ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 55

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
1 maart 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 342/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 343/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

3

 

 

Verordening (EG) nr. 344/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

5

 

 

Verordening (EG) nr. 345/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot wijziging van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

7

 

 

Verordening (EG) nr. 346/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen

9

 

 

Verordening (EG) nr. 347/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van de productierestitutie voor olijfolie die wordt gebruikt voor de vervaardiging van bepaalde conserven

10

 

*

Verordening (EG) nr. 348/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 174/1999 met betrekking tot de geldigheidsduur van uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie in de sector melk en zuivelproducten

11

 

*

Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten

12

 

 

Verordening (EG) nr. 350/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 houdende opening van een inschrijving voor de toekenning van uitvoercertificaten van het A3-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen)

26

 

 

Verordening (EG) nr. 351/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van de communautaire producenten- en invoerprijzen voor anjers en rozen met het oog op de toepassing van de invoerregeling voor bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook

29

 

 

Verordening (EG) nr. 352/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van de productierestitutie voor in de chemische industrie gebruikte witte suiker voor de periode van 1 tot en met 31 maart 2005

31

 

 

Verordening (EG) nr. 353/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 maart 2005

32

 

*

Richtlijn 2005/13/EG van de Commissie van 21 februari 2005 tot wijziging van Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers, en tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers ( 1 )

35

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2005/165/EG:Besluit van de Raad van 17 februari 2005 houdende benoeming van twee Belgische leden en een Belgische plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s

55

 

 

Commissie

 

*

2005/166/EG:Beschikking van de Commissie van 10 februari 2005 tot vaststelling van regels voor de uitvoering van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 247)

57

 

*

2005/167/EG:Besluit van de Commissie van 28 februari 2005 betreffende de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de publicatie in de vorm van een cd-rom van het verslag van de Global Conference on Animal Welfare van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten, gehouden in februari 2004

92

 

*

2005/168/EG:Besluit nr. 1/2003 van het Associatiecomité van de SPS-overeenkomst EU-Chili, genoemd Gemengd Comité van beheer, van 24 oktober 2003 betreffende het reglement van orde van het Associatiecomité van de SPS-overeenkomst EU-Chili, genoemd Gemengd Comité van beheer (hierna GCB genoemd)

93

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/1


VERORDENING (EG) Nr. 342/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

113,3

204

63,7

212

157,6

624

152,4

999

121,8

0707 00 05

052

173,3

068

152,0

204

116,1

220

230,6

999

168,0

0709 10 00

220

36,6

999

36,6

0709 90 70

052

176,0

204

166,7

999

171,4

0805 10 20

052

51,9

204

48,7

212

51,5

220

42,3

421

41,3

624

63,8

999

49,9

0805 50 10

052

52,6

999

52,6

0808 10 80

400

113,1

404

96,0

512

104,8

524

56,8

528

87,2

720

56,4

999

85,7

0808 20 50

388

76,0

400

95,2

512

49,0

528

65,3

999

71,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/3


VERORDENING (EG) Nr. 343/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor mout moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(6)

Bij toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, moet de restitutie op de in de bijlage vermelde bedragen worden vastgesteld.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1107 10 19 9000

A00

EUR/t

0,00

1107 10 99 9000

A00

EUR/t

0,00

1107 20 00 9000

A00

EUR/t

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/5


VERORDENING (EG) Nr. 344/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen (2), kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 1766/92 (3) bedoelde mout. Het correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen.

(3)

Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde correctiebedrag dat van toepassing is op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).

(3)  PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1104/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 1).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

(EUR/t)

Productcode

Bestemming

Lopend

3

1e term.

4

2e term.

5

3e term.

6

4e term.

7

5e term.

8

1107 10 11 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 19 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 91 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 99 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 20 00 9000

A00

0

0

0

0

0

0


(EUR/t)

Productcode

Bestemming

6e term.

9

7e term.

10

8e term.

11

9e term.

12

10e term.

1

11e term.

2

1107 10 11 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 19 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 91 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 99 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 20 00 9000

A00

0

0

0

0

0

0


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/7


VERORDENING (EG) Nr. 345/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot wijziging van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het correctiebedrag, van toepassing op de restitutie voor granen, werd vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 333/2005 van de Commissie (2).

(2)

Gezien de cif-prijzen en de cif-prijzen op termijn van heden, daarbij rekening houdende met de verwachte ontwikkeling van de markt, is het nodig het geldende correctiebedrag, toepasselijk op de restitutie voor granen, te wijzigen.

(3)

Het correctiebedrag moet volgens dezelfde procedure als de restitutie worden vastgesteld. Het kan tussentijds worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het correctiebedrag, van toepassing op de vooraf vastgestelde restituties voor de uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EEG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, uitgezonderd mout, wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 53 van 26.2.2005, blz. 18.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

(in EUR/t)

Productcode

Bestemming

Lopend

3

1e term.

4

2e term.

5

3e term.

6

4e term.

7

5e term.

8

6e term.

9

1001 10 00 9200

1001 10 00 9400

A00

0

0

0

0

0

1001 90 91 9000

1001 90 99 9000

C01

0

– 0,46

– 0,92

– 0,92

– 10,00

1002 00 00 9000

A00

0

0

0

0

0

1003 00 10 9000

1003 00 90 9000

C02

0

– 0,46

– 0,92

– 0,92

– 20,00

1004 00 00 9200

1004 00 00 9400

C03

0

– 0,46

– 0,92

– 0,92

– 40,00

1005 10 90 9000

1005 90 00 9000

A00

0

0

0

0

0

1007 00 90 9000

1008 20 00 9000

1101 00 11 9000

1101 00 15 9100

C01

0

– 0,63

– 1,26

– 1,26

– 15,00

1101 00 15 9130

C01

0

– 0,59

– 1,18

– 1,18

– 15,00

1101 00 15 9150

C01

0

– 0,54

– 1,09

– 1,09

– 15,00

1101 00 15 9170

C01

0

– 0,50

– 1,00

– 1,00

– 15,00

1101 00 15 9180

C01

0

– 0,47

– 0,94

– 0,94

– 15,00

1101 00 15 9190

1101 00 90 9000

1102 10 00 9500

A00

0

0

0

0

0

1102 10 00 9700

A00

0

0

0

0

0

1102 10 00 9900

1103 11 10 9200

A00

0

0

0

0

0

1103 11 10 9400

A00

0

0

0

0

0

1103 11 10 9900

1103 11 90 9200

A00

0

0

0

0

0

1103 11 90 9800

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

C01

:

Alle derde landen met nitzondering van Albanië, Bulgarije, Roemanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.

C02

:

Algerije, Saoedi Arabië, Bahrein, Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, Iran, Irak, Israel, Jordanië, Koeweit, Libanon, Libië, Marokko, Mauritanië, Oman, Qatar, Syrië, Tunesië en Jemen.

C03

:

Alle derde landen met uitzondering van Bulgarije, Noorwegen, Roemenië, Zwitserland en Liechenstein.


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/9


VERORDENING (EG) Nr. 346/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1050/2001 van de Raad (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie (2), en met name op artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt op gezette tijden een wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald, rekening houdende met de historische verhouding tussen de in aanmerking genomen wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen en de berekende prijs voor niet-geëgreneerde katoen. Deze historische verhouding is vastgesteld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1591/2001 van de Commissie van 2 augustus 2001, houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen (3). Als de wereldmarktprijs niet op die wijze kan worden bepaald, wordt hij bepaald op basis van de laatst vastgestelde prijs.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald voor een product met bepaalde kenmerken, waarbij rekening wordt gehouden met de gunstigste, voor de werkelijke markttendens representatief geachte aanbiedingen en noteringen. Om deze prijs te bepalen, wordt het gemiddelde berekend van de aanbiedingen en noteringen op één of meer Europese beurzen voor in een haven van Noord-Europa cif-geleverde producten uit de verschillende, voor de internationale handel als meest representatief beschouwde productielanden. Evenwel is bepaald dat deze criteria voor het bepalen van de wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen worden aangepast, om rekening te houden met de verschillen op grond van de kwaliteit van het geleverde product en de aard van de aanbiedingen en noteringen. In artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr 1591/2001 is bepaald welke aanpassingen kunnen plaatsvinden.

(3)

Op grond van bovenbedoelde criteria moet de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen op het hieronder aangegeven niveau worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen wordt vastgesteld op 19,129 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 148 van 1.6.2001, blz. 1.

(2)  PB L 148 van 1.6.2001, blz. 3.

(3)  PB L 210 van 3.8.2001, blz. 10. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1486/2002 (PB L 223 van 20.8.2002, blz. 3).


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/10


VERORDENING (EG) Nr. 347/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot vaststelling van de productierestitutie voor olijfolie die wordt gebruikt voor de vervaardiging van bepaalde conserven

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1), en met name op artikel 20 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 20 bis van Verordening nr. 136/66/EEG is bepaald dat een productierestitutie wordt verleend voor olijfolie die wordt gebruikt voor de vervaardiging van bepaalde conserven. Krachtens artikel 20 bis, lid 6, en onverminderd het bepaalde in lid 3 daarvan, wordt het bedrag van deze restitutie om de twee maanden door de Commissie vastgesteld.

(2)

Volgens artikel 20 bis, lid 2, van voornoemde verordening wordt de restitutie vastgesteld op basis van het verschil tussen de prijzen op de wereldmarkt en die op de markt van de Gemeenschap, waarbij rekening wordt gehouden met de invoerbelasting voor olijfolie, van GN-code 1509 90 00 en de factoren die in aanmerking zijn genomen bij de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bovenbedoelde olijfolie tijdens een referentieperiode. Het is dienstig de periode van twee maanden die onmiddellijk voorafgaat aan de periode waarin de productierestitutie wordt toegekend als referentieperiode aan te merken.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria leidt tot het vaststellen van de restitutie zoals hieronder aangegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de maanden maart en april 2005 bedraagt de in artikel 20 bis, lid 2, van Verordening nr. 136/66/EEG bedoelde productierestitutie 44,00 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97).


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/11


VERORDENING (EG) Nr. 348/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 174/1999 met betrekking tot de geldigheidsduur van uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 6 van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (2) is de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten vastgesteld.

(2)

De verlaging van de interventieprijzen voor boter en mageremelkpoeder met ingang van 1 juli 2005 zal waarschijnlijk resulteren in lagere marktprijzen voor zuivelproducten in het melkprijsjaar 2005/2006.

(3)

Om onnodige uitgaven ten laste van de begroting van de Gemeenschap te vermijden en speculatie bij de toepassing van de uitvoerrestitutieregeling in de zuivelsector te voorkomen, moet als voorzorgsmaatregel worden bepaald dat de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie afloopt op 30 juni 2005.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 174/1999 loopt de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie voor de onder a) tot en met d) van dat artikel bedoelde producten, waarvoor de aanvragen worden ingediend met ingang van de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening, af op 30 juni 2005.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/12


VERORDENING (EG) Nr. 349/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De artikelen 3, 4, 6 en 11 van Beschikking 90/424/EEG van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (2) bepalen dat de lidstaten met inachtneming van bepaalde regels in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van ziekten in situaties die in die artikelen worden genoemd.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 3, en artikel 11, lid 5, van Beschikking 90/424/EG dienen in besluiten ten aanzien van deze financiële bijdrage de in aanmerking komende uitgaven te worden vastgesteld; de artikelen 4 en 11 verwijzen naar de met name procedurele bepalingen van artikel 3.

(3)

Artikel 40bis van Beschikking 90/424/EEG schrijft voor, dat de op grond van die beschikking te financieren uitgaven rechtstreeks worden beheerd door de Commissie, overeenkomstig artikel 148 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3).

(4)

Verordening (EG) nr. 1258/1999 bevat echter geen voorschriften inzake het beheer van deze kredieten. Voorts legt Beschikking 90/424/EEG de voorwaarden voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap vast. Deze voorwaarden moeten worden verduidelijkt.

(5)

Met het oog op de vereenvoudiging en doorzichtigheid van het financiële beheer van deze kredieten, de waarborging van een gelijke behandeling van de lidstaten en het voorkomen van overwaardering van voor schadeloosstelling in aanmerking komende dieren of producten, lijkt het raadzaam voor duidelijkheid te zorgen en regels voor de door de lidstaten ingediende verzoeken om vergoeding vast te leggen, met name met betrekking tot de termijn voor betaling aan de eigenaar van de dieren of producten en de voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking komende bedragen.

(6)

Ter verzekering van een degelijk financieel beheer, dienen de gegevens betreffende de aanpak van de ziekte, en met name regelmatige ramingen van de door de lidstaten gemaakte kosten, snel beschikbaar te zijn.

(7)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 worden veterinaire en fytosanitaire maatregelen die volgens de communautaire voorschriften worden uitgevoerd, gefinancierd uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw. Met betrekking tot de financiële controle gelden de artikelen 8 en 9 van de genoemde verordening.

(8)

Gezien de bijzondere kenmerken van het fokken van paardachtigen en de gevolgen daarvan voor de aanpak van de voor hen specifieke ziekten, moeten paardachtigen, onverminderd Beschikking 90/424/EEG, van het toepassingsgebied van de onderhavige verordening worden uitgezonderd.

(9)

Het is noodzakelijk de omrekeningskoers van verzoeken om vergoeding vast te stellen die zijn ingediend in nationale valuta in de zin van artikel 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (4).

(10)

De procedures voor de uitvoering van onderzoeken moeten worden vastgelegd.

(11)

De Commissie dient, indien de lidstaten hiertoe gegronde redenen aanvoeren, over de mogelijkheid te beschikken de in deze verordening vastgestelde termijnen en verminderingen van de in aanmerking komende uitgaven te wijzigen, met name wat de aanpassing betreft van bestuursrechtelijke bepalingen aan de eisen van de onderhavige verordening.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op de financiële bijdragen van de Gemeenschap die de lidstaten ontvangen voor de in de artikelen 3 tot en met 5 van deze verordening vastgestelde in aanmerking komende uitgaven voor maatregelen ter uitroeiing van ziekten, in de situaties die zijn bedoeld in artikel 3, lid 1, van Beschikking 90/424/EEG, met uitzondering van ziekten van paardachtigen, alsmede in artikel 4, leden 1 en 2, artikel 6, lid 2, en artikel 11, lid 1, van die beschikking.

2.   Ongeacht de vaststelling van aanvullende criteria om in aanmerking te komen, die bij de in artikel 3, lid 4, artikel 6, leden 2 en 3, en artikel 11, lid 4, van Beschikking 90/424/EEG bedoelde besluiten (hierna „specifieke besluiten” genoemd) kunnen worden vastgesteld, kan deze verordening in het kader van de genoemde besluiten ook worden toegepast op de financiering van andere maatregelen, dan die bedoeld in lid 1 van dit artikel, en met name op:

a)

de in artikel 11, lid 4, onder a), v), van Beschikking 90/424/EEG bedoelde schadeloosstelling in het geval van inenting en

b)

de operationele uitgaven voor de in artikel 3, lid 2 bis, en in artikel 6, lid 2, van Beschikking 90/424/EEG bedoelde maatregelen.

3.   Deze verordening doet geen afbreuk aan het beginsel dat alleen uitgaven van de lidstaten die met de communautaire voorschriften in overeenstemming zijn, voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking komen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„onmiddellijke en passende schadeloosstelling”: de betaling binnen 90 dagen na het doden van de dieren van een vergoeding die overeenkomt met de marktprijs van de dieren;

b)

„marktprijs”: de prijs die de eigenaar onder normale omstandigheden afhankelijk van de conditie, de kwaliteit en de leeftijd van het dier onmiddellijk voordat het werd besmet of gedood ervoor had kunnen ontvangen;

c)

„redelijke uitgaven”: de uitgaven voor de aankoop van materiaal of diensten tegen prijzen die niet onevenredig zijn ten opzichte van de marktprijs vóór de vaststelling van de ziekte;

d)

„noodzakelijke uitgaven”: uitgaven voor de aankoop van materiaal of diensten als bedoeld in artikel 3, lid 2, of artikel 11, lid 4, onder a), i) tot en met iv), en onder b), van Beschikking 90/424/EEG waarvan de aard en het rechtstreekse verband met de in artikel 3 van de onderhavige verordening bedoelde in aanmerking komende uitgaven zijn aangetoond;

e)

„verplichte doding”: verplichte dodingen in verband met de gemelde uitbraken en preventieve dodingen (wegens contact, nabije ligging, vermoeden of noodvaccinatie), die op grond van een bijzonder gezondheidsrisico uitdrukkelijk worden voorgeschreven en uitgevoerd.

De onder a) tot en met d) gegeven definities zijn ook van toepassing in het geval van de verplichte destructie van eieren.

Artikel 3

Voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking komende uitgaven

De lidstaten genieten van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor:

a)

een snelle en passende schadeloosstelling van de eigenaren die overeenkomstig artikel 3, lid 2, eerste en zevende streepje, en artikel 11, lid 4, onder a), i) van Beschikking 90/42/EEG tot een verplichte doding van hun dieren of de vernietiging van hun eieren verplicht zijn;

b)

de operationele uitgaven voor de verplichte doding en destructie van dieren en besmette producten, voor de reiniging en ontsmetting van de bedrijfsruimten en de reiniging of ontsmetting, of zo nodig de destructie, van verontreinigde uitrusting overeenkomstig artikel 3, lid 2, eerste, tweede en derde streepje, en artikel 11, lid 4, onder a) i) tot en met iv), en onder b), van Beschikking 90/424/EEG;

c)

de uitgaven voor andere maatregelen waartoe kan worden besloten in het kader van en overeenkomstig de voorwaarden die in de specifieke besluiten betreffende de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan dergelijke maatregelen zijn vastgesteld, en met name de uitgaven betreffende eventuele inentingsmaatregelen.

Artikel 4

Berekening van de maximale in aanmerking komende schadeloosstelling per dier

1.   De voor de berekening van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking genomen eenheidswaarde per dier of product bedraagt niet meer dan de aan de hand van het totale bedrag van de schadeloosstelling voor de betrokken dieren en producten berekende gemiddelde eenheidswaarde, gedeeld door het daarmee overeenkomende aantal dieren of producten. Zij mag niet meer bedragen dan:

a)

900 EUR per gedood rund,

b)

125 EUR per gedood varken,

c)

100 EUR per gedood schaap of gedode geit,

d)

2,20 EUR per gedode leghen en 1,20 EUR per gedode slachtkip,

e)

0,20 EUR per vernietigd broedei, en 0,04 EUR per vernietigd consumptie-ei.

Wanneer de berekende gemiddelde eenheidswaarde boven de in de eerste alinea bepaalde bedragen liggen en de door de lidstaat overeenkomstig artikel 6, lid 1, meegedeelde marktprijzen en de resultaten van de in artikel 10 bedoelde controles zulks rechtvaardigen, neemt de Commissie de berekende waarde als berekeningsgrondslag van de communautaire bijdrage.

2.   De in het eerste lid vastgelegde maximumbedragen worden door de Commissie in het licht van de marktvoorwaarden en met name van het inflatiepercentage voor alle categorieën dieren en producten of gedeelten daarvan herzien en aangevuld.

Artikel 5

Berekening van de bijdrage van de Gemeenschap aan de operationele uitgaven

1.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de in artikel 3, onder b) en c), bedoelde uitgaven wordt alleen toegekend voor noodzakelijke en redelijke uitgaven voor de in bijlage I genoemde in aanmerking komende uitgaven.

2.   Bij de berekening van het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden met name de volgende door de lidstaten ingediende uitgaven uitgesloten:

a)

belasting over de toegevoegde waarde en andere heffingen,

b)

salarissen van ambtenaren of ander overheidspersoneel,

c)

uitgaven in verband met het gebruik van overheidsmateriaal, met name vervoermiddelen, met uitzondering van verbruiksgoederen,

d)

schadeloosstellingen voor niet-verplichte dodingen,

e)

schadeloosstellingen die in strijd met de Gemeenschapsvoorschriften naast andere communautaire subsidies, zoals slachtpremies, zijn betaald,

f)

schadeloosstellingen voor het slopen of renoveren van bedrijfsgebouwen, infrastructuurkosten en kosten in verband met economische verliezen en werkloosheid als gevolg van de dierziekte of een verbod op herbevolking.

Artikel 6

Mededelingen voorafgaande aan de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap

1.   Indien een van de in artikel 1, lid 1, bedoelde situaties zich op het grondgebied van een lidstaat voordoet, stelt deze de Commissie binnen dertig dagen na de officiële bevestiging van de eerste uitbraak in kennis van de categorieën betrokken dieren of producten en de voor ieder van deze categorieën vastgestelde marktprijzen.

2.   De lidstaat dient uiterlijk twee maanden na de officiële bevestiging van de eerste uitbraak en vervolgens om de twee maanden een elektronisch dossier in het in bijlage IIa opgenomen formaat in met de volgende belangrijkste gegevens over de kosten van de schadeloosstellingen: het aantal gedode dieren per categorie, voorzover van toepassing het aantal vernietigde eieren en het totale bedrag van de reeds toegekende schadeloosstellingen voor iedere categorie.

3.   De lidstaat dient uiterlijk drie maanden na de officiële bevestiging van de eerste uitbraak en vervolgens alle twee maanden een elektronisch dossier in het in bijlage IIb opgenomen formaat in met de volgende belangrijkste gegevens over de kosten van de operationele uitgaven: de betaalde bedragen voor het doden van de dieren, het vervoer en de destructie van de kadavers, de eieren en de melk, de reiniging en de ontsmetting van en de insectenverdelging op de bedrijven, de vernietiging van diervoeder en eventueel van materiaal.

Artikel 7

Betalingsvoorwaarden en bewijsstukken

1.   De in artikel 3 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt betaald op grond van:

a)

een officieel verzoek om vergoeding, vergezeld van een financieel verslag overeenkomstig lid 2 van het onderhavige artikel;

b)

de in bijlage V genoemde bewijsstukken van de kosten van de diverse maatregelen waarvoor een bijdrage van de Gemeenschap wordt verlangd;

c)

een epidemiologisch rapport over elk bedrijf waar dieren zijn gedood en vernietigd;

d)

voorzover van toepassing, de resultaten van de in artikel 10 bedoelde onderzoeken.

De onder b) bedoelde bewijsstukken en alle relevante inlichtingen, ook die van commerciële aard, worden de Commissie op verzoek ter beschikking gesteld voor onderzoeken door haar ter plaatse.

2.   Het gedeelte „passende schadeloosstelling” van het in lid 1, onder a), genoemde financiële verslag wordt in elektronische vorm overeenkomstig het model in bijlage III binnen een termijn van 60 kalenderdagen vanaf de datum van kennisgeving van het specifieke besluit tot toekenning van de financiële bijdrage ingediend.

Het gedeelte „operationele uitgaven” van het in lid 1, onder a), genoemde financiële verslag wordt in elektronische vorm overeenkomstig het model in bijlage IV binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van de vaststelling van de laatste uitbraak ingediend.

De Commissie kan de in de eerste en tweede alinea bedoelde termijnen verlengen indien de lidstaten hiertoe objectieve en gegronde redenen aanvoeren.

3.   De lidstaten treffen, overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, de nodige maatregelen om:

a)

zich ervan te overtuigen dat de gefinancierde maatregelen ter uitroeiing van de ziekte daadwerkelijk en volgens de regels uitgevoerd zijn;

b)

onregelmatigheden te voorkomen en te vervolgen;

c)

de door onregelmatigheden of nalatigheid verloren bedragen terug te vorderen;

d)

de in artikel 3, onder a), bedoelde onmiddellijke en passende schadeloosstelling van de eigenaren te verrichten;

e)

de voorwaarden te scheppen voor het beschikbaar maken en de aankoop van diensten en materiaal die nodig zijn voor crisismanagement, met name voor het doden van de dieren, het vervoer, de destructie van de kadavers, van de eieren en van de producten, de reiniging en de ontsmetting, met het oog op een goed beheer van hun eigen uitgaven.

De lidstaten stellen de Commissie op haar verzoek van de daartoe getroffen maatregelen in kennis.

4.   In het officiële verzoek om vergoeding worden in ieder geval de stand van de nationale administratieve of gerechtelijke procedures met betrekking tot de gefinancierde maatregelen, en met name de nog lopende zaken, de desbetreffende bedragen en de redenen van deze procedures vermeld.

Artikel 8

Omrekeningskoers

De in aanmerking te nemen omrekeningskoers voor in maand „n” ingediende verzoeken om vergoeding die luiden in nationale valuta in de zin van artikel 1, onder d), van verordening (EG) nr. 2799/98, is die van de tiende dag van maand „n+1” of die van de eerste voorafgaande dag waarvoor een notering beschikbaar is.

Artikel 9

Vermindering van de in aanmerking komende uitgaven

1.   Ingeval de betrokken autoriteiten zich niet aan de in artikel 6 bepaalde termijnen houden, kunnen de in aanmerking komende uitgaven maximaal met 5 % worden verminderd, waarbij de kwaliteit van de verzamelde informatie en de omvang van de gemelde epizoötie in aanmerking worden genomen.

2.   Bij het overschrijden van de in artikel 7, lid 2, bepaalde termijnen wordt de financiële bijdrage van de Gemeenschap per kalendermaand termijnoverschrijding met 25 % verminderd.

3.   Ingeval de betrokken autoriteiten de betalingen van de schadeloosstellingen buiten de in artikel 2, onder a), bedoelde termijn verrichten, zijn de volgende regels van toepassing:

a)

vermindering van de in aanmerking komende uitgaven met 25 % wanneer de betalingen tussen 91 en 105 dagen na het doden van de dieren en/of de destructie van de eieren geschieden;

b)

vermindering van de in aanmerking komende uitgaven met 50 % wanneer de betalingen tussen 106 en 120 dagen na het doden van de dieren en/of de destructie van de eieren geschieden;

c)

vermindering van de in aanmerking komende uitgaven met 75 % wanneer de betalingen tussen 121 en 135 dagen na het doden van de dieren en/of de destructie van de eieren geschieden;

d)

vermindering van de in aanmerking komende uitgaven met 100 % wanneer de betalingen meer dan 135 dagen na het doden van de dieren en/of de destructie van de eieren geschieden.

De Commissie kan echter een ander tijdschema en/of lagere verminderingen of geen verminderingen toepassen, indien de lidstaten hiertoe objectieve en gegronde redenen aanvoeren.

4.   Bij betwisting van de schadeloosstelling door de begunstigden worden de in lid 3 genoemde termijnen voor de desbetreffende gevallen opgeschort.

Artikel 10

Onderzoeken

De Commissie kan in samenwerking met de bevoegde autoriteiten onderzoeken uitvoeren die betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van de in artikel 3 en artikel 7, lid 3, bedoelde maatregelen, en op het in aanmerking komen voor financiering van de daaraan verbonden uitgaven en kan onderzoeken ter plaatse in de lidstaat uitvoeren.

De onderzoeken kunnen met name bestaan in controles van documenten en in controles van de samenhang van de financiële dossiers met betrekking tot de prijzen, het aantal, de ouderdom en het gewicht van de dieren, alsmede de legdatum van de eieren, recente rekeningen, bedrijfsregisters, ophaalbonnen en vrachtbrieven.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.


BIJLAGE I

In aanmerking komende uitgaven als bedoeld in artikel 5, lid 1

1.

Uitgaven voor de verplichte doding van de dieren:

a)

salarissen en vergoedingen voor het speciaal voor het doden ingezette personeel;

b)

voor het doden gebruikte verbruiksgoederen en specifieke apparatuur;

c)

aankoop van diensten of huur van materiaal voor het vervoer van de dieren naar de plaats waar zij gedood worden.

2.

Uitgaven voor het vernietigen van de kadavers en/of de eieren:

a)

destructie: aankoop van diensten of huur van materiaal voor het vervoer van de kadavers en/of de eieren naar het destructiebedrijf, behandeling van de kadavers en/of de eieren in het destructiebedrijf, voor de destructie van eieren gebruikte verbruiksgoederen en specifieke apparatuur, en de destructie van meel;

b)

begraving: speciaal ingezet personeel, aankoop van diensten of huur van materiaal voor het vervoer en het begraven van de kadavers en/of eieren, en voor de ontsmetting van het bedrijf gebruikte producten;

c)

verbranding, eventueel ter plaatse: speciaal ingezet personeel, gebruikte brandstoffen of andere materialen, aankoop van diensten of huur van materiaal voor het vervoer van de kadavers en/of de eieren, en voor de ontsmetting van het bedrijf gebruikte producten.

3.

Uitgaven voor de reiniging (1), ontsmetting (1) en insectenverdelging op de bedrijven:

a)

voor reiniging, ontsmetting en insectenverdelging gebruikte producten;

b)

salarissen en vergoedingen voor speciaal ingezet personeel.

4.

Uitgaven voor de vernietiging van besmet diervoeder (1) en/of van melk (1):

a)

schadeloosstelling voor het diervoeder en/of het meel tegen de aankoopprijs;

b)

aankoop van diensten of huur van materiaal voor het vervoer en de destructie van diervoeder en/of melk.

5.

Uitgaven ten behoeve van de vergoeding voor de vernietiging van besmette uitrusting tegen de marktwaarde (1).

6.

In het geval van inentingen kunnen ook de salarissen en honoraria van speciaal ingezet personeel, voor de inentingen gebruikte verbruiksgoederen en specifieke apparatuur en eventueel, wanneer de Gemeenschap de voor de uitroeiing van de ziekte benodigde vaccins niet ter beschikking kan stellen, de door de lidstaat gekochte vaccins tot de in aanmerking komende uitgaven behoren.


(1)  Niet van toepassing voor blauwtong.


BIJLAGE IIa

Mededelingen voorafgaande aan de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap

(naam van de ziekte) (jaar) (lidstaat): schadeloosstelling

Categorie dieren of producten

Aantal

Schadeloosstelling (in nationale valuta)

 

 

 

 

 

 

 

 

 


BIJLAGE IIb

Mededelingen voorafgaande aan de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap

(naam van de ziekte) (jaar) (lidstaat): operationele uitgaven

Soort activiteit

Bedrag (in nationale valuta)

Doden

 

Vervoer van:

kadavers

eieren

melk

Destructie van:

kadavers

eieren

melk

Destructie van diervoeder

 

Vernietiging van materiaal

 

Reiniging

 

Ontsmetting/insectenverdelging

 

Totaal

 


BIJLAGE III

Verzoek om een bijdrage in de schadeloosstelling voor verplicht gedode dieren en verplicht vernietigde eieren

Uitbraak nr.

Contact met uitbraak

Andere

Identificatienummer van het bedrijf

Bedrijfshoofd

Ligging van het bedrijf

Eigenaar van de dieren

Datum doding

Doding

Destructiemethode

Gewicht bij destructie

Aantal dieren per categorie

Betaald bedrag per categorie

Andere aan het bedrijfshoofd betaalde kosten

(excl. BTW)

Totale schadeloosstelling

(excl. BTW)

Datum van betaling

 

 

 

 

Achternaam

Voornaam

 

Achternaam

Voornaam

 

Bedrijf

Slachthuis

Destructiebedrijf

Verbranding ter plaatse

Andere (specificeren)

 

zeugen

beren

biggen

vleesvarkens

zeugen

beren

biggen

vleesvarkens

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Uitbraak nr.

Contact met uitbraak

Andere

Identificatienummer van het bedrijf

Bedrijfshoofd

Ligging van het bedrijf

Eigenaar van de dieren

Datum doding

Doding

Destructiemethode

Gewicht bij destructie

Aantal dieren per categorie

Betaald bedrag per categorie

Andere aan het bedrijfshoofd betaalde kosten

(excl. BTW)

Totale schadeloosstelling

(excl. BTW)

Datum van betaling

 

 

 

 

Achternaam

Voornaam

 

Achternaam

Voornaam

 

Bedrijf

Slachthuis

Destructiebedrijf

Verbranding ter plaatse

Andere (specificeren)

 

Koeien (1)

vaarzen

kalveren

stieren

koeien

vaarzen

kalveren

stieren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Uitbraak nr.

Contact met uitbraak

Andere

Identificatienummer van het bedrijf

Bedrijfshoofd

Ligging van het bedrijf

Eigenaar van de dieren

Datum doding

Doding

Destructiemethode

Gewicht bij destructie

Aantal dieren per categorie

Betaald bedrag per categorie

Andere aan het bedrijfshoofd betaalde kosten

(excl. BTW)

Totale schadeloosstelling

(excl. BTW)

Datum van betaling

 

 

 

 

Achternaam

Voornaam

 

Achternaam

Voornaam

 

Bedrijf

Slachthuis

Destructiebedrijf

Verbranding ter plaatse

Andere

(specificeren)

 

schapen

geiten

overige

schapen

geiten

overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

schaap

ram

lam

geiten

bok

geitenlam

 

schaap

ram

lam

geiten

bok

geitenlam

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Uitbraak nr.

Contact met uitbraak

Andere

Identificatienummer van het bedrijf

Bedrijfshoofd

Ligging van het bedrijf

Eigenaar van de dieren

Datum doding

Doding

Destructiemethode

Gewicht bij destructie

Aantal dieren per categorie

Betaald bedrag per categorie

Andere aan het bedrijfshoofd betaalde kosten

(excl. BTW)

Totale schadeloosstelling

(excl. BTW)

Datum van betaling

 

 

 

 

Achternaam

Voornaam

 

Achternaam

Voornaam

 

Bedrijf

Slachthuis

Destructiebedrijf

Verbranding ter plaatse

Andere

(specificeren)

 

hennen

pluimvee

overige

hennen

pluimvee

overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

leghennen

mestkippen

fokkippen

eenden

ganzen

kalkoenen

 

leghennen

mestkippen

fokkippen

eenden

ganzen

kalkoenen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Uitbraak nr.

Contact met uitbraak

Andere

Identificatienummer van het bedrijf

Bedrijfshoofd

Ligging van het bedrijf

Eigenaar van de dieren

Datum van de doding

Doding

Destructiemethode

Gewicht bij destructie

Aantal dieren per categorie

Betaald bedrag per categorie

Andere aan het bedrijfshoofd betaalde kosten

(excl. BTW)

Totale schadeloosstelling

(excl. BTW)

Datum van betaling

 

 

 

 

Achternaam

Voornaam

 

Achternaam

Voornaam

 

Bedrijf

Andere

Destructiebedrijf

Verbranding ter plaatse

Andere

(specificeren)

 

hennen

pluimvee

overige

hennen

pluimvee

overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

leghennen

slachtkippen

fokkippen

eenden

ganzen

kalkoenen

 

leghennen

slachtkippen

fokkippen

eenden

ganzen

kalkoenen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Categorie koeien specificeren: melk- en/of vleeskoeien.


BIJLAGE IV

Verzoek om een bijdrage in de schadeloosstelling voor de andere kosten

„Andere kosten” in nationale valuta, BTW niet inbegrepen (met uitzondering van de schadeloosstelling voor de waarde van de dieren en/of de eieren)

Nr. bedrijf

Soort activiteit

Doden

Vernietiging kadavers (vervoer en behandeling

Destructie eieren (vervoer en behandeling)

Reiniging en ontsmetting/insectenverdelging (salarissen en producten)

Diervoeder en melk (schadeloosstelling en destructie)

Uitrusting (schadeloosstelling en destructie)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 


BIJLAGE V

Door de bevoegde autoriteit op verzoek in te dienen bewijsstukken

Als bewijsstukken in de zin van artikel 7, lid 1, onder b), van deze verordening gelden met betrekking tot de gecontroleerde dossiers de volgende documenten:

I.   DOCUMENTEN BETREFFENDE DE SCHADELOOSSTELLING VAN DE VEEHOUDERS

1.

bewijzen van betaling aan de begunstigde (kwitantie),

2.

taxatieverslagen over de dieren en producten waarvoor schadeloosstelling is betaald,

3.

officiële opdrachten tot het doden van de dieren,

4.

vervoersdocumenten voor de dieren (ontheffingen, vervoerde categorieën, afleveringsbewijs),

5.

bijzonderheden betreffende de samenstelling van het beslag (runderen) op de datum van doding volgens het systeem voor de identificatie en registratie van runderen (computeruitdraai),

6.

monsternemingen en laboratoriumresultaten,

7.

epizoötiologische onderzoeken,

8.

verslagen over veterinaire controles in de weken voorafgaande aan de doding,

9.

weegbrieven voor de dieren in het slachthuis,

10.

weegbrieven voor de kadavers bij de destructie,

11.

officiële bewijzen van destructie van de dieren en producten waarvoor schadeloosstelling betaald is, en de bijbehorende rekeningen van het destructiebedrijf,

12.

originele bedrijfsregisters,

13.

voorzover van toepassing, de uitdraaien met alle tijdens de epizoötie opgekochte dieren in het kader van marktmaatregelen of om redenen verband houdende met het welzijn van de dieren,

14.

kopieën van premieaanvragen door de begunstigde tijdens het verkoopseizoen waarin de doding heeft plaatsgevonden,

15.

verplaatsingsvergunningen voor de dieren van het bedrijf gedurende zes maanden vóór de doding,

16.

overzichten van de melkproductie,

17.

stambomen van de dieren (indien van toepassing),

18.

kopieën van de rekeningen betreffende koop en vervanging van de gedode dieren en kopieën van de rekeningen betreffende koop/verkoop gedurende de drie maanden voorafgaande aan de doding.

II.   DOCUMENTEN BETREFFENDE DE IN BIJLAGE I VERMELDE KOSTEN

De bewijsstukken betreffende de in bijlage I vermelde verrichtingen en aankoop van goederen en diensten.


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/26


VERORDENING (EG) Nr. 350/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

houdende opening van een inschrijving voor de toekenning van uitvoercertificaten van het A3-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 35, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1961/2001 van de Commissie (2) zijn de uitvoeringsbepalingen voor de uitvoerrestituties in de sector groenten en fruit vastgesteld.

(2)

Op grond van artikel 35, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2200/96 kan, voorzover dit nodig is om een economisch significante uitvoer mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten gesloten in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag, een uitvoerrestitutie worden betaald voor de door de Gemeenschap uitgevoerde producten.

(3)

Overeenkomstig artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 is het dienstig erop toe te zien dat de eerder door de restitutieregeling op gang gebrachte handelsstromen niet worden verstoord. Daarom, en wegens de seizoengebondenheid van de uitvoer van groenten en fruit, moeten contingenten per product worden vastgesteld, op basis van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (3). Deze hoeveelheden moeten worden verdeeld met inachtneming van de bederfelijkheid van de betrokken producten.

(4)

Krachtens artikel 35, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2200/96 wordt bij de vaststelling van de restituties rekening gehouden met de situatie en de verwachte ontwikkeling met betrekking tot de prijzen van groenten en fruit op de markt van de Gemeenschap en de beschikbare hoeveelheden enerzijds, en de prijzen in de internationale handel anderzijds. Voorts moeten ook de afzet- en vervoerskosten en het economische aspect van de beoogde uitvoer in aanmerking worden genomen.

(5)

Overeenkomstig artikel 35, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2200/96 wordt bij het bepalen van de marktprijzen van de Gemeenschap rekening gehouden met de prijzen die met het oog op de uitvoer het gunstigst blijken te zijn.

(6)

Wegens de omstandigheden in de internationale handel of specifieke vereisten van bepaalde markten, kan het nodig zijn de restitutie voor een bepaald product te differentiëren naar gelang van de bestemming van dat product.

(7)

Voor tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen van de kwaliteitsklassen Extra, I en II van de gemeenschappelijke handelsnormen kan de uitvoer economisch significant zijn.

(8)

Met het oog op een optimaal gebruik van de beschikbare middelen en gelet op de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap is het dienstig een inschrijving te houden en het indicatieve restitutiebedrag en de verwachte hoeveelheden voor de betrokken periode vast te stellen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een inschrijving geopend voor de toekenning van uitvoercertificaten van het A3-stelsel. In de bijlage worden de betrokken producten, de periode voor de indiening van de offertes, de indicatieve eenheidsbedragen van de restitutie en de verwachte hoeveelheden vastgesteld.

2.   Certificaten die in het kader van de voedselhulp worden afgegeven, zoals bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie (4), worden niet afgeboekt op de in de bijlage bij deze verordening bedoelde hoeveelheden.

3.   Onverminderd het bepaalde in artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1961/2001 bedraagt de geldigheidsduur van de certificaten van het A3-stelsel twee maanden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 268 van 9.10.2001, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 537/2004 (PB L 86 van 24.3.2004, blz. 9).

(3)  PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2180/2003 (PB L 335 van 22.12.2003, blz. 1).

(4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.


BIJLAGE

INSCHRIJVING VOOR DE TOEKENNING VAN UITVOERCERTIFICATEN VAN HET A3-STELSEL IN DE SECTOR GROENTEN EN FRUIT (TOMATEN, SINAASAPPELEN, CITROENEN EN APPELEN)

Periode voor de indiening van de offertes: 9 en 10 maart 2005.

Productcode (1)

Bestemming (2)

Indicatief restitutiebedrag

(in EUR/t netto)

Verwachte hoeveelheden

(t)

0702 00 00 9100

F08

30

7 647

0805 10 20 9100

A00

35

33 333

0805 50 10 9100

A00

55

16 667

0808 10 80 9100

F09

37

47 705


(1)  De codes van de producten zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

(2)  De codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3846/87. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De andere bestemmingen worden zoals volgt vastgesteld:

F03

Alle bestemmingen met uitzondering van Zwitserland.

F04

Hongkong, Singapore, Maleisië, Sri Lanka, Indonesië, Thailand, Taiwan, Papoea-Nieuw-Guinea, Laos, Cambodja, Vietnam, Japan, Uruguay, Paraguay, Argentinië, Mexico en Costa Rica.

F08

Alle bestemmingen met uitzondering van Bulgarije.

F09

De volgende bestemmingen:

Noorwegen, IJsland, Groenland, Faeröer, Roemenië, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië en Montenegro, Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Moldavië, Rusland, Tadzjikistan, Turkmenistan, Oezbekistan, Oekraïne, Saoedi-Arabië, Bahrein, Qatar, Oman, Verenigde Arabische Emiraten (Abu Dhabi, Dubai, Sharjah, Ajman, Umm al-Qaiwayn, Ras al-Khaimah en Fujairah), Koeweit, Jemen, Syrië, Iran, Jordanië, Bolivia, Brazilië, Venezuela, Peru, Panama, Ecuador en Colombia,

landen en gebieden van Afrika, met uitzondering van Zuid-Afrika,

bestemmingen in de zin van artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/29


VERORDENING (EG) Nr. 351/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot vaststelling van de communautaire producenten- en invoerprijzen voor anjers en rozen met het oog op de toepassing van de invoerregeling voor bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4088/87 van de Raad van 21 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toepassing van preferentiële douanerechten bij invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (1), en met name op artikel 5, lid 2, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 1 ter van Verordening (EEG) nr. 700/88 bedoelde communautaire producenten- en invoerprijzen voor eenbloemige anjers (standaard), veelbloemige anjers, grootbloemige rozen en kleinbloemige rozen, voor een periode van twee weken, zijn vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.

Zij is van toepassing van 2 tot en met 15 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 382 van 31.12.1987, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/97 (PB L 177 van 5.7.1997, blz. 1).

(2)  PB L 72 van 18.3.1988, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2062/97 (PB L 289 van 22.10.1997, blz. 1).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van de communautaire producenten- en invoerprijzen voor anjers en rozen met het oog op de toepassing van de invoerregeling voor bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook

(EUR/100 stuks)

Periode: 2 tot en met 15 maart 2005

Communautaire producentenprijzen

Eenbloemige anjers

(standaard)

Veelbloemige anjers

(tros)

Grootbloemige rozen

Kleinbloemige rozen

 

17,20

13,44

37,24

16,29


Communautaire invoerprijzen

Eenbloemige anjers

(standaard)

Veelbloemige anjers

(tros)

Grootbloemige rozen

Kleinbloemige rozen

Israël

Marokko

Cyprus

Jordanië

Westelijke Jordaanoever en Gazastrook


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/31


VERORDENING (EG) Nr. 352/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot vaststelling van de productierestitutie voor in de chemische industrie gebruikte witte suiker voor de periode van 1 tot en met 31 maart 2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 7, lid 5, vijfde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan worden besloten om restituties bij de productie te verlenen voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en f), genoemde producten, voor de onder d) van dat lid genoemde stropen, en voor chemisch zuivere fructose (levulose) van GN-code 1702 50 00 als tussenproduct, die zich in een van de in artikel 23, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties bevinden en worden gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde producten van de chemische industrie.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1265/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, wat de productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker betreft (2) worden deze restituties bepaald op basis van de voor witte suiker vastgestelde restitutie.

(3)

In artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 is bepaald dat de productierestitutie voor witte suiker maandelijks wordt vastgesteld voor perioden die op de eerste van iedere maand beginnen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 bedoelde productierestitutie voor witte suiker wordt voor de periode van 1 tot en met 31 maart 2005 vastgesteld op 34,203 EUR/100 kg nettogewicht.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 63.


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/32


VERORDENING (EG) Nr. 353/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 maart 2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat bij de invoer van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheven. Voor de producten als bedoeld in lid 2 van dat artikel is het invoerrecht echter gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs van de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat de cif-invoerprijzen worden berekend aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1249/96 zijn bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen.

(4)

De vastgestelde invoerrechten zijn van toepassing totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt.

(5)

Voor het normaal functioneren van het stelsel van invoerrechten moeten deze rechten worden berekend aan de hand van de in een referentieperiode geconstateerde representatieve marktkoersen.

(6)

De toepassing van Verordening (EG) nr. 1249/96 leidt ertoe de invoerrechten vast te stellen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen worden vastgesteld in bijlage I bij deze verordening en zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).


BIJLAGE I

Vanaf 1 maart 2005 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(in EUR/ton)

1001 10 00

Harde tarwe van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

8,17

1001 90 91

Zachte tarwe, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden

0,00

1002 00 00

Rogge

37,42

1005 10 90

Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden

56,64

1005 90 00

Maïs, andere dan zaaigoed (2)

56,64

1007 00 90

Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

37,42


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of

2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Berekeningselementen

periode van 15.2.2005-25.2.2005

1)

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Beursnotering

Minneapolis

Chicago

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Product (eiwitgehalte bij 12 % vocht)

HRS2 (14 %)

YC3

HAD2

Van gemiddelde kwaliteit (1)

Van lage kwaliteit (2)

US barley 2

Notering (EUR/t)

109,29 (3)

61,02

152,92

142,92

122,92

93,67

Golfpremie (EUR/t)

48,80

13,44

 

 

Grote-Merenpremie (EUR/t)

 

 

2)

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico–Rotterdam: 29,51 EUR/t; Grote Meren–Rotterdam: — EUR/t.

3)

Subsidies bedoeld in artikel 4, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

0,00 EUR/t (HRW2)

0,00 EUR/t (SRW2).


(1)  Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/35


RICHTLIJN 2005/13/EG VAN DE COMMISSIE

van 21 februari 2005

tot wijziging van Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers, en tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (1), en met name op de artikelen 6 en 7,

Gelet op Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (2), en met name op artikel 19, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (3), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2004/26/EG, stelt strengere uitstootnormen vast voor motoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, en introduceert drie nieuwe fasen voor emissiegrenswaarden.

(2)

Richtlijn 2000/25/EG, een van de bijzondere richtlijnen in het kader van de typegoedkeuringsprocedure krachtens Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (4), moet worden afgestemd op Richtlijn 97/68/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2004/26/EG, met name wat de invoering van de daarin vastgelegde flexibele regeling betreft.

(3)

De bijlagen I en II bij Richtlijn 2000/25/EG moeten worden aangepast, met name om rekening te houden met de opneming in Richtlijn 97/68/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2004/26/EG, van nieuwe emissiegrenswaarden waarin de emissies van koolwaterstoffen en stikstofoxiden worden gecombineerd. Deze bijlagen moeten ook op andere punten worden aangepast met het oog op de samenhang met de bepalingen inzake de inlichtingenformulieren in de Richtlijnen 2000/25/EG, 97/68/EG en 2003/37/EG. Voorts moet Bijlage III bij Richtlijn 2000/25/EG worden aangepast om daarin de alternatieve typegoedkeuringen op te nemen die voor de nieuwe fasen IIIA, IIIB en IV worden erkend.

(4)

Ook bijlage I bij Richtlijn 2003/37/EG moet worden aangepast met het oog op de samenhang met de bepalingen inzake de inlichtingenformulieren in de Richtlijnen 2000/25/EG, 97/68/EG en 2003/37/EG. Ter wille van de duidelijkheid dienen met name verschillen in terminologie te worden weggewerkt.

(5)

De Richtlijnen 2000/25/EG en 2003/37/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2003/37/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2000/25/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 1 wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

„ruilmotor”: een nieuw gebouwde motor die een motor in een machine vervangt en die alleen voor dit doel is geleverd.”.

2)

Aan artikel 3 worden het volgende lid toegevoegd:

„3.   Een ruilmotor moet voldoen aan de grenswaarden waaraan de te vervangen motor moest voldoen toen deze in de handel werd gebracht.

De tekst „RUILMOTOR” wordt op een etiket op de motor aangebracht of in de handleiding opgenomen.”.

3)

Het volgende artikel 3bis wordt ingevoegd:

„Artikel 3bis

In afwijking van artikel 3, leden 1 en 2, bepalen de lidstaten dat op verzoek van de trekkerfabrikant en mits de goedkeuringsinstantie daarvoor toestemming geeft, de motorfabrikant in de periode tussen twee opeenvolgende fasen van grenswaarden een beperkt aantal motoren of trekkers met motoren in de handel mag brengen die alleen aan de vorige fase van emissiegrenswaarden voldoen, op voorwaarde dat de in bijlage IV beschreven procedure in acht wordt genomen.”.

4)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Aan lid 2 worden de volgende punten c), d) en e) toegevoegd:

„c)

in fase III A

na 31 december 2005, voor motoren van de categorieën H, I en K (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3bis, van Richtlijn 97/68/EG);

na 31 december 2006, voor motoren van categorie J (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3bis, van Richtlijn 97/68/EG);

d)

in fase III B

na 31 december 2009, voor motoren van categorie L (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3quater, van Richtlijn 97/68/EG);

na 31 december 2010, voor motoren van de categorieën M en N (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3quater, van Richtlijn 97/68/EG);

na 31 december 2011, voor motoren van categorie P (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3quater, van Richtlijn 97/68/EG);

e)

in fase IV

na 31 december 2012, voor motoren van categorie Q (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3quinquies, van Richtlijn 97/68/EG);

na 30 september 2013, voor motoren van categorie R (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3quinquies, van Richtlijn 97/68/EG).”.

b)

Aan lid 3 worden de volgende streepjes toegevoegd:

„—

na 31 december 2005 voor motoren van categorie H;

na 31 december 2006 voor motoren van categorie I;

na 31 december 2006 voor motoren van categorie K;

na 31 december 2007 voor motoren van categorie J;

na 31 december 2010 voor motoren van categorie L;

na 31 december 2011 voor motoren van categorie M;

na 31 december 2011 voor motoren van categorie N;

na 31 december 2012 voor motoren van categorie P;

na 31 december 2013 voor motoren van categorie Q;

na 30 september 2014 voor motoren van categorie R.”.

c)

Lid 5 komt als volgt te luiden:

„5.   Voor motoren van de categorieën A tot en met G mogen de lidstaten de in lid 3 genoemde data twee jaar uitstellen voor motoren met een eerdere productiedatum dan genoemde datum. Zij mogen andere uitzonderingen toestaan onder de voorwaarden van artikel 10 van Richtlijn 97/68/EG.”.

d)

De volgende leden 6, 7 en 8 worden toegevoegd:

„6.   Voor motoren van de categorieën H tot en met R worden de in lid 3 genoemde data twee jaar uitgesteld voor motoren met een eerdere productiedatum dan genoemde datum.

7.   Voor motortypes of motorfamilies die vóór de in lid 3 van dit artikel vermelde data voldoen aan de grenswaarden in de tabel in de punten 4.1.2.4, 4.1.2.5 en 4.1.2.6 van bijlage I bij Richtlijn 97/68/EG, staan de lidstaten een bijzondere etikettering toe om aan te geven dat de betrokken motoren vóór de vastgestelde data aan de grenswaarden voldoen.

8.   De grenswaarden en data van de fasen IIIB en IV worden door de Commissie volgens de in artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2003/37/EG bedoelde procedure aangepast aan de volgens de herzieningsprocedure van artikel 2, onder b), van Richtlijn 2004/26/EG vastgestelde grenswaarden en data, met het oog op de behoeften van landbouw- of bosbouwtrekkers, en met name trekkers van de categorieën T2, T4.1 en C2.”.

5)

De bijlagen I, II en III worden gewijzigd zoals aangegeven in bijlage I bij deze richtlijn.

6)

Bijlage IV, waarvan de tekst is weergegeven in bijlage II bij deze richtlijn, wordt toegevoegd.

Artikel 2

Bijlage I bij Richtlijn 2003/37/EG wordt gewijzigd zoals aangegeven in bijlage III bij deze richtlijn.

Artikel 3

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2005 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2006.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 februari 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 173 van 12.7.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG van de Raad (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).

(3)  PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/26/EG (PB L 146 van 30.4.2004, blz. 1).

(4)  PB L 84 van 28.3.1974, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).


BIJLAGE I

De bijlagen I, II en III bij Richtlijn 2000/25/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

Aanhangsel 1 wordt vervangen door:

„Aanhangsel 1

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

b)

Aanhangsel 2, deel 2, punt 2.4, komt als volgt te luiden:

„2.4.   Testresultaten

Metingen volgens de voorschriften van Richtlijn 97/68/EG

CO

(g/kWh)

HC

(g/kWh)

NOx

(g/kWh)

HC + NOx

(g/kWh)

Deeltjes

(g/kWh)”

 

 

 

 

 

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

Aanhangsel I wordt als volgt gewijzigd:

i)

Deel 2, punten 2.1.17 en 2.1.18 komen als volgt te luiden:

„2.1.17.

Inlaatsysteem: maximaal toelaatbare inlaatonderdruk bij nominaal toerental van de motor en vollast: … kPa

2.1.18.

Uitlaatsysteem: maximaal toelaatbare uitlaattegendruk bij nominaal toerental van de motor en vollast: … kPa”;

ii)

Het volgende wordt toegevoegd:

„2.6.   Poortconfiguratie

2.6.1.

Positie, grootte en aantal”;

b)

Aanhangsel 2, deel 2, punt 2.2.4, komt als volgt te luiden:

„2.2.4.   Testresultaten

Metingen volgens de voorschriften van Richtlijn 97/68/EG

CO

(g/kWh)

HC

(g/kWh)

NOx

(g/kWh)

HC + NOx

(g/kWh)

Deeltjes

(g/kWh)”

 

 

 

 

 

3.

Bijlage III wordt vervangen door de volgende tekst:

„BIJLAGE III

ERKENNING VAN ALTERNATIEVE TYPEGOEDKEURINGEN

1.   Voor fase I worden de volgende typegoedkeuringscertificaten als gelijkwaardig erkend voor motoren van de categorieën A, B en C, zoals omschreven in Richtlijn 97/68/EG:

1.1.   Typegoedkeuringscertificaten overeenkomstig Richtlijn 97/68/EG.

1.2.   Typegoedkeuringscertificaten overeenkomstig Richtlijn 88/77/EEG, die voldoen aan de voorschriften voor fase A of B waarvan sprake in artikel 2 en bijlage I, punt 6.2.1, van Richtlijn 88/77/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 91/542/EEG, of aan VN/ECE-Reglement nr. 49, wijzigingenreeks 02, corrigenda 1-2.

1.3.   Typegoedkeuringscertificaten overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 96.

2.   Voor fase II worden de volgende typegoedkeuringscertificaten als gelijkwaardig erkend:

2.1.   Typegoedkeuringscertificaten overeenkomstig Richtlijn 97/68/EG, fase II voor motoren van de categorieën D, E, F en G.

2.2.   Typegoedkeuringen volgens Richtlijn 88/77/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 99/96/EG, die voldoen aan de voorschriften voor fase A, B1, B2 of C waarvan sprake in artikel 2 en punt 6.2.1 van bijlage I.

2.3.   VN/ECE-Reglement nr. 49, wijzigingenreeks 03.

2.4.   Goedkeuringen overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 96, fase B, waarbij wordt voldaan aan punt 5.2.1 van Reglement nr. 96, wijzigingenreeks 01.

3.   Voor fase III A worden de volgende typegoedkeuringscertificaten als gelijkwaardig erkend:

Typegoedkeuringscertificaten overeenkomstig Richtlijn 97/68/EG, fase III A voor motoren van de categorieën H, I, J en K.

4.   Voor fase III B worden de volgende typegoedkeuringscertificaten als gelijkwaardig erkend:

Typegoedkeuringscertificaten overeenkomstig Richtlijn 97/68/EG, fase III B voor motoren van de categorieën L, M, N en P.

5.   Voor fase IV worden de volgende typegoedkeuringscertificaten als gelijkwaardig erkend:

Typegoedkeuringscertificaten overeenkomstig Richtlijn 97/68/EG, fase IV voor motoren van de categorieën Q en R.”.


BIJLAGE II

Aan Richtlijn 2000/25/EG wordt de volgende bijlage IV toegevoegd:

„BIJLAGE IV

BEPALINGEN VOOR TREKKERS EN MOTOREN DIE VOLGENS DE IN ARTIKEL 3bis BEDOELDE FLEXIBELE REGELING IN DE HANDEL WORDEN GEBRACHT

1.   MAATREGELEN VAN DE MOTOR- EN TREKKERFABRIKANTEN

1.1.   Een trekkerfabrikant die gebruik wil maken van de flexibele regeling, vraagt zijn goedkeuringsinstantie om toestemming om in de periode tussen twee emissiefasen bij zijn motorleveranciers de in de punten 1.2 en 1.3 genoemde aantallen motoren te bestellen of te kopen die niet aan de geldende emissiegrenswaarden voldoen, maar zijn goedgekeurd op basis van de emissiegrenswaarden van de vorige fase.

1.2.   Het aantal motoren dat volgens de flexibele regeling in de handel wordt gebracht, mag in elke motorcategorie niet meer bedragen dan 20 % van het per jaar door de trekkerfabrikant verkochte aantal trekkers met motoren in die motorcategorie (berekend als het gemiddelde van de verkoop op de EU markt in de laatste vijf jaar). Wanneer de trekkerfabrikant gedurende minder dan vijf jaar trekkers in de Europese Unie in de handel heeft gebracht, wordt het gemiddelde berekend over de periode waarin deze fabrikant trekkers in de Europese Unie in de handel heeft gebracht.

1.3.   In plaats van punt 1.2 kan de trekkerfabrikant ook toestemming vragen om zijn motorleverancier volgens de flexibele regeling een vast aantal motoren in de handel te laten brengen. Het aantal motoren in elke motorcategorie bedraagt ten hoogste:

Motorcategorie

Aantal motoren

19-37 kW

200

37-75 kW

150

75-130 kW

100

130-560 kW

50

1.4.   De trekkerfabrikant doet zijn aanvraag bij een goedkeuringsinstantie vergezeld gaan van de volgende informatie:

a)

een monster van de etiketten die worden aangebracht op elke trekker waarin een motor wordt gemonteerd die volgens de flexibele regeling in de handel is gebracht. Op de etiketten staat de volgende tekst vermeld: „TREKKER NR. … (volgnummer van de trekker) VAN … (totale aantal trekkers in deze vermogensgroep) MET MOTOR NR. … MET TYPEGOEDKEURING (Richtlijn 2000/25/EG) NR. …”; en

b)

een monster van het op de motor aan te brengen aanvullende etiket waarop de in punt 2.2 van deze bijlage vermelde tekst staat.

1.5.   De trekkerfabrikant verstrekt de goedkeuringsinstantie alle informatie in verband met de uitvoering van de flexibele regeling waarom de goedkeuringsinstantie kan verzoeken als zijnde noodzakelijk voor haar besluit.

1.6.   De trekkerfabrikant dient om de zes maanden bij de goedkeuringsinstanties van elke lidstaat waar de trekker of motor in de handel is gebracht een verslag in over de uitvoering van de flexibele regeling waarvan hij gebruikmaakt. Het verslag bevat gecumuleerde gegevens over het aantal motoren en trekkers dat volgens de flexibele regeling in de handel is gebracht, de serienummers van deze motoren en trekkers, en de lidstaten waar de trekkers in het verkeer zijn gebracht. Deze procedure blijft gedurende de gehele looptijd van de flexibele regeling van kracht.

2.   MAATREGELEN VAN DE MOTORFABRIKANT

2.1.   Een motorfabrikant mag volgens een flexibele regeling motoren aan een trekkerfabrikant leveren die vallen onder een goedkeuring overeenkomstig punt 1 van deze bijlage.

2.2.   Op die motoren brengt de motorfabrikant een etiket aan met de volgende tekst: „Deze motor is volgens de flexibele regeling in de handel gebracht.”

3.   MAATREGELEN VAN DE GOEDKEURINGSINSTANTIE

De goedkeuringsinstantie beoordeelt de inhoud van het verzoek om van de flexibele regeling gebruik te mogen maken en de bijgevoegde documenten. Zij stelt de trekkerfabrikant in kennis van haar besluit om gebruikmaking van de flexibele regeling al dan niet toe te staan.”


BIJLAGE III

Richtlijn 2003/37/EG, bijlage I, model A, deel 3 „Motor”, komt als volgt te luiden:

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/55


BESLUIT VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

houdende benoeming van twee Belgische leden en een Belgische plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s

(2005/165/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Belgische regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 januari 2002 heeft de Raad Besluit 2002/60/EG (1) aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s.

(2)

In het Comité van de Regio’s zijn twee zetels van lid vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van de heren Jacques SIMONET en Jos CHABERT, en een zetel van plaatsvervanger door het verstrijken van het mandaat van de heer Eric TOMAS, waarvan de Raad op 1 februari 2005 in kennis is gesteld,

BESLUIT:

Enig artikel

In het Comité van de Regio’s worden de volgende personen benoemd:

a)

als lid:

 

de heer Charles PICQUÉ

minister-voorzitter van de Brusselse hoofdstedelijke regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

ter vervanging van de heer Jacques SIMONET,

 

de heer Jos CHABERT

vice-voorzitter van het Brussels hoofdstedelijk parlement,

op basis van zijn nieuwe mandaat;

b)

als plaatsvervanger:

 

de heer Benoît CEREXHE

minister van de Brusselse hoofdstedelijke regering, belast met Economie, Tewerkstelling, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding, Dringende Medische Hulp en Landbouwbeleid,

ter vervanging van de heer Eric TOMAS,

zulks voor de verdere duur van hun ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2006.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-C. JUNCKER


(1)  PB L 24 van 26.1.2002, blz. 38.


Commissie

1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/57


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2005

tot vaststelling van regels voor de uitvoering van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 247)

(2005/166/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (1), en met name op artikel 3, lid 3, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 6, en artikel 8, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De jaarlijks aan de Commissie gerapporteerde informatie is nodig om te kunnen beoordelen wat de feitelijke vorderingen zijn op weg naar het nakomen van de verplichtingen van de Gemeenschap en haar lidstaten op het gebied van de beperking of reductie van alle emissies van broeikasgassen uit hoofde van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het Protocol van Kyoto en om de jaarlijkse verslagen van de Gemeenschap overeenkomstig de verplichtingen uit hoofde van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto op te kunnen stellen.

(2)

De Commissie moet de in artikel 4, lid 1, van deze beschikking vermelde onderdelen herzien als er naar aanleiding van de beoordeling van de inventaris van de Gemeenschap door het UNFCCC aanvullende gegevens worden verlangd en volgens de in artikel 9, lid 2, van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde procedure de nodige wijzigingen vaststellen om van de lidstaten te verlangen dat zij deze gegevens in hun volgende verslagen uit hoofde van artikel 3, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG rapporteren.

(3)

De om de twee jaar aan de Commissie gerapporteerde informatie is nodig om de geraamde vorderingen van de Gemeenschap en haar lidstaten op weg naar het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto te kunnen beoordelen.

(4)

De Commissie dient bijlage II en bijlage III te evalueren en uiterlijk op 1 januari 2007 volgens de in artikel 9, lid 2, van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde procedure eventueel benodigde wijzigingen vast te stellen.

(5)

Wanneer er in de inventaris van een lidstaat gegevens ontbreken, zal de Commissie na raadpleging van de betrokken lidstaat en volgens de in deze beschikking geformuleerde beginselen ramingen opstellen om overeenkomstig de UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage over jaarlijkse inventarissen en de herziene IPCC-richtsnoeren voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 1996 de volledigheid van de inventaris van die lidstaat en van de Gemeenschap te waarborgen.

(6)

De lidstaten en de Commissie dienen overeenkomstig de UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage voor nationale mededelingen en de richtsnoeren krachtens artikel 7 van het Protocol van Kyoto hun verslagen op te stellen om aan te tonen welke vorderingen er tegen 2005 zijn geboekt.

(7)

De lidstaten en de Commissie dienen overeenkomstig de richtsnoeren krachtens artikel 7 van het Protocol van Kyoto hun verslagen op te stellen over de extra periode die in de akkoorden van Marrakech is vastgesteld om de verplichtingen na het verstrijken van deze periode na te komen.

(8)

De in deze beschikking vastgestelde procedures en tijdschema's voor samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten en de Gemeenschap in verband met de verplichtingen uit hoofde van Beschikking nr. 280/2004/EG zullen een tijdige en effectieve tenuitvoerlegging van deze verplichtingen waarborgen.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 9 van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

HOOFDSTUK I

Onderwerp

Artikel 1

Onderwerp

In deze beschikking worden de voorschriften vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van Beschikking nr. 280/2004/EG ten aanzien van:

a)

de rapportage van in artikel 3, leden 1 en 2, van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde informatie overeenkomstig artikel 3, lid 3, van die beschikking;

b)

de vaststelling van een inventarisatiesysteem van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Beschikking nr. 280/2004/EEG;

c)

de voorschriften voor rapportage om vorderingen aan te tonen, zoals vereist bij artikel 3, lid 2, van het Protocol van Kyoto, en voor rapportage in verband met de in de akkoorden van Marrakech vastgestelde extra periode om de verplichtingen na te komen, overeenkomstig artikel 5, lid 6, van Beschikking nr. 280/2004/EEG;

d)

de procedures en tijdschema's voor samenwerking en coördinatie inzake de in artikel 8, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG vermelde verplichtingen overeenkomstig artikel 8, lid 3, van die beschikking.

HOOFDSTUK II

Rapportage door de lidstaten

Deel 1

Jaarlijkse verslagen

Artikel 2

Bepaling en richtsnoeren voor rapportage

1.   De lidstaten bepalen de krachtens artikel 3, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG gerapporteerde informatie overeenkomstig:

a)

de herziene richtsnoeren van de intergouvernementele werkgroep voor klimaatverandering (IPCC) voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 1996, hierna de „herziene IPCC-richtsnoeren voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 1996” te noemen;

b)

de IPCC-leidraad voor goede praktijk en onzekerheidsbeheer in nationale inventarissen van broeikasgassen, hierna de „IPCC-leidraad voor goede praktijk” te noemen;

c)

de IPCC-leidraad voor goede praktijk voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (land use, land-use change and forestry – LULUCF), hierna de „IPCC-leidraad voor goede praktijk voor LULUCF” te noemen.

2.   De lidstaten rapporteren de krachtens artikel 3, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG te rapporteren informatie aan de Commissie met een afschrift aan het Europees Milieuagentschap overeenkomstig:

a)

de richtsnoeren voor de samenstelling van de nationale mededelingen door de in bijlage I van het verdrag opgenomen partijen, deel I: UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage over jaarlijkse inventarissen, hierna de „UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage over jaarlijkse inventarissen” te noemen;

b)

de richtsnoeren voor de opstelling van de uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto vereiste informatie, hierna de „richtsnoeren uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto” te noemen.

3.   Het in artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde volledige nationale inventarisatieverslag wordt opgesteld volgens de structuur voor nationale inventarisatieverslagen die is opgenomen in de UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage over jaarlijkse inventarissen.

Artikel 3

Rapportage uit hoofde van artikel 3, lid 1, onder d), van Beschikking nr. 280/2004/EG

1.   De lidstaten rapporteren overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Protocol van Kyoto en de relevante uit hoofde daarvan vastgestelde besluiten met het oog op artikel 3, lid 1, onder d), van Beschikking nr. 280/2004/EG voor de jaren tussen 1990 en het voorlaatste jaar hun antropogene emissies van broeikasgassen per bron en verwijderingen per put ten gevolge van veranderingen in landgebruik en bosbouw uit hoofde van artikel 3, lid 3, van het Protocol van Kyoto.

Lidstaten die krachtens artikel 3, lid 4, van het Protocol van Kyoto kiezen voor bosbeheer, beheer van bouwland, beheer van weidegronden of heraanplanting, rapporteren daarnaast voor elke gekozen activiteit voor de jaren tussen 1990 en het voorlaatste jaar hun antropogene emissies van broeikasgassen per bron en verwijderingen per put.

De lidstaten maken duidelijk onderscheid tussen deze informatie en ramingen van antropogene emissies door de in bijlage A van het Protocol van Kyoto vermelde bronnen.

2.   De lidstaten verstrekken de in lid 1 vermelde informatie in hun verslagen die vanaf 15 januari 2010 worden ingediend.

Artikel 4

Rapportage uit hoofde van artikel 3, lid 1, onder f), van Beschikking nr. 280/2004/EG

1.   Met het oog op artikel 3, lid 1, onder f), van Beschikking nr. 280/2004/EG rapporteren de lidstaten:

a)

een beschrijving van de institutionele regelingen van de lidstaat voor de opstelling van inventarissen en het opstellingsproces voor inventarissen;

b)

een beschrijving van de gebruikte methodologieën en gegevensbronnen, met inbegrip van informatie over de gebruikte methoden, en de soorten activiteitsgegevens en emissiefactoren die worden gebruikt voor de hoofdbronnen van de Gemeenschap, zoals die jaarlijks uiterlijk op 31 oktober door de Commissie worden bepaald overeenkomstig hoofdstuk 7 van de IPCC-richtsnoeren voor goede praktijk en hoofdstuk 5 van de IPCC-richtsnoeren voor goede praktijk voor LULUCF. De lidstaten verstrekken deze informatie door te verwijzen naar delen van het nationale inventarisatieverslag of in de vorm van de in bijlage I van deze beschikking opgenomen tabellen;

c)

informatie over het programma van de lidstaat voor kwaliteitsborging en kwaliteitsbeheersing, met inbegrip van de kwaliteitsdoelstellingen en het kwaliteitsborgings- en kwaliteitsbeheersingsplan voor de inventarisatie;

d)

een algehele onzekerheidsevaluatie;

e)

een algehele volledigheidsevaluatie, waarin de geografische dekking van die lidstaat en eventuele lacunes in de ingediende inventaris aan de orde komen;

f)

een vergelijking van de sectorale aanpak met de referentieaanpak;

g)

eventuele reacties op de na de indiening van eerdere nationale inventarissen ontvangen beoordeling door het UNFCCC van eerdere nationale inventarissen en informatie over eventueel uitgevoerde herberekeningen;

h)

een beschrijving en interpretatie van de emissietendensen in het verleden.

2.   Voor de overeenkomstig lid 1, punten a) tot en met e), te verstrekken informatie mogen de lidstaten vermelden dat zich in deze delen van het nationale inventarisatieverslag geen wijzigingen hebben voorgedaan.

Artikel 5

Rapportage uit hoofde van artikel 3, lid 1, onder g), van Beschikking nr. 280/2004/EG

In de in artikel 3, lid 1, onder g), van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde informatie uit het nationale register wordt de informatie opgenomen die krachtens de richtsnoeren uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto vereist is.

Artikel 6

Rapportage uit hoofde van artikel 3, lid 1, onder h), van Beschikking nr. 280/2004/EG

In de in artikel 3, lid 1, onder h), van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde informatie over rechtspersonen wordt een lijst opgenomen van de rechtspersonen die door de lidstaat zijn gemachtigd om toegewezen eenheden (AAU’s), verwijderingseenheden (RMU’s), emissiereductie-eenheden (ERU’s) en gecertificeerde emissiereducties (CER’s), met inbegrip van tijdelijke CER’s (tCER’s) en CER’s op lange termijn (lCER’s) te bezitten.

Artikel 7

Rapportage uit hoofde van artikel 3, lid 1, onder j), van Beschikking nr. 280/2004/EG

In de in artikel 3, lid 1, onder j), van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde informatie over indicatoren:

a)

worden uiterlijk op 15 januari 2005 en elk daaropvolgend jaar de waarden voor de in tabel II-1 van bijlage II vermelde prioriteitsindicatoren opgenomen;

b)

zouden uiterlijk op 15 januari 2005 de waarden voor de in tabel II-2 van bijlage II vermelde aanvullende prioriteitsindicatoren moeten worden opgenomen en worden deze uiterlijk op 15 januari 2006 en elk daaropvolgend jaar opgenomen;

c)

zouden uiterlijk op 15 januari 2005 en elk daaropvolgend jaar de waarden voor de in tabel II-3 van bijlage II vermelde aanvullende indicatoren moeten worden opgenomen.

Deel 2

Tweejaarlijkse verslagen

Artikel 8

Leidraad voor rapportage

De lidstaten rapporteren de in artikel 3, lid 2, van Beschikking nr. 280/2004/EG vermelde informatie overeenkomstig de richtsnoeren voor de samenstelling van de nationale mededelingen door de in bijlage I van het verdrag opgenomen partijen, deel II: UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage over nationale mededelingen, hierna de „UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage over nationale mededelingen” te noemen, en de richtsnoeren uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto.

Artikel 9

Rapportage uit hoofde van artikel 3, lid 2, onder a), van Beschikking nr. 280/2004/EG

De in artikel 3, lid 2, onder a), van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde informatie over nationale beleidsinitiatieven en maatregelen omvat:

a)

een lijst van de beleidsinitiatieven en maatregelen die in de loop van de verslagperiode zijn afgerond of ingetrokken;

b)

een beschrijving van de reële en verwachte interactie met andere relevante beleidsinitiatieven en maatregelen en met relevante beleidsinitiatieven en wetgeving van de Gemeenschap;

c)

indicatoren voor prognoses voor de jaren 2005, 2010, 2015 en 2020, zoals vermeld in bijlage III van deze beschikking.

Artikel 10

Rapportage uit hoofde van artikel 3, lid 2, onder b), van Beschikking nr. 280/2004/EG

1.   Met het oog op artikel 3, lid 2, onder b), van Beschikking nr. 280/2004/EG geven de lidstaten duidelijk aan wat hun prognoses „met bestaande maatregelen” en „met aanvullende maatregelen” zijn en welke beleidsinitiatieven en maatregelen daarin zijn meegenomen.

Een prognose „met bestaande maatregelen” omvat ingevoerde en vastgestelde beleidsinitiatieven en maatregelen. Een prognose „met aanvullende maatregelen” omvat geplande beleidsinitiatieven en maatregelen.

De lidstaten kunnen informatie over prognoses „zonder maatregelen” opnemen als onderdeel van hun prognoses „met bestaande maatregelen” en „met aanvullende maatregelen”. In een prognose „zonder maatregelen” worden alle beleidsinitiatieven en maatregelen uitgesloten die na het jaar dat als uitgangsjaar voor deze prognose is gekozen, zijn ingevoerd, vastgesteld of gepland.

2.   De in artikel 3, lid 2, onder b), punt iv), van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde beschrijvingen van methodieken, modellen, onderliggende aannames en belangrijkste input- en outputparameters omvatten, indien deze worden gebruikt, de in deel 1 van bijlage IV van deze beschikking vermelde verplichte parameters.

Er wordt bij de lidstaten op aangedrongen dat zij de parameters voor prognoses rapporteren die zijn opgenomen in de in deel 2 van bijlage IV van deze beschikking vermelde lijst van aanbevolen parameters.

De lidstaten voeren een gevoeligheidsanalyse van hun prognoses uit, waarbij de nadruk ligt op de belangrijkste inputvariabelen in hun prognosemodellen.

Er wordt bij de lidstaten op aangedrongen dat zij voor de belangrijkste inputvariabelen een hoog, gemiddeld en laag scenario specificeren en voor deze scenario's kwantitatieve prognoses voor de emissie opstellen. Daarnaast wordt er bij de lidstaten op aangedrongen dat zij een maat opnemen voor de robuustheid van hun prognosemodel en de methoden daarvan die voor hun bepalingen worden gebruikt. De lidstaten kunnen het gebruik van multivariate scenario's overwegen, waarbij combinaties van inputvariabelen worden gebruikt.

Artikel 11

Rapportage uit hoofde van artikel 3, lid 2, onder a), punt vi), en artikel 3, lid 2, onder d), van Beschikking nr. 280/2004/EG

De lidstaten verstrekken op basis van de in bijlage V van deze beschikking opgenomen vragenlijst informatie over hun gebruik van Joint Implementation, het Clean Development Mechanism en de internationale handel in emissierechten op grond van de artikelen 6, 12 en 17 van het Protocol van Kyoto om overeenkomstig artikel 2 van Beschikking 2002/358/EG (2) en het Protocol van Kyoto te voldoen aan hun gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking of -reductie. Er wordt bij de lidstaten op aangedrongen dat zij deze informatie jaarlijks verstrekken als onderdeel van hun rapportage uit hoofde van artikel 3, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG.

De lidstaten kunnen deze informatie beperken tot wijzigingen in of toevoegingen aan de op basis van de vragenlijst voor het voorgaande jaar gerapporteerde informatie.

HOOFDSTUK III

Het inventarisatiesysteem van de Gemeenschap

Deel 1

Het inventarisatiesysteem van de Gemeenschap

Artikel 12

Kwaliteit en uitwisseling van informatie en gegevens in het inventarisatiesysteem van de Gemeenschap

1.   De lidstaten waarborgen de kwaliteit van activiteitsgegevens, emissiefactoren en andere parameters die voor hun nationale inventaris van broeikasgassen worden gebruikt, overeenkomstig de IPCC-richtsnoeren voor goede praktijk en de IPCC-richtsnoeren voor goede praktijk voor LULUCF.

2.   De lidstaten dienen hun jaarlijkse inventaris in elektronische vorm bij de Commissie in en sturen een kopie daarvan aan het Europees Milieuagentschap.

Deel 2

Ramingen voor in een nationale inventaris ontbrekende gegevens overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG

Artikel 13

Ramingen voor in een nationale inventaris ontbrekende gegevens overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG

Indien een lidstaat niet alle uit hoofde van artikel 3, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG vereiste gegevens uiterlijk op 15 maart van een verslagjaar indient, stelt de Commissie ramingen op voor de gegevens die voor die lidstaat ontbreken, die overeenkomstig de UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage over jaarlijkse inventarissen en de herziene IPCC-richtsnoeren voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 1996 worden opgenomen in de inventaris van broeikasgassen voor de Gemeenschap voor dat verslagjaar en die broncategorie.

Artikel 14

1.   De ramingen van de Commissie voor ontbrekende gegevens worden gebaseerd op de in de leden 2, 3 en 4 geformuleerde beginselen.

2.   Als de lidstaat beschikt over een consistente tijdreeks van gerapporteerde ramingen voor de desbetreffende broncategorie voor eerdere jaren, waarin geen aanpassingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto zijn aangebracht, wordt extrapolatie van die tijdreeks gebruikt om de emissieraming te verkrijgen.

Voor de emissie van kooldioxide door de energiesector wordt de extrapolatie van emissies gebaseerd op de procentuele verandering van de emissieramingen voor kooldioxide van Eurostat.

3.   Indien in de ramingen voor de desbetreffende broncategorie in eerdere jaren aanpassingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto zijn aangebracht en de lidstaat geen herziene raming heeft ingediend, wordt gebruik gemaakt van de basismethode voor aanpassing die wordt gebruikt door het beoordelingsteam van deskundigen, zoals vermeld in de technische leidraad voor methodologieën voor aanpassingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto, hierna de „technische leidraad voor aanpassingen” te noemen, zonder dat de in deze richtsnoeren gedefinieerde conservativiteitsfactor wordt toegepast.

4.   Indien een consistente tijdreeks van gerapporteerde ramingen voor de desbetreffende broncategorie niet beschikbaar is en indien in de raming voor de broncategorie geen aanpassingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto zijn aangebracht, wordt de raming gebaseerd op de technische leidraad voor aanpassingen zonder dat de in deze richtsnoeren gedefinieerde conservativiteitsfactor wordt toegepast.

Artikel 15

De Commissie stelt de in artikel 14 bedoelde ramingen na raadpleging van de betrokken lidstaat uiterlijk op 31 maart van het verslagjaar op en deelt deze ramingen aan de andere lidstaten mee.

Artikel 16

De betrokken lidstaat gebruikt de in artikel 14 bedoelde ramingen voor de indiening van zijn nationale inventaris bij het UNFCCC om de consistentie tussen de inventaris van de Gemeenschap en de inventarissen van de lidstaten te waarborgen.

HOOFDSTUK IV

Rapportage over het aantonen van tegen 2005 geboekte vorderingen en de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen

Deel 1

Verslagen over het aantonen van tegen 2005 geboekte vorderingen

Artikel 17

Rapportage door de lidstaten over het aantonen van tegen 2005 geboekte vorderingen uit hoofde van artikel 5, lid 4, van Beschikking nr. 280/2004/EG

1.   De lidstaten stellen het verslag over het aantonen van tegen 2005 geboekte vorderingen samen overeenkomstig de UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage voor nationale mededelingen en de richtsnoeren uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto. In het verslag worden opgenomen:

a)

een beschrijving van binnenlandse maatregelen, met inbegrip van eventuele wettelijke en institutionele maatregelen, die zijn vastgesteld om te voldoen aan de verplichtingen van die lidstaat uit hoofde van artikel 2 van Beschikking 2002/358/EG en het Protocol van Kyoto, en eventuele programma's voor binnenlandse naleving en handhaving;

b)

informatie over tendensen in en prognoses van emissies van broeikasgassen op nationaal niveau, waarbij de tendensen worden gebaseerd op de inventarisatiegegevens die uiterlijk op 15 april 2005 door de lidstaten bij het UNFCCC worden ingediend;

c)

een evaluatie van de manier waarop de onder a) bedoelde binnenlandse maatregelen er in het licht van de onder b) bedoelde tendensen en prognoses toe zullen bijdragen dat de lidstaat aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 2 van Beschikking 2002/358/EG en het Protocol van Kyoto voldoet;

d)

een beschrijving van de door de lidstaat ondernomen activiteiten, acties en programma's teneinde te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 10 en 11 van het Protocol van Kyoto.

2.   De lidstaten dienen het verslag in als één document, waarin vier hoofdstukken zijn opgenomen met de in lid 1, onder a) tot en met d), vermelde informatie.

De in lid 1, onder b), bedoelde informatie over prognoses is in overeenstemming met de uiterlijk op 15 juni 2005 uit hoofde van artikel 5, lid 3, van Beschikking nr. 280/2004/EG bij de Commissie ingediende informatie.

Deel 2

Verslagen bij het verstrijken van de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen

Artikel 18

Rapportage door de lidstaten bij het verstrijken van de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van artikel 5, lid 5, van Beschikking nr. 280/2004/EG

Elk verslag van een lidstaat bevat overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen voor de administratie van de toegewezen hoeveelheden uit hoofde van artikel 7, lid 4, van het Protocol van Kyoto de volgende informatie:

a)

voor het lopende kalenderjaar tot het eind van de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen (bepaald overeenkomstig Greenwich Mean Time) de totale hoeveelheid:

i)

ERU’s, CER’s (met inbegrip van lCER’s en tCER’s), AAU’s en RMU’s op elke nationale bezit-, annulerings-, vervangings- en afboekingsrekening van de lidstaat en elke bezitrekening van inrichtingen en personen op 1 januari van elk jaar;

ii)

AAU’s die zijn verleend op basis van de uit hoofde van artikel 3, leden 7 en 8, van het Protocol van Kyoto toegewezen hoeveelheid;

iii)

ERU’s die zijn verleend op basis van projecten die uit hoofde van artikel 6 van het Protocol van Kyoto worden uitgevoerd;

iv)

ERU’s, CER’s (met inbegrip van lCER’s en tCER’s), AAU’s en RMU’s die van andere registers zijn verkregen en een afzonderlijke lijst waarin de identiteit van de overdragende rekeningen en registers wordt vermeld;

v)

RMU’s die op basis van elke activiteit uit hoofde van artikel 3, leden 3 en 4, van het Protocol van Kyoto zijn verleend;

vi)

ERU’s, CER’s (met inbegrip van lCER’s en tCER’s), AAU’s en RMU’s die aan andere registers zijn overgedragen en een afzonderlijke lijst waarin de identiteit van de ontvangende rekeningen en registers wordt vermeld;

vii)

ERU’s, CER’s, AAU’s en RMU’s die op basis van activiteiten uit hoofde van artikel 3, leden 3 en 4, van het Protocol van Kyoto zijn geannuleerd;

viii)

ERU’s, CER’s, AAU’s en RMU’s die zijn geannuleerd nadat door het Comité naleving is vastgesteld dat de lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, van het Protocol van Kyoto niet is nagekomen;

ix)

andere geannuleerde ERU’s, CER’s (met inbegrip van lCER’s en tCER’s), AAU’s en RMU’s;

x)

afgeboekte ERU’s, CER’s (met inbegrip van lCER’s en tCER’s), AAU’s en RMU’s;

xi)

AAU’s, CER’s, ERU’s, RMU’s en tCER’s die zijn overgedragen naar de tCER- vervangingsrekening voor de verplichtingsperiode;

xii)

AAU’s, CER’s, ERU’s, RMU’s en lCER’s die zijn overgedragen naar de lCER- vervangingsrekening voor de eerste verplichtingsperiode van het protocol van Kyoto.

b)

de totale hoeveelheid en de serienummers van de ERU’s, AAU’s, RMU’s en CER’s (met inbegrip van lCER’s en tCER’s) in de nationale afboekingsrekening van de lidstaat aan het eind van de verslagperiode;

c)

de totale hoeveelheid en de serienummers van de ERU’s, CER’s en AAU’s waarvoor de lidstaat om overdracht naar de volgende verplichtingsperiode verzoekt.

In deze informatie worden alleen ERU’s, AAU’s, RMU’s en CER’s (met inbegrip van lCER’s en tCER’s) opgenomen die geldig zijn voor de desbetreffende verplichtingsperiode. Deze wordt bepaald op basis van de informatie die uit hoofde van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2216/2004 (3) van de Commissie beschikbaar wordt gesteld en in elektronische vorm ingediend.

Artikel 19

Rapportage door de Gemeenschap bij het verstrijken van de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van artikel 5, lid 5, van Beschikking nr. 280/2004/EG

Het verslag van de Gemeenschap bevat de volgende informatie:

a)

de totale hoeveelheden van de in artikel 18, onder a), vermelde eenheden die door de lidstaten zijn gerapporteerd en de totale hoeveelheden van deze eenheden die in het register van de Gemeenschap zijn opgenomen;

b)

de totale hoeveelheid en de serienummers van de ERU’s, AAU’s, RMU’s en CER’s (met inbegrip van lCER’s en tCER’s) in de afboekingsrekeningen van de lidstaten en de Gemeenschap aan het eind van de verslagperiode;

c)

de totale hoeveelheid en de serienummers van de ERU’s, CER’s en AAU’s waarvoor elke lidstaat en de Gemeenschap overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen voor de administratie van de toegewezen hoeveelheden uit hoofde van artikel 7, lid 4, van het Protocol van Kyoto om overdracht naar de volgende verplichtingsperiode verzoeken.

HOOFDSTUK V

Procedures en tijdschema’s voor samenwerking en coördinatie

Artikel 20

Opstelling van de broeikasgasinventaris en het inventarisatieverslag van de Gemeenschap uit hoofde van artikel 8, lid 1, onder a), van Beschikking nr. 280/2004/EG

1.   De lidstaten gebruiken voor de indiening van jaarlijkse informatie uit hoofde van artikel 3, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG de ReportNet-instrumenten van het Europees Milieuagentschap die krachtens Verordening (EG) nr. 1641/2003 van het Europees Parlement en de Raad (4) ter beschikking worden gesteld.

2.   De verstrekking van geactualiseerde gegevens door de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG blijft beperkt tot de verstrekking van ontbrekende gegevens en de aanpassing van strijdigheden.

3.   De procedures en het tijdschema voor de opstelling van de inventaris en het inventarisatieverslag van de Gemeenschap worden in bijlage VI vermeld.

Artikel 21

De toetsings-, aanpassings- en nalevingsprocedures in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto uit hoofde van artikel 8, lid 1, onder b) en c), van Beschikking nr. 280/2004/EG

1.   Als een lidstaat zijn jaarlijkse inventarisatieverslag op 1 juni nog niet bij het UNFCCC heeft ingediend, stelt bij de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

2.   De lidstaten stellen de Commissie binnen één week in kennis van de ontvangst van een van de volgende mededelingen van het UNFCCC:

a)

mededelingen van een beoordelingsteam van deskundigen omtrent problemen in verband met de inventaris van de lidstaat die een aanpassing noodzakelijk maken;

b)

correcties in de ramingen van de inventaris die in onderling overleg tussen de lidstaat en het beoordelingsteam van deskundigen in de betrokken ingediende inventaris worden aangebracht;

c)

aangepaste ramingen in een ontwerpbeoordelingsverslag van een bepaalde inventaris die zijn aangebracht wanneer de lidstaat het probleem niet naar tevredenheid van het beoordelingsteam van deskundigen heeft gecorrigeerd;

d)

vragen omtrent de uitvoering die aan het Comité naleving uit hoofde van het Protocol van Kyoto zijn voorgelegd, de kennisgeving van het Comité naleving dat het nader op een vraag omtrent de uitvoering ingaat en alle voorlopige bevindingen en beslissingen van het Comité naleving en de afdelingen daarvan ten aanzien van de lidstaat.

Ten aanzien van punt a) stelt de lidstaat de Commissie in kennis van de wijze waarop hij van plan is de door het beoordelingsteam van deskundigen gesignaleerde problemen aan te pakken.

Ten aanzien van punt c) deelt de lidstaat de Commissie mee of hij de voorgestelde aanpassingen accepteert of afwijst.

De Commissie stelt de andere lidstaten binnen één week in kennis van de ontvangst van de in de punten a) tot en met d) genoemde mededelingen van de betrokken lidstaat.

3.   De Commissie stelt alle lidstaten binnen één week in kennis van de ontvangst van een van de volgende mededelingen van het UNFCCC:

a)

mededelingen van een beoordelingsteam van deskundigen omtrent problemen in verband met de inventaris van de Gemeenschap die een aanpassing noodzakelijk maken;

b)

correcties in de ramingen van de inventaris die in onderling overleg tussen de Gemeenschap en het beoordelingsteam van deskundigen in de betrokken ingediende inventaris worden aangebracht;

c)

aangepaste ramingen in een ontwerpbeoordelingsverslag van een bepaalde inventaris die zijn aangebracht wanneer de Gemeenschap het probleem niet naar tevredenheid van het beoordelingsteam van deskundigen heeft gecorrigeerd;

d)

vragen omtrent de uitvoering die aan het Comité naleving uit hoofde van het Protocol van Kyoto zijn voorgelegd, de kennisgeving van het Comité naleving dat het nader op een vraag omtrent de uitvoering ingaat en alle voorlopige bevindingen en beslissingen van het Comité naleving en de afdelingen daarvan ten aanzien van de Gemeenschap.

4.   De lidstaten coördineren hun reactie op het beoordelingsproces in verband met verplichtingen uit hoofde van Beschikking nr. 280/2004/EG met de Commissie:

a)

binnen de uit hoofde van het Protocol van Kyoto vastgestelde tijdschema’s, indien de aangepaste ramingen in één jaar of the cumulatieve aanpassingen in opeenvolgende jaren van de verplichtingsperiode voor een of meer lidstaten zodanige aanpassingen in de inventaris van de Gemeenschap zouden inhouden dat niet langer wordt voldaan aan de methodologische en rapportageverplichtingen uit hoofde van artikel 7, lid 1, van het Protocol van Kyoto met het oog op de voorschriften voor het recht om deel te nemen, zoals bepaald in de richtsnoeren uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto;

b)

uiterlijk twee weken vóór de indiening bij de desbetreffende instanties uit hoofde van het Protocol van Kyoto van de volgende mededelingen:

i)

een verzoek om een aanpassing te herzien;

ii)

een verzoek om opnieuw het recht te krijgen om deel te nemen;

iii)

een reactie op een beslissing om nader in te gaan op een vraag omtrent de uitvoering of op voorlopige bevindingen van het Comité naleving.

5.   De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van aanpassingen die voor de ramingen voor hun inventaris worden berekend tijdens de vrijwillige aanpassingsprocedure die overeenkomstig de technische leidraad voor aanpassing wordt gevolgd.

Artikel 22

Opstelling van de verslagen over het aantonen van vorderingen uit hoofde van artikel 8, lid 1, onder d), van Beschikking nr. 280/2004/EG

1.   Het ontwerpverslag van de Commissie over het aantonen van de tegen 2005 door de Gemeenschap geboekte vorderingen wordt uiterlijk op 30 juli 2005 aan de lidstaten verzonden. De lidstaten dienen eventuele opmerkingen uiterlijk op 31 augustus 2005 in.

2.   De lidstaten dienen hun verslagen over het aantonen van de tegen 2005 geboekte vorderingen uiterlijk op 1 januari 2006 bij het UNFCCC-secretariaat in en verstrekken de Commissie op dezelfde datum een elektronische kopie van dat ingediende verslag.

Artikel 23

Rapportage over de bepaling van de toegewezen hoeveelheid uit hoofde van artikel 8, lid 1, onder e), van Beschikking nr. 280/2004/EG

1.   Elke lidstaat dient uiterlijk op 15 januari 2006 de volgende informatie bij de Commissie in:

a)

de volledige tijdreeks van inventarissen van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen die niet onder het Protocol van Montreal vallen, zoals die aan het UNFCCC zijn gerapporteerd;

b)

het door de lidstaat gekozen referentiejaar voor fluorkoolwaterstoffen, perfluorkoolwaterstoffen en zwavelhexafluoride, zoals dat aan het UNFCCC is gerapporteerd;

c)

zijn voorstel voor zijn emissieniveau in ton kooldioxide-equivalent overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2002/358/EG en artikel 3, leden 7 en 8, van het Protocol van Kyoto, na de vaststelling van de definitieve emissiecijfers voor het referentiejaar en op basis van de in bijlage II van Beschikking 2002/358/EG en het Protocol van Kyoto vermelde gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie, rekening houdend met de in artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto bedoelde methoden voor de raming van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put en de uitvoeringsbepalingen voor de berekening van de toegewezen hoeveelheid uit hoofde van artikel 3, leden 7 en 8, van het Protocol van Kyoto;

d)

de berekening van zijn reserve voor de verplichtingsperiode als 90 % van zijn voorgestelde toegewezen hoeveelheid of, indien dit getal lager is, 100 % van vijf keer zijn meest recent geëvalueerde inventaris;

e)

de door de lidstaat gekozen universele minimale waarden voor boomkroonbedekking, landoppervlak en boomhoogte om te worden gebruikt voor de administratie van zijn activiteiten uit hoofde van artikel 3, leden 3 en 4, van het Protocol van Kyoto, alsmede een motivering van de verenigbaarheid van deze waarden met de informatie die in het verleden is gerapporteerd bij de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties of andere internationale organen en, indien er sprake is van verschillen, een uitleg omtrent de redenen waarom en de wijze waarop deze waarden zijn gekozen, in overeenstemming met de definities, uitvoeringsbepalingen, voorschriften en richtsnoeren voor activiteiten op het gebied van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw uit hoofde van het Protocol van Kyoto;

f)

de door de lidstaat gekozen activiteiten uit hoofde van artikel 3, lid 4, die worden opgenomen in de administratie voor de eerste verplichtingsperiode, alsmede informatie over de wijze waarop zijn nationale systeem uit hoofde van artikel 5, lid 1, van het Protocol van Kyoto het aan de activiteiten gekoppelde landoppervlak zal bepalen, in overeenstemming met de definities, uitvoeringsbepalingen, voorschriften en richtsnoeren voor activiteiten op het gebied van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw uit hoofde van het Protocol van Kyoto;

g)

een mededeling of hij, voor elke activiteit uit hoofde van artikel 3, leden 3 en 4, van het Protocol van Kyoto jaarlijks of voor de volledige verplichtingsperiode verslag uit wil brengen;

h)

een beschrijving van zijn nationale systeem overeenkomstig artikel 5, lid 1, van het Protocol van Kyoto in overeenstemming met de richtsnoeren uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto;

i)

een beschrijving van zijn nationale register in overeenstemming met de richtsnoeren uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto.

De niet in bijlage II van Beschikking 2002/358/EG opgenomen lidstaten dienen deze informatie uiterlijk op 15 juni 2006 in.

2.   Het tijdschema voor de opstelling en indiening van de in artikel 7, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG bedoelde verslagen die overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen voor de administratie van de toegewezen hoeveelheden uit hoofde van artikel 7, lid 4, van het Protocol van Kyoto worden ingediend, is opgenomen in bijlage VII.

Artikel 24

Rapportage in verband met de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van artikel 8, lid 1, onder f), van Beschikking nr. 280/2004/EG

1.   De verslagen van de lidstaten bij het verstrijken van de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen worden binnen één maand na het verstrijken van de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen bij het UNFCCC-secretariaat en de Commissie ingediend.

2.   Het verslag van de Gemeenschap bij het verstrijken van de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen wordt binnen één maand na ontvangst van de in lid 1 bedoelde verslagen van de lidstaten bij het UNFCCC-secretariaat ingediend.

HOOFDSTUK VI

Slotbepalingen

Artikel 25

Inwerkingtreding

Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 26

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2005.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1.

(2)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

(3)  PB L 386 van 29.12.2004, blz. 1.

(4)  PB L 245 van 29.9.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

Tabel voor methodologieën, gegevensbronnen en emissiefactoren die door de lidstaten met het oog op artikel 4, lid 1, onder b), worden gebruikt voor hoofdbronnen van de EG

Informatie over de gebruikte methoden kan zijn: de niveau-methode, het model of een landspecifieke aanpak. Activiteitsgegevens kunnen afkomstig zijn van nationale statistische gegevens of specifiek voor installaties zijn. Emissiefactoren kunnen zijn: de standaard-emissiefactoren van de IPCC, zoals geschetst in de herziene IPCC-richtsnoeren voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 1996 en in de IPCC-richtsnoeren voor goede praktijk, landspecifieke emissiefactoren, installatiespecifieke emissiefactoren of CORINAIR-emissiefactoren die zijn ontwikkeld in het kader van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand van 1979.

TABEL I-1

Overzichtsverslag van de Gemeenschap voor gebruikte methoden, activiteitsgegevens en emissiefactoren (Energie)

BRON EN PUT VAN BROEIKASGASSEN

CO2

CH4

N2O

CATEGORIEËN

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

1.

Energie

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

A.

Verbranding van brandstoffen

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

1.

Energiesector

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

a.

Publieke opwekking van elektriciteit en warmte

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b.

Raffinage van aardolie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

c.

Productie van vaste brandstoffen en andere energiebedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Be- en verwerkende industrie en bouw

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a.

IJzer en staal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b.

Non-ferrometalen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

c.

Chemische stoffen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

d.

Pulp, papier en grafische sector

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

e.

Voedings- en genotmiddelen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

f.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 1.A(a)s2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Vervoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a.

Burgerluchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b.

Wegvervoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

c.

Spoorwegen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

d.

Scheepvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

e.

Overig vervoer (zoals gespecificeerd in tabel 1.A(a)s3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Overige sectoren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a.

Commercieel/institutioneel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b.

Woningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

c.

Landbouw/bosbouw/visserij

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a.

Stationair

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b.

Mobiel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.

Diffuse emissie door brandstoffen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Vaste brandstoffen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a.

Kolenmijnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b.

Omzetting van vaste brandstoffen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

c.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 1.B.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Olie en aardgas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a.

Olie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b.

Aardgas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

c.

Ontluchten en affakkelen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

d.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 1.B.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


TABEL I-2

Overzichtsverslag van de Gemeenschap voor gebruikte methoden, activiteitsgegevens en emissiefactoren (Industriële processen)

BRON EN PUT VAN BROEIKASGASSEN

CO2

CH4

N2O

HFK’s

PFK’s

SF6

CATEGORIEËN

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevems (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emisseifactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activititeits gegevens (3)

Emissiefactor (4)

2.

Industriële processen

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

A.

Minerale producten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

1.

Cementproductie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

2.

Kalkproductie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

3.

Gebruik van kalksteen en dolomiet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

4.

Productie en gebruik van natriumcarbonaat

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

5.

Bitumen dakbedekking

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

6.

Asfalt voor wegen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

7.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 2(I)A-G)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

B.

Chemische industrie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Productie van ammoniak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Productie van salpeterzuur

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Productie van adipinezuur

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Productie van carbide

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 2(I)A-G)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.

Metaalproductie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Productie van ijzer en staal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Productie van ferrolegeringen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Aluminiumproductie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

In aluminium- en magnesiumgieterijen gebruikt SF6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

5.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 2(I)A-G)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

D.

Overige productie

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

1.

Pulp en papier

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

2.

Voeding en dranken

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

E.

Productie van halogeenkoolwaterstoffen en SF6

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Emissie van bijproducten

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Diffuse emissie

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 2(II))

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

F.

Verbruik van halogeenkoolwaterstoffen en SF6

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Apparatuur voor koeling en klimaatregeling

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Schuimblazen

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Brandblussers

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Aërosolen/dosisinhalatoren

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.

Oplosmiddelen

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.

Andere toepassingen met ODS-vervangers

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.

Fabricage van halfgeleiders

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8.

Elektrische apparatuur

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 2(II))

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

G.

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


TABEL I-3

Overzichtsverslag van de Gemeenschap voor gebruikte methoden, activiteitsgegevens en emissiefactoren (Gebruik van oplosmiddelen en andere producten, landbouw)

BRON EN PUT VAN BROEIKASGASSEN

CO2

CH4

N2O

CATEGORIEËN

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

3.

Gebruik van oplosmiddelen en andere producten

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

A.

Schilderen

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

B.

Ontvetten en chemisch reinigen

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

C.

Chemische producten, fabricage en be- en verwerking

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

D.

Overige

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

4.

Landbouw

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

A.

Darmgisting

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

1.

Rundvee

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

2.

Buffels

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

3.

Schapen

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

4.

Overige

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

B.

Mestbeheer

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Rundvee

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Buffels

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Schapen

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Overige

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

C.

Rijstteelt

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

D.

Landbouwgrond

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Directe bodememissie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Mest van al dan niet omheinde weiden en woeste weidegrond

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Indirecte emissie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 4.D)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

E.

Verplicht afbranden van savannes

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

F.

Verbranding van landbouwresten op het veld

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

G.

Overige

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 


TABEL I-4

Overzichtsverslag van de Gemeenschap voor gebruikte methoden, activiteitsgegevens en emissiefactoren (Verandering in landgebruik en bosbouw, afval, overige)

BRON EN PUT VAN BROEIKASGASSEN

CO2

CH4

N2O

CATEGORIEËN

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

Hoofdbron (1)

Toegepaste methode (2)

Activiteitsgegevens (3)

Emissiefactor (4)

5.

Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

A.

Bosland

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Bosland dat bosland blijft

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Land dat in bosland wordt omgezet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.

Bouwland

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Bouwland dat bouwland blijft

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Land dat in bouwland wordt omgezet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.

Grasland

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Grasland dat grasland blijft

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Land dat in grasland wordt omgezet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

D.

Wetlands

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Wetlands die wetland blijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Land dat in wetlands wordt omgezet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

E.

Woongebieden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Woongebieden die woongebieden blijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Land dat in woongebieden wordt omgezet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

F.

Overig land

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Overig land dat overig land blijft

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Land dat in overig land wordt omgezet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

G.

Overige (specificeren)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geoogste houtproducten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.

Afval

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

A.

Stortplaats voor vast afval op het land

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

1.

Beheerde stortplaats voor afval op het land

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

2.

Onbeheerde stortplaats voor afval op het land

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

3.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 6.A)

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Image

Image

Image

B.

Behandeling van afvalwater

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Industrieel afvalwater

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Afvalwater van huishoudens en bedrijven

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Overige (zoals gespecificeerd in tabel 6.B)

Image

Image

Image

Image

 

 

 

 

 

 

 

 

C.

Afvalverbranding

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

D.

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.

Overige (zoals gespecificeerd in overzicht 1.A)

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Memopunten:

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Internationale bunkers

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Luchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Scheepvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

CO2-emissie uit biomassa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Hoofdbronnen van de Gemeenschap. Wordt door de Commissie/het EMA ingevuld met resultaten van analyses van hoofdcategorieën uit eerder ingediende inventarissen.

(2)  Gebruik de volgende codes om de toegepaste methode te specificeren:

 

D (IPCC-standaard),

 

RA (referentieaanpak),

 

T1 (niveau 1 van IPCC),

 

T1a, T1b, T1c (respectievelijk niveau 1a, niveau 1b en niveau 1c van IPCC),

 

T2 (niveau 2 van IPCC),

 

T3 (niveau 3 van IPCC),

 

C (CORINAIR),

 

CS (landspecifiek).

 

M (model).

 

COPERT X (Copert-model; X = versie),

Vermeld, als er binnen één broncategorie meer dan een methode wordt gebruikt, de desbetreffende methoden. In het documentatievak dient een toelichting op landspecifieke methoden of eventuele wijzigingen in de standaardmethoden van IPCC te worden gegeven, alsmede informatie over het gebruik van verschillende methoden per broncategorie wanneer meer dan een methode wordt vermeld.

(3)  Gebruik de volgende codes om de bronnen van de gebruikte activiteitsgegevens te specificeren:

 

NS (nationale statistieken),

 

RS (regionale statistieken),

 

IS (internationale statistieken),

 

PS (installatiespecifieke gegevens),

 

AS (verenigingen, bedrijfsorganisaties),

 

Q (specifieke vragenlijsten, enquêtes).

Gebruik, als bovenstaande codes niet geschikt zijn voor de nationale omstandigheden, andere codes en geef hier een toelichting op in het documentatievak.

Gebruik, wanneer een combinatie van bronnen voor activiteitsgegevens is gebruikt, verschillende codes in één vak en geef hier een toelichting op in het documentatievak.

(4)  Gebruik de volgende codes om de gebruikte emissiefactor te specificeren:

 

D (IPCC-standaard),

 

C (CORINAIR),

 

CS (landspecifiek),

 

PS (installatiespecifiek).

Gebruik, wanneer een combinatie van emissiefactoren is gebruikt, verschillende codes in één vak en geef hier een toelichting op in het documentatievak.


BIJLAGE II

LIJST VAN JAARLIJKSE INDICATOREN

TABEL II-1

Lijst van prioriteitsindicatoren (1)

Nummer

Nomenclatuur in de indicatoren voor energie-efficiëntie van Eurostat

Indicator

Teller/noemer

Richtsnoeren/definities (2)  (3)

1

MACRO

Totale CO2-intensiteit van het BBP, t/miljoen EUR

Totale CO2-emissie, kiloton

Totale CO2-emissie (LUCF niet meegerekend) zoals gerapporteerd in het CRF.

BBP, miljard EUR (EC95)

Bruto binnenlands product in constante prijzen van 1995 (bron: nationale rekeningen).

2

MACRO B0

Energie-gerelateerde CO2-intensiteit van het BBP, t/miljoen EUR

CO2-emissie door energieverbruik, kiloton

CO2-emissie door verbranding van fossiele brandstoffen (IPCC-broncategorie 1A, sectorale aanpak).

BBP, miljard EUR (EC95)

Bruto binnenlands product in constante prijzen van 1995 (bron: nationale rekeningen).

3

VERVOER C0

CO2-emissie door personenauto's, kiloton

 

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen voor alle vervoersactiviteiten met personenauto's (motorvoertuigen die in eerste instantie bedoeld zijn voor het vervoer van personen, een capaciteit van ten hoogste 12 personen hebben en een brutogewicht van ten hoogste 3 900 kilo hebben — IPCC-broncategorie 1A3bi).

Aantal door personenauto's gereden kilometers, miljoen km

 

Aantal door personenauto's afgelegde kilometers (bron: vervoerstatistieken).

NB: De activiteitsgegevens moeten indien mogelijk in overeenstemming zijn met de emissiegegevens.

4

INDUSTRIE A1

Energie-gerelateerde CO2-intensiteit van de industrie, t/miljoen EUR

CO2-emissie door de industrie, kiloton

Emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen in de be- en verwerkende industrie, de bouw en mijnbouw en steengroeven (met uitzondering van kolenmijnen en de winning van olie en gas), met inbegrip van verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte (IPCC-broncategorie 1A2). Door de industrie voor vervoer gebruikte energie wordt niet hier meegerekend, maar in de vervoersindicatoren. Emissie door niet op de weg gebruikte en andere mobiele machines in de industrie wordt wel in deze sector meegerekend.

Totale bruto toegevoegde waarde van de industrie, miljard EUR (EC95)

Bruto toegevoegde waarde in constante prijzen van 1995 in de be- en verwerkende industrie (NACE 15-22, 24-37), de bouw (NACE 45) en mijnbouw en steengroeven (met uitzondering van kolenmijnen en de winning van olie en gas) (NACE 13-14) (bron: nationale rekeningen).

5

HUISHOUDENS A.1

Specifieke CO2-emissie door huishoudens, ton/woning

CO2-emissie door het verbruik van fossiele brandstoffen door huishoudens, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen in huishoudens (IPCC-broncategorie 1A4b).

Aantal permanent bewoonde woningen, 1 000

Aantal permanent bewoonde woningen.

6

DIENSTEN A0

CO2-intensiteit van de commerciële en institutionele sector, t/miljoen EUR

CO2-emissie door het verbruik van fossiele brandstoffen in de commerciele en institutionele sector, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen in commerciële en institutionele gebouwen van de publieke en particuliere sector (IPCC-broncategorie 1A4a). Door diensten voor vervoer gebruikte energie wordt niet hier meegerekend, maar in de vervoersindicatoren.

Bruto toegevoegde waarde diensten, miljard EUR (EC95)

Bruto toegevoegde waarde in constante prijzen van 1995 bij diensten (NACE 41, 50, 51, 52, 55, 63, 64, 65, 66, 67, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 80, 85, 90, 91, 92, 93, 99) (bron: nationale rekeningen).

7

TRANSFORMATIE B0

Specifieke CO2-emissie door elektriciteitscentrales van de publieke sector en zelfopwekkers, ton/TJ

CO2-emissie door thermische elektriciteitscentrales van de publieke sector en zelfopwekkers, kiloton

CO2-emissie door alle verbranding van fossiele brandstoffen voor de bruto-opwekking van elektriciteit en warmte door thermische elektriciteitscentrales en WKK-centrales van de publieke sector en zelfopwekkers. De emissie door installaties die uitsluitend warmte produceren wordt niet meegerekend.

Alle door thermische elektriciteitscentrales van de publieke sector en zelfopwekkers geleverde producten, PJ

De bruto opgewekte elektriciteit en eventuele warmte die door thermische elektriciteitscentrales en WKK-centrales (warmte/krachtkoppeling) van de publieke sector en zelfopwekkers aan derden wordt verkocht. De productie door installaties die uitsluitend warmte produceren wordt niet meegerekend. Thermische elektriciteitscentrales van de publieke sector hebben als primaire activiteit de opwekking van elektriciteit (en warmte) die aan derden wordt verkocht. Ze kunnen particulieren of de overheid als eigenaar hebben. Thermische elektriciteitscentrales van zelfopwekkers hebben als een van hun activiteiten de opwekking van elektriciteit (en warmte) die volledig of gedeeltelijk voor eigen gebruik is en hun primaire activiteit ondersteunt. De bruto-elektriciteitsopwekking wordt gemeten aan de uitgang van de hoofdtransformatoren, d.w.z. het elektriciteitsverbruik in de hulpapparatuur van de installatie en in de transformatoren wordt meegerekend (bron: energiebalans).


TABEL II-2

Lijst van aanvullende prioriteitsindicatoren (4)

Nummer

Nomenclatuur in de indicatoren voor energie-efficiëntie van Eurostat

Indicator

Teller/noemer

Richtsnoeren/definities (5)

1

VERVOER D0

CO2-emissie door het vrachtvervoer over de weg, kiloton

 

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen voor alle vervoersactiviteiten met lichte bedrijfswagens (voertuigen met een brutogewicht van ten hoogste 3 900 kg, in eerste instantie bedoeld voor het vervoer van lichte vracht of voorzien van speciale kenmerken zoals vierwielaandrijving voor gebruik buiten de weg — IPCC-broncategorie 1A3bii) en zware vrachtwagens (voertuigen met een brutogewicht van meer dan 3 900 kg, in eerste instantie bedoeld voor het vervoer van zware vracht — IPCC-broncategorie 1A3biii met uitzondering van bussen).

Vrachtvervoer over de weg, miljoen tkm

 

Aantal in lichte bedrijfswagens en zware vrachtwagens over de weg vervoerde tonkilometers; één tonkilometer komt overeen met het vervoer van één ton over één kilometer over de weg (bron: vervoerstatistieken).

NB: De activiteitsgegevens moeten indien mogelijk in overeenstemming zijn met de emissiegegevens.

2

INDUSTRIE A1.1

Totale CO2-intensiteit van de ijzer- en staalindustrie, t/miljoen EUR

Totale CO2-emissie door de ijzer- en staalindustrie, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen bij de productie van ijzer en staal, met inbegrip van verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte (IPCC-broncategorie 1A2a), door het productieproces van ijzer en staal (IPCC-broncategorie 2C1) en door het productieproces van ferrolegeringen (IPCC-broncategorie 2C2).

Bruto toegevoegde waarde van de ijzer- en staalindustrie, miljard euro (EC95)

Bruto toegevoegde waarde in constante prijzen van 1995 bij de productie van ruwijzer en ruwstaal en van ferrolegeringen (NACE 27.1), de productie van buizen (NACE 27.2), de overige primaire verwerking van ijzer en staal (NACE (27.3), het gieten van ijzer (NACE 27.51) en het gieten van staal (NACE 27.52) (bron: nationale rekeningen).

3

INDUSTRIE A1.2

Energie-gerelateerde CO2-intensiteit van de chemische industrie, t/miljoen EUR

Energie-gerelateerde CO2-emissie door de chemische industrie, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen bij de productie van chemische stoffen en chemische producten, met inbegrip van verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte (IPCC-broncategorie 1A2c).

Bruto toegevoegde waarde van de chemische industrie, miljard EUR (EC95)

Bruto toegevoegde waarde in constante prijzen van 1995 bij de productie van chemische stoffen en chemische producten (NACE 24) (bron: nationale rekeningen).

4

INDUSTRIE A1.3

Energie-gerelateerde CO2-intensiteit van de sector glas, aardewerk en bouwmaterialen, t/miljoen EUR

Energie-gerelateerde CO2-emissie door de sector glas, aardewerk en bouwmaterialen, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van brandstoffen bij de productie van niet-metallische minerale producten (NACE 26), met inbegrip van verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte.

Bruto toegevoegde waarde van de sector glas, aardewerk en bouwmaterialen, miljard EUR (EC95)

Bruto toegevoegde waarde in constante prijzen van 1995 bij de productie van niet-metallische minerale producten (NACE 26) (bron: nationale rekeningen).

5

INDUSTRIE C0.1

Specifieke CO2-emissie door de ijzer- en staalindustrie, t/t

Totale CO2-emissie door de ijzer- en staalindustrie, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen bij de productie van ijzer en staal, met inbegrip van verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte (IPCC-broncategorie 1A2a), door het productieproces van ijzer en staal (IPCC-broncategorie 2C1) en door het productieproces van ferrolegeringen (IPCC-broncategorie 2C2).

Productie van oxystaal, kiloton

Productie van oxystaal (NACE 27) (bron: productiestatistieken).

6

INDUSTRIE C0.2

Specifieke energie-gerelateerde CO2-emissie door de cementindustrie, t/t

Energie-gerelateerde CO2-emissie door de sector glas, aardewerk en bouwmaterialen, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van brandstoffen bij de productie van niet-metallische minerale producten (NACE 26), met inbegrip van verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte.

Productie van cement, kiloton

Cementproductie (NACE 26) (bron: productiestatistieken).


TABEL II-3

Lijst van aanvullende indicatoren

Nummer

Nomenclatuur in de indicatoren voor energie-efficiëntie van Eurostat

Indicator

Teller/noemer

Richtsnoeren/definities

1

VERVOER B0

Specifieke diesel-gerelateerde CO2-emissie door personenauto's, g/100 km

CO2-emissie door personenauto's met dieselmotor, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van diesel voor alle vervoersactiviteiten met personenauto's (motorvoertuigen die in eerste instantie bedoeld zijn voor het vervoer van personen, een capaciteit van ten hoogste 12 personen hebben en een brutogewicht van ten hoogste 3 900 kilo hebben — IPCC-broncategorie 1A3bi uitsluitend diesel).

Aantal kilometers van personenauto's met dieselmotor, miljoen km

Aantal kilometers dat is afgelegd door alle personenauto's met dieselmotor die de openbare weg mogen gebruiken (bron: vervoerstatistieken).

2

VERVOER B0

Specifieke benzine-gerelateerde CO2-emissie door personenauto's, g/100 km

CO2-emissie door personenauto's met benzinemotor, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van benzine voor alle vervoersactiviteiten met personenauto's (motorvoertuigen die in eerste instantie bedoeld zijn voor het vervoer van personen, een capaciteit van ten hoogste 12 personen hebben en een brutogewicht van ten hoogste 3 900 kilo hebben — IPCC-broncategorie 1A3bi uitsluitend benzine).

Aantal kilometers van personenauto's met benzinemotor, miljoen km

Aantal kilometers dat is afgelegd door alle personenauto's met benzinemotor die de openbare weg mogen gebruiken (bron: vervoerstatistieken).

3

VERVOER C0

Specifieke CO2-emissie door personenauto's, t/pkm

CO2-emissie door personenauto's, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen voor alle vervoersactiviteiten met personenauto's (motorvoertuigen die in eerste instantie bedoeld zijn voor het vervoer van personen, een capaciteit van ten hoogste 12 personen hebben en een brutogewicht van ten hoogste 3 900 kilo hebben — IPCC-broncategorie 1A3bi).

Personenvervoer door auto's, miljoen pkm

Aantal passagierskilometers dat is afgelegd in personenauto's; één passagierskilometer komt overeen met het vervoer van één passagier over één kilometer (bron: vervoerstatistieken).

NB: De activiteitsgegevens moeten indien mogelijk in overeenstemming zijn met de emissiegegevens.

4

VERVOER E1

Specifieke emissie door het luchtvervoer, ton/passagier

CO2-emissie door binnenlands luchtvervoer, kiloton

CO2-emissie door het binnenlands luchtvervoer (commercieel, particulier, landbouw enz.), met inbegrip van start en landing (IPCC-broncategorie 1A3aii). Exclusief het gebruik van brandstof op vliegvelden voor vervoer op de grond. Tevens exclusief het gebruik van brandstof tijdens het stilstaan op vliegvelden.

Passagiers op binnenlands luchtvervoer, miljoen

Aantal personen, met uitzondering van dienstdoend cabine- en cockpitpersoneel, dat een vliegreis maakt (uitsluitend binnenlandse vluchten) (bron: vervoerstatistieken).

NB: De activiteitsgegevens moeten indien mogelijk in overeenstemming zijn met de emissiegegevens.

5

INDUSTRIE A1.4

Energie-gerelateerde CO2-intensiteit van de voedings- en genotmiddelenindustrie, t/miljoen EUR

Energie-gerelateerde CO2-emissie van de voedingsmiddelenindustrie, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen bij de productie van voedings- en genotmiddelenindustrie, met inbegrip van verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte (IPCC-broncategorie 1A2e).

Bruto toegevoegde waarde van de voedings- en genotmiddelenindustrie, miljoen EUR (EC95)

Bruto toegevoegde waarde in constante prijzen van 1995 bij de productie van voedingsmiddelen en dranken (NACE 15) en tabaksproducten (NACE 16) (bron: nationale rekeningen).

6

INDUSTRIE A1.5

Energie-gerelateerde CO2-intensiteit van de papierindustrie en de grafische sector, t/miljoen EUR

Energie-gerelateerde CO2-emissie door de papierindustrie en de grafische sector, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen bij de productie van pulp, papier en papierproducten en bij het uitgeven, drukken en reproduceren van vastgelegde media, met inbegrip van de emissie door verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte (IPCC-broncategorie 1A2d).

Bruto toegevoegde waarde van de papierindustrie en de grafische sector, miljoen EUR (EC95)

Bruto toegevoegde waarde in constante prijzen van 1995 bij de productie van pulp, papier en papierproducten (NACE 21) en bij het uitgeven, drukken en reproduceren van vastgelegde media (NACE 22) (bron: nationale rekeningen).

7

HUISHOUDENS A0

Specifieke CO2-emissie door huishoudens voor ruimteverwarming, t/m2

CO2-emissie voor ruimteverwarming in huishoudens, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van brandstoffen voor ruimteverwarming in huishoudens.

Oppervlakte van permanent bewoonde woningen, miljoen m2

Totaal oppervlakte van permanent bewoonde woningen.

8

DIENSTEN B0

Specifieke CO2-emissie door de commerciële en institutionele sector voor ruimteverwarming, kg/m2

CO2-emissie door ruimteverwarming in de commerciele en institutionele sector, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen voor ruimteverwarming in commerciële en institutionele gebouwen van de publieke en particuliere sector.

Oppervlakte van gebouwen voor diensten, miljoen m2

Totaal oppervlakte van gebouwen voor diensten (NACE 41, 50, 51, 52, 55, 63, 64, 65, 66, 67, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 80, 85, 90, 91, 92, 93, 99)

9

TRANSFORMATIE D0

Specifieke CO2-emissie door elektriciteitscentrales van de publieke sector, t/TJ

CO2-emissie door thermische elektriciteitscentrales van de publieke sector, kiloton

CO2-emissie door alle verbranding van fossiele brandstoffen voor de bruto-opwekking van elektriciteit en warmte door thermische elektriciteitscentrales en WKK-centrales van de publieke sector (IPCC-broncategorieën 1A1ai en 1A1aii). De emissie door installaties die uitsluitend warmte produceren wordt niet meegerekend.

Alle door thermische elektriciteitscentrales van de publieke sector geleverde producten, PJ

De bruto opgewekte elektriciteit en eventuele warmte die door thermische elektriciteitscentrales en WKK-centrales van de publieke sector aan derden wordt verkocht. De productie door installaties die uitsluitend warmte produceren wordt niet meegerekend. Thermische elektriciteitscentrales van de publieke sector hebben als primaire activiteit de opwekking van elektriciteit (en warmte) die aan derden wordt verkocht. Ze kunnen particulieren of de overheid als eigenaar hebben. De bruto-elektriciteitsopwekking wordt gemeten aan de uitgang van de hoofdtransformatoren, d.w.z. het elektriciteitsverbruik in de hulpapparatuur van de installatie en in de transformatoren wordt meegerekend (bron: energiebalans).

10

TRANSFORMATIE E0

Specifieke CO2-emissie door installaties van zelfopwekkers, t/TJ

CO2-emissie door zelfopwekkers, kiloton

CO2-emissie door alle verbranding van fossiele brandstoffen voor de bruto-opwekking van elektriciteit en warmte door thermische elektriciteitscentrales en WKK-centrales van zelfopwekkers.

Alle door thermische elektriciteitscentrales van zelfopwekkers geleverde producten, PJ

De bruto opgewekte elektriciteit en eventuele warmte die door thermische elektriciteitscentrales en WKK-centrales van zelfopwekkers aan derden wordt verkocht. Thermische elektriciteitscentrales van zelfopwekkers hebben als een van hun activiteiten de opwekking van elektriciteit (en warmte) die volledig of gedeeltelijk voor eigen gebruik is en hun primaire activiteit ondersteunt. De bruto-elektriciteitsopwekking wordt gemeten aan de uitgang van de hoofdtransformatoren, d.w.z. het elektriciteitsverbruik in de hulpapparatuur van de installatie en in de transformatoren wordt meegerekend (bron: energiebalans).

11

TRANSFORMATIE

Koolstofintensiteit van de elektriciteitsopwekking in totaal, t/TJ

CO2-emissie door klassieke elektriciteitsopwekking, kiloton

CO2-emissie door alle verbranding van fossiele brandstoffen voor de bruto-opwekking van elektriciteit en warmte door thermische elektriciteitscentrales en WKK-centrales van de publieke sector en door thermische elektriciteitscentrales en WKK-centrales van zelfopwekkers. De emissie door installaties die uitsluitend warmte produceren wordt niet meegerekend.

Alle door elektriciteitscentrales van de publieke sector en zelfopwekkers geleverde producten, PJ

De bruto opgewekte elektriciteit en eventuele warmte die door elektriciteitscentrales en WKK-centrales van de publieke sector en zelfopwekkers aan derden wordt verkocht. Inclusief de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen en kernenergie (bron: energiebalans).

12

VERVOER

Koolstofintensiteit van vervoer, t/TJ

CO2-emissie door vervoer, kiloton

CO2-emissie door fossiele brandstoffen voor alle vervoersactiviteiten (IPCC-broncategorie 1A3).

Totaal eindverbruik van energie door vervoer, PJ

Omvat het totale eindverbruik van energie door het vervoer uit alle energiebronnen (met inbegrip van biomassa en elektriciteitsverbruik) (bron: energiebalans).

13

INDUSTRIE C0.3

Specifieke energie-gerelateerde CO2-emissie door de papierindustrie, t/t

Energie-gerelateerde CO2-emissie door de papierindustrie en de grafische sector, kiloton

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen bij de productie van pulp, papier en papierproducten en bij het uitgeven, drukken en reproduceren van vastgelegde media, met inbegrip van de emissie door verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte (IPCC-broncategorie 1A2d).

Fysieke productie van papier, kiloton

Fysieke productie van papier (NACE 21) (bron: productiestatistieken).

14

INDUSTRIE

CO2-emissie door de industriële sector, kiloton

 

Emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen in de be- en verwerkende industrie, de bouw en mijnbouw en steengroeven (met uitzondering van kolenmijnen en de winning van olie en gas), met inbegrip van verbranding voor de opwekking van elektriciteit en warmte (IPCC-broncategorie 1A2). Door de industrie voor vervoer gebruikte energie wordt niet hier meegerekend, maar in de vervoersindicatoren. Emissie door niet op de weg gebruikte en andere mobiele machines in de industrie wordt wel in deze sector meegerekend.

Totaal eindverbruik van energie door de industrie, PJ

 

Omvat het totale eindverbruik van energie door de industrie uit alle energiebronnen (met inbegrip van biomassa en elektriciteitsverbruik) (bron: energiebalans).

15

HUISHOUDENS

CO2-emissie door huishoudens, kiloton

 

CO2-emissie door de verbranding van fossiele brandstoffen in huishoudens (IPCC-broncategorie 1A4b).

Totaal eindverbruik van energie door huishoudens, PJ

 

Omvat het totale eindverbruik van energie door huishoudens uit alle energiebronnen (met inbegrip van biomassa en elektriciteitsverbruik) (bron: energiebalans).


(1)  De lidstaten rapporteren de teller en de noemer als deze niet in het CRF zijn opgenomen.

(2)  De lidstaten dienen deze richtsnoeren te volgen. Als ze deze richtsnoeren niet exact kunnen volgen of als de teller en de noemer niet volledig consistent zijn, dienen ze dit duidelijk te vermelden.

(3)  De verwijzingen naar IPCC-broncategorieën hebben betrekking op IPCC (1996): Herziene IPCC-richtsnoeren voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 1996.

(4)  De lidstaten rapporteren de teller en de noemer als deze niet in het CRF zijn opgenomen.

(5)  De lidstaten dienen deze richtsnoeren te volgen. Als ze deze richtsnoeren niet exact kunnen volgen of als de teller en de noemer niet volledig consistent zijn, dienen ze dit duidelijk te vermelden.


BIJLAGE III

Indicatoren voor prognoses om de vorderingen bij beleidsinitiatieven en maatregelen te volgen en te evalueren (1)

Nr.

Eurostat-sector

Indicator

Teller/noemer

1

MACRO

CO2-intensiteit van het BBP, ton/miljoen euro

Totale CO2-emissie, kiloton

BBP, miljard EUR (EC95)

2

VERVOER C0

CO2-emissie door personenauto’s, kiloton

 

Aantal kilometers door personenauto’s, miljoen km

 

3

VERVOER D0

CO2-emissie door vrachtvervoer (alle takken), kiloton

 

Vrachtvervoer (alle takken), miljoen tkm

 

4

INDUSTRIE A1

Energie-gerelateerde CO2-intensiteit van de industrie, tn/miljoen EUR

CO2-emissie door verbranding van fossiele brandstoffen door de industrie, kiloton

Totale bruto toegevoegde waarde van de industrie, miljard EUR (EC95)

5

HUISHOUDENS A1

Specifieke CO2-emissie door huishoudens, t/woning

CO2-emissie door verbranding van fossiele brandstoffen door huishoudens, kiloton

Aantal permanent bewoonde woningen, 1 000

6

DIENSTEN A0

CO2-intensiteit van de dienstensector, t/miljoen EUR

CO2-emissie door verbranding van fossiele brandstoffen door diensten, kiloton

Bruto toegevoegde waarde van de dienstensector, miljard EUR (EC95)

7

TRANSFORMATIE B0

Specifieke CO2-emissie door elektriciteitscentrales (publiek en zelfopwekkers), t/TJ

CO2-emissie door thermische elektriciteitscentrales van de publieke sector en zelfopwekkers, kiloton

Alle door thermische elektriciteitscentrales van de publieke sector en zelfopwekkers geleverde producten, PJ

8

LANDBOUW

Specifieke N2O-emissie door gebruik van kunst- én stalmest, kg/kg

N2O-emissie door gebruik van kunst- en stalmest, kiloton

Gebruik van kunst- en stalmest, kiloton stikstof

9

LANDBOUW

Specifieke CH4-emissie door het fokken van rundvee, kg/dier

CH4-emissie door rundvee, kiloton

Rundveepopulatie, 1 000 dieren

10

AFVAL

Specifieke CH4-emissie door stortplaatsen, kiloton/kiloton

CH4-emissie door stortplaatsen, kiloton

Vast stedelijk afval dat op stortplaatsen terechtkomt, kiloton


(1)  Zie bijlage II voor gedetailleerdere richtsnoeren/definities voor de indicatoren 1-7. De indicatoren 1-7 dienen indien mogelijk in overeenstemming te zijn met de overeenkomstige indicatoren in bijlage II; de indicatoren 8-10 dienen in overeenstemming te zijn met de in het CRF verstrekte informatie.


BIJLAGE IV

LIJST VAN PARAMETERS VOOR PROGNOSES

1.   Verplichte parameters voor prognoses

Aannames voor algemene economische parameters:

Bruto binnenlands product (BBP) (waarde voor desbetreffende jaren of jaarlijks groeipercentage en referentiejaar)

Bevolking (waarde voor desbetreffende jaren of jaarlijks groeipercentage en referentiejaar)

Internationale kolenprijzen in desbetreffende jaren in EUR/t of GJ (Gigajoule)

Internationale olieprijzen in desbetreffende jaren in EUR per vat of GJ

Internationale gasprijzen in desbetreffende jaren in EUR per m3 of GJ

Aannames voor de energiesector:

Totaal bruto binnenlands verbruik in Petajoule (PJ) (opgesplitst in olie, gas, kolen, hernieuwbaar, kernenergie, overige)

Totale elektriciteitsopwekking per brandstoftype (olie, gas, kolen, hernieuwbaar, kernenergie, overige)

Vraag naar energie per sector, opgesplitst per brandstof (geleverd) (aanbevolen sectoren zijn energiesector, industrie, commercieel of tertiair, huishoudens en vervoer)

Aannames voor weerparameters, met name graaddagen voor verwarming of koeling

Aannames voor de industrie:

Voor lidstaten die macro-economische modellen gebruiken:

Het aandeel van de industrie in het BBP en het groeipercentage

Voor lidstaten die andere modellen gebruiken:

De productie-index voor de industrie (aanbevolen opsplitsing is energie-intensieve industrie op basis van fysieke productie en be- en verwerkende industrie op basis van monetaire waarde)

Aannames voor de vervoersector:

Voor lidstaten die macro-economische modellen gebruiken:

De toename van vervoer in vergelijking met het BBP

Voor lidstaten die andere modellen gebruiken:

De toename van het aantal passagierskilometers

De toename van het aantal tonkilometers voor het vrachtvervoer

Aannames voor gebouwen (huishoudens en commerciële of tertiaire sector)

Voor lidstaten die macro-economische modellen gebruiken:

De hoogte van het particuliere verbruik (exclusief particulier vervoer)

Het aandeel van de tertiaire sector in het BBP en het groeipercentage

Voor lidstaten die andere modellen gebruiken:

Het wijzigingspercentage voor het vloeroppervlak voor tertiaire gebouwen en woningen

Het aantal woningen en het aantal werknemers in de tertiaire sector

Aannames voor de landbouwsector

Voor lidstaten die macro-economische modellen gebruiken:

Het aandeel van de landbouwsector in het BBP en de relatieve groei

Voor lidstaten die andere modellen gebruiken:

De aantallen vee per diersoort (voor darmgisting slachtrunderen en melkkoeien, schapen, voor mestbeheer ook varkens en pluimvee)

Het bouwlandoppervlak per gewastype

De emissiefactoren per type vee voor darmgisting en mestbeheer en per type gewas en het kunstmestgebruik (ton)

Aannames voor de afvalsector

Per hoofd van de bevolking geproduceerd afval of ton vast stedelijk afval

De organische fractie van vast stedelijk afval

Vast stedelijk afval dat wordt gestort, verbrand of gecomposteerd (in ton of %)

Aannames voor de bosbouwsector

Definities van bos

Oppervlakte van:

beheerde bossen

onbeheerde bossen

2.   Aanbevolen parameters voor prognoses

Aannames voor algemene economische parameters

Groeipercentages BBP, opgesplitst per industriële sector, gerelateerd aan 2000

Vergelijking van prognosegegevens met officiële prognoses

Aannames voor de energiesector

Nationale energieprijzen voor kolen, olie en gas per sector (inclusief belastingen) — aanbevolen sectoren zijn elektriciteits- en warmteopwekking, industrie, commercieel, huishoudens en vervoer. Constante prijzen dienen te worden vermeld.

Nationale elektriciteitsprijzen per sector (zie boven) (kan modeloutput zijn)

Totale productie van stadsverwarming per brandstoftype

Aannames voor de industrie

Aannames fluorhoudende gassen:

Aluminiumproductie en emissiefactoren

Magnesiumproductie en emissiefactoren

Schuimproductie en emissiefactoren

Inventaris van koelmiddelen en lekpercentages

Voor lidstaten die macro-economische modellen gebruiken:

Aandeel in BBP voor verschillende sectoren en groeipercentages

Snelheid van verbetering van de energie-intensiteit (1990 = 100)

Voor lidstaten die andere modellen gebruiken:

Productie-index voor verschillende sectoren

Snelheid van verbetering of index van de energie-efficiëntie

Aannames voor gebouwen (huishoudens en commerciële of tertiaire sector)

Voor lidstaten die macro-economische modellen gebruiken:

Aandeel van de tertiaire sector en huishoudens in het BBP

Snelheid van verbetering van de energie-intensiteit

Voor lidstaten die andere modellen gebruiken:

Aantal huishoudens

Aantal nieuwe gebouwen

Snelheid van verbetering van de energie-efficiëntie (1990 = 100)

Aannames voor de vervoersector

Voor lidstaten die econometrische modellen gebruiken:

Toename van vervoer, gerelateerd aan het BBP — opgesplitst in personen- en vrachtvervoer

Verbeteringen in energie-efficiëntie — opgesplitst per type voertuig

Verbeteringen in energie-efficiëntie — opgesplitst per type voertuig, met specificatie of dit voor het hele wagenpark of nieuwe auto's geldt

Snelheid van verandering in de opsplitsing tussen vervoerswijzen („modal split”) (personen- en vrachtvervoer)

Toename van het aantal passagierskilometers over de weg

Toename van het aantal passagierskilometers per spoor

Toename van het aantal passagierskilometers per vliegtuig

Toename van het aantal tonkilometers vracht over de weg

Toename van het aantal tonkilometers vracht per spoor

Toename van het aantal tonkilometers vracht via de scheepvaart

Aannames voor de landbouwsector

Voor lidstaten die econometrische modellen gebruiken:

Handel in landbouwproducten (invoer/uitvoer)

Binnenlands verbruik (bijv. consumptie van melk/rundvlees)

Voor lidstaten die andere modellen gebruiken:

Ontwikkeling van bebouwd areaal, grasland, bouwland, braaklegging, omschakeling naar bosbouw enz.

Macro-economische aannames als basis voor prognoses van de landbouwactiviteit

Beschrijving van vee (bijv. door input/nutriëntenbalans, output/dierlijke productie, melkproductiequota/productiviteit van vee)

Ontwikkeling van soorten landbouwbedrijven (bijv. intensief conventioneel, biologische landbouw)

Distributie van huisvestings/begrazingsystemen en huisvestings/begrazingsperiode

Parameters van kunstmestgebruik:

Specificatie van kunstmestgebruik (type kunstmest, tijdstip van opbrengen, verhouding anorganisch/organisch);

Snelheid van vervluchtiging van ammoniak na uitrijden van stalmest;

Efficiëntie van stalmestgebruik.

Parameters van mestbeheersysteem:

Distributie van opslaginstallaties (bijv. met of zonder afdekking):

Snelheid van uitscheiding van stikstof door stalmest;

Methoden voor het uitrijden van stalmest.

Mate van introductie van regulerende maatregelen (opslagsystemen, uitrijden van mest), gebruik van beste beschikbare technieken

Parameters in verband met de emissie van distikstofoxide door landbouwgrond (bijv. uitloogfractie voor stikstof, emissiefactor voor directe emissie, stikstofgehalte van gewasresten)

Omvang van mestverwerking


BIJLAGE V

Vragenlijst voor het gebruik van de mechanismen van het Protocol van Kyoto bij het voldoen aan de streefwaarden voor 2008-2012

1.

Is uw lidstaat van plan gebruik te maken van Joint Implementation, het Clean Development Mechanism en de internationale handel in emissierechten op grond van het Protocol van Kyoto (de Kyoto-mechanismen) om aan zijn gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking of reductie overeenkomstig artikel 2 van Beschikking 2002/358/EG en het Protocol van Kyoto te voldoen? Zo ja, welke vorderingen zijn er geboekt ten aanzien van de uitvoeringsbepalingen (operationele programma’s, institutionele besluiten) en eventuele daarmee samenhangende binnenlandse wetgeving?

2.

Heeft uw lidstaat een aangewezen nationale autoriteit voor projecten voor het Clean Development Mechanism en een aangewezen centraal punt voor projecten voor Joint Implementation ingesteld en het UNFCCC daarvan in kennis gesteld? Zo ja, gelieve dan nadere gegevens hierover te verstrekken.

3.

Welk van de drie Kyoto-mechanismen gebruikt uw lidstaat of is uw lidstaat van plan te gebruiken?

4.

Welke kwantitatieve bijdragen tot het voldoen aan de gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking of reductie overeenkomstig artikel 2 van Beschikking 2002/358/EG en het Protocol van Kyoto verwacht uw lidstaat van de Kyoto-mechanismen gedurende de eerste verplichtingsperiode voor gekwantificeerde emissiebeperking of -reductie van 2008 tot 2012 (gelieve hiervoor onderstaande tabel 1 te gebruiken)?

TABEL 1

Kwantitatieve bijdragen van de Kyoto-mechanismen voor de eerste verplichtingsperiode

Kyoto-mechanisme

Totale geraamde hoeveelheden voor de eerste verplichtingsperiode

(Gg CO2-equivalent)

Totaal voor alle Kyoto-mechanismen (1)

 

Internationale handel in emissierechten

 

Alle project-gebaseerde activiteiten

 

Joint Implementation

 

Clean Development Mechanism

 

5.

Specificeer het budget in EUR voor het totale gebruik van de Kyoto-mechanismen en indien mogelijk per mechanisme en initiatief, programma of fonds, met vermelding van de periode gedurende welke het budget zal worden uitgegeven.

6.

Met welke landen heeft uw lidstaat bilaterale of multilaterale overeenkomsten, memoranda van overeenstemming of contracten gesloten voor de uitvoering van project-gebaseerde activiteiten?

7.

Verstrek voor elke geplande, lopende en afgeronde projectactiviteit voor het Clean Development Mechanism en Joint Implementation waaraan uw lidstaat deelneemt, de volgende informatie:

a)

Titel van het project en categorie (Joint Implementation/Clean Development Mechanism)

b)

Gastland

c)

Financiering: geef een korte beschrijving van de eventuele financiële betrokkenheid van de overheid en de particuliere sector met behulp van categorieën als „privaat”, „publiek” en „publiek/privaat partnerschap”.

d)

Projecttype: gebruik een korte beschrijving zoals bijvoorbeeld:

Energie en elektriciteit

:

Brandstof-overschakeling, hernieuwbare energie-opwekking, verbetering van energie-efficiëntie, beperking van diffuse emissie door brandstoffen, andere (gaarne specificeren)

Industriële processen

:

Vervanging van materialen, wijziging van procédé of apparatuur, afvalbehandeling, terugwinning of recycling, andere (gaarne specificeren)

Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw

:

Bebossing, herbebossing, bosbeheer, bouwlandbeheer, weilandbeheer, heraanplanting

Vervoer

:

Brandstof-overschakeling, verbetering van brandstofefficiëntie, andere (gaarne specificeren)

Landbouw

:

Mestbeheer, andere (gaarne specificeren)

Afval

:

Beheer van vast afval, terugwinning van methaan uit stortplaatsen, beheer van afvalwater, andere (gaarne specificeren)

Andere

:

Gelieve een korte beschrijving van het andere projecttype te geven

e)

Status: gebruik de volgende categorieën:

voorgesteld

goedgekeurd (goedkeuring door de betrokken regeringen en haalbaarheidsstudies afgerond)

in aanbouw (aanloop- of aanlegfase)

in werking

afgerond

opgeschort.

f)

Levensduur: geef de volgende informatie:

datum van officiële goedkeuring (bijv. door de Raad van bestuur voor projecten voor het Clean Development Mechanism en door het gastland voor projecten voor Joint Implementation);

startdatum van het project (operationele start);

verwachte beëindigingsdatum van het project (levensduur);

kredietperiode (jaren waarvoor ERU’s of CER’s zullen worden gegenereerd);

datum of data waarop emissiereductie-eenheden (ERU’s) (door het gastland) of gecertificeerde emissiereducties (CER’s) (door de Raad van bestuur van het CDM) worden verleend.

g)

Al dan niet versnelde goedkeuringsprocedure (allen voor projecten voor Joint Implementation).

h)

Geraamde totale en jaarlijkse emissiereductie tot het eind van de eerste verplichtingsperiode.

i)

Hoeveelheid door het project gegenereerde ERU’s of CER’s die door de lidstaat worden verkregen.

j)

Tot het eind van het verslagjaar verworven kredieten: geef informatie over het (totale en jaarlijkse) aantal kredieten dat afkomstig is van projecten voor Joint Implementation, projecten voor Clean Development en het aantal kredieten dat afkomstig is van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw.


(1)  Gelieve deze gegevens indien mogelijk op te splitsen in de cursief vermelde categorieën.


BIJLAGE VI

Procedures en tijdschema’s voor de opstelling van de broeikasgasinventaris en het inventarisatieverslag van de Gemeenschap

Fase

Wie

Wanneer

Wat

1.

Indiening van de jaarlijkse inventarissen (volledig gemeenschappelijk rapportageformaat (CRF) en delen van het nationale inventarisatieverslag) door de lidstaten uit hoofde van Beschikking nr. 280/2004/EG

Lidstaten

Jaarlijks, uiterlijk 15 januari

In artikel 3, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG vermelde delen, zoals uitgewerkt in de artikelen 2 t/m 7

Genomen stappen om de ramingen te verbeteren die eerder zijn aangepast uit hoofde van artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto (voor rapportage uit hoofde van het Protocol van Kyoto)

2.

„Eerste controle” van de door de lidstaten ingediende verslagen

Commissie (incl. DG ESTAT (Eurostat), DG JRC (GCO)), met hulp van het Europees Milieuagentschap (EMA)

Zo spoedig mogelijk na ontvangst van gegevens van de lidstaten, uiterlijk 1 april

Eerste controles en controles op overeenstemming (door EMA). Vergelijking van door de lidstaten ingediende energiegegevens op basis van de IPCC-referentieaanpak met energiegegevens van Eurostat (door Eurostat en de lidstaten) en controle van de inventaris van de lidstaten voor landbouw en landgebruik, verandering van landgebruik en bosbouw (LULUCF) door DG JRC (in overleg met de lidstaten)

3.

Samenstelling van ontwerp-inventaris van de Gemeenschap

Commissie (incl. Eurostat en GCO), met hulp van EMA

Tot 28 februari

Ontwerp-inventaris van de Gemeenschap (door EMA) op basis van de inventarissen van de lidstaten en zo nodig aanvullende informatie

4.

Versturing van ontwerp-inventaris van de Gemeenschap

Commissie met hulp van EMA

28 februari

Versturing van de ontwerp-inventaris van de Gemeenschap aan de lidstaten op 28 februari. De lidstaten controleren de gegevens

5.

Indiening van geactualiseerde of aanvullende inventarisgegevens en volledige nationale inventarisatieverslagen door de lidstaten

Lidstaten

15 maart

Indiening door de lidstaten van geactualiseerde of aanvullende inventarisgegevens (om strijdigheden te verwijderen of lacunes te vullen) en volledige definitieve nationale inventarisatieverslagen

6.

Ramingen voor gegevens die in een nationale inventaris ontbreken

Commissie met hulp van EMA

31 maart

De Commissie stelt uiterlijk op 31 maart van het verslagjaar na raadpleging van de betrokken lidstaten ramingen voor ontbrekende gegevens op en deelt deze aan de lidstaten mee

7.

Opmerkingen van de lidstaten over de ramingen van de Commissie voor ontbrekende gegevens

Lidstaten

8 april

De lidstaten dienen opmerkingen over de ramingen van de Commissie voor ontbrekende gegevens in, die door de Commissie worden beoordeeld

8.

Definitieve jaarlijkse inventaris van de Gemeenschap (incl. het inventarisatieverslag van de Gemeenschap)

Commissie met hulp van EMA

15 april

Indiening van de definitieve jaarlijkse inventaris van de Gemeenschap bij het UNFCCC. Deze inventaris zal ook worden gebruikt om als onderdeel van het Bewakingssyteem de vorderingen te evalueren

9.

Versturing van de resultaten van de eerste controles van de door de Gemeenschap ingediende informatie aan de lidstaten

Commissie met hulp van EMA

Zo spoedig mogelijk na de ontvangst van de resultaten van de eerste controles

De Commissie verstuurt de resultaten van de eerste controles van de door de Gemeenschap ingediende informatie zo spoedig mogelijk na de ontvangst daarvan aan de lidstaten waarvoor de eerste controles gevolgen hebben

10.

Reactie van de betrokken lidstaten op de resultaten van de eerste controles van de door de Gemeenschap ingediende informatie

Lidstaten

Binnen één week na ontvangst van de resultaten

De lidstaten waarvoor bij de eerste controles problemen of strijdigheden naar voren kwamen, dienen hun reacties op de eerste controles bij de Commissie in

11.

Herindiening door de lidstaten naar aanleiding van de eerste controles door het UNFCCC

Lidstaten

Voor elke lidstaat net als voor de fase van eerste controles door het UNFCCC

Uit hoofde van het Protocol van Kyoto: de herindiening moet binnen vijf weken na de uiterste datum voor indiening bij de Commissie worden ingediend

De lidstaten zenden de herindiening die zij naar aanleiding van de eerste controles door het UNFCCC bij het secretariaat van het UNFCCC indienen, aan de Commissie. De lidstaten moeten duidelijk aangeven welke delen zijn herzien om het gebruik voor de herindiening door de Gemeenschap te vergemakkelijken

Aangezien de herindiening door de Gemeenschap ook moet voldoen aan de termijnen die in de richtsnoeren uit hoofde van artikel 8 van het Protocol van Kyoto worden gespecificeerd, moet de herindiening vóór de termijn die wordt gespecificeerd in de richtsnoeren uit hoofde van artikel 8 van het Protocol van Kyoto, aan de Commissie worden verzonden, mits de herindiening dient voor de correctie van voor de samenstelling van de inventaris van de Gemeenschap gebruikte gegevens of informatie

12.

Indiening van eventuele andere herindieningen na de fase van eerste controles

Lidstaten

Wanneer er sprake is van andere herindieningen

De lidstaten zenden de Commissie eventuele andere herindieningen (CRF of nationaal inventarisatieverslag) die zij na de fase van eerste controles bij het secretariaat van het UNFCCC indienen


BIJLAGE VII

Procedures en tijdschema’s voor de bepaling van de toegewezen hoeveelheden van de lidstaten en de Gemeenschap

Wanneer

Wat

Wie

15 januari 2006

Indiening bij de Commissie door de in bijlage II van Beschikking 2002/358/EG vermelde lidstaten van de ontwerpverslagen van de lidstaten tot vaststelling van hun toegewezen hoeveelheden overeenkomstig artikel 23

In bijlage II van Beschikking 2002/358/EG vermelde lidstaten

Maart 2006

Indiening bij het Comité klimaatverandering van het ontwerpbesluit van de Commissie tot vaststelling van de respectieve emissieniveaus die aan de Gemeenschap en aan elke in bijlage II van Beschikking 2002/358/EG vermelde lidstaat worden toegewezen, uit hoofde van artikel 3 van Beschikking 2002/358/EG

Commissie

April 2006

Advies over het ontwerpbesluit van de Commissie tot vaststelling van de respectieve emissieniveaus die worden toegewezen aan de Gemeenschap en aan elke in bijlage II van Beschikking 2002/358/EG vermelde lidstaat, uit hoofde van artikel 3 van Beschikking 2002/358/EG

Comité klimaatverandering

15 juni 2006

Indiening bij de Commissie door de niet in bijlage II van Beschikking 2002/358/EG vermelde lidstaten van de ontwerpverslagen van de lidstaten tot vaststelling van hun toegewezen hoeveelheden overeenkomstig artikel 23

Niet in bijlage II van Beschikking 2002/358/EG vermelde lidstaten

Augustus 2006

Toezending aan de lidstaten van het ontwerpverslag tot vaststelling van de aan de Gemeenschap toegewezen hoeveelheid

Commissie

September 2006

Indiening bij de Commissie van opmerkingen over het ontwerpverslag tot vaststelling van de aan de Gemeenschap toegewezen hoeveelheid

Lidstaten

Uiterlijk 31 december 2006

Indiening bij het UNFCCC van de verslagen van de lidstaten en de Gemeenschap tot vaststelling van hun toegewezen hoeveelheden

Lidstaten en Commissie


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/92


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2005

betreffende de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de publicatie in de vorm van een cd-rom van het verslag van de Global Conference on Animal Welfare van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten, gehouden in februari 2004

(2005/167/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge Beschikking 90/424/EEG onderneemt de Gemeenschap acties op technisch en wetenschappelijk gebied die voor de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op veterinair gebied en voor de ontwikkeling van veterinair onderwijs en veterinaire opleidingen nodig zijn, of helpt zij de lidstaten bij het ondernemen van dergelijke acties.

(2)

De ontwikkeling en verspreiding door de Gemeenschap van technisch en wetenschappelijk materiaal in verband met de Wereldconferentie van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (IOE) zal deel uitmaken van de verdere ontwikkeling van de communautaire wetgeving op veterinair gebied en van veterinair onderwijs en veterinaire opleidingen.

(3)

Bij Besluit 2004/72/EG van de Commissie van 5 december 2003 betreffende de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de Global Conference on Animal Welfare van het IOE in 2004 (2) is de actie goedgekeurd betreffende de publicatie en de verspreiding van het technische en wetenschappelijke materiaal in verband met de Global Conference on Animal Welfare (Wereldconferentie over diergezondheid) van het IOE in 2004, te financieren uit begrotingsonderdeel B1-331 van de begroting van de Europese Unie voor 2003 tot een maximumbedrag van 40 000 EUR.

(4)

Hoewel de papieren versie van het conferentieverslag in mei 2004 is opgesteld en verspreid, wordt verwacht dat de cd-romversie niet vóór februari 2005 beschikbaar zal zijn en wordt gefactureerd.

(5)

De toegewezen niet-gesplitste betalingskredieten voor deze actie zijn op 31 december 2004 vervallen.

(6)

Het is daarom dienstig dat de actie betreffende de productie van de cd-romversie van het conferentieverslag uit begrotingsonderdeel 17.04.02 van de begroting van de Europese Unie voor 2005 wordt gefinancierd tot een maximumbedrag van 25 000 EUR.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

BESLUIT:

Enig artikel

De kredieten van begrotingsonderdeel 17.04.02 van de begroting van de Europese Unie voor 2005 kunnen tot een maximumbedrag van 25 000 EUR worden gebruikt voor de eindbetalingen in het kader van de actie „publicatie en verspreiding in de vorm van een cd-rom van het technische en wetenschappelijke materiaal in verband met de in februari 2004 gehouden Global Conference on animal welfare (Wereldconferentie over diergezondheid) van het IOE”, die door de Commissie op 5 december 2003 is goedgekeurd.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31).

(2)  PB L 16 van 23.1.2004, blz. 56.


1.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/93


Het GCB is ingesteld bij artikel 89, lid 3, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, en bedoeld in artikel 16 van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen van toepassing op de handel in dieren, dierlijke producten, planten, plantaardige producten en andere goederen alsmede dierenwelzijn, die als bijlage IV bij de Associatieovereenkomst is gevoegd en hierna de „SPS-overeenkomst” wordt genoemd.

Artikel 1

Voorzitterschap

1.   Het GCB wordt beurtelings voor perioden van twaalf maanden voorgezeten door een ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, namens de Gemeenschap en haar lidstaten, en een ambtenaar van de Chileense regering, op het niveau van hoge ambtenaren.

2.   De eerste voorzitterschapsperiode vangt aan op de datum van de eerste Associatieraad en loopt af op 31 december van hetzelfde jaar. Gedurende deze periode, en daarna gedurende elke periode van twaalf maanden, wordt het GCB voorgezeten door de partij die het voorzitterschap van de Associatieraad vervult.

Artikel 2

Vergaderingen

1.   De vergaderingen van het GCB worden door de partij die het voorzitterschap vervult bijeengeroepen op een in onderling overleg tussen beide partijen overeengekomen datum en plaats met een overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, lid 1, van de SPS-overeenkomst vastgestelde frequentie.

2.   In onderling akkoord kunnen de vergaderingen van het GCB per video- of teleconferentie plaatsvinden.

3.   De partijen komen een regeling overeen om het GCB in staat te stellen tussen twee vergaderingen bepaalde aangelegenheden ook schriftelijk te behandelen. Uitwisseling van informatie vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 5, van de SPS-overeenkomst.

Artikel 3

Delegaties

Vóór het begin van iedere vergadering wordt de voorzitter van het GCB op de hoogte gebracht van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van de andere partij.

Artikel 4

Uitwisseling van informatie

Alle documenten van het GCB, zoals bedoeld in de artikelen 6, 7 en 9, worden toegestuurd aan de missie van Chili bij de Europese Unie en de delegatie van de Commissie in Chili en aan de secretarissen en de voorzitter van de Associatieraad.

Artikel 5

Openbaarheid

De vergaderingen van het GCB zijn niet openbaar, tenzij dit anders wordt besloten.

Artikel 6

Agenda voor de vergadering

1.   De partijen stellen gezamenlijk een voorlopige agenda voor elke vergadering op. Deze wordt uiterlijk 15 dagen vóór het begin van de vergadering aan de voorzitter gezonden.

2.   De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het GCB goedgekeurd.

3.   Indien de partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, als agendapunt worden opgenomen.

4.   De voorzitter kan in overleg met de andere partij deskundigen uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen om informatie over specifieke onderwerpen te verstrekken.

5.   De partijen komen aan het begin van de vergadering de taalregeling overeen voor de vergadering en de notulen van de vergadering.

Artikel 7

Notulen

1.   De twee partijen stellen van elke vergadering zo spoedig mogelijk gezamenlijk ontwerp-notulen op.

2.   In de notulen wordt in de regel voor elk punt van de agenda het volgende vermeld:

a)

de aan het GCB voorgelegde documenten,

b)

verklaringen die op verzoek van een lid van het GCB worden opgenomen,

c)

besluiten, aanbevelingen, verklaringen en conclusies met betrekking tot specifieke punten.

3.   De notulen omvatten tevens een lijst van de deelnemers aan de vergadering.

4.   De notulen dienen binnen twee maanden na de datum van de vergadering door beide partijen schriftelijk te worden goedgekeurd. Na goedkeuring worden twee authentieke kopieën van de notulen door de voorzitter en zijn/haar tegenhanger van de andere partij ondertekend en elke partij bewaart één origineel exemplaar. Een kopie van de notulen wordt toegezonden aan de voorzitter en de secretarissen van de Associatieraad.

Artikel 8

Actieplan

Het GCB keurt een actieplan goed dat de door de partijen tijdens de vergadering overeengekomen acties weerspiegelt. De uitvoering van dit actieplan door de partijen wordt door het GCB tijdens zijn volgende vergadering bekeken.

Artikel 9

Besluiten en aanbevelingen

1.   In de gevallen waarin het GCB krachtens bijlage IV bij de Associatieovereenkomst gemachtigd is besluiten of aanbevelingen aan te nemen, worden de betreffende teksten voorzien van de vermelding „besluit” dan wel „aanbeveling”, gevolgd door een nummer, de datum van goedkeuring en een beschrijving van het onderwerp. In elk besluit wordt de datum van inwerkingtreding ervan vermeld.

2.   Wanneer het GCB een besluit neemt, is het bepaalde in de artikelen 10, 11 en 12 van het reglement van orde van de Associatieraad van overeenkomstige toepassing.

3.   Besluiten en aanbevelingen van het GCB worden aan de in artikel 4 genoemde geadresseerden toegezonden.

Artikel 10

Kosten

1.   De Republiek Chili en de Europese Gemeenschap dragen bij deelneming aan vergaderingen van het GCB elk hun eigen personeels-, reis- en verblijfkosten en hun eigen kosten voor post en telecommunicatie.

2.   Organisatiekosten van vergaderingen, kosten van tolken op vergaderingen en reproductiekosten van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer van de vergadering optreedt.

3.   De kosten voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling van de documenten uit of in het Spaans en het Engels komen ten laste van de partij die als gastheer van de vergadering optreedt. De kosten voor de vertolking en de vertaling uit of in de andere officiële talen van de Gemeenschap komen ten laste van de Gemeenschap.

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Image

Macarena Vidal Ogueta

Dirección General de Relaciones Económicas Internacionales

Ministerio de Relaciones Exteriores

Image

Alejandro Checchi Lang

European Commission, DG SANCO

Food Safety, plant health, animal health and welfare, international questions