52001PC0674

Voorstel voor een beschikking van de Raad waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het Verdrag inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee, 1996 (het 'HNS-Verdrag'), te ratificeren /* COM/2001/0674 def. - CNS 2001/0272 */

Publicatieblad Nr. 051 E van 26/02/2002 blz. 0370 - 0370


Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het Verdrag inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee, 1996 (het 'HNS-Verdrag'), te ratificeren

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Het HNS-Verdrag

Het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee, 1996 (het 'HNS-Verdrag') is goedgekeurd in 1996. Het Verdrag voorziet in een regeling van aansprakelijkheid en schadevergoedingen bij verontreinigingsschade die ontstaat tijdens het vervoer over zee van een grote verscheidenheid aan stoffen, waaronder gassen en chemicaliën. Het Verdrag is aldus bedoeld ter aanvulling van de bestaande internationale regeling voor door olie veroorzaakte verontreiniging, en ontleent voor een groot deel zijn structuur aan die regeling. Het HNS-Verdrag is echter nog niet in werking getreden en is momenteel alleen door de Russische Federatie geratificeerd.

Evenals de twee verdragen tot vaststelling van de schadevergoeding bij olievervuiling is het HNS-Verdrag gebaseerd op een compensatiesysteem op twee niveaus. Het eerste niveau, de aansprakelijkheid van de geregistreerde scheepseigenaar, wordt bij Hoofdstuk II van het Verdrag geregeld. Het gaat hier om een objectieve aansprakelijkheid, en er hoeft dus geen sprake te zijn van een fout of nalatigheid van de scheepseigenaar. De eigenaar kan normaliter zijn aansprakelijkheid beperken tot een bedrag dat gekoppeld is aan de tonnage van het schip; momenteel bedraagt dit maximaal 100 miljoen SDR (ongeveer 147 miljoen euro) voor de grootste schepen. Krachtens het HNS-Verdrag moeten scheepseigenaren een aansprakelijkheidsverzekering afsluiten en hebben eisers het recht de verzekeraar rechtstreeks, voor de volle aansprakelijkheid van de scheepseigenaar, aan te spreken.

Het eerste niveau wordt aangevuld door het HNS-Fonds, dat bij Hoofdstuk III van het Verdrag wordt ingesteld om slachtoffers schadeloos te stellen wanneer de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar te kort schiet en de schade niet dekt. Het HNS-Fonds wordt gefinancierd met bijdragen van bedrijven en andere organisaties die gedurende een kalenderjaar een minimumhoeveelheid aan HNS-lading ontvangen. Op dit niveau wordt voorzien in één algemene rekening en drie afzonderlijke rekeningen voor olie, vloeibaar aardgas (LNG) en vloeibaar petroleumgas (LPG). Dit systeem met gescheiden rekeningen wordt beschouwd als een manier om kruissubsidiëring tussen verschillende HNS-stoffen te vermijden. De schadeloosstelling door het HNS-Fonds beloopt maximaal circa 250 miljoen SDR (ongeveer EUR 370 miljoen ).

Evenals bij eerdere IMO-Verdragen inzake wettelijke aansprakelijkheid staat het HNS-Verdrag alleen open voor ratificatie door staten (Artikel 45).

Totnogtoe is de wettelijke aansprakelijkheid bij zeevervuilingsincidenten geregeld bij internationale verdragen en nationale wetgeving. Dientengevolge zijn er geen specifieke communautaire voorschriften ter regeling van de aansprakelijkheid bij door HNS-stoffen aangerichte vervuilingsschade.

Hoofdstuk IV van het HNS-Verdrag bevat evenwel bepalingen inzake rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in verband met de uitvoering van het Verdrag. Deze artikelen raken aan bepalingen van communautair recht, en wel die van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1). In tegenstelling tot de meervoudige bevoegdheidsgronden uit hoofde van de verordening voorziet artikel 38 van het HNS-Verdrag, daar waar verontreigingsschade ontstaat, als regel in de uitsluitende bevoegdheid van de verdragsluitende staat. Artikel 38, lid 5, van het HNS-Verdrag bepaalt dat de rechtbanken van de staat waar de scheepseigenaar of de verzekeraar van het recht tot beperking van de aansprakelijkheid gebruik heeft gemaakt en een fonds heeft gevormd, uitsluitende bevoegdheid hebben in alle aangelegenheden betreffende de toewijzing en verdeling van het Fonds. Wat betreft vorderingen waarbij het HNS-Fonds betrokken is, voorziet artikel 39 in een even restrictieve bevoegdheidsregeling.

Bovendien vereist artikel 40 van het HNS-Verdrag de erkenning van een beslissing van een bevoegde rechtbank waar deze niet langer onderworpen is aan normale vormen van toetsing, tenzij de beslissing op frauduleuze wijze is verkregen of de verwerende partij niet redelijkerwijze de tijd en geen eerlijke kans kans heeft gekregen om zijn zaak te bepleiten. Beslissingen zijn in elke verdragsluitende staat uitvoerbaar zodra de formaliteiten die vereist zijn in de staat waar de beslissing is gegeven vervuld zijn . Het mag niet zo zijn dat de eigenlijke zaak als gevolg van deze formaliteiten weer geopend kan worden.

Verordening 44/2001 van de Raad

Verordening 44/2001 van de Raad geeft gemeenschappelijke voorschriften inzake rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De verordening is bindend voor alle lidstaten, behalve Denemarken. Bij de betrekkingen tussen Denemarken en de overige lidstaten blijft het Verdrag van Brussel van 1968 van kracht.

De gemeenschappelijke regels inzake rechterlijke bevoegdheid van Verordening 44/2001 zijn van toepassing wanneer de verwerende partij woonachtig is in een van lidstaten waarvoor de verordening verbindend is, terwijl een verweerder die niet in een lidstaat woonachtig is in iedere lidstaat voor de rechtbank mag worden gedaagd in overeenstemming met de nationale bevoegdheidsregels. De bevoegdheidsregeling is in de eerste plaats gebaseerd op de woonplaats van de verweerder. Bovendien mag in het geval van verbintenissen uit onrechtmatige daad een in een lidstaat woonachtig persoon worden vervolgd in de lidstaat waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. In verzekeringszaken mag een in een lidstaat gevestigde verzekeraar worden opgeroepen: (a) voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, of (b) voor het gerecht van de woonplaats van de eiser, indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, of (c) indien het een medeverzekeraar betreft, voor het gerecht van een lidstaat waar de vordering tegen de eerste verzekeraar is ingesteld. De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering betreft, en kan ook in vrijwaring worden opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, indien de voor dit gerecht geldende wetgeving zulks toelaat.

Verordening 44/2001 bepaalt dat in een lidstaat gegeven beslissingen zonder vorm van proces in de overige lidstaten worden erkend en tenuitvoergelegd. Wel wordt voorzien in een beperkt aantal gronden voor niet-erkenning om rekening te kunnen houden met overwegingen van openbaar beleid, met de rechten van de verwerende partij en het bestaan van bepaalde niet met elkaar verenigbare beslissingen.

Communautaire bevoegdheid ten aanzien van het HNS-Verdrag

De Gemeenschap heeft uitsluitende bevoegdheid met betrekking tot het bepaalde inzake erkenning en tenuitvoerlegging in de artikelen 38, 39 en 40 van het HNS-Verdrag, daar deze van invloed zijn op de corresponderende voorschriften van Verordening 44/2001 van de Raad.

In overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie verliezen de lidstaten, individueel of collectief optredend, het recht om verbintenissen aan te gaan met derde landen wanneer gemeenschappelijke regels van kracht worden waarop deze verbintenissen van invloed kunnen zijn. Hieruit volgt dat alleen de Gemeenschap bevoegd is voor onderhandelingen over, het aangaan van en de naleving van dergelijke internationale verbintenissen.

Machtiging van de lidstaten

Verordening 44/2001 bestond nog niet ten tijde van de onderhandelingen over het HNS-Verdrag. Destijds was er het van 1968 daterende Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, dat in artikel 57, m.b.t. bepaalde zaken, een uitzondering maakte voor verdragen waarbij deze aangelegenheden geregeld worden.

Gegeven echter het feit dat het HNS-Verdrag nog door de lidstaten geratificeerd en uitgevoerd moet worden, dient de veranderde wettelijke situatie na de goedkeuring van Verordening 44/2001, zowel wat de onverenigbaarheid tussen de instrumenten als wat de bevoegdheid van de Gemeenschap betreft, in aanmerking te worden genomen.

In de huidige situatie wordt de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap ten aanzien van de voorschriften inzake rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging niet door het HNS-Verdrag erkend, terwijl het niet langer mogelijk is Hoofdstuk IV van het HNS-Verdrag te wijzigen.

Als gevolg hiervan zijn de lidstaten niet bij machte het Verdrag goed te keuren, terwijl dit, naar algemeen wordt erkend, toch een waardevolle bijdrage levert tot een versterking van de internationale regeling voor de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar bij door verontreiniging ontstane schade en voor de vereisten inzake een verplichte aansprakelijkheidsverzekering. Ten einde de belangen van de Gemeenschap met het oog op haar externe bevoegdheid veilig te stellen, en tegelijkertijd de lidstaten de mogelijkheid te geven het Verdrag te ratificeren, wordt, onder voorbehoud, een beschikking van de Raad voorgesteld om de lidstaten tot ratificering van het Verdrag te machtigen. Aldus zou de Raad de lidstaten, behalve Denemarken, uitzonderlijk kunnen toestaan het HNS-Verdrag in het belang van de Gemeenschap, te ondertekenen en te ratificeren, onder het voorheboud dat de lidstaten zich ertoe verplichten bij hun onderlinge betrekkingen Verordening 44/2001 toe te passen.

Deze maatregel zou als een tijdelijke oplossing worden beschouwd. Op langere termijn zou het HNS-Verdrag bij eerste gelegenheid moeten worden herzien om het mogelijk te maken dat de noodzakelijke wijzingen in de tekst van het Verdrag worden aangebracht. Gegeven echter het feit dat een herziening van het HNS-Verdrag waarschijnlijk niet in de komende jaren haalbaar is en gezien de algemeen erkende wenselijkheid om het Verdrag spoedig in werking te doen treden en in de wateren van de Gemeenschap toe te passen, wordt de optie van ratificatie, onder vermeld voorbehoud, bij wijze van uitzondering goedgekeurd.

Er wordt van uitgegaan dat het onderhavige voorstel, waarin met de recente goedkeuring van Verordening 44/2001 rekening wordt gehouden, geen precedent voor toekomstige gevallen zal vormen. Bij onderhandelingen over en de sluiting van toekomstige internationale overeenkomsten welke op Verordening 44/2001 of andere vergelijkbare instrumenten van de Gemeenschap van invloed zijn, zal steeds moeten worden gekeken naar die bepalingen van deze overeenkomsten welke een weerslag op communautaire instrumenten kunnen hebben.

Aard van het voorbehoud

De Commissie stelt zich op het standpunt dat met de ratificatie van of toetreding tot het HNS-Verdrag, onder een voorbehoud met betrekking tot aangelegenheden die onder de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, een gedifferentieerde benadering gewettigd is voor de voorschriften ter regeling van de rechterlijke bevoegdheid, als vergeleken met de regels inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen. Wat laatstgenoemde categorie aangaat, is een voortgezette toepassing van Hoofdstuk III van Verordening 44/2001 tussen de lidstaten van essentieel belang, wanneer het de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen van een rechtbank van een lidstaat in een andere lidstaat betreft. Door de toepassing van artikel 40 van het HNS-Verdrag aldus te beperken zou men de eenheid binnen de communautaire juridische ruimte en een vrij 'verkeer' van gerechtelijke uitspraken binnen de Gemeenschap verzekeren, zonder gevolgen voor de effectieve uitvoering van het Verdrag en zonder fundamentele implicaties voor niet tot de EU behorende verdragsluitende staten.

Wat de regels inzake de rechterlijke bevoegdheid betreft, is de situatie complexer. De artikelen 38 en 39 van het HNS-Verdrag zijn uitgewerkt als specifiek instrument ter regeling van geschillen als gevolg van verontreinigingsincidenten met gevaarlijke en schadelijke stoffen. Zoals reeds hierboven uitgelegd, staat deze regeling in contrast met de meervoudige bevoegdheidsgronden waarin Verordening 44/2001 voorziet.

Bij een beoordeling van het verschil tussen de twee bevoegdheidsregelingen moet naar de onderliggende redenen voor een beperking van de bevoegdheidsgronden bij vervuilingsincidenten op zee worden gekeken. Tot deze redenen behoren het streven om 'forum shopping' te voorkomen, zorg dragen voor de gelijke behandeling van eisers, de noodzaak van een verband tussen het gerecht en de vordering in kwestie, alsook overwegingen ten aanzien van een gezonde rechtsbeoefening ter vermijding van moeilijkheden die zich voordoen wanneer dezelfde zaken, met dezelfde deskundigen, dezelfde getuigen en dezelfde verweerders, enz., door verschillende rechtbanken in verscheidene rechtsgebieden worden behandeld. Bij incidenten op zee met HNS-stoffen zal het dikwijls om verweerders, waaronder verzekeraars, uit rechtsgebieden van buiten de Gemeenschap gaan. Bovendien voorziet het HNS-Verdrag in vorderingen op het HNS-Fonds of van het HNS-Fonds, waaronder die met betrekking tot de toewijzing en verdeling van de beschikbare middelen, waarvoor slechts één bepaalde rechtbank bevoegd is.

Gezien de uiterst specifieke aard van de bevoegdheidsregeling van het HNS-Verdrag en de wettelijke en praktische moeilijkheden die verwacht worden van de toepassing van een afzonderlijke bevoegdheidsregeling binnen de Gemeenschap, als vergeleken met die welke voor de overige partijen bij het HNS-Verdrag geldt, stelt men zich op het standpunt dat een uitzondering op de algemene toepassing van Verordening 44/2001 van de Raad gerechtvaardigd is. Op grond van bovenstaande specifieke overwegingen, en van het feit dat de onderhandelingen over het HNS-Verdrag enige jaren voor de goedkeuring van Verordening 44/2001 hebben plaatsgehad, wordt bij uitzondering aanvaard dat de artikelen 38 en 39 van het HNS-Verdrag met betrekking tot Verordening 44/2001 van de Raad als bijzondere wetgeving kunnen gelden en aldus voorrang boven laatstgenoemde krijgen. Een dergelijk voorbehoud zou verenigbaar zijn met voorwerp en doel van het Verdrag, als vereist bij het internationaal recht (zie artikel 19, sub c) van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht).

In overeenstemming met het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol inzake de positie van Denemarken, is Denemarken niet gebonden bij Verordening 44/2001 van de Raad noch aan de toepassing ervan onderworpen. Dientengevolge, staat het Denemarken vrij te beslissen of het HNS-Verdrag al dan niet wordt goedgekeurd. De in artikel 10 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap verankerde samenwerkingsplicht komt evenwel neer op de verplichting om met de overige lidstaten in de Raad over deze zaak ruggespraak te plegen.

Conclusie

Om deze redenen beveelt de Commissie de Raad aan onderstaande beschikking goed te keuren.

2001/0272 (CNS)

Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het Verdrag inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee, 1996 (het 'HNS-Verdrag'), te ratificeren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 61 sub c), 67, lid 1 en 300,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C ..., ..., blz. ...

Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

[2] PB C ..., ..., blz. ...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee, 1996 (het 'HNS-Verdrag') dient ter verzekering van een passende, snelle, en doeltreffende schadeloosstelling van personen die schade ondervinden van verliezen, lozingen en lekkage van gevaarlijke en schadelijke stoffen, tijdens het vervoer over zee. Het Verdrag vult vult een belangrijke leemte aan in de internationale regelgeving betreffende de aansprakelijkheid bij verontreiniging op zee.

(2) De Gemeenschap en de lidstaten zijn gezamenlijk bevoegd voor onder het HNS-Verdrag vallende aangelegenheden, terwijl de Gemeenschap uitsluitende bevoegdheid heeft met betrekking tot de artikelen 38, 39 en 40 dezes;

(3) De artikelen 38, 39 en 40 van het HNS-Verdrag zijn niet consistent met het afgeleide recht van de Gemeenschap ter zake van de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, als neerglegd in Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

(4) De tekst van het Verdrag is in 1996 vastgesteld en er is op de korte termijn geen zicht op een heropening van de onderhandelingen met het oogmerk rekening te kunnen houden met de bevoegdheid van de Gemeenschap en de inconsistenties tussen het Verdrag en de wetgeving van de Gemeenschap.

(5) De Raad kan de lidstaten, met uitzondering van Denemarken, onder een passend voorbehoud, in dit uitzonderlijke geval machtigen het HNS-Verdrag in het belang van de Gemeenschap, te ratificeren.

(6) Op Denemarken rust de plicht de overige lidstaten in de Raad over deze aangelegenheid te raadplegen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten worden hierbij gemachtigd tot ratificering van en toetreding tot het Internationale Verdrag inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee, 1996, mits aan de in de artikelen 2 en 3 gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 2

Wanneer zij het HNS-Verdrag ratificeren, of anderszins uiting geven aan hun instemming om zich door het HNS-Verdrag te laten verbinden, maken de lidstaten het volgende voorbehoud:

"Beslissingen als bedoeld in artikel 40 van het Verdrag moeten, wanneer deze gegeven worden door een rechtbank van een lidstaat van de Europese Gemeenschap die aan de voorschriften van de Gemeenschap in het rechtsgebied in kwestie onderworpen is, overeenkomstig deze voorschriften van de Gemeenschap in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap worden erkend en tenuitvoergelegd".

Artikel 3

Bij de ratificering van of toetreding tot het HNS-Verdrag stellen de lidstaten de secretaris-generaal van de Internationale Maritieme Organisatie er schriftelijk van in kennis dat deze ratificatie of toetreding in overeenstemming met deze beschikking is geschied.

Artikel 4

De lidstaten treffen bij eerste gelegenheid maatregelen om te verzekeren dat het HNS-Verdrag wordt gewijzigd ten einde de Gemeenschap in staat te stellen partij bij dit verdrag te worden.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten, met uitzondering van Denemarken.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter