ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 329

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
22 september 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2014/C 329/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1

 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2014/C 329/02

Zaak C-305/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunalul Satu Mare (Roemenië) op 25 juni 2014 — Sergiu Lucian Băbășan/Inspectoratul Județean de Poliție Satu Mare

2

2014/C 329/03

Zaak C-308/14: Beroep ingesteld op 27 juni 2014 — Europese Commissie/Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

2

2014/C 329/04

Zaak C-315/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 2 juli 2014 — Marchon Germany GmbH/Yvonne Karaszkiewicz

3

2014/C 329/05

Zaak C-332/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 9 juli 2014 — Wolfgang und Dr. Wilfried Rey Grundstücksgemeinschaft GbR/Finanzamt Krefeld

3

2014/C 329/06

Zaak C-345/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Letland) op 17 juli 2014 — SIA Maxima Latvija/Konkurences padome

4

2014/C 329/07

Zaak C-347/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 18 juli 2014 — New Media Online GmbH/Bundeskommunikationssenat

5

2014/C 329/08

Zaak C-355/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Аdministrativen sad — Pleven (Bulgarije) op 21 juli 2014 — Polihim-SS EOOD/Nachalnik na Mitnitsa — Svishtov

6

2014/C 329/09

Zaak C-356/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Budapest Környéki Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (Hongarije) op 22 juli 2014 — Hunland- Trade Mezőgazdasági Termelő és Kereskedelmi Kft./Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve

7

2014/C 329/10

Zaak C-357/14 P: Hogere voorziening ingesteld op 21 juli 2014 door de Dunamenti Erőmű Zrt tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 30 april 2014 in zaak T-179/09, Dunamenti Erőmű Zrt/Europese Commissie

8

2014/C 329/11

Zaak C-359/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus miesto apylinkės teismas (Litouwen) op 23 juli 2014 — ERGO Insurance SE, optredend via haar Litouwse filiaal ERGO Insurance SE/If P&C Insurance AS, optredend via haar filiaal If P&C Insurance AS

9

2014/C 329/12

Zaak C-363/14: Beroep ingesteld op 28 juli 2014 — Europees Parlement/Raad van de Europese Unie

10

2014/C 329/13

Zaak C-365/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Rüsselsheim (Duitsland) op 28 juli 2014 — Brunhilde Liebler, Helmut Liebler/Condor Flugdienst GmbH

10

 

Gerecht

2014/C 329/14

Zaak T-511/10: Beschikking van het Gerecht van 7 mei 2014 — Evropaïki Dynamiki/Commissie [Toegang tot documenten — Verordening (EG) nr. 1049/2001 — Aanvragen van offertes — Weigering van toegang — Vervanging van de bestreden handeling hangende het geding — Geen aanpassing van de conclusies tot nietigverklaring — Afdoening zonder beslissing]

12

2014/C 329/15

Zaak T-84/12: Beschikking van het Gerecht van 4 juli 2014 — Uspaskich/Parlement (Verzoek tot nietigverklaring en tot schadevergoeding — Voorrechten en immuniteiten — Lid van het Europees Parlement — Besluit tot opheffing van de immuniteit — Heroverweging — Besluit om de immuniteit niet te verdedigen — Niet-ontvankelijkheid — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

12

2014/C 329/16

Zaak T-416/13: Beschikking van het Gerecht van 5 juni 2014 — Stanleybet Malta en Stanley International Betting/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Mededinging — Exploitatie van videoloterijterminals — Toekenning van een exclusieve vergunning door Griekenland — Beschikking tot afwijzing van een klacht — Niet voor beroep vatbare handeling — Niet-ontvankelijkheid)

13

2014/C 329/17

Zaak T-172/14 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Stahlwerk Bous/Commissie (Kort geding — Staatssteun — Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit — Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen — Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging — Spoedeisendheid — Fumus boni juris)

14

2014/C 329/18

Zaak T-173/14 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — WeserWind/Commissie (Kort geding — Staatssteun — Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit — Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen — Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging — Spoedeisendheid — Fumus boni juris)

14

2014/C 329/19

Zaak T-174/14 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Dieckerhoff Guss/Commissie (Kort geding — Staatssteun — Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit — Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen — Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging — Spoedeisendheid — Fumus boni juris)

15

2014/C 329/20

Zaak T-176/14 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Georgsmarienhütte/Commissie (Kort geding — Staatssteun — Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit — Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen — Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging — Spoedeisendheid — Fumus boni juris)

15

2014/C 329/21

Zaak T-178/14 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Friedrich Wilhelms-Hütte Eisenguss/Commissie (Kort geding — Staatssteun — Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit — Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen — Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging — Spoedeisendheid — Fumus boni juris)

16

2014/C 329/22

Zaak T-179/14 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Schmiedewerke Gröditz/Commissie (Kort geding — Staatssteun — Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit — Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen — Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging — Spoedeisendheid — Fumus boni juris)

16

2014/C 329/23

Zaak T-183/14 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Schmiedag/Commissie (Kort geding — Staatssteun — Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit — Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen — Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging — Spoedeisendheid — Fumus boni juris)

17

2014/C 329/24

Zaak T-388/14: Beroep ingesteld op 2 juni 2014 — salesforce.com/BHIM (MARKETINGCLOUD)

17

2014/C 329/25

Zaak T-389/14: Beroep ingesteld op 2 juni 2014 — salesforce.com/BHIM (MARKETINGCLOUD)

18

2014/C 329/26

Zaak T-459/14: Beroep ingesteld op 18 juni 2014 — Messi Cuccittini/BHIM — Pires Freitas Campos (LEO)

18

2014/C 329/27

Zaak T-493/14: Beroep ingesteld op 30 juni 2014 — Mayer/EFSA

19

2014/C 329/28

Zaak T-498/14: Beroep ingesteld op 2 juli 2014 — Deutsche Umwelthilfe/Commissie

20

2014/C 329/29

Zaak T-523/14: Beroep ingesteld op 14 juli 2014 — Squeeze Life/BHIM — Evolution Fresh (SQUEEZE LIFE)

21

2014/C 329/30

Zaak T-537/14: Beroep ingesteld op 11 juli 2014 — Laboratoire Nuxe/BHIM — NYX, Los Angeles (NYX)

22

2014/C 329/31

Zaak T-538/14: Beroep ingesteld op 16 juli 2014 — Peri/BHIM (Multiprop)

22

2014/C 329/32

Zaak T-540/14: Beroep ingesteld op 16 juli 2014 — Klass/BHIM — F. Smit (PLAYSEAT) (PLAYSEATS)

23

2014/C 329/33

Zaak T-550/14: Beroep ingesteld op 23 juli 2014 — Volkswagen/BHIM (COMPETITION)

24

2014/C 329/34

Zaak T-292/10: Beschikking van het Gerecht van 16 juli 2014 — Monty Program/Commissie

24

2014/C 329/35

Zaak T-648/11: Beschikking van het Gerecht van 17 juli 2014 — Smart Technologies/BHIM (SMART NOTEBOOK)

24

2014/C 329/36

Zaak T-178/12: Beschikking van het Gerecht van 7 juli 2014 — Khwanda/Raad

25

2014/C 329/37

Zaak T-344/12: Beschikking van het Gerecht van 15 juli 2014 — Virgin Atlantic Airways/Commissie

25

2014/C 329/38

Zaak T-569/12: Beschikking van het Gerecht van 16 juli 2014 — Marouf/Raad

25

2014/C 329/39

Zaak T-139/13: Beschikking van het Gerecht van 11 juli 2014 — Eltek/BHIM — Eltec Elektronik (ELTEK)

25

2014/C 329/40

Zaak T-319/13: Beschikking van het Gerecht van 8 juli 2014 — Elmaghraby en El Gazaerly/Raad

25

2014/C 329/41

Zaak T-502/13: Beschikking van het Gerecht van 16 juli 2014 — ASPA/BHIM — Banco Bilbao Vizcaya Argentaria (ARGENTARIA)

26

2014/C 329/42

Zaak T-577/13: Beschikking van het Gerecht van 16 juli 2014 — Zehnder/BHIM — UAB Amalva (komfovent)

26

2014/C 329/43

Zaak T-588/13: Beschikking van het Gerecht van 8 juli 2014 — Deutsche Rockwool Mineralwoll/BHIM — A. Weber (JETROC)

26

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

2014/C 329/01

Laatste publicatie

PB C 315 van 15.9.2014

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 303 van 8.9.2014

PB C 292 van 1.9.2014

PB C 282 van 25.8.2014

PB C 261 van 11.8.2014

PB C 253 van 4.8.2014

PB C 245 van 28.7.2014

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunalul Satu Mare (Roemenië) op 25 juni 2014 — Sergiu Lucian Băbășan/Inspectoratul Județean de Poliție Satu Mare

(Zaak C-305/14)

2014/C 329/02

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Tribunalul Satu Mare

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Sergiu Lucian Băbășan

Verwerende partij: Inspectoratul Județean de Poliție Satu Mare

Prejudiciële vragen

1)

Is artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met de artikelen 11, lid 1, en 12, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, al dan niet rechtstreeks toepasselijk op Roemeens grondgebied ten aanzien van burgers van de Unie?

2)

Moet artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met de artikelen 11, lid 1, en 12, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat aan burgers van de Unie de verplichting wordt opgelegd voorschriften van het nationale recht van de lidstaten in acht te nemen als de dwingende bepalingen van artikel 12, lid 1, van de Roemeense wet nr. 60/1991 op het houden van openbare samenkomsten en het verloop daarvan, in verbinding met de in artikel 26, lid 1, sub a, daarvan vervatte sancties?


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/2


Beroep ingesteld op 27 juni 2014 — Europese Commissie/Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

(Zaak C-308/14)

2014/C 329/03

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Martin, M. Wilderspin, gemachtigden)

Verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Conclusies

verklaren dat het Verenigd Koninkrijk, door te verlangen dat een aanvrager van kinderbijslag of kinderaftrek in het Verenigd Koninkrijk verblijft, zijn verplichtingen krachtens verordening (EG) nr. 883/2004 (1) niet is nagekomen;

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord–Ierland verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie voert aan het Verenigd Koninkrijk, door te bepalen dat een aanvrager van kinderbijslag en kinderaftrek het recht moet hebben om in het Verenigd Koninkrijk te verblijven om daar als ingezetene te kunnen worden behandeld, een voorwaarde heeft opgelegd die verordening (EG) nr. 883/2004 niet toestaat.

Subsidiair betoogt de Commissie dat het Verenigd Koninkrijk, door de toekenning van socialezekerheidsprestaties afhankelijk te stellen van een voorwaarde die haar eigen staatsburgers automatisch vervullen, een directe discriminatie in het leven heeft geroepen ten aanzien van staatsburgers van andere lidstaten en dus artikel 4 van verordening (EG) nr. 883/2004 heeft geschonden.


(1)  Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166, blz. 1).


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 2 juli 2014 — Marchon Germany GmbH/Yvonne Karaszkiewicz

(Zaak C-315/14)

2014/C 329/04

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verweerster en eiseres tot „Revision”: Marchon Germany GmbH

Verzoekster en verweerster in „Revision”: Yvonne Karaszkiewicz

Prejudiciële vraag

Moet artikel 17, lid 2, sub a, eerste streepje, van richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten (1) aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de toepassing van een nationale regeling volgens welke „nieuwe klanten” ook door de handelsagent aangebrachte klanten kunnen zijn die weliswaar reeds transacties verrichten met de principaal voor door hem verkochte producten uit een productassortiment, maar niet voor de producten waarvoor de principaal aan de handelsagent de opdracht heeft gegeven om deze exclusief te verhandelen?


(1)  PB L 382, blz. 17.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 9 juli 2014 — Wolfgang und Dr. Wilfried Rey Grundstücksgemeinschaft GbR/Finanzamt Krefeld

(Zaak C-332/14)

2014/C 329/05

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Wolfgang und Dr. Wilfried Rey Grundstücksgemeinschaft GbR

Verwerende partij: Finanzamt Krefeld

Prejudiciële vragen

1.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft beslist dat de lidstaten op grond van artikel 17, lid 5, derde alinea, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG (1)) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, voor de berekening van het pro rata voor de aftrek van de voorbelasting over een bepaalde handeling, zoals de oprichting van een onroerende zaak voor gemengd gebruik, primair een andere verdeelsleutel mogen voorschrijven dan de in artikel 19, lid 1, van deze richtlijn beschreven omzetverhouding, mits de toegepaste methode waarborgt dat het pro rata voor de aftrek nauwkeuriger wordt bepaald (arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2012, C-511/10, BLC Baumarkt, [EU:C:2012:689]).

a)

Moeten, in het geval van verwerving of oprichting van een onroerende zaak voor gemengd gebruik, ontvangen prestaties waarvan de heffingsgrondslag is begrepen in de aanschaf- of bouwkosten, ten behoeve van een nauwkeuriger bepaling van de aftrekbare voorbelasting eerst worden toegerekend aan de (belastingplichtige of belastingvrije) handelingen voor het gebruik van de onroerende zaak en alleen de daarna overgebleven voorbelasting worden verdeeld aan de hand van een oppervlakte- of omzetverhouding?

b)

Gelden de door het Hof van de Europese Unie in het arrest van 8 november 2012, C-511/10, BLC Baumarkt [EU:C:2012:689], vastgestelde beginselen en het antwoord op de bovenstaande vraag ook voor de voorbelasting op ontvangen prestaties voor het gebruik, de instandhouding of het onderhoud van een onroerende zaak voor gemengd gebruik?

2.

Moet artikel 20 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting aldus worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde herziening van de oorspronkelijke aftrek ook van toepassing is op situaties waarin een belastingplichtige de voorbelasting in verband met de oprichting van een onroerende zaak voor gemengd gebruik heeft verdeeld volgens de in artikel 19, lid 1, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting bepaalde en krachtens het nationale recht toegestane omzetverhouding en een lidstaat naderhand tijdens het herzieningstijdvak bepaalt dat een andere verdeelsleutel voorrang heeft?

3.

Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord: verzetten het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel zich tegen de toepassing van artikel 20 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, indien de lidstaat voor gevallen als hierboven beschreven, noch een aftrekherziening uitdrukkelijk heeft voorgeschreven, noch een overgangsregeling heeft getroffen, en indien de door de belastingplichtige toegepaste verdeling van de aftrek op basis van de omzetverhouding door het Bundesfinanzhof in het algemeen als passend was beschouwd?


(1)  Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Letland) op 17 juli 2014 — SIA „Maxima Latvija”/Konkurences padome

(Zaak C-345/14)

2014/C 329/06

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SIA „Maxima Latvija”

Verwerende partij: Konkurences padome

Prejudiciële vragen

1)

Kan de in het hoofdgeding onderzochte overeenkomst tussen een verhuurder van winkelruimte en een detailhandelaar (die als ankerhuurder fungeert), die een beperking inhoudt van het recht van de verhuurder om eenzijdig en zonder toestemming van de ankerhuurder te besluiten tot de verhuur van winkelruimte aan mogelijke concurrenten van de ankerhuurder, worden aangemerkt als een overeenkomst tussen marktdeelnemers die ertoe strekt de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen in de zin van artikel 101, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie?

2)

Moet de structuur van de markt worden geanalyseerd, en zo ja, met welk doel, om te bepalen of deze overeenkomst verenigbaar is met het bepaalde in artikel 101, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie?

3)

Is de marktmacht van de partijen bij de overeenkomst die voorwerp is van het hoofdgeding, en de mogelijke vergroting daarvan, een omstandigheid waarmee rekening gehouden moet worden bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de overeenkomst met artikel 101, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie?

4)

Als de aard van de overeenkomst en de aanwezigheid van eventuele verboden bepalingen daarin moet worden vastgesteld op basis van de mogelijke ongunstige gevolgen voor de markt, vormen deze mogelijke gevolgen dan afdoende reden om de overeenkomst verboden te verklaren, zonder dat beoordeeld hoeft te worden of zich daadwerkelijk ongunstige gevolgen hebben voorgedaan?


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 18 juli 2014 — New Media Online GmbH/Bundeskommunikationssenat

(Zaak C-347/14)

2014/C 329/07

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: New Media Online GmbH

Verwerende partij: Bundeskommunikationssenat

Andere partij in de procedure: Der Bundeskanzler

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2010/13/EU (1) van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) aldus worden uitgelegd dat de vorm en de inhoud van een te beoordelen dienst kunnen worden geacht vergelijkbaar te zijn met televisie-uitzendingen indien dergelijke diensten ook door televisieomroepdiensten worden aangeboden die als massamedia kunnen worden beschouwd en bestemd zijn voor ontvangst door, en een duidelijke impact kunnen hebben op, een significant deel van het publiek?

2)

Moet artikel 1, lid 1, sub a-i, van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) aldus worden uitgelegd dat voor de beoordeling van het hoofddoel van een aangeboden dienst in de elektronische versies van kranten kan worden uitgegaan van een onderdeel waarin hoofdzakelijk een verzameling korte video’s ter beschikking wordt gesteld, die in andere onderdelen van de website van dit elektronische medium alleen ter aanvulling van schriftelijke bijdragen van de online-krant dienen?


(1)  PB L 95, blz. 1.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Аdministrativen sad — Pleven (Bulgarije) op 21 juli 2014 — Polihim-SS EOOD/Nachalnik na Mitnitsa — Svishtov

(Zaak C-355/14)

2014/C 329/08

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Аdministrativen sad — Pleven

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Polihim-SS EOOD

Verwerende partij: Nachalnik na Mitnitsa — Svishtov

Prejudiciële vragen

1)

Moet het begrip „verbruik van energieproducten” in artikel 1, lid 1, sub a, van richtlijn 2008/118/EG (1) van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG (2), in gevallen waarin het gaat om energieproducten die tot verbruik zijn uitgeslagen en zijn onttrokken aan een belastingentrepot van een erkende entrepothouder, die in een handelstransactie worden verkocht aan een koper die noch een vergunning voor elektriciteitsproductie noch een certificaat bezit op grond waarvan hij als eindverbruiker is vrijgesteld van accijns, en door die koper worden doorverkocht aan een derde die in het bezit is van een vergunning voor elektriciteitsproductie, van toestemming van de bevoegde autoriteiten om van accijns vrijgestelde energieproducten in ontvangst te nemen en van een certificaat op grond waarvan hij als eindverbruiker is vrijgesteld van accijns, en waaraan de energieproducten rechtstreeks door de erkende entrepothouder worden geleverd, zonder dat de koper feitelijk de beschikking over de energieproducten krijgt, in die zin worden uitgelegd dat de energieproducten worden verbruikt door de rechtstreekse koper ervan die deze niet daadwerkelijk voor een bepaald procedé gebruikt, dan wel in die zin dat zij worden verbruikt door de derde die ze daadwerkelijk in een door hem toegepast procedé benut?

2)

Moet het begrip „gebruikt voor de productie van elektriciteit” in artikel 14, lid 1, sub a, van richtlijn 2003/96/EG (3) van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, in gevallen waarin het gaat om energieproducten die tot verbruik zijn uitgeslagen en zijn onttrokken aan een belastingentrepot van een erkende entrepothouder, die in een handelstransactie worden verkocht aan een koper die noch een vergunning voor elektriciteitsproductie noch een certificaat bezit op grond waarvan hij als eindverbruiker is vrijgesteld van accijns, en door die koper worden doorverkocht aan een derde die in het bezit is van een vergunning voor elektriciteitsproductie, van toestemming van de bevoegde autoriteiten om van accijns vrijgestelde energieproducten in ontvangst te nemen en van een certificaat op grond waarvan hij als eindverbruiker is vrijgesteld van accijns, en waaraan de energieproducten rechtstreeks door de erkende entrepothouder worden geleverd, zonder dat de koper feitelijk de beschikking over de energieproducten krijgt, in die zin worden uitgelegd dat de energieproducten worden gebruikt door de rechtstreekse koper ervan die deze niet daadwerkelijk benut voor een bepaald procedé om een van de doelen te bereiken waarvoor vrijstelling van accijns wordt verleend, dan wel in die zin dat zij worden gebruikt door de derde die ze daadwerkelijk benut in een door hem toegepast procedé om een van de doelen te bereiken waarvoor vrijstelling van accijns wordt verleend, namelijk verwarming, bijvoorbeeld voor elektriciteitsproductie?

3)

Zijn energieproducten, gelet op de beginselen van de communautaire accijnsregeling, en met name artikel 1, lid 1, sub a, van richtlijn 2008/118 en artikel 14, lid 1, sub a, van richtlijn 2003/96, aan accijns onderworpen en zo ja, tegen welk tarief, dat van brandstof dan wel dat van voor verwarmingsdoeleinden benutte energieproducten, wanneer vaststaat dat de betrokken energieproducten zijn geleverd aan een eindverbruiker die de desbetreffende overeenkomstig het nationale recht vereiste toestemming en vergunningen voor elektriciteitsproductie bezit, alsmede een certificaat dat hij een van accijns vrijgestelde eindverbruiker is, en die het goed rechtstreeks van de erkende entrepothouder heeft ontvangen, doch niet de eerste koper van het goed is?

4)

Zijn energieproducten, gelet op de beginselen van de communautaire accijnsregeling, en met name artikel 1, lid 1, sub a, van richtlijn 2008/118 en artikel 14, lid 1, sub a, van richtlijn 2003/96, aan accijns onderworpen, en wel tegen het voor brandstof geldende tarief, wanneer vaststaat dat de betrokken energieproducten worden verbruikt respectievelijk gebruikt voor een van accijns vrijgesteld doel, namelijk elektriciteitsproductie door een persoon die de desbetreffende overeenkomstig het nationale recht vereiste toestemming en vergunningen voor elektriciteitsproductie bezit en die het goed rechtstreeks van de erkende entrepothouder heeft ontvangen, doch niet de eerste koper van het goed is?


(1)  PB L 9, blz. 12.

(2)  Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB L 76, blz. 1).

(3)  PB L 283, blz. 51.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/7


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Budapest Környéki Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (Hongarije) op 22 juli 2014 — Hunland- Trade Mezőgazdasági Termelő és Kereskedelmi Kft./Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve

(Zaak C-356/14)

2014/C 329/09

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Budapest Környéki Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Hunland-Trade Mezőgazdasági Termelő és Kereskedelmi Kft.

Verwerende partij: Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve

Prejudiciële vragen

1)

Moet een fokrund dat net als zijn ouders en grootouders door de officiële fokkersorganisatie van de lidstaat is geregistreerd in het stamboek van het Holstein-Friese ras, volgens de Unierechtelijke bepalingen worden beschouwd als raszuiver, ongeacht de mate van genetische zuiverheid van zijn voorouders?

2)

Moet de aangehaalde bepaling van beschikking 2005/379/EG (1) aldus worden uitgelegd dat fokdieren met een stamboekcertificaat dat de in artikel 2, lid 1, sub a, vervatte titel bevat, als raszuivere fokdieren moeten worden beschouwd en bijgevolg in aanmerking komen voor exportsteun wanneer zij in de intracommunautaire handel worden gebracht?

3)

Is het gelet op het bovenstaande mogelijk dat een dier weliswaar over een door de fokkersorganisatie van de lidstaat uitgereikt stamboekcertificaat beschikt dat bovengenoemde titel bevat, maar voor de handelaar toch geen recht op exportsteun doet ontstaan wanneer het in de intracommunautaire handel wordt gebracht, omdat het ondanks deze vermelding in bovengenoemd document niet als een raszuiver fokdier kan worden aangemerkt?


(1)  Beschikking van de Commissie van 17 mei 2005 betreffende stamboekcertificaten en gegevens voor raszuivere fokrunderen en sperma, eicellen en embryo’s daarvan (PB L 125, blz. 15).


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/8


Hogere voorziening ingesteld op 21 juli 2014 door de Dunamenti Erőmű Zrt tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 30 april 2014 in zaak T-179/09, Dunamenti Erőmű Zrt/Europese Commissie

(Zaak C-357/14 P)

2014/C 329/10

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Dunamenti Erőmű Zrt (vertegenwoordigers: J. Philippe, F.-H. Boret en A.-C. Guyon, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 30 april 2014 in zaak T-179/09 vernietigen, voor zover beschikking 2009/609/EG van de Commissie van 4 juni 2008 betreffende de door Hongarije toegekende steunmaatregel C 41/05 in het kader van de stroomafnameovereenkomsten (1), waarbij is vastgesteld dat deze overeenkomsten onrechtmatige en met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun vormen, hierbij is bevestigd;

definitief uitspraak doen en beschikking 2009/609/EG van de Commissie van 4 juni 2008 betreffende de door Hongarije toegekende steunmaatregel C 41/05 in het kader van de stroomafnameovereenkomsten nietig verklaren, voor zover hierbij is vastgesteld dat deze overeenkomsten onrechtmatige en met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun vormen of, subsidiair, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht, en

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure voor het Gerecht en het Hof.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert vijf middelen aan. In het bestreden arrest heeft het Gerecht het verzoek van rekwirante afgewezen. Dat verzoek strekte in wezen tot nietigverklaring van beschikking 2009/609/EG van de Commissie van 4 juni 2008 betreffende de door Hongarije toegekende steunmaatregel C 41/05 in het kader van de stroomafnameovereenkomsten en, subsidiair, tot nietigverklaring van de artikelen 2 en 5 van die beschikking.

Mat haar eerste middel betwist rekwirante de beoordeling op basis waarvan het Gerecht tot de conclusie is gekomen dat de stroomafnameovereenkomsten als nieuwe steun kunnen worden aangemerkt, zonder vooraf vast te stellen of deze overeenkomsten wel staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU kunnen vormen.

Met haar tweede middel betwist rekwirante de conclusie van het Gerecht dat de Commissie geen blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door vast te stellen dat het tijdstip waarop Hongarije tot de Europese Unie is toegetreden het geschikte referentietijdvak vormt voor de kwalificatie van een maatregel als staatssteun overeenkomstig de criteria van artikel 107, lid 1, VWEU. Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat bijlage IV een regel bevat volgens welke het tijdstip waarop Hongarije tot de Unie is toegetreden het relevante tijdvak is voor de beoordeling of een staatsmaatregel staatssteun vormt. Aldus heeft het de betekenis van bijlage IV verdraaid, aangezien hierin niet wordt bepaald of gesuggereerd dat de vraag of een maatregel staatssteun vormt moet worden beoordeeld naar het tijdstip van de toetreding.

Met haar derde middel betoogt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van onjuiste rechtsopvattingen door te oordelen dat een voordeel is verleend in de zin van artikel 107, lid 1, zonder rekening te houden met de omstandigheden ten tijde van de sluiting van de stroomafnameovereenkomst. Het Gerecht heeft ten onrechte vastgesteld dat een voordeel werd verleend toen i) Magyar Villamos Művek (MVM) bij de sluiting van deze overeenkomst als voorbereidende maatregel ter vergemakkelijking van de privatisering van Dunamenti als particuliere investeerder optrad. (ii) Zelfs indien met deze overeenkomst een voordeel zou zijn verleend (wat rekwirante betwist), is dit hoe dan ook terugbetaald via de verkoop van Dunamenti.

Met haar vierde middel komt rekwirante op tegen de wijze waarop het Gerecht het risico heeft beoordeeld dat voortvloeit uit MVM’s minimale afnameverplichting. Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door uit MVM’s minimale afnameverplichting af te leiden dat sprake is van een voordeel, zonder aan te tonen dat er een structureel risico bestaat.

Met haar vijfde middel verwijt rekwirante het Gerecht dat het de methode heeft bevestigd die de Commissie ter berekening van het bedrag van de steun heeft gehanteerd. Het Gerecht heeft bij de goedkeuring van de voorgeschreven methode blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, door de terug te vorderen bedragen te omschrijven als een verschil in inkomsten en niet als een verschil in winst, aangezien dit onderscheid een grond kan zijn om het bestaan op zich van staatssteun te betwisten.


(1)  PB L 225, blz. 53.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/9


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus miesto apylinkės teismas (Litouwen) op 23 juli 2014 — ERGO Insurance SE, optredend via haar Litouwse filiaal ERGO Insurance SE/If P&C Insurance AS, optredend via haar filiaal If P&C Insurance AS

(Zaak C-359/14)

2014/C 329/11

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Vilniaus miesto apylinkės teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ERGO Insurance SE, optredend via haar Litouwse filiaal ERGO Insurance SE

Verwerende partij: If P&C Insurance AS, optredend via haar filiaal If P&C Insurance AS

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 4, lid 4, van verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (1), waarin is bepaald dat „[i]ndien het toepasselijke recht niet overeenkomstig lid 1 of lid 2 kan worden vastgesteld, [...] de overeenkomst [wordt] beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst verbonden is”, aldus worden uitgelegd dat het Duitse recht moet worden toegepast in omstandigheden als die van hoofdgeding?

2)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, moet het beginsel dat is neergelegd in artikel 4 van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) (2) dan aldus worden uitgelegd dat het op het geschil tussen de verzekeraar van de vrachtwagen en de verzekeraar van de trailer toepasselijke recht, in omstandigheden als die van het hoofdgeding moet worden bepaald overeenkomstig het recht van het land waar de door het verkeersongeval veroorzaakte schade is ingetreden?


(1)  PB L 177, blz. 6.

(2)  PB L 199, blz. 40.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/10


Beroep ingesteld op 28 juli 2014 — Europees Parlement/Raad van de Europese Unie

(Zaak C-363/14)

2014/C 329/12

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: F. Drexler, A. Caiola, M. Pencheva, gemachtigden)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsbesluit 2014/269/EU van de Raad van 6 mei 2014 tot wijziging van besluit 2009/935/JBZ wat betreft de lijst van derde staten en organisaties waarmee Europol overeenkomsten moet sluiten (1), nietig verklaren;

verwerende partij verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert het Europees Parlement drie middelen aan.

Het Europees Parlement stelt in de eerste plaats dat de Raad een onjuiste besluitvormingsprocedure heeft gebruikt voor de vaststelling van besluit 2014/269/EU. Het Parlement leidt daaruit af dat de Raad niet alleen de Verdragen maar ook wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden.

In de tweede plaats verwijt het Europees Parlement de Raad dat deze zich heeft gebaseerd op hetzij een door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon afgeschafte rechtsgrondslag, hetzij een afgeleide rechtsgrondslag, die volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie ongeldig zou zijn.

Ten slotte is het Parlement van mening dat de lijst van derde staten en organisaties waarmee Europol overeenkomsten moet sluiten, een onderdeel van de wetgevingsmaterie is. Dit onderdeel moet door de Uniewetgever als een wezenlijk onderdeel van de geregelde materie worden beschouwd. Bijgevolg zijn de rechtsgrondslag die de Raad heeft gebruikt en de procedure die hij heeft gevolgd, juridisch onjuist.


(1)  PB L 138, blz. 104.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Rüsselsheim (Duitsland) op 28 juli 2014 — Brunhilde Liebler, Helmut Liebler/Condor Flugdienst GmbH

(Zaak C-365/14)

2014/C 329/13

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Rüsselsheim

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Brunhilde Liebler, Helmut Liebler

Verwerende partij: Condor Flugdienst GmbH

Prejudiciële vragen

1)

Moeten schadelijke handelingen van op eigen verantwoordelijkheid handelende derden, die opdrachten hebben gekregen, die deel uitmaken van de exploitatie van een luchtvaartonderneming, worden beschouwd als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de verordening (1)?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, is het voor de beoordeling van belang van wie (luchtvaartonderneming, luchthavenexploitant, enz.) de derde de opdracht heeft gekregen?


(1)  Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46, blz. 1).


Gerecht

22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/12


Beschikking van het Gerecht van 7 mei 2014 — Evropaïki Dynamiki/Commissie

(Zaak T-511/10) (1)

([„Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Aanvragen van offertes - Weigering van toegang - Vervanging van de bestreden handeling hangende het geding - Geen aanpassing van de conclusies tot nietigverklaring - Afdoening zonder beslissing”])

2014/C 329/14

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Korogiannakis en M. Dermitzakis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Costa de Oliveira, E. Manhaeve en C. ten Dam, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit Ares(2010)508190 van de Commissie van 12 augustus 2010 om toegang te weigeren tot aanvragen van offertes opgesteld in het kader van bepaalde raamovereenkomsten die door het Publicatiebureau van de Europese Unie worden beheerd.

Dictum

1)

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE en de Europese Commissie dragen elk hun eigen kosten.


(1)  PB C 13 van 15.1.2011.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/12


Beschikking van het Gerecht van 4 juli 2014 — Uspaskich/Parlement

(Zaak T-84/12) (1)

((„Verzoek tot nietigverklaring en tot schadevergoeding - Voorrechten en immuniteiten - Lid van het Europees Parlement - Besluit tot opheffing van de immuniteit - Heroverweging - Besluit om de immuniteit niet te verdedigen - Niet-ontvankelijkheid - Kennelijke niet-ontvankelijkheid”))

2014/C 329/15

Procestaal: Litouws

Partijen

Verzoekende partij: Viktor Uspaskich (Kėdainiai, Litouwen) (vertegenwoordiger: A. Raišutis, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: N. Lorenz, M. Windisch en L. Mašalaitė-Chouteau, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Republiek Litouwen (vertegenwoordigers: D. Kriaučiūnas en V. Balčiūnaitė, gemachtigden)

Voorwerp

Enerzijds een verzoek tot nietigverklaring van het besluit van het Parlement van 1 december 2011 om de parlementaire immuniteit van verzoeker niet te verdedigen en zijn verzoek tot heroverweging van het besluit inzake de opheffing van de immuniteit af te wijzen en anderzijds een verzoek tot schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt ten dele kennelijk niet-ontvankelijk en ten dele niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Viktor Uspaskich wordt verwezen in zijn eigen kosten alsmede in die van het Europees Parlement.

3)

De Republiek Litouwen zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 126 van 28.4.2012.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/13


Beschikking van het Gerecht van 5 juni 2014 — Stanleybet Malta en Stanley International Betting/Commissie

(Zaak T-416/13) (1)

((„Beroep tot nietigverklaring - Mededinging - Exploitatie van videoloterijterminals - Toekenning van een exclusieve vergunning door Griekenland - Beschikking tot afwijzing van een klacht - Niet voor beroep vatbare handeling - Niet-ontvankelijkheid”))

2014/C 329/16

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Stanleybet Malta Ltd (Valletta, Malta) en Stanley International Betting Ltd (Liverpool, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: R. A. Jacchia, I. Picciano, A. Terranova, F. Ferraro, G. Dellis, P. Kakouris en I. Koimitzoglou, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Ronkes Agerbeek en R. Striani, gemachtigden, vervolgens F. Ronkes Agerbeek)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van de Commissie, in haar brief van 10 juni 2013, waarbij zij verzoeksters heeft meegedeeld dat zij hun klacht afwees en het dossier in zaak COMP/39.981, Stanleybet Group 2/OPAP, afsloot

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op de verzoeken tot interventie van de Helleense Republiek en het Organismos Prognostikon Agonon Podosfairou AE (OPAP) hoeft niet te worden beslist.

3)

Stanleybet Malta Ltd en Stanley International Betting Ltd dragen hun eigen kosten en die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 313 van 26.10.2013.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/14


Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Stahlwerk Bous/Commissie

(Zaak T-172/14 R)

((„Kort geding - Staatssteun - Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit - Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen - Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging - Spoedeisendheid - Fumus boni juris”))

2014/C 329/17

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Stahlwerk Bous GmbH (Bous, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Höfler, C. Kahle en V. Winkler, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en R. Sauer, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het besluit van de Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen met betrekking tot de Duitse wet inzake hernieuwbare energie

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beschikking van 7 april 2014, Stahlwerk Bous/Commissie (T-172/14 R) wordt vernietigd.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/14


Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — WeserWind/Commissie

(Zaak T-173/14 R)

((„Kort geding - Staatssteun - Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit - Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen - Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging - Spoedeisendheid - Fumus boni juris”))

2014/C 329/18

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: WeserWind GmbH Offshore Construction Georgsmarienhütte (Bremerhaven, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Höfler, C. Kahle en V. Winkler, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en R. Sauer, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het besluit van de Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen met betrekking tot de Duitse wet inzake hernieuwbare energie

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beschikking van 7 april 2014, WeserWind/Commissie (T-173/14 R) wordt vernietigd.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/15


Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Dieckerhoff Guss/Commissie

(Zaak T-174/14 R)

((„Kort geding - Staatssteun - Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit - Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen - Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging - Spoedeisendheid - Fumus boni juris”))

2014/C 329/19

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Dieckerhoff Guss GmbH (Gevelsberg, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Höfler, C. Kahle en V. Winkler, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en R. Sauer, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het besluit van de Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen met betrekking tot de Duitse wet inzake hernieuwbare energie

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beschikking van 7 april 2014, Dieckerhoff Guss/Commissie (T-174/14 R) wordt vernietigd.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/15


Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Georgsmarienhütte/Commissie

(Zaak T-176/14 R)

((„Kort geding - Staatssteun - Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit - Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen - Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging - Spoedeisendheid - Fumus boni juris”))

2014/C 329/20

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Georgsmarienhütte GmbH (Georgsmarienhütte, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Höfler, C. Kahle en V. Winkler, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en R. Sauer, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het besluit van de Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen met betrekking tot de Duitse wet inzake hernieuwbare energie

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beschikking van 7 april 2014, Georgsmarienhütte/Commissie (T-176/14 R) wordt vernietigd.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/16


Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Friedrich Wilhelms-Hütte Eisenguss/Commissie

(Zaak T-178/14 R)

((„Kort geding - Staatssteun - Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit - Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen - Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging - Spoedeisendheid - Fumus boni juris”))

2014/C 329/21

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Friedrich Wilhelms-Hütte Eisenguss GmbH (Mülheim an der Ruhr, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Höfler, C. Kahle en V. Winkler, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en R. Sauer, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het besluit van de Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen met betrekking tot de Duitse wet inzake hernieuwbare energie

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beschikking van 7 april 2014, Friedrich Wilhelms-Hütte Eisenguss/Commissie (T-178/14 R) wordt vernietigd.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/16


Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Schmiedewerke Gröditz/Commissie

(Zaak T-179/14 R)

((„Kort geding - Staatssteun - Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit - Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen - Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging - Spoedeisendheid - Fumus boni juris”))

2014/C 329/22

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Schmiedewerke Gröditz GmbH (Gröditz, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Höfler, C. Kahle en V. Winkler, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en R. Sauer, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het besluit van de Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen met betrekking tot de Duitse wet inzake hernieuwbare energie

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beschikking van 7 april 2014, Schmiedewerke Gröditz/Commissie (T-179/14 R) wordt vernietigd.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/17


Beschikking van de president van het Gerecht van 10 juni 2014 — Schmiedag/Commissie

(Zaak T-183/14 R)

((„Kort geding - Staatssteun - Nationale steun voor de productie van hernieuwbare elektriciteit - Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen - Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging - Spoedeisendheid - Fumus boni juris”))

2014/C 329/23

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Schmiedag GmbH (Hagen, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Höfler, C. Kahle en V. Winkler, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en R. Sauer, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het besluit van de Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure inzake steunmaatregelen met betrekking tot de Duitse wet inzake hernieuwbare energie

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beschikking van 7 april 2014, Schmiedag/Commissie (T-183/14 R) wordt vernietigd.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/17


Beroep ingesteld op 2 juni 2014 — salesforce.com/BHIM (MARKETINGCLOUD)

(Zaak T-388/14)

2014/C 329/24

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: salesforce.com, Inc. (San Francisco, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: A. Nordemann, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 6 maart 2014 in zaak R 1853/2013-1;

verwijzing van verweerder in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „MARKETINGCLOUD” voor diensten van de klassen 35 en 42 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 1 0 9 79  417

Beslissing van de onderzoeker: weigering van inschrijving

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/18


Beroep ingesteld op 2 juni 2014 — salesforce.com/BHIM (MARKETINGCLOUD)

(Zaak T-389/14)

2014/C 329/25

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: salesforce.com, Inc. (San Francisco, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: A. Nordemann, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 6 maart 2014 in zaak R 1854/2013-1;

verwijzing van verweerder in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „MARKETINGCLOUD” voor diensten van klasse 42 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 1 0 9 79  441

Beslissing van de onderzoeker: weigering van inschrijving

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/18


Beroep ingesteld op 18 juni 2014 — Messi Cuccittini/BHIM — Pires Freitas Campos (LEO)

(Zaak T-459/14)

2014/C 329/26

Taal van het verzoekschrift: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Lionel Andrés Messi Cuccittini (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Rivas Zurdo en M. Toro Gordillo, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Maria Leonor Pires Freitas Campos (Setúbal, Portugal)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 27 maart 2014 in de zaak R 1554/2013-1 te vernietigen voor zover de verwerping van verzoekers beroep de bevestiging impliceert van de beslissing van de oppositieafdeling waarbij oppositie B 2009291 werd toegewezen en gemeenschapsmerk nr. 1 0 6 13  511„LEO” volledig werd afgewezen;

de verwerende partij(en) te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoeker

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk met het woordelement „LEO” voor waren van de klassen 32 en 33 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 1 0 6 13  511

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Maria Leonor Pires Freitas Campos

Oppositiemerk of -teken: woordmerk „LEO D’HONOR” voor waren van klasse 33

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/19


Beroep ingesteld op 30 juni 2014 — Mayer/EFSA

(Zaak T-493/14)

2014/C 329/27

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Ingrid Alice Mayer (Ellwangen, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Mayer, advocaat)

Verwerende partij: Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

Conclusies

haar detachering tot en met 30 juni 2015 verlengen;

de beëindiging van haar detacheringsovereenkomst, meer bepaald de EFSA-maatregel „Termination of the secondment” van 16 april 2014, ongeldig verklaren;

verweerster gelasten de post van „observer” van gedetacheerde nationale deskundige in de personeelsraad niet nieuw te laten kiezen;

de zes maanden schorsing van haar activiteit in de personeelsraad ongeldig verklaren;

gelasten dat zij toegang krijgt tot alle e-mails die zijn gewisseld tussen de EFSA-directeur en een in de voedingssector werkzame particuliere organisatie;

subsidiair deze toegang verlenen aan een door het Gerecht aan te wijzen derde persoon tot controle van een eventueel belangenconflict;

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op het volgende.

Volgens verzoekster blijkt uit het algemene gelijkheidsbeginsel, het Handvest van de grondrechten, het willekeurverbod en artikel 2 VEU een aanspraak op verlenging van de detachering.

Dienaangaande, aldus verzoekster, gaat de niet-verlenging van de detachering uit van een onjuiste respectievelijk helemaal geen selectiebeslissing.

Bovendien acht verzoekster haar schorsing uit de personeelsraad ongeldig, daar zij ongemotiveerd, zonder hoor en wederhoor en zonder schriftelijk besluit is vastgesteld.

Verzoekster maakt ook aanspraak op toegang tot bepaalde e-mails krachtens artikel 2 van verordening nr. 1049/2001. (1) Dienaangaande stelt zij dat de relevante e-mails buiten de persoonsgegevensbescherming vallen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/20


Beroep ingesteld op 2 juli 2014 — Deutsche Umwelthilfe/Commissie

(Zaak T-498/14)

2014/C 329/28

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Deutsche Umwelthilfe eV (Radolfzell, Duitsland) (vertegenwoordigers: R. Klinger en R. Geulen. advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het besluit nietig verklaren;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op het volgende.

Aanspraak op toegang tot schriftelijke communicatie tussen de Europese Commissie en het bedrijf Honeywell en DuPont respectievelijk autofabrikanten inzake het nieuwe koudemiddel R1234yf

Volgens verzoekster heeft de commissie verzoeksters recht van toegang krachtens artikel 6, lid 1, eerste zin, van verordening (EG) nr. 1367/2006 (1) geschonden. Dat artikel gebiedt openbaarmaking van documenten van de instellingen telkens wanneer de gevraagde informatie betrekking heeft op uitstoot in het milieu. Volgens het wettelijk vermoeden van artikel 6, lid 1, eerste zin, van verordening (EG) nr. 1367/2006 legt het belang van openbaarmaking van informatie meer gewicht in de schaal dan het belang van bescherming van de onderneming.

Voorts, aldus verzoekster, vormt artikel 6, lid 1, eerste zin, van verordening (EG) nr. 1367/2006 een expliciete uitleggingsregel van artikel 4, lid 2, eerste en tweede streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001. (2) Artikel 6, lid 1, eerste zin, van verordening (EG) nr. 1367/2006 wijzigt verordening nr. 1049/2001, voor zover documenten uitstoot in het milieu betreffen. Volgens verzoekster bevatten de niet openbaar gemaakte documenten vermoedelijk informatie over de risico’s voor gezondheid en klimaat van de koudemiddelen R1234YF en R134a en kan uit het door de autofabrikanten en producenten van koudemiddelen gestelde, overwogene en voorgestelde inzake het gebruik van deze chemische stoffen de hoeveelheid giftige emissie van waterstoffluoride worden afgeleid.

Verzoekster stelt subsidiair dat zelfs op basis van artikel 2, lid 1, van verordening (EG) nr. 1049/2001 toegang tot de gevraagde documenten moest worden verleend. Aan de uitzondering van artikel 4, lid 2, eerste streepje, van verordening nr. 1049/2001 is niet voldaan. Bovendien gebiedt een hoger belang inzage van de documenten, daar het gebruik van het koudemiddel aanzienlijke gezondheidsrisico’s oplevert.


(1)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264, blz. 13).

(2)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB. L 145, blz. 43).


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/21


Beroep ingesteld op 14 juli 2014 — Squeeze Life/BHIM — Evolution Fresh (SQUEEZE LIFE)

(Zaak T-523/14)

2014/C 329/29

Taal van het verzoekschrift: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Squeeze Life, SL (Alicante, Spanje) (vertegenwoordiger: J. Devaureix, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Evolution Fresh, Inc. (San Bernardino, Verenigde Staten)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 14 april 2014 te vernietigen en daarbij te verklaren dat:

Squeeze Life, S.L en niet de aanvrager, Evolution Fresh, Inc., beroep heeft ingesteld bij de kamer van beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling van het BHIM van 20 december 2013;

de beslissing van de oppositieafdeling van het BHIM van 20 december 2013 bijgevolg moet worden bevestigd en gemeenschapsmerkaanvraag nr. 1 1 1 70  966„SQUEEZE LIFE” moet worden afgewezen voor waren van klasse 32 en gedeeltelijk moet worden afgewezen voor diensten van klasse 35;

omzettingsprocedure nr. 8311048 bij de „Division of recordals” van het BHIM te schorsen tot in deze zaak definitief uitspraak is gedaan, en de passende mededeling te doen aan die „Division of recordals” zodat deze zou overgaan tot schorsing van de omzettingsprocedure;

verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: Evolution Fresh, Inc.

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „SQUEEZE LIFE” voor waren en diensten van de klassen 32, 35 en 43 — Gemeenschapsmerkaanvraag nr. 1 1 1 70  966

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: communautaire en nationale woordmerken „ZUMIT SQUEEZE LIFE” voor waren en diensten van de klassen 29, 31, 32 en 35

Beslissing van de oppositieafdeling: gedeeltelijke afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: kennisname van de intrekking van de gemeenschapsmerkaanvraag en beëindiging van de oppositie- en beroepsprocedure

Aangevoerde middelen:

schending van artikel 73 van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 108 en volgende van verordening nr. 207/2009.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/22


Beroep ingesteld op 11 juli 2014 — Laboratoire Nuxe/BHIM — NYX, Los Angeles (NYX)

(Zaak T-537/14)

2014/C 329/30

Taal van het verzoekschrift: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Laboratoire Nuxe (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: M. Antoine-Lalance, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: NYX, Los Angeles Inc. (Californië, Verenigde Staten)

Conclusies

de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 8 april 2014 in zaak R 1575/2013-5 vernietigen;

het Bureau verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: NYX, Los Angeles Inc.

Betrokken gemeenschapsmerk: internationale inschrijving waarin de Europese Unie wordt aangewezen van het beeldmerk met het woordelement „NYX”, voor waren van klasse 3 — internationale inschrijving waarin de Europese Unie wordt aangewezen nr. 1 1 0 52  316

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: woordmerk „NUXE” voor waren en diensten van de klassen 3 en 44

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling en afwijzing van de oppositie

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/22


Beroep ingesteld op 16 juli 2014 — Peri/BHIM (Multiprop)

(Zaak T-538/14)

2014/C 329/31

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Peri GmbH (Weißenhorn, Duitsland) (vertegenwoordiger: M. Eck en A. Bognár, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 29 april 2014 in zaak R 1661/2013-1 vernietigen;

het BHIM verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „Multiprop” voor waren en diensten van de klassen 6, 19 en 37 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 1 1 5 87  219

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen:

schending van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 207/2009


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/23


Beroep ingesteld op 16 juli 2014 — Klass/BHIM — F. Smit (PLAYSEAT) (PLAYSEATS)

(Zaak T-540/14)

2014/C 329/32

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Oliver Klass (Remscheid, Duitsland) (vertegenwoordiger: U. Bender, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: F. Smit Holding BV (Doetinchem, Nederland)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de beslissingen van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 15 mei 2014 in de zaken R 1616/2013-4 en R 1834/2013-4 in die zin te herzien dat beide vorderingen tot nietigverklaring van 31 juli 2012 worden toegewezen;

verweerder en de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ingeschreven gemeenschapsmerk waarvan nietigverklaring wordt gevorderd: woordmerken „PLAYSEAT” en „PLAYSEATS” voor waren van klasse 9 — gemeenschapsmerken nrs. 7 5 95  184 en 8 8 42  254

Houder van het gemeenschapsmerk: F. Smit Holding BV

Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmerk vordert: verzoekster

Motivering van de vordering tot nietigverklaring: absolute nietigheidsgronden van artikel 53 van verordening nr. 207/2009

Beslissing van de nietigheidsafdeling: afwijzing van de vordering tot nietigverklaring

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/24


Beroep ingesteld op 23 juli 2014 — Volkswagen/BHIM (COMPETITION)

(Zaak T-550/14)

2014/C 329/33

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Volkswagen AG (Wolfsburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: U. Sander, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 15 mei 2014 in zaak R 2082/2013-1 vernietigen;

verweerder verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „COMPETITION” voor waren en diensten van de klassen 12, 28, 35 en 37 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 1 1 7 69  171

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/24


Beschikking van het Gerecht van 16 juli 2014 — Monty Program/Commissie

(Zaak T-292/10) (1)

2014/C 329/34

Procestaal: Engels

De president van de Vierde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 260 van 25.9.2010.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/24


Beschikking van het Gerecht van 17 juli 2014 — Smart Technologies/BHIM (SMART NOTEBOOK)

(Zaak T-648/11) (1)

2014/C 329/35

Procestaal: Engels

De president van de Negende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 58 van 25.2.2012.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/25


Beschikking van het Gerecht van 7 juli 2014 — Khwanda/Raad

(Zaak T-178/12) (1)

2014/C 329/36

Procestaal: Engels

De president van de Zevende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 174 van 16.6.2012.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/25


Beschikking van het Gerecht van 15 juli 2014 — Virgin Atlantic Airways/Commissie

(Zaak T-344/12) (1)

2014/C 329/37

Procestaal: Engels

De president van de Negende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 295 van 29.9.2012.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/25


Beschikking van het Gerecht van 16 juli 2014 — Marouf/Raad

(Zaak T-569/12) (1)

2014/C 329/38

Procestaal: Engels

De president van de Negende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 63 van 2.3.2013.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/25


Beschikking van het Gerecht van 11 juli 2014 — Eltek/BHIM — Eltec Elektronik (ELTEK)

(Zaak T-139/13) (1)

2014/C 329/39

Procestaal: Engels

De president van de Zevende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 147 van 25.5.2013.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/25


Beschikking van het Gerecht van 8 juli 2014 — Elmaghraby en El Gazaerly/Raad

(Zaak T-319/13) (1)

2014/C 329/40

Procestaal: Engels

De president van de Achtste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 245 van 24.8.2013.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/26


Beschikking van het Gerecht van 16 juli 2014 — ASPA/BHIM — Banco Bilbao Vizcaya Argentaria (ARGENTARIA)

(Zaak T-502/13) (1)

2014/C 329/41

Procestaal: Engels

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 352 van 30.11.2013.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/26


Beschikking van het Gerecht van 16 juli 2014 — Zehnder/BHIM — UAB „Amalva” (komfovent)

(Zaak T-577/13) (1)

2014/C 329/42

Procestaal: Engels

De president van de Achtste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 24 van 25.1.2014.


22.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/26


Beschikking van het Gerecht van 8 juli 2014 — Deutsche Rockwool Mineralwoll/BHIM — A. Weber (JETROC)

(Zaak T-588/13) (1)

2014/C 329/43

Procestaal: Engels

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 24 van 25.1.2014.