Zonder de overheidssteun zouden de activiteiten van het LNE beperkter van omvang zijn, waardoor de omzet van de concurrenten van het LNE zou kunnen aangroeien. |
(75) |
Aangezien de maatregelen in kwestie de positie van het LNE versterken ten aanzien van andere ondernemingen die in het intracommunautaire handelsverkeer het LNE beconcurreren, kan ervan worden uitgegaan dat zij het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden en de mededinging tussen deze concurrenten dreigen te vervalsen. |
(76) |
In juli 2003 heeft het Hof van Justitie in het Altmark-arrest (26) verklaard dat wanneer een overheidsmaatregel te beschouwen is als een compensatie die de tegenprestatie vormt voor de prestaties die de begunstigde ondernemingen hebben verricht om openbaredienstverplichtingen uit te voeren, zodat deze ondernemingen in werkelijkheid geen financieel voordeel ontvangen en voormelde maatregel dus niet tot gevolg heeft dat deze ondernemingen vergeleken met ondernemingen die met hen concurreren in een gunstiger mededingingspositie worden geplaatst, een dergelijke maatregel niet binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt. Hiertoe moet aan elk van de vier in het arrest vermelde voorwaarden zijn voldaan. |
(77) |
Frankrijk is van mening dat de aan het LNE verleende compensaties voor zijn openbaredienstverplichtingen geen verboden staatssteun zijn, aangezien zou zijn voldaan aan elk van de vier voorwaarden die door het Hof van Justitie in dit verband waren vastgesteld. |
(78) |
De Commissie is het daarmee niet eens. |
(79) |
Wanneer de met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen te belasten onderneming in een concreet geval niet is gekozen in het kader van een openbare aanbesteding, waarbij de kandidaat kan worden geselecteerd die deze diensten tegen de laagste kosten voor de gemeenschap kan leveren, moet de noodzakelijke compensatie worden vastgesteld op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming, die zodanig is uitgerust dat zij aan de vereisten van de openbare dienst kan voldoen, zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren, rekening houdend met de opbrengsten en een redelijke winst uit de uitoefening van deze verplichtingen, aldus de vierde in het Altmark-arrest opgenomen voorwaarde. |
(80) |
In zijn argumentatie om aan te tonen dat de in de vorige overweging vermelde voorwaarde werd nageleefd, beperkt Frankrijk zich ertoe op te merken dat in de analyse van de kosten die een gemiddelde onderneming zou moeten dragen, rekening moet worden gehouden met de brede waaier van de aan het LNE toevertrouwde openbaredienstverplichtingen, die betrekking hebben op zowel normatieve toepassingen als fundamenteel onderzoek in uiteenlopende sectoren (metrologie, gezondheidszorg, milieu, industrie, consumentengoederen, producten voor de bouwsector en verpakkingsproducten). |
(81) |
Frankrijk heeft evenwel geen enkele kostenanalyse verstrekt van een „een gemiddelde, goed beheerde onderneming”. Voorts wordt niet toegelicht waarom het onmogelijk zou zijn het LNE met een dergelijke gemiddelde onderneming te vergelijken. |
(82) |
De Commissie is niet in staat ex nihilo het door de communautaire rechtspraak vereiste vergelijkingselement op te stellen. |
(83) |
Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat niet is voldaan aan het vierde in het Altmark-arrest vermelde criterium. |
(84) |
Deze beoordeling wordt geenszins gewijzigd door de abstracte verwijzing van Frankrijk naar de punten 13 tot 17 van de kaderregeling. |
(85) |
Op grond van bovenstaande overwegingen is de Commissie van oordeel dat de begrotingstoewijzingen en de door territoriale overheden toegekende subsidies steun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. |
5.2. Onrechtmatigheid van de steunmaatregelen
(86) |
De Commissie is van oordeel dat het irrelevant voor deze procedure dat het decreet van 1978 voorziet in een financieringsregeling. Dit decreet is namelijk heel algemeen en de besluiten met betrekking tot het bedrag van de door de staat en het BNM aan het LNE verleende subsidies werden jaarlijks genomen, waarbij de motivering en de voorwaarden van jaar tot jaar heel verschillend konden zijn. De jaarlijkse exploitatie- en investeringssubsidies die aan het LNE worden toegekend, vormen dus nieuwe individuele steunmaatregelen. |
(87) |
Deze steunmaatregelen werden ten uitvoer gelegd zonder dat zij vooraf bij de Commissie waren aangemeld. Zij zijn dus onrechtmatig. |
5.3. De maatregelen op hun verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt getoetst
5.3.1. De uitzonderingsregelingen van artikel 87
(88) |
De afwijkingen van artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag met betrekking tot steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers, steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen en andere buitengewone gebeurtenissen en steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland zijn voor deze zaak duidelijk niet relevant. |
(89) |
Wat de afwijkingen van artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag betreft, stelt de Commissie vast dat de desbetreffende steunmaatregelen niet tot doel hebben de economische ontwikkeling te bevorderen van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst en dat zij geen Europees project vormen en dat zij er niet toe strekken een ernstige verstoring in de Franse economie op te heffen. Evenmin zijn zij bedoeld om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen. Wat de afwijking van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag betreft, is de Commissie van oordeel dat de twijfels die zij bij de inleiding van de procedure had uitgedrukt, niet zijn weggenomen: de desbetreffende steunmaatregelen hebben niet tot doel de ontwikkeling van bepaalde regionale economieën of bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te vergemakkelijken. |
(90) |
In dit verband wordt opgemerkt dat noch de Franse autoriteiten, noch de betrokken partijen tijdens de administratieve procedure de afwijkingen van artikel 87, leden 2 en 3, hebben aangevoerd. Frankrijk was met name van oordeel dat de bepalingen van artikel 87 niet van toepassing zouden zijn, omdat de onderzochte maatregelen niet zouden leiden tot concurrentievervalsing en het handelsverkeer tussen de lidstaten niet zouden beïnvloeden. |
5.3.2. Artikel 86, lid 2
(91) |
In artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag is bepaald dat ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang onder de regels van het Verdrag vallen, met name onder de mededingingsregels, voor zover de toepassing daarvan de vervulling, in feite of in rechte, van de hun toevertrouwde bijzondere taak niet verhindert. De ontwikkeling van het handelsverkeer mag niet worden beïnvloed in een mate die strijdig is met het belang van de Gemeenschap. |
(92) |
Overeenkomstig punt 26 van de kaderregeling past de Commissie voor niet-aangemelde steun de regels van deze kaderregeling toe wanneer de steun is toegekend na 29 november 2005 en de ten tijde van de toekenning van de steun geldende regels in alle andere gevallen. |
(93) |
Deze procedure heeft betrekking op steun die vóór 29 november 2005 werd verleend. |
(94) |
Bijgevolg dient de mededeling van de Commissie over de diensten van algemeen belang in Europa (27) te worden toegepast, die op het ogenblik van de toekenning van de steun van kracht was. Indien de mededingingsregels van toepassing zijn op steun in de vorm van compensatie voor openbaredienstverlening, wordt op grond van deze mededeling de beoordeling van de verenigbaarheid gebaseerd op drie beginselen, te weten:
|
(95) |
De naleving van het neutraliteitsbeginsel levert in deze zaak geen problemen op. |
(96) |
Wat de kwalificatie van de openbarediensttaak van het LNE als taak van algemeen economisch belang betreft, dient de Commissie het economische karakter van de desbetreffende activiteit te beoordelen en te controleren of de lidstaat geen duidelijke beoordelingsfout heeft begaan door deze te beschouwen als taak van algemeen economisch belang. |
(97) |
Er werd reeds vastgesteld dat de activiteiten van het LNE in de openbare sector economische activiteiten zijn. |
(98) |
Wat de kwalificatie van algemeen belang betreft, beschikken de lidstaten in de gebieden die niet specifiek onder de communautaire regelgeving vallen, over een ruime beoordelingsbevoegdheid en kunnen ze door de Commissie alleen worden gecontroleerd op duidelijke beoordelingsfouten. |
(99) |
In deze zaak is de Commissie van oordeel dat de definitie van openbaredienstverplichtingen van het LNE, zoals deze blijkt uit de oprichtingstekst van 1978 en de in 2005 aangebrachte toevoegingen, voldoende duidelijk (28) is en dat er bijgevolg geen sprake kan zijn van een duidelijke beoordelingsfout door de Franse autoriteiten. Bovendien moet het beheer van een dienst van algemeen economisch belang aan de hiermee belaste ondernemingen door middel van een overheidsbesluit zijn opgelegd. In dit geval zijn de wet nr. 78-23 van 10 januari 1978 en de decreten van 2005 officiële overheidsbesluiten. Bovendien worden vanaf 1997 de taken van het LNE in de door de overheid medeondertekende doelstellingenovereenkomsten precies en uitvoerig omschreven. |
(100) |
Deze conclusie wordt niet ontkracht door de opmerkingen van de belanghebbenden, die in hoofdzaak erop wijzen dat het voor de concurrenten van het LNE onmogelijk zou zijn om de grens tussen zijn eventuele openbaredienstverplichtingen en zijn commerciële activiteiten af te bakenen. Zij verwijzen in de praktijk naar de eis van de scheiding van de boekhouding tussen de activiteiten die vallen onder de hierboven omschreven dienst van algemeen economisch belang en de commerciële activiteiten om elke, niet met het EG-Verdrag verenigbare kruissubsidiëring te voorkomen. Deze laatste punten worden hierna onderzocht. |
(101) |
Proportionaliteit krachtens artikel 86, lid 2, houdt in dat de middelen die worden gebruikt voor het vervullen van de taak van algemeen belang niet zullen leiden tot onnodige verstoring van het handelsverkeer. In het bijzonder dient erop te worden toegezien dat de beperkingen van de regels van het EG-Verdrag niet verder mogen gaan dan noodzakelijk is om de daadwerkelijke vervulling van de taak te garanderen. De verlening van de dienst van algemeen economisch belang moet gegarandeerd zijn en de onderneming waaraan deze taak wordt toevertrouwd, moet in staat zijn de specifieke lasten en de netto extra kosten te dragen die daaruit voortvloeien. |
(102) |
De Commissie is van mening dat de desbetreffende steunmaatregelen in de lijn liggen van de taak van algemeen belang van het LNE. |
(103) |
In dit geval wordt het proportionaliteitsbeginsel nageleefd indien de door de overheid uitgekeerde jaarlijkse compensatie de extra nettokosten van het LNE voor de uitoefening van de dienst van algemeen economisch belang niet overschrijdt. Dit zal worden nagegaan indien — bij een correcte verrekening in de analytische boekhouding van de producten en taken in de openbare en commerciële sectoren — het resultaat van de openbare sector met inbegrip van alle subsidies van het boekjaar negatief of nul is of leidt tot een redelijke winst, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de activiteiten en de sector waarin het LNE actief is. |
(104) |
De Commissie heeft de analytische boekhoudmethode van het LNE onderzocht om na te gaan of met deze methode alle producten en taken die betrekking hebben op de dienst van algemeen economisch belang voor de periode 1993-2005 daadwerkelijk konden worden vastgelegd (29). |
(105) |
In 2005 berust de analytische boekhouding van het LNE op een boeking van alle kosten die is gebaseerd op een exacte inventarisering van alle verrichte activiteiten door middel van een aanzienlijk aantal operationele (80) en functionele (ongeveer 40) secties. |
(106) |
De opbrengsten van de commerciële sector van het LNE zijn samengesteld uit de omzet van de geleverde prestaties en van andere producten, inclusief bijvoorbeeld de aangerekende terbeschikkingstelling van personeel, de aan de klanten aangerekende transportkosten en de opnamen van reserves voor onvoorziene uitgaven. |
(107) |
In de opbrengsten van de openbare sector zijn volgende posten opgenomen: de omzet „studies”, het contract metrologie (ex-BNM), diverse inkomsten (bijvoorbeeld afkomstig van de internationale technische samenwerking), de exploitatiesubsidies en het gedeelte van de investeringssubsidies dat naar de winst-en-verliesrekening wordt overgemaakt. |
(108) |
Het gedeelte van de investeringssubsidies die naar de winst-en-verliesrekening worden overgemaakt, bevat de door de territoriale overheden uitgekeerde investeringssubsidies. De desbetreffende subsidies, die hebben bijgedragen tot de financiering van de middelen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de aan het LNE toevertrouwde openbaredienstverplichtingen, zijn opgenomen in het onderzoek van het bedrag van de aan het LNE toevertrouwde compensatie voor de kosten van de taken van algemeen economisch belang. De opsplitsing van de afschrijvingen op de gebouwen tussen de openbare sector (twee derden) en de commerciële sector (een derde) stemt overeen met de toewijzingen van de gebouwen „Trappes 3” en „Trappes 4”. |
(109) |
De uitgaven zijn op dezelfde wijze opgesplitst tussen de commerciële en openbare sectoren. Zij kunnen hoofdzakelijk worden opgesplitst tussen rechtstreekse arbeidskosten, aankopen/toelevering/rechtstreekse lasten, rechtstreekse exploitatiekosten, indirecte kosten, algemene kosten, infrastructuur en afschrijvingen. |
(110) |
Wat meer in het bijzonder de afschrijvings- en infrastructuurkosten betreft voor uitrusting die zowel in de commerciële als de openbare sector wordt gebruikt, steunt de boekhoudkundige verwerking op algemeen aanvaarde methoden, afhankelijk van de capaciteitsbenuttiging van deze uitrusting. |
(111) |
De Commissie is van mening dat de uitgevoerde steekproef, die 70 % van de waarde van het materiaal en uitrusting van het LNE vertegenwoordigt en die als basis dient voor de berekening van de verdeelsleutel 44/56, bevredigend is. Bovendien kan de toepassing van deze algemene verdeelsleutel op de duurste uitrusting worden uitgebreid naar minder dure uitrusting, die de zware uitrusting aanvult. |
(112) |
Bovendien is de verdeelsleutel 44/56 aanvaardbaar voor de gehele onderzochte periode, want de activiteiten in de commerciële sector vertonen een opwaartse tendens (30). Het is dus redelijk ervan uit te gaan dat de in 2005 vastgestelde capaciteitsbenuttiging van de uitrusting in de openbare sector een minimum vormt voor de periode 1993-2004. |
(113) |
Voorts is de Commissie van oordeel dat de door de Franse autoriteiten gehanteerde veiligheidsmarge van 10 % bij hun bewerkingen met betrekking tot de periode 1993-2004 tot gevolg heeft dat de aan de openbare sector toegerekende lasten niet worden overschat en dat dus geen eventueel buitensporige subsidies worden gerechtvaardigd. De benadering van de Franse autoriteiten is dus voorzichtig. |
(114) |
Hieruit concludeert de Commissie enerzijds dat de analytische boekhouding van het LNE in overeenstemming is met de doorgaans aanvaarde standaarden en geen noemenswaardige specificiteiten vertoont en anderzijds dat de uitgevoerde bewerkingen voor het opstellen van de rekeningen per sector (31) voor de periode 1993-2004 aanvaardbaar zijn (32). |
(115) |
De jaarlijkse resultaten van de openbare sector, met inbegrip van de openbare subsidies, zoals vastgesteld door de analytische boekhouding van het LNE, zijn de volgende:
|
(116) |
Sedert 1993 vertonen de resultaten van de openbare sector, dus de activiteiten die onder de dienst van algemeen economisch belang vallen, meestal een tekort ondanks de toekenning van de desbetreffende steunmaatregelen. Een overschot is nooit hoger dan 2 % van de omzet in de openbare sector. Het gewogen resultaat voor de periode 1993-2005 is een verlies van 1,9 %. |
(117) |
Zulke — meestal negatieve — resultaten zijn vanzelfsprekend lager dan hetgeen kan worden beschouwd als een redelijke winst voor een eventuele vergelijkbare particuliere onderneming. |
(118) |
Daarbij komt nog dat de Commissie een uitvoerig onderzoek heeft gevoerd naar de resultaten en het omzetcijfer van het LNE en drie belanghebbenden, die activiteiten hebben die vergelijkbaar zijn met deze van het LNE voor de periode 1998-2005 (34). Hieruit blijkt dat de verhouding „nettoresultaat ten aanzien van omzet” lager was voor het LNE (– 3,2 % voor de activiteiten van het LNE in de openbare sector en 0,6 % voor alle activiteiten van het LNE) dan voor de belanghebbenden, met een verhouding tussen 0 en 4 %. Hieruit blijkt dat de door het LNE gerealiseerde winsten in de openbare sector als redelijke winsten kunnen worden beschouwd. |
(119) |
Hieruit concludeert de Commissie dat het LNE sedert 1993 geen overcompensatie heeft gekregen voor de kosten van de diensten van algemeen economisch belang. De aan het LNE in de periode 1993-2005 uitgekeerde compensaties voor de openbare dienst vormen dus met het artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag verenigbare steunmaatregelen. |
(120) |
Hieruit volgt dat het bestaan van kruissubsidies ten voordele van het LNE (35) voor diens activiteiten in de commerciële sector niet hoeft te worden nagegaan. |
5.4. Niet-commerciële karakter van bepaalde activiteiten van het LNE in de openbare sector
(121) |
Er wordt opgemerkt dat indien bepaalde — overigens beperkte — activiteiten van het LNE in de openbare sector moeten worden beschouwd als niet-commercieel (36) en met overheidstaken kunnen worden gelijkgesteld, ook dient te worden nagegaan of de door de overheid uitgekeerde compensaties de nettokosten voor de uitvoering van deze taken niet overschrijden (37). |
(122) |
Dit onderzoek werd met name reeds uitgevoerd in de overwegingen 115 tot 120 en hieruit blijkt dat er geen reden is om zich tegen de desbetreffende compensaties te verzetten. Uit het onderzoek vloeit in elk geval voort dat de financiering van deze activiteiten geen staatssteun vormt. |
5.5. Opmerkingen van derden
(123) |
In de opmerkingen die in het kader van deze procedure werden gemaakt, hebben bepaalde concurrenten verwezen naar andere steun waarvoor het LNE in aanmerking zou zijn gekomen. Deze maatregelen zijn in deze procedure niet aan de orde gekomen. Rekening houdend met de antwoorden van de Franse autoriteiten is de Commissie evenwel van mening dat zij voldoende is geïnformeerd om hierover een standpunt in te nemen. |
(124) |
Het totale bedrag van de door de regio Île-de-France aan het LNE uitgekeerde subsidies voor de financiering van de door het LNE aan het MKB van deze regio verleende commerciële korting, bedroeg in 2003 61 000 euro. Voor zover deze subsidies kunnen worden beschouwd als steun aan het LNE (en niet aan de KMO’s als klanten van het LNE) en dat zij geen onderdeel vormen van een bestaande steunregeling (zie overweging 54) voldoen zij aan de voorwaarden van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (38). De Commissie zou zich hiertegen niet kunnen verzetten. |
(125) |
Voorts stelt de Commissie vast dat het ADEME geen enkele steun aan het LNE heeft verleend. |
(126) |
Noch het vermeende gebruik van de officiële logo's van de Franse Republiek door het LNE, noch de mate waarin het deelneemt aan de werkzaamheden van internationale organen lijken in dit verband relevant. Het logo van het LNE verschilt van het officiële logo dat alleen door de openbare autoriteiten mag worden gebruikt. Wat de vertegenwoordiging van de overheid in bepaalde Europese en internationale instanties (werkgroepen van de International Organization of Legal Metrology (OIML) en de European Cooperation in Legal Metrology (WELMEC)), kan het voordeel dat deze vertegenwoordiging het LNE op het vlak van imago zou opleveren, niet als een steunmaatregel worden beschouwd. |
(127) |
Van de vermeende voordelen die zouden voortvloeien uit de zelfverzekering, een specifieke regeling op het vlak van het arbeidsrecht voor de werknemers of de kosteloze archivering, is in de praktijk geen sprake. De verzekeringspolissen van het LNE, waarvan de verzekeringspremie in 2004 overigens meer dan 300 000 euro bedroeg, stemmen over met de polissen die door particuliere ondernemingen werden afgesloten. De werknemers van het LNE hebben geen specifiek statuut, zoals dat van de ambtenaren. Zowel voor de werkloosheidsverzekering als voor hun pensioenrechten vallen zij onder het gemeen recht. Ten slotte geniet het LNE geen kosteloze archivering. De directe kosten voor archivering bedroegen in 2005 daarentegen 80 000 euro. |
(128) |
De feitelijke erkenning van het LNE in het kader van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling vormt geen steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, met name omdat deze feitelijke erkenningen geen overheidsmiddelen met zich brengt. Zij vloeit voort uit het feit dat een ad hoc evaluatie heeft plaatsgevonden met betrekking tot de onderzoekers van het LNE in het kader van openbaredienstverplichtingen van het LNE inzake onderzoek. Bij de inkomsten en uitgaven van het LNE wordt overigens rekening gehouden met het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. |
(129) |
Wat de eventuele steun van de douane aan het LNE betreft, wordt dit niet ondersteund door exacte informatie. Het blijkt dat de DGDDI een beroep doet op haar eigen laboratoria, op deze van het DGCCRF of op externe laboratoria waaronder het LNE, het Institut national de recherche et de sécurité of het Centre scientifique et technique du bâtiment (CSTB) voor producten voor de bouwsector. |
6. CONCLUSIES
(130) |
Onder voorbehoud van hetgeen in afdeling 5.4 is uiteengezet, vormen de compensaties voor de openbare dienst in de vorm van begrotingsmiddelen van de overheid en van het BNM alsook de subsidies van de territoriale overheden die tussen 1993 en 2005 aan het LNE zijn verleend, staatssteun. |
(131) |
De Commissie stelt vast dat Frankrijk de genoemde steunmaatregelen in strijd met het bepaalde in artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag op onrechtmatige wijze ten uitvoer heeft gelegd. |
(132) |
Deze steunmaatregelen zijn evenwel verenigbaar met artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag. |
(133) |
Deze beschikking heeft geen betrekking op de overheidswaarborg waarvoor de commerciële activiteiten van het LNE in aanmerking zouden kunnen komen als gevolg van het statuut van EPIC van de instelling. Dit aspect, dat aanleiding heeft gegeven tot een voorstel voor passende maatregelen overeenkomstig artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag (39) zal in latere beschikkingen aan de orde komen. |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De compensaties voor de openbare dienst die Frankrijk onrechtmatig in de periode 1993-2005 ten voordele van het Laboratoire national de métrologie ten uitvoer heeft gelegd, vormen steunmaatregelen die verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.
Gedaan te Brussel, 22 november 2006.
Voor de Commissie
Neelie KROES
Lid van de Commissie
(1) PB C 263 van 22.10.2005, blz. 22.
(2) LNE is een acroniem voor het Laboratoire national de métrologie et d'essais, dat is opgericht bij het decreet van 25 januari 2005, naar aanleiding van de integratie van het Bureau national de métrologie in het Laboratoire national d'essais.
(3) Zie voetnoot 1.
(4) Bijvoorbeeld de metrologie en de instrumentatie, materialen, consumptieproducten, gezondheid en medische hulpmiddelen, industriële uitrusting en industriële componenten, logistiek en verpakkingen, energie en milieu.
(5) Bron: www.lne.fr
(6) In 2001 heeft het LNE LNA-Asia opgericht, een joint venture tussen het LNE en de CMA-Testing and Certifaction Laboratories.
(7) Dit besluit werd gewijzigd bij de besluiten nr. 2005-49 van 25 januari 2005 en nr. 2005-436 van 9 mei 2005, met name met betrekking tot de financiële en boekhoudkundige regeling en het toezicht op het LNE. Het LNE blijft evenwel over dezelfde middelen beschikken.
(8) Het betreft de samenvoeging van de bedragen die betrekking hebben op de overeenkomst voor metrologie en de exploitatiesubsidies van de resultatenrekening.
(9) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(10) PB L 195 van 29.7.1980, blz. 35. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/81/EG (PB L 312 van 29.11.2005, blz. 47).
(11) In het bijzonder het arrest van 11 april 1989, zaak 66/86, Ahmed Saeed Flugreisen en Silver line Reisebuero GmbH tegen Zentrale zur Bekaempfung unlauteren Wettbewerbs e. v., Jurispr. 1989, blz. 803.
(12) Arrest van 15 juni 2005, zaak T-17/02, Olsen/Commissie, Jurispr. 2005, blz. II-2031, punten 186 e.v. en 216.
(13) Arrest van 24 juli 2003, zaak C-280/00, Altmark Trans en Regieringuspräsidium Magdeburg, Jurispr. 2000, blz. I-7747.
(14) PB C 297 van 29.11.2005, blz. 4.
(15) PB L 312 van 29.11.2005, blz. 67.
(16) Steunmaatregel NN 6/89, regionale centra voor innovatie en technologieoverdracht. Brief aan de Franse autoriteiten SEC(1989) 814 van 23 mei 1989.
(17) De marktactiviteiten zijn vanzelfsprekend economische activiteiten in de zin van de rechtspraak.
(18) Arrest van 10 januari 2006, zaak C-222/04, Ministero dell'Economia e delle Finanze/Cassa di Risparmio di Firenze SpA e.a., Jurispr. 2006, blz. I-289.
(19) Onder voorbehoud van hetgeen in punt 5.4 van deze beschikking is uiteengezet.
(20) Het BNM was een instelling van algemeen belang waarvan enerzijds de Franse staat, vertegenwoordigd door het ministerie van Industrie en het ministerie voor Onderzoek en Nieuwe Technologieën, en anderzijds overheidsorganen zoals het Commissariat à l’énergie atomique, le Conservatoire national des arts et métiers, het LNE et het Observatoire de Paris deel van uitmaakten. Deze verschaften de nodige financiële middelen aan het BNM.
(21) Arrest van 14 oktober 1987, zaak 248/84, Duitsland/Commissie, Jurispr. 1987, blz. 4013, punt 17.
(22) Arrest van 19 september 2000, zaak C-156/98, Duitsland/Commissie, Jurispr. 2000, blz. I-6857, punt 30 en aangehaalde rechtspraak.
(23) Arrest van 16 september 2004, zaak T-274/01, Valmont, Jurispr. 2004, blz. II-3145, punt 44 en aangehaalde rechtspraak.
(24) Arrest van 17 september 1980, zaak 730/79, Philip Morris/Commissie, Jurispr. 1980, blz. 2671, punten 11 en 12 en arrest van 30 april 1998, zaak T-214/95, Vlaams Gewest/Commissie, Jurispr. 1998, blz. II-717, punten 48 tot 50.
(25) Zowel nationale ondernemingen als internationale groepen (Bureau Veritas, Intertek) behoren tot de concurrenten van het LNE.
(26) Arrest van 24 juli 2003, zaak C-280/00, Altmark Trans en Regieringuspräsidium Magdeburg, Jurispr. 2000, blz. I-7747, punt 87.
(27) PB C 17 van 19.1.2001, blz. 4.
(28) De desbetreffende opdrachten worden in afdeling 2 uitvoerig toegelicht.
(29) In het kader van deze procedure is het niet noodzakelijk om na te gaan of het LNE een afzonderlijke boekhouding heeft opgesteld en opening van zaken heeft gegeven over de beschikbaarstellingen van openbare middelen overeenkomstig Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie. Een eventuele inbreuk op deze richtlijn zou geen invloed hebben op de verenigbaarheid van de desbetreffende steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt.
(30) De commerciële sector vertegenwoordigt de volgende percentages in de omzet van het LNE:
2005 — 71 %, 2004 — 70 %, 2003 — 69 %, 2002 — 66 %, 2001 — 66 %, 2000 — 66 %, 1999 — 64 %, 1998 — 65 %, 1997 — 61 %, 1996 — 60 %, 1995 — 58 %, 1994 — 60 %, 1993 — 62 %.
(31) De uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op de in de inleiding van de procedure vermelde „gemengde” sector werden opgesplitst tussen de openbare en commerciële sector volgens de in de vorige overwegingen uiteengezette methode.
(32) Het Gerecht van eerste aanleg heeft ingestemd met de mogelijkheid dat de Commissie bij ontstentenis van een beschikbare analytische boekhouding zich baseert op een analytische reconstructie van de kosten, die achteraf op basis van de retropolatiemethode tot stand wordt gebracht (zie arrest van 7 juni 2006, zaak T-613/97, Union française de l’express (UFEX), Jurispr. 2006, blz. II-01531, in het bijzonder punt 137).
(33) In de omzet van de openbare sector is het gedeelte van de investeringssubsidies niet opgenomen dat naar de winst-en-verliesrekening werd overgemaakt.
(34) Wat de Laboratories Pourquery betreft, zijn alleen gegevens beschikbaar tot 2004.
(35) Na onderzoek van de door de banken aan het LNE toegekende ontleningsvoorwaarden blijkt dat zelfs indien de garantie die voortvloeit uit het statuut van openbare onderneming met een industrieel en commercieel karakter een voordeel aan het LNE zou verlenen voor de activiteiten in de openbare sector, de waarde van dit voordeel zeer beperkt zou blijven en het de minimis-bedrag zou benaderen, en dus niet tot gevolg zou hebben dat de proportionaliteitstoetsen die in de overwegingen 101 tot 103 werden uitgevoerd naar aanleiding van de compensaties voor de openbare dienst, in het gedrang zouden komen.
(36) Dit zou in het bijzonder het geval kunnen zijn voor de fundamenteel onderzoek op het vlak van metrologie.
(37) Zie in dit verband Beschikking 2001/46/EG van de Commissie van 26 juli 2000 betreffende de door Duitsland ten uitvoer gelegde steunmaatregelen en staatssteun ten gunste van het SICAN-concern en zijn projectpartners (PL L 18 van 19.1.2001, blz. 18), in het bijzonder de overwegingen 87 tot 92.
(38) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.
(39) Steunmaatregel E24/2004 en schrijven van 5 juli 2005.
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/37 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 28 maart 2007
houdende wijziging van Beschikking C(2006) 4332 tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013, van de jaarlijkse indicatieve toewijzing per lidstaat van de communautaire vastleggingskredieten uit het Europees Visserijfonds
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1313)
(2007/218/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (1), en met name op artikel 14,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Beschikking C(2006) 4332 def. van de Commissie van 4 oktober 2006 is, voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013, de jaarlijkse indicatieve toewijzing per lidstaat vastgesteld van de communautaire vastleggingskredieten voor de regio’s die krachtens de non-convergentiedoelstelling voor financiering uit het Europees Visserijfonds (hierna „EVF” genoemd) in aanmerking komen, van de communautaire vastleggingskredieten voor de regio’s die krachtens de convergentiedoelstelling voor financiering uit het EVF in aanmerking komen, en van de totale communautaire vastleggingskredieten uit het Europees Visserijfonds. |
(2) |
Om het mogelijk te maken dat Bulgarije en Roemenië tot en met 2013 financiële middelen uit het EVF ontvangen, moeten de indicatieve bedragen van de communautaire vastleggingskredieten voor regio’s die krachtens de convergentiedoelstelling voor financiering uit het EVF in aanmerking komen, voor die twee landen worden vastgesteld, alsmede de totale communautaire vastleggingskredieten uit het Europees Visserijfonds. |
(3) |
Beschikking C(2006) 4332 def. moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Bijlage I bij Beschikking C(2006) 4332 def. wordt vervangen door bijlage I bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 28 maart 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.
BIJLAGE
„BIJLAGE I
Voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 vastgestelde jaarlijkse indicatieve verdeling per lidstaat van de communautaire vastleggingskredieten voor de regio’s die voor financiering uit het EVF in aanmerking komen (na afzondering van het bedrag dat is gereserveerd voor technische bijstand op initiatief van en/of namens de Commissie)
Tabel 1
(in EUR) |
||||||||
Lidstaat |
Voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 vastgestelde jaarlijkse indicatieve verdeling per lidstaat van de communautaire vastleggingskredieten voor de regio’s die voor financiering uit het EVF in aanmerking komen op grond van de non-convergentiedoelstelling (prijzen van 2004) |
|||||||
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Totaal |
|
België/Belgique |
3 328 758 |
3 328 759 |
3 328 759 |
3 328 759 |
3 328 759 |
3 328 759 |
3 328 759 |
23 301 312 |
Danmark |
16 943 811 |
16 943 812 |
16 943 811 |
16 943 812 |
16 943 812 |
16 943 812 |
16 943 812 |
118 606 682 |
Deutschland |
7 478 994 |
7 478 994 |
7 478 993 |
7 478 992 |
7 478 992 |
7 478 993 |
7 478 993 |
52 352 951 |
Ellas |
3 928 793 |
3 928 792 |
3 928 793 |
3 928 793 |
3 928 793 |
3 928 793 |
3 928 794 |
27 501 551 |
España |
23 601 330 |
23 601 331 |
23 601 330 |
23 601 330 |
23 601 330 |
23 601 329 |
23 601 330 |
165 209 310 |
France |
23 044 156 |
23 044 156 |
23 044 156 |
23 044 156 |
23 044 155 |
23 044 156 |
23 044 155 |
161 309 090 |
Ireland |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
37 502 115 |
Italia |
13 443 614 |
13 443 614 |
13 443 614 |
13 443 615 |
13 443 615 |
13 443 615 |
13 443 615 |
94 105 302 |
Kypros |
2 500 142 |
2 500 142 |
2 500 141 |
2 500 141 |
2 500 141 |
2 500 141 |
2 500 141 |
17 500 989 |
Magyarország |
75 111 |
69 970 |
64 013 |
64 354 |
71 628 |
74 181 |
76 743 |
496 000 |
Nederland |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
43 102 430 |
Österreich |
642 893 |
642 893 |
642 893 |
642 894 |
642 894 |
642 893 |
642 893 |
4 500 253 |
Portugal |
2 857 304 |
2 857 304 |
2 857 303 |
2 857 305 |
2 857 304 |
2 857 304 |
2 857 304 |
20 001 128 |
Slovensko |
138 394 |
130 323 |
121 389 |
108 136 |
114 157 |
123 797 |
156 605 |
892 801 |
Suomi/Finland |
5 000 281 |
5 000 281 |
5 000 282 |
5 000 282 |
5 000 282 |
5 000 282 |
5 000 282 |
35 001 972 |
Sverige |
6 928 961 |
6 928 961 |
6 928 962 |
6 928 962 |
6 928 962 |
6 928 962 |
6 928 962 |
48 502 732 |
United Kingdom |
12 000 676 |
12 000 676 |
12 000 676 |
12 000 677 |
12 000 677 |
12 000 676 |
12 000 676 |
84 004 734 |
Totaal |
133 428 153 |
133 414 943 |
133 400 050 |
133 387 143 |
133 400 436 |
133 412 628 |
133 447 999 |
933 891 352 |
Tabel 2
(in EUR) |
||||||||
Lidstaat |
Voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 vastgestelde jaarlijkse indicatieve verdeling per lidstaat van de communautaire vastleggingskredieten voor de regio’s die voor financiering uit het EVF in aanmerking komen op grond van de convergentiedoelstelling (prijzen van 2004) |
|||||||
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Totaal |
|
Bulgaria |
5 483 152 |
7 869 243 |
10 504 789 |
10 852 273 |
11 390 594 |
11 907 743 |
12 398 564 |
70 406 358 |
Česká republica |
3 166 216 |
3 257 932 |
3 345 482 |
3 435 308 |
3 520 381 |
3 600 235 |
3 678 137 |
24 003 691 |
Deutschland |
13 005 939 |
12 769 374 |
12 532 810 |
12 296 245 |
12 059 681 |
11 823 115 |
11 586 551 |
86 073 715 |
Eesti |
8 603 694 |
9 212 468 |
9 863 248 |
10 558 931 |
11 313 394 |
12 120 671 |
12 959 776 |
74 632 182 |
Ellas |
24 586 550 |
23 881 216 |
23 175 882 |
22 470 547 |
21 765 213 |
21 059 878 |
20 354 544 |
157 293 830 |
España |
126 126 267 |
124 094 454 |
122 062 642 |
120 030 829 |
117 999 017 |
115 967 205 |
113 935 392 |
840 215 806 |
France |
4 341 355 |
4 341 355 |
4 341 355 |
4 341 355 |
4 341 355 |
4 341 355 |
4 341 355 |
30 389 485 |
Italia |
40 819 468 |
40 664 853 |
40 510 238 |
40 355 621 |
40 201 006 |
40 046 391 |
39 891 775 |
282 489 352 |
Latvija |
12 813 269 |
13 753 955 |
14 747 241 |
15 749 323 |
16 752 804 |
17 766 933 |
18 786 289 |
110 369 814 |
Lietuva |
6 537 188 |
6 447 084 |
6 418 419 |
6 700 717 |
7 105 123 |
7 400 832 |
7 808 772 |
48 418 135 |
Magyarország |
4 603 492 |
4 288 375 |
3 923 245 |
3 944 206 |
4 389 998 |
4 546 487 |
4 703 536 |
30 399 339 |
Malta |
1 227 580 |
1 113 452 |
1 031 932 |
917 804 |
917 804 |
1 031 932 |
1 194 972 |
7 435 476 |
Österreich |
29 403 |
27 565 |
25 728 |
23 889 |
22 052 |
20 214 |
18 377 |
167 228 |
Polska |
95 460 129 |
95 264 928 |
95 048 546 |
91 480 737 |
91 461 937 |
91 494 830 |
91 579 905 |
651 791 012 |
Portugal |
28 759 662 |
28 638 179 |
28 516 696 |
28 395 213 |
28 273 730 |
28 152 248 |
28 030 764 |
198 766 492 |
România |
14 255 007 |
20 469 689 |
27 313 430 |
32 314 582 |
34 175 626 |
36 070 701 |
35 957 144 |
202 556 179 |
Slovenija |
3 465 711 |
3 230 997 |
2 996 283 |
2 761 570 |
2 526 856 |
2 292 143 |
2 057 430 |
19 330 990 |
Slovensko |
1 742 715 |
1 641 095 |
1 528 588 |
1 361 693 |
1 437 517 |
1 558 903 |
1 972 041 |
11 242 552 |
United Kingdom |
5 738 742 |
5 651 305 |
5 563 868 |
5 476 431 |
5 388 994 |
5 301 558 |
5 214 121 |
38 335 019 |
Totaal |
400 765 539 |
406 617 519 |
413 450 422 |
413 467 274 |
415 043 082 |
416 503 374 |
418 469 445 |
2 884 316 655 |
Tabel 3
(in EUR) |
||||||||
Lidstaat |
Voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 vastgestelde jaarlijkse indicatieve toewijzing per lidstaat van de totale communautaire vastleggingskredieten uit het EVF (prijzen van 2004) |
|||||||
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Totaal |
|
Bulgaria |
5 483 152 |
7 869 243 |
10 504 789 |
10 852 273 |
11 390 594 |
11 907 743 |
12 398 564 |
70 406 358 |
België/Belgique |
3 328 758 |
3 328 759 |
3 328 759 |
3 328 759 |
3 328 759 |
3 328 759 |
3 328 759 |
23 301 312 |
Česká republika |
3 166 216 |
3 257 932 |
3 345 482 |
3 435 308 |
3 520 381 |
3 600 235 |
3 678 137 |
24 003 691 |
Danmark |
16 943 811 |
16 943 812 |
16 943 811 |
16 943 812 |
16 943 812 |
16 943 812 |
16 943 812 |
118 606 682 |
Deutschland |
20 484 933 |
20 248 368 |
20 011 803 |
19 775 237 |
19 538 673 |
19 302 108 |
19 065 544 |
138 426 666 |
Eesti |
8 603 694 |
9 212 468 |
9 863 248 |
10 558 931 |
11 313 394 |
12 120 671 |
12 959 776 |
74 632 182 |
Ellas |
28 515 343 |
27 810 008 |
27 104 675 |
26 399 340 |
25 694 006 |
24 988 671 |
24 283 338 |
184 795 381 |
España |
149 727 597 |
147 695 785 |
145 663 972 |
143 632 159 |
141 600 347 |
139 568 534 |
137 536 722 |
1 005 425 116 |
France |
27 385 511 |
27 385 511 |
27 385 511 |
27 385 511 |
27 385 510 |
27 385 511 |
27 385 510 |
191 698 575 |
Ireland |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
5 357 445 |
37 502 115 |
Italia |
54 263 082 |
54 108 467 |
53 953 852 |
53 799 236 |
53 644 621 |
53 490 006 |
53 335 390 |
376 594 654 |
Kypros |
2 500 142 |
2 500 142 |
2 500 141 |
2 500 141 |
2 500 141 |
2 500 141 |
2 500 141 |
17 500 989 |
Latvija |
12 813 269 |
13 753 955 |
14 747 241 |
15 749 323 |
16 752 804 |
17 766 933 |
18 786 289 |
110 369 814 |
Lietuva |
6 537 188 |
6 447 084 |
6 418 419 |
6 700 717 |
7 105 123 |
7 400 832 |
7 808 772 |
48 418 135 |
Magyarország |
4 678 603 |
4 358 345 |
3 987 258 |
4 008 560 |
4 461 626 |
4 620 668 |
4 780 279 |
30 895 339 |
Malta |
1 227 580 |
1 113 452 |
1 031 932 |
917 804 |
917 804 |
1 031 932 |
1 194 972 |
7 435 476 |
Nederland |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
6 157 490 |
43 102 430 |
Österreich |
672 296 |
670 458 |
668 621 |
666 783 |
664 946 |
663 107 |
661 270 |
4 667 481 |
Polska |
95 460 129 |
95 264 928 |
95 048 546 |
91 480 737 |
91 461 937 |
91 494 830 |
91 579 905 |
651 791 012 |
Portugal |
31 616 966 |
31 495 483 |
31 373 999 |
31 252 518 |
31 131 034 |
31 009 552 |
30 888 068 |
218 767 620 |
România |
14 255 007 |
20 469 689 |
27 313 430 |
32 314 582 |
34 175 626 |
36 070 701 |
35 957 144 |
202 556 179 |
Slovenija |
3 465 711 |
3 230 997 |
2 996 283 |
2 761 570 |
2 526 856 |
2 292 143 |
2 057 430 |
19 330 990 |
Slovensko |
1 881 109 |
1 771 418 |
1 649 977 |
1 469 829 |
1 551 674 |
1 682 700 |
2 128 646 |
12 135 353 |
Suomi/Finland |
5 000 281 |
5 000 281 |
5 000 282 |
5 000 282 |
5 000 282 |
5 000 282 |
5 000 282 |
35 001 972 |
Sverige |
6 928 961 |
6 928 961 |
6 928 962 |
6 928 962 |
6 928 962 |
6 928 962 |
6 928 962 |
48 502 732 |
United Kindom |
17 739 418 |
17 651 981 |
17 564 544 |
17 477 108 |
17 389 671 |
17 302 234 |
17 214 797 |
122 339 753 |
Totaal |
534 193 692 |
540 032 462 |
546 850 472 |
546 854 417 |
548 443 518 |
549 916 002 |
551 917 444 |
3 818 208 007” |
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/41 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 maart 2007
betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een in Bulgarije en in Roemenië uit te voeren basisonderzoek naar de prevalentie van salmonella bij slachtvarkens
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1394)
(Slechts de teksten in de Bulgaarse en de Roemeense taal zijn authentiek)
(2007/219/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 20,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 90/424/EEG voorziet in de verlening van financiële bijdragen van de Gemeenschap voor de uitvoering van specifieke veterinaire maatregelen. Zij bepaalt ook dat de Gemeenschap acties op technisch en wetenschappelijk gebied moet ondernemen die voor de ontwikkeling van de wetgeving op veterinair gebied, alsmede voor de ontwikkeling van onderwijs en opleiding op veterinair gebied nodig zijn, of de lidstaten moet helpen bij het ondernemen van dergelijke acties. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (2) wordt bepaald dat vóór eind 2007 een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van salmonella bij populaties van beslagen van slachtvarkens moet worden vastgesteld. |
(3) |
Het wetenschappelijk panel voor biologische gevaren van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft tijdens zijn vergadering op 16 maart 2006 op verzoek van de Commissie een advies uitgebracht in verband met „Risicobeoordeling en mogelijkheden tot beperking van salmonella in de varkenshouderij”. In dat advies worden technische specificaties voorgesteld voor een basisonderzoek naar de prevalentie van salmonella bij mestvarkens in de Gemeenschap. |
(4) |
Om de communautaire doelstelling vast te stellen zijn vergelijkbare gegevens over de prevalentie van salmonella bij slachtvarkens in Bulgarije en in Roemenië nodig. Dergelijke informatie is thans niet beschikbaar en daarom moet een speciaal onderzoek worden uitgevoerd naar de prevalentie van salmonella bij slachtvarkens over een passende periode in die lidstaten. |
(5) |
Een basisonderzoek naar salmonella bij mestvarkens moet tussen oktober 2006 en september 2007 door de andere lidstaten worden uitgevoerd overeenkomstig Beschikking 2006/668/EG van de Commissie van 29 september 2006 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een in de lidstaten uit te voeren basisonderzoek naar de prevalentie van salmonella bij slachtvarkens (3). Dezelfde procedures moeten in de basisonderzoeken in Bulgarije en in Roemenië worden gebruikt. De onderzoekperiode moet echter worden verkort om de gelijktijdige analyse van de gegevens van alle lidstaten mogelijk te maken. |
(6) |
In het advies van de EFSA wordt aanbevolen om in het slachthuis monsters te nemen van de ileocaecale lymfeklieren ter bepaling van de salmonellastatus van de slachtvarkens. Dergelijke monsters moeten daarom worden gebruikt als instrument voor de monitoring van de prevalentie van salmonella bij slachtvarkens. |
(7) |
Het onderzoek moet de technische gegevens verschaffen die nodig zijn voor de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op veterinair gebied. Aangezien het belangrijk is dat vergelijkbare gegevens over de prevalentie van salmonella bij mestvarkens in Bulgarije en in Roemenië worden verzameld, moeten die lidstaten van de Gemeenschap een financiële bijdrage krijgen voor de naleving van de specifieke voorschriften van het onderzoek. De uitgaven voor laboratoriumtesten moeten daarom voor 100 % worden vergoed, zij het tot een bepaald maximum. Alle andere kosten, zoals bemonsterings-, reis- en administratiekosten, komen niet voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking. |
(8) |
De financiële bijdrage van de Gemeenschap zal alleen worden verleend als het onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Gemeenschapsrecht en als nog aan een aantal andere nader omschreven voorwaarden wordt voldaan. De financiële bijdrage wordt met name verleend voor zover de voorgenomen maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd en op voorwaarde dat de autoriteiten alle nodige informatie verstrekken binnen de daarvoor vastgestelde termijnen. |
(9) |
De koers voor de omrekening van in nationale valuta’s ingediende betalingsaanvragen, als omschreven in artikel 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (4), moet worden verduidelijkt. |
(10) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Er wordt een onderzoek uitgevoerd ter beoordeling van de prevalentie van Salmonella spp. in Bulgarije en in Roemenië bij in slachthuizen in die lidstaten bemonsterde slachtvarkens, hierna „het onderzoek” genoemd.
2. Het onderzoek bestrijkt de periode van 1 april 2007 tot en met 30 september 2007.
3. Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder „bevoegde autoriteit”: de autoriteit of autoriteiten van een lidstaat, als aangewezen krachtens artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003.
Artikel 2
Technische specificaties
De bemonstering en de analyse worden door de bevoegde autoriteit of onder haar toezicht uitgevoerd overeenkomstig de in bijlage I vastgestelde technische specificaties.
Artikel 3
Gegevensverzameling, beoordeling en rapportering
1. De bevoegde autoriteit verzamelt en beoordeelt de overeenkomstig artikel 2 van deze beschikking behaalde resultaten en deelt alle nodige geaggregeerde gegevens en de beoordeling daarvan aan de Commissie mee.
De Commissie stuurt die resultaten tezamen met de nationale geaggregeerde gegevens en de beoordelingen van de lidstaten door naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, die ze zal bestuderen.
2. De in lid 1 bedoelde nationale geaggregeerde gegevens en resultaten worden op een zodanige wijze openbaar gemaakt dat de vertrouwelijkheid wordt gewaarborgd.
Artikel 4
Financiële bijdrage van de Gemeenschap
1. Er wordt aan Bulgarije en Roemenië een financiële bijdrage van de Gemeenschap verleend voor de door hen gemaakte kosten voor laboratoriumtesten, dat wil zeggen voor de bacteriologische detectie van Salmonella spp., de serotypering van de desbetreffende isolaten en het serologische onderzoek.
2. De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt maximaal:
a) |
20 EUR per test voor de bacteriologische detectie van Salmonella spp.; |
b) |
30 EUR per test voor de serotypering van de desbetreffende isolaten. |
De financiële bijdrage van de Gemeenschap mag echter de in bijlage II vastgestelde bedragen niet overschrijden.
Artikel 5
Voorwaarden voor de toekenning van de financiële bijdrage van de Gemeenschap
1. De in artikel 4 bedoelde financiële bijdrage wordt aan Bulgarije en aan Roemenië verleend op voorwaarde dat het onderzoek wordt uitgevoerd volgens de desbetreffende bepalingen van het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van de mededingingsregels en de voorschriften inzake de gunning van overheidsopdrachten, en op voorwaarde dat:
a) |
uiterlijk op 1 april 2007 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de uitvoering van het onderzoek in werking treden; |
b) |
uiterlijk op 31 juli 2007 een voortgangsverslag over de eerste drie maanden van het onderzoek wordt ingediend; het voortgangsverslag moet alle gegevens bevatten waarom wordt gevraagd in bijlage I; |
c) |
uiterlijk op 31 oktober 2007 een eindverslag over de technische uitvoering van het onderzoek wordt ingediend, vergezeld van bewijsstukken ter staving van de in de periode van 1 april tot en met 30 september 2007 gedane uitgaven en behaalde resultaten; de bewijsstukken ter staving van de uitgaven moeten ten minste de in bijlage III vermelde gegevens bevatten; |
d) |
het onderzoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd. |
2. Op verzoek van Bulgarije of van Roemenië kan een voorschot van 50 % van het in bijlage II bedoelde totale bedrag worden betaald.
3. Bij niet-naleving van de in lid 1, onder c), bedoelde termijn wordt de te betalen financiële bijdrage van de Gemeenschap progressief verminderd met 25 % van het totale bedrag op 15 november 2007, 50 % op 1 december 2007 en 100 % op 15 december 2007.
Artikel 6
Omrekeningskoers voor de uitgaven
Om redenen van administratieve doelmatigheid moeten alle voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap gedeclareerde uitgaven in euro worden uitgedrukt. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1913/2006 van de Commissie van 20 december 2006 houdende bepalingen voor de toepassing van het agromonetaire stelsel voor de euro in de landbouwsector en tot wijziging van bepaalde verordeningen (5) moet de omrekening van de uitgaven in een andere valuta dan de euro geschieden tegen de meest recente koers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór de eerste dag van de maand waarin de aanvraag door de betrokken lidstaat wordt ingediend.
Artikel 7
Toepassing
Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 april 2007.
Artikel 8
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot de Republiek Bulgarije en tot Roemenië.
Gedaan te Brussel, 30 maart 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad.
(3) PB L 275 van 6.10.2006, blz. 51.
(4) PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.
(5) PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52.
BIJLAGE I
Technische specificaties overeenkomstig artikel 2
1. Steekproefkader
Een minimumaantal varkens die gedurende ten minste de voorgaande drie maanden in de lidstaat zijn gehouden, wordt als volgt aselect bemonsterd:
|
Bulgarije: 192 |
|
Roemenië: 300 |
Bulgarije en Roemenië nemen een 10 % extra aantal monsters, die worden geanalyseerd als sommige monsters om diverse redenen van de studie worden uitgesloten.
De monsters worden gestratificeerd per slachthuis dat deelneemt, in verhouding tot de capaciteit van het slachthuis. Beide lidstaten rangschikken alle slachthuizen overeenkomstig het aantal mestvarkens die zij in het voorgaande jaar hebben geslacht. Aldus gaan die lidstaten na welke installaties samen goed waren voor ten minste 80 % van alle geslachte mestvarkens.
Het totale aantal varkens en karkassen dat moet worden bemonsterd in elk slachthuis dat aan de studie deelneemt, wordt geschat door de monstergrootte (bijvoorbeeld 2 400) te vermenigvuldigen met het aandeel in het voorgaande jaar verwerkte mestvarkens. Als een slachthuis goed was voor 25 % van de in de geselecteerde slachthuizen (die welke ten minste 80 % van alle in de lidstaat geslachte mestvarkens vertegenwoordigen) geslachte mestvarkens, worden bijvoorbeeld (2 400 × 0,25) 600 varkens bemonsterd. Deze moeten gelijkelijk worden verdeeld, zodat over een periode van twaalf maanden elke maand 50 varkens worden bemonsterd. Een ander voorbeeld wordt gegeven in tabel 1.
Als een slachthuis niet langer in bedrijf is, als een nieuwe installatie in gebruik is genomen of als tijdens het onderzoek een belangrijke verandering in de capaciteit van de installatie te verwachten valt, wordt de geschatte capaciteit echter dienovereenkomstig aangepast.
Tabel 1
Weging van slachthuizen voor de bepaling van het aantal in elk slachthuis te bemonsteren mestvarkens; berekening van de bemonsterde dieren per slachthuis.
Slachthuis-ID |
Aantal in het voorgaande jaar verwerkte mestvarkens |
Percentage van het totale aantal in de studie opgenomen geslachte dieren |
Aantal monsters per slachthuis |
Monsters per maand (/12) |
AXD |
88 000 |
17,6 |
0,176 × 2 400 = 422,4 |
422,4 : 12 = 36 |
SVH |
25 000 |
5,0 |
||
TPB |
75 000 |
15,0 |
||
MLG |
100 000 |
20,0 |
||
GHT |
212 000 |
42,4 |
||
Totaal |
500 000 (1) |
100,0 |
|
|
Voor elk slachthuis wordt elke maand een getal tussen 1 en 31 aselect geselecteerd. Als het aselect geselecteerde getal voor die maand een slachtdag is, wordt die dag voor bemonstering geselecteerd. Zo niet, wordt een nieuw getal aselect geselecteerd. Dit proces vindt één keer per maand plaats en wordt zoveel keren herhaald als er in het slachthuis monsters moeten worden genomen. In slachthuis AXD wordt het proces bijvoorbeeld ten minste 36 keer herhaald om ten minste 36 werkdagen aselect te selecteren. Het is bijgevolg mogelijk dat op dezelfde dag meer dan één karkas wordt bemonsterd.
Aangezien het aantal op een bepaalde dag geslachte dieren enorm kan verschillen, vindt de aselecte selectie van het afzonderlijke dier in het slachthuis plaats op de aselect voor de bemonstering geselecteerde dag. Op die dag moet het totale aantal dieren bekend zijn en het personeel van het slachthuis selecteert dan aselect een of meer karkassen aan de hand van een verstrekt randomiseringsblad dat is gegenereerd onder gebruikmaking van een maximum dat hoger is dan het hoogst mogelijke aantal op een willekeurige dag in enig slachthuis in de lidstaat geslachte mestvarkens.
Een randomiseringstabel kan er dan uitzien als die in tabel 2.
Tabel 2
Randomiseringstabel.
Slachthuis |
Dag van de maand |
Identiteit van het karkas (2) |
AXD |
19 |
5 |
4 |
2 |
|
12 |
124 |
|
12 |
2 |
|
8 |
59 |
De volgende dieren/karkassen worden van het basisonderzoek uitgesloten:
— |
dieren met een levend gewicht van minder dan 50 kg of meer dan 170 kg, |
— |
dieren die een noodslachting hebben ondergaan, |
— |
volledig afgekeurde karkassen. |
2. Monsters
2.1. Bemonstering in het algemeen
— |
Alle ileocaecale lymfeklieren of ten minste vijf afzonderlijke lymfeklieren van alle geselecteerde varkens worden verzameld. Zo mogelijk wordt ten minste 25 g lymfeklieren zonder vet of bindweefsel verzameld. |
— |
In het slachthuis worden gegevens bewaard over de datum en het tijdstip van de monsterneming van elk monster en de datum en het tijdstip van inontvangstneming van het monster door de koerierdienst, onder vermelding van de naam daarvan. |
2.2. Bijzonderheden over de bemonstering van ileocaecale lymfeklieren
Het mesenterium tussen het caecum en het gedeelte van het ileum dat het dichtst bij het caecum ligt, wordt opengetrokken zodat de ileocaecale lymfeklieren aan het oppervlak van het opengetrokken gebied zichtbaar worden. Ingeval afzonderlijke klieren worden verzameld, worden zij zonder een mes, maar met handschoenen aan, uit het aldus geopende mesenterium verwijderd. De afzonderlijke lymfeklieren of alle lymfeklieren tezamen worden in een plastic zak gedaan, waarop datum, tijdstip, identificatie van het slachthuis en identificatiecode van het monster worden vermeld.
3. Vervoer
De monsters worden binnen 36 uur per expresse of per koerierdienst verstuurd en het laboratorium moet deze uiterlijk 72 uur na de bemonstering ontvangen. Monsters die meer dan 72 uur na de bemonstering in het laboratorium aankomen, worden weggegooid, tenzij binnen 96 uur na de bemonstering met de analyse wordt begonnen en de koudeketen niet is onderbroken.
4. Analyse en serotypering van de monsters
De analyse en de serotypering van de monsters vinden plaats in het nationale referentielaboratorium (NRL). Indien het nationale referentielaboratorium niet over de capaciteit beschikt om alle analysen te verrichten, of indien het referentielaboratorium niet het laboratorium is dat gewoonlijk de testen uitvoert, kunnen de bevoegde autoriteiten besluiten een beperkt aantal andere laboratoria die betrokken zijn bij het officiële toezicht op salmonella voor het verrichten van de analysen aan te wijzen.
Die laboratoria moeten over bewezen ervaring beschikken in het gebruik van de vereiste detectiemethode, een kwaliteitsborgingssysteem toepassen overeenkomstig ISO-norm 17025 en onder toezicht van het nationale referentielaboratorium staan.
In het laboratorium worden de monsters koel bewaard tot het bacteriologische onderzoek, dat moet worden uitgevoerd binnen 24 uur na ontvangst zodat met de analyse uiterlijk 96 uur na het tijdstip van de verzameling van de monsters wordt begonnen.
4.1. Monstervoorbehandeling
Het oppervlak van de lymfeklieren wordt vóór de analyse ontsmet door ze in absolute alcohol onder te dompelen en daarna aan de lucht te laten drogen.
Alle lymfeklieren worden samengevoegd en in een plastic zak gedaan, waarna met een hamer of een soortgelijk middel op de plastic zak wordt geslagen zodat de lymfeklieren worden fijngemaakt.
De gehomogeniseerde lymfeklieren worden gewogen en in een steriele container met voorverwarmd gebufferd peptonwater (BPW) in een verdunning van 1:10 geplaatst. De containers worden gedurende in totaal (18 ± 2) uur bij een temperatuur van (37 ± 1) °C geïncubeerd.
4.2. Detectiemethode
De gebruikte methode is de door het communautaire referentielaboratorium (CRL) voor salmonella in Bilthoven, Nederland, aanbevolen methode.
Die methode wordt beschreven in de meest recente versie van het ontwerp van bijlage D bij ISO 6579:2002: „Detection of Salmonella spp. in animal faeces and in samples of the primary production stage”. Bij deze methode wordt het gemodificeerde semisolide Rappaport-Vassiliadis-medium (MSRV) gebruikt als het enige selectieve ophopingsmedium.
4.3. Serotypering
Alle geïsoleerde en als Salmonella spp. bevestigde stammen worden geserotypeerd volgens het Kaufmann-White-schema.
Voor de kwaliteitsborging worden 16 typeerbare stammen en 16 niet-typeerbare isolaten naar het CRL gestuurd. Als minder stammen zijn geïsoleerd, worden alle stammen naar het CRL gestuurd.
4.4. Faagtypering
Als een faagtypering van isolaten van Salmonella serovar Typhimurium en Salmonella serovar Enteritidis wordt uitgevoerd (optioneel), wordt gebruikgemaakt van de methoden die zijn beschreven door het WHO reference centre for phage typing of Salmonella van de Health Protection Agency (HPA), Colindale, UK.
4.5. Testen op antimicrobiële gevoeligheid
Voor de uitvoering van testen op antimicrobiële gevoeligheid (optioneel) wordt gebruikgemaakt van een gevalideerde en gecontroleerde testmethode, zoals die welke worden aanbevolen door het National Committee for Clinical Laboratory Standards (NCCLS, sinds 1 januari 2005: „Clinical and Laboratory Standards Institute” — CLSI).
Zowel agardiffusie- als bouillondilutiemethoden komen daarvoor in aanmerking. De resultaten worden meegedeeld in de vorm van zowel kwantitatieve gegevens (MIC voor dilutiemethoden en inhibitiezonediameter voor diffusiemethoden) als kwalitatieve gegevens (aandeel resistente isolaten).
De kwalitatieve gegevens worden gebaseerd op de interpretatie volgens de epidemiologische cut-offwaarden zoals beschreven door het Europees Comité voor testen op antimicrobiële resistentie (EUCAST) op: http://www.eucast.org
De isolaten worden getest op gevoeligheid voor de onderstaande antimicrobiële stoffen:
— |
ampicilline of amoxicilline, |
— |
tetracycline, |
— |
chlooramfenicol, |
— |
florfenicol, |
— |
nalidixinezuur, |
— |
ciprofloxacin (bij voorkeur) of enrofloxacin, |
— |
sulfonamide (bij voorkeur sulfametoxazol), |
— |
sulfonamide/trimethoprim of trimethoprim, |
— |
gentamicine, |
— |
streptomycine, |
— |
kanamycine (bij voorkeur) of neomycine, |
— |
derde generatie-cefalosporine (bij voorkeur cefotaxime), |
— |
colistine (optioneel). |
Vóór de aanvang van de studie organiseren beide lidstaten een opleiding voor de betrokken partijen.
5. Gegevens over bacteriologisch onderzoek en opslag van monsters
De gegevens over het bacteriologische onderzoek worden voor alle monsters bewaard in een formaat volgens het voorbeeld in tabel 3 of een vergelijkbaar formaat.
Alle geïsoleerde stammen worden opgeslagen bij de nationale referentielaboratoria van beide lidstaten, zolang de integriteit van de stammen is gewaarborgd (minimaal vijf jaar).
Alle monsters van vleessap voor serologisch onderzoek worden gedurende twee jaar bevroren opgeslagen.
Tabel 3
Voorbeeld van te bewaren gegevens over alle verwerkte monsters.
Monster |
Ontvangst |
Analyse |
||||||||||
Monster-ID + type |
Slachthuis-ID |
Naam |
Datum |
Tijdstip |
Naam |
Datum |
Tijdstip |
Pos. of neg. |
Serovar |
Faagtype |
Antibiogram |
Opslag-ID |
1 S |
EU012 |
PW |
3-10-06 |
12:00 |
AB |
3-10 |
14:00 |
Neg |
|
|
|
|
2 L |
EU023 |
PW |
4-10 |
12:30 |
AB |
4-10 |
14:00 |
Pos |
Typh |
DT104 |
ASTSu |
(IDnr) |
3 L |
EU083 |
PW |
8-10 |
16:30 |
AB |
9-10 |
9:00 |
Pos |
Agona |
n.v.t. |
ASTE |
(IDnr) |
Enz. |
6. Verslagen van Bulgarije en Roemenië
De bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de opstelling van het jaarlijkse nationale verslag over de monitoring van salmonella bij dieren overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2003/99/EG verzamelt en evalueert de resultaten en brengt verslag uit bij de Commissie.
Die verslagen moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
6.1. Algemene beschrijving van de uitvoering van het onderzoekprogramma
— |
beschrijving van de bestudeerde populatie, gestratificeerd volgens de capaciteit van de slachthuizen, |
— |
beschrijving van de aselecte procedure, inclusief kennisgevingssysteem, |
— |
berekende monstergrootte, |
— |
bijzonderheden over de autoriteiten en laboratoria die betrokken zijn bij de bemonstering/testen/typering, |
— |
algemene resultaten van de studie (aan bacteriologische onderzoeken onderworpen monsters, aantal positieve gevallen, serovar-, faagtype- en antibioticaresistentietesten). |
6.2. Volledige gegevens over elk bemonsterd dier en overeenkomstige testresultaten
De lidstaten leggen de resultaten van het onderzoek voor in de vorm van ruwe gegevens onder gebruikmaking van een door de Commissie verstrekte data dictionary en gegevensverzamelingsformulieren.
Die „dictionary” en die formulieren worden door de Commissie vastgesteld en omvatten ten minste het volgende:
— |
referentie van het slachthuis, |
— |
capaciteit van het slachthuis, |
— |
datum en tijdstip van de bemonstering, |
— |
referentie van de monsters (het nummer), |
— |
type genomen monsters: lymfeklieren, |
— |
datum van verzending naar het laboratorium. |
De volgende informatie wordt in de lidstaten verzameld voor elk monster dat naar het laboratorium wordt gestuurd:
— |
ID van het laboratorium (wanneer meerdere laboratoria bij het onderzoek betrokken zijn), |
— |
vervoermiddel van de monsters, |
— |
datum van ontvangst door het laboratorium, |
— |
voor lymfeklierentest, gewicht van het specimen, |
— |
resultaat voor de geteste afzonderlijke monsters: „negatief” of ingeval positief voor Salmonella spp., ook de resultaten van de serotypering „Salmonella serovar” of „niet-typeerbaar”, |
— |
resultaten voor stammen die op antimicrobiële gevoeligheid worden getest en/of resultaten van faagtypering. |
(1) Dit aantal moet ten minste 80 % van de in een lidstaat geslachte mestvarkens vertegenwoordigen.
(2) Het vijfde te verwerken karkas op de 19e dag van die maand moet voor het onderzoek worden bemonsterd.
BIJLAGE II
Maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap aan Bulgarije en Roemenië
(in EUR) |
|
Lidstaat |
Bedrag |
Bulgarije |
4 992 |
Roemenië |
7 800 |
BIJLAGE III
Gefiatteerd financieel verslag over de uitvoering van een basisonderzoek naar de prevalentie van Salmonella spp. bij beslagen slachtvarkens
Verslagperiode: 1 april tot en met 30 september 2007
Verklaring betreffende uitgaven die voor het onderzoek zijn verricht en voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking komen
Referentienummer van de beschikking van de Commissie tot vaststelling van de financiële bijdrage: …
…
Uitgaven in verband met |
Aantal testen |
Totale uitgaven voor testen tijdens de verslagperiode (in nationale valuta) |
Bacteriologische test op Salmonella spp. |
|
|
Serotypering van salmonella-isolaten |
|
|
Verklaring van de begunstigde
Wij verklaren dat:
— |
de in de verklaring betreffende de uitgaven vermelde uitgaven daadwerkelijk zijn gedaan en betrekking hebben op de in Beschikking 2007/219/EG van de Commissie vastgestelde taken en dat zij essentieel waren voor de goede uitvoering van die taken; |
— |
alle bewijsstukken met betrekking tot die uitgaven beschikbaar zijn voor auditdoeleinden. |
Datum: …
Naam van de persoon die financieel verantwoordelijk is: …
Handtekening: …
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/50 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2007
tot wijziging van Beschikking 2003/250/EG wat betreft de verlenging van de duur van de tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit de Republiek Zuid-Afrika
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1454)
(2007/220/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 15, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2000/29/EG mogen voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen, met uitzondering van de mediterrane landen, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en de continentale staten van de Verenigde Staten van Amerika, in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht. Krachtens die richtlijn kan evenwel van deze regel worden afgeweken als vaststaat dat er geen gevaar is voor verspreiding van schadelijke organismen. |
(2) |
Bij Beschikking 2003/250/EG van de Commissie (2) worden de lidstaten gemachtigd om voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit de Republiek Zuid-Afrika, tijdelijk af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG. |
(3) |
De omstandigheden op grond waarvan de machtiging tot afwijking is verleend, zijn nog niet veranderd en er is geen nieuwe informatie op grond waarvan de specifieke voorwaarden zouden moeten worden herzien. |
(4) |
Daarom moeten de lidstaten worden gemachtigd onder specifieke voorwaarden het binnenbrengen van dergelijke planten op hun grondgebied voor een beperkte periode toe te staan. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In artikel 1, tweede alinea, van Beschikking 2003/250/EG worden de volgende punten e) tot en met h) toegevoegd:
„e) |
1 juni 2007 tot en met 30 september 2007; |
f) |
1 juni 2008 tot en met 30 september 2008; |
g) |
1 juni 2009 tot en met 30 september 2009; |
h) |
1 juni 2010 tot en met 30 september 2010.”. |
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 4 april 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/35/EG van de Commissie (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 9).
(2) PB L 93 van 10.4.2003, blz. 36.
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/51 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2007
tot wijziging van Beschikking 2003/249/EG wat betreft de verlenging van de duur van de tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Chili
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1455)
(2007/221/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 15, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2000/29/EG mogen voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen, met uitzondering van de mediterrane landen, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en de continentale staten van de Verenigde Staten van Amerika, in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht. Krachtens die richtlijn kan evenwel van deze regel worden afgeweken als vaststaat dat er geen gevaar is voor verspreiding van schadelijke organismen. |
(2) |
Bij Beschikking 2003/249/EG van de Commissie (2) worden de lidstaten gemachtigd om voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Chili, tijdelijk af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG. |
(3) |
De omstandigheden op grond waarvan de machtiging tot afwijking is verleend, zijn nog niet veranderd en er is geen nieuwe informatie op grond waarvan de specifieke voorwaarden zouden moeten worden herzien. |
(4) |
Daarom moeten de lidstaten worden gemachtigd onder specifieke voorwaarden het binnenbrengen van dergelijke planten op hun grondgebied voor een beperkte periode toe te staan. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Aan artikel 1, tweede alinea, van Beschikking 2003/249/EG worden de volgende punten e) tot en met h) toegevoegd:
„e) |
1 juni 2007 tot en met 30 september 2007; |
f) |
1 juni 2008 tot en met 30 september 2008; |
g) |
1 juni 2009 tot en met 30 september 2009; |
h) |
1 juni 2010 tot en met 30 september 2010.”. |
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 4 april 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/35/EG van de Commissie (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 9).
(2) PB L 93 van 10.4.2003, blz. 32.
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/52 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2007
waarbij de Regionale Adviesraad voor de Zuidwestelijke wateren in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid operationeel wordt verklaard
(2007/222/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Besluit 2004/585/EG van de Raad van 19 juli 2004 tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 3, lid 3,
Gelet op de aanbeveling die Frankrijk op 9 februari 2007 namens België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) en Besluit 2004/585/EG is het kader vastgesteld voor de oprichting en de werking van regionale adviesraden. |
(2) |
Bij artikel 2 van Besluit 2004/585/EG wordt een regionale adviesraad opgericht voor de Zuidwestelijke wateren in de ICES-deelgebieden VIII, IX en X (wateren rond de Azoren) en de CECAF-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden) (3). |
(3) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Besluit 2004/585/EG hebben vertegenwoordigers van de visserijsector en andere belangengroepen bij België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal een verzoek ingediend met betrekking tot de werking van die regionale adviesraad. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Besluit 2004/585/EG hebben de betrokken lidstaten bepaald dat het verzoek betreffende de regionale adviesraad voor de Zuidwestelijke wateren met de bepalingen van dat besluit in overeenstemming was. Op 9 februari 2007 hebben de betrokken lidstaten een aanbeveling betreffende de regionale adviesraad ingediend bij de Commissie. |
(5) |
De Commissie heeft de aanvraag van de belanghebbenden en de aanbeveling beoordeeld in het licht van Besluit 2004/585/EG en van de doelstellingen en beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zij is van oordeel dat de regionale adviesraad voor de Zuidwestelijke wateren operationeel kan worden, |
BESLUIT:
Enig artikel
De Regionale Adviesraad voor de Zuidwestelijke wateren, opgericht bij artikel 2, lid 1, onder e), van Besluit 2004/585/EG, is operationeel met ingang van 9 april 2007.
Gedaan te Brussel, 4 april 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 3.8.2004, blz. 17.
(2) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(3) Zoals omschreven in Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad (PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1).
5.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 95/53 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2007
betreffende de door Bulgarije op grond van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad voorgelegde inventaris van het wijnproductiepotentieel
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1469)
(Slechts de tekst in de Bulgaarse taal is authentiek)
(2007/223/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 23, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1493/1999 dient de betrokken lidstaat een inventaris van het wijnproductiepotentieel op te stellen om aanspraak te kunnen maken op de toename van aanplantrechten en op herstructurerings- en omschakelingssteun. Deze inventaris moet worden opgesteld met inachtneming van artikel 16 van voornoemde verordening. |
(2) |
In artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1227/2000 van de Commissie van 31 mei 2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, inzonderheid met betrekking tot het productiepotentieel (2) is bepaald welke gegevens in de inventaris moeten worden opgenomen. |
(3) |
Bulgarije heeft de Commissie bij brieven van 10 en 17 januari 2007 de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1227/2000 bedoelde informatie verstrekt. Uit onderzoek van deze informatie blijkt dat Bulgarije de inventaris inderdaad heeft opgesteld. |
(4) |
Deze beschikking houdt niet in dat de Commissie de juistheid van de in de inventaris opgenomen gegevens erkent of dat de in de inventaris genoemde wettelijke bepalingen in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht. Deze beschikking loopt niet vooruit op een mogelijk later besluit van de Commissie over deze punten. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De Commissie stelt vast dat Bulgarije de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde inventaris van het wijnproductiepotentieel heeft opgesteld.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Republiek Bulgarije.
Gedaan te Brussel, 4 april 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 143 van 16.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1460/2006 (PB L 272 van 3.10.2006, blz. 9).