ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2010.056.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 56

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
6 maart 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

RESOLUTIES

 

Raad

2010/C 056/01

Resolutie van de Raad van 1 maart 2010 over versterkte handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in de interne markt

1

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2010/C 056/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5783 — Statoil/Svitzer/FTTS (JV)) ( 1 )

5

2010/C 056/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5773 — Qatar Petroleum/General Electric Company/PII Group) ( 1 )

5

2010/C 056/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5611 — Agilent/Varian) ( 1 )

6

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2010/C 056/05

Informatie over de verklaringen van de Republiek Cyprus en Roemenië over hun aanvaarding van de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie tot het doen van een prejudiciële uitspraak over de besluiten bedoeld in artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie

7

 

Europese Commissie

2010/C 056/06

Wisselkoersen van de euro

8

2010/C 056/07

Besluit van de Commissie van 5 maart 2010 tot benoeming van een lid van het Europees Raadgevend Comité voor de statistiek ( 1 )

9

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2010/C 056/08

Steunmaatregelen van de staten — Portugal — Steunmaatregel C 33/09 (ex NN 57/09 ex CP 191/09) — Herstructurering van Banco Privado Português — Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken ( 1 )

10

2010/C 056/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5751 — Euroports/DP World/Trilogiport JV) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

16

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

RESOLUTIES

Raad

6.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/1


RESOLUTIE VAN DE RAAD

van 1 maart 2010

over versterkte handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in de interne markt

2010/C 56/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.

ZIJN VOLDOENING UITSPREKEND over de mededeling van de Commissie van 11 september 2009 over versterkte handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in de interne markt (1);

2.

HERINNEREND AAN zijn Resolutie van 25 september 2008 betreffende een algemeen Europees plan ter bestrijding van namaak en piraterij (2);

3.

HERINNEREND AAN de mededeling van de Commissie van 16 juli 2008 over een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa (3);

4.

OVERWEGENDE de regelgeving die de Gemeenschap heeft vastgesteld ter bestrijding van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, in het bijzonder Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (4), Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten (5), Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (6), en Richtlijn 2009/24/EG van de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (7);

5.

OVERWEGENDE zijn conclusies van 20 november 2008 met betrekking tot de ontwikkeling van het legale aanbod van culturele en creatieve online-inhoud alsook ter voorkoming en bestrijding van piraterij in de digitale omgeving (8);

6.

OVERWEGENDE zijn conclusies van 22 mei 2008 over een Europese aanpak van mediageletterdheid in de digitale omgeving (9), en zijn conclusies van 27 november 2009 over mediageletterdheid in de digitale omgeving (10);

7.

OVERWEGENDE Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn elektronische handel”) (11);

8.

OVERWEGENDE Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en Richtlijn 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (12);

9.

HERINNEREND AAN zijn Resolutie van 23 oktober 2009 inzake een versterkte strategie voor douanesamenwerking (13);

10.

HERINNEREND AAN zijn Resolutie van 16 maart 2009 over het EU-douaneactieplan tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (IER) voor de jaren 2009-2012 (14);

11.

HERINNEREND AAN zijn Besluit 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (15);

12.

HERINNEREND AAN zijn Besluit 2002/187/JBZ van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (16);

13.

HERINNEREND AAN zijn conclusies van 24 september 2009, „Hoe de interne markt beter laten functioneren” (17);

14.

OVERWEGENDE Aanbeveling 2009/524/EG van de Commissie van 29 juni 2009 over maatregelen ter verbetering van de werking van de interne markt (18);

15.

OVERWEGENDE het internationale streven naar ondersteuning van de strijd tegen namaak en piraterij, met name de onderhandelingen over een handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) (19);

16.

ONDERSTREEPT het belang dat wordt gehecht aan de bescherming van intellectuele eigendom als essentieel onderdeel van de bevordering van cultuur en culturele verscheidenheid, en tevens als belangrijk aspect van het optimale gebruik van onderzoek, innovatie en creativiteit van Europese bedrijven, met name van de kleine en middelgrote ondernemingen, teneinde de groei en de werkgelegenheid in de Europese Unie te steunen en de externe dimensie van het Europese concurrentievermogen te ontwikkelen;

17.

BENADRUKKEND dat de Europese Unie in dit verband haar inspanningen moet voortzetten om intellectuele eigendom doeltreffender te beschermen tegen namaak;

18.

HERHALEND dat hem een consequente, behoorlijke handhaving in de gehele interne markt voor ogen staat, waarbij rechtmatige handel niet wordt belemmerd, en die gekenmerkt wordt door rechtszekerheid, met dien verstande dat de belangen van consumenten en gebruikers worden beschermd;

19.

BENADRUKKEND dat, ten aanzien van auteursrechten en naburige rechten, piraterij met cultuurgoederen en creaties in een snel evoluerende digitale omgeving ten koste gaat van de legale mediavermarkting, hetgeen de opkomst van competitieve bedrijfsmodellen voor het legaal aanbieden van culturele en creatieve inhoud belemmert, de adequate beloning van de rechthebbenden in het gedrang brengt, en het dynamisme van de Europese cultuurindustrie met haar legale, gevarieerde en kwalitatief hoogstaande aanbod afremt;

20.

ZIET IN dat zowel de Commissie als de lidstaten tot taak hebben de interne markt efficiënter te laten functioneren, vooral wat de bescherming van intellectuele eigendom betreft;

21.

BEGRIJPT dat het van belang is nieuwe competitieve bedrijfsmodellen te ontwikkelen, met een uitgebreider legaal aanbod van culturele en creatieve inhoud, en tegelijk piraterijpreventie en -bestrijding als noodzakelijk middel ter bevordering van economische groei, werkgelegenheid en culturele verscheidenheid in te zetten; de inspanningen om het creëren en gebruiken van online-inhoud en -diensten in de Europese Unie aan te moedigen moeten daarom worden opgevoerd; met dat doel moeten solide oplossingen worden bedacht, die praktisch en evenwichtig zijn en zowel de gebruikers als de rechthebbenden aanspreken;

22.

BESEFT hoe belangrijk het is dat de diverse instanties administratief gaan samenwerken op het gebied van handhaving van intellectuele eigendom, en VERZOEKT de Commissie in nauwe samenwerking en coördinatie met de bevoegde autoriteiten en instellingen van de lidstaten de bestaande nationale administratieve regelingen nader te onderzoeken;

23.

BESEFT dat er behoefte is aan wetenschappelijk gefundeerde en resultaatgerichte beleidsvorming, en verwelkomt in dit verband de recente oprichting en de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij;

24.

VERZOEKT de Commissie zich nader te buigen over de bevoegdheden, de taken en de rol van het waarnemingscentrum, en het optreden ervan via de bestaande institutionele structuren te steunen. Het waarnemingscentrum zal, handelend in pleno of via ad-hocgroepen, ten volle gebruik maken van de beschikbare nationale expertise, bijvoorbeeld met name de correspondenten die de lidstaten overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2004/48/EG hebben aangewezen;

25.

STEMT IN met de voornaamste actiepunten die de Commissie voorstelt, en spoort de nationale autoriteiten, de rechthebbenden, de consumentenorganisaties en andere belanghebbenden aan actief deel te nemen en bij te dragen aan de werkzaamheden van het waarnemingscentrum;

26.

ROEPT DE LIDSTATEN op, eigen strategieën tegen namaak en piraterij te bedenken en transparante coördinatiestructuren op te zetten;

27.

ZIET het belang IN van betrouwbare en vergelijkbare gegevens over namaak en piraterij, en VERZOEKT de Commissie, de lidstaten en het bedrijfsleven het waarnemingscentrum de beschikbare informatie te verstrekken, in het kader van het waarnemingscentrum samen plannen voor verdere informatievergaring op te stellen en vast te stellen, en samen een methode voor het verzamelen van gegevens uit te werken;

28.

WIJST OP het belang van bewustmaking omtrent de maatschappelijke en economische gevolgen van namaak en piraterij, in het bijzonder de mogelijke gevaren ervan voor de volksgezondheid en de veiligheid en op het gebied van concurrentievermogen, creatie, innovatie en werkgelegenheid in Europa, en spoort de Commissie, de lidstaten en de belanghebbenden — met inbegrip van de consumenten — aan te onderzoeken hoe doeltreffende bewustmakingscampagnes kunnen worden opgezet, en zulke campagnes ook te voeren. Het waarnemingscentrum zal samen met de Commissie de financiële consequenties en de vereiste financiering bepalen. De campagnes zullen worden gericht op bepaalde doelgroepen, zoals consumenten en jongeren;

29.

BENADRUKT, in verband met de totstandbrenging en de werking van de interne markt, dat alle nodige middelen in stelling moeten worden gebracht om de intellectuele-eigendomsrechten overal in de Unie efficiënt te kunnen handhaven in overeenstemming met het geldende acquis van de Unie;

30.

VERZOEKT de Commissie, in overeenstemming met artikel 18 van Richtlijn 2004/48/EG en in nauwe samenwerking met de lidstaten, de toepassing van die richtlijn te onderzoeken — met name de effectiviteit van de maatregelen te evalueren — en de nodige wijzigingen met het oog op een betere bescherming van intellectuele eigendom voor te stellen;

31.

WIJST EROP dat het van belang is de grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen te vereenvoudigen, zodat intellectuele eigendom daadwerkelijk wordt beschermd; verzoekt de Commissie en de lidstaten in dit verband om na te gaan hoe de herziening van de verordening Brussel-I kan worden gesteund (20);

32.

VERZOEKT de Commissie na te gaan of het niet wenselijk is een gewijzigd voorstel voor een richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen ter bestrijding van namaak en piraterij in te dienen. In dat verband dient zij te onderzoeken hoe belangrijk het is dat wordt opgetreden, wil men de effectieve toepassing verzekeren van een Uniebeleid op een terrein waar harmonisatie heeft plaatsgegrepen, en het effect, de kosten en de baten van nieuwe maatregelen in kaart te brengen;

33.

VERZOEKT het waarnemingscentrum te bevorderen dat regelmatig deskundigenbijeenkomsten worden belegd, met vertegenwoordigers van overheden, particuliere instanties en consumentenorganisaties, om met meer succes en adequater te kunnen reageren tegen namaak en piraterij. Het waarnemingscentrum zal bijzondere aandacht besteden aan het compileren van de beste praktijken bij de overheid en in de privésector, en van de gedragscodes van de privésector. Het waarnemingscentrum moet in zijn jaarverslag rekening houden met de conclusies van de deskundigenbijeenkomsten en de desbetreffende rondetafels;

34.

BEVORDERT het gebruik, binnen de grenzen van de gegevensbeschermingswetgeving, van het in 's Raads resolutie van 25 september 2008 bedoelde Europees netwerk voor administratieve samenwerking, met het oog op snellere informatie-uitwisseling en onderlinge bijstand tussen de autoriteiten die met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zijn belast;

35.

VERZOEKT het waarnemingscentrum jaarlijks een uitvoerig verslag te publiceren over de reikwijdte, de omvang en de hoofdkenmerken van namaak en piraterij, en het effect ervan op de interne markt. Dit verslag moet worden opgesteld aan de hand van de informatie die de lidstaatautoriteiten, de Commissie en de privésector binnen de grenzen van de gegevensbeschermingswetgeving hebben verstrekt;

36.

VERZOEKT het waarnemingscentrum de oorzaken, consequenties en gevolgen van de schending van intellectuele eigendom te bestuderen uit het oogpunt van innovatie, concurrentievermogen, de arbeidsmarkt, gezondheidszorg, creativiteit en culturele verscheidenheid in de interne markt, en te onderzoeken of niet op het niveau van de Europese Unie opleidingsprogramma's moeten worden opgezet voor personen die bij de bestrijding van namaak en piraterij zijn betrokken;

37.

VERZOEKT de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten na te gaan hoe — met medewerking van het bedrijfsleven — coördinatie, samenwerking, informatie-uitwisseling en onderlinge bijstand tussen alle nationale en Europese autoriteiten die bij de bestrijding van namaak en piraterij zijn betrokken, kunnen worden verbeterd;

38.

VERZOEKT de lidstaten en de Commissie MET AANDRANG na te gaan hoe de in de Europese Unie en de nationale bureaus voor intellectuele eigendom voorhanden ervaring en kennis het beste kan worden aangewend om de mogelijkheden inzake voorlichting van de rechthebbenden — in het bijzonder de kleine en middelgrote ondernemingen — namelijk versterking van de bestaande, en eventueel opening van nieuwe portaalsites of helpdesks die hen in staat stellen hun intellectuele eigendom op effectieve en efficiënte wijze te beschermen, te verkennen;

39.

IS INGENOMEN MET de nieuwe, innovatieve aanpak waarmee de Commissie mogelijkheden schept voor een dialoog waarin de belanghebbenden vrijwillige maatregelen overeenkomen om, conform het rechtskader, namaak en piraterij terug te dringen;

40.

MOEDIGT de Commissie, de lidstaten en de belanghebbenden AAN de bestaande dialoog voort te zetten en resoluut aan te sturen op akkoorden over vrijwillige, praktische maatregelen om namaak en piraterij in de interne markt, al dan niet online, terug te dringen;

41.

VERZOEKT de lidstaten de in het voorgaande punt bedoelde maatregelen aan de Commissie mee te delen, en MOEDIGT de Commissie AAN om zich samen met de lidstaten en het bedrijfsleven te buigen over de doeltreffendheid van deze akkoorden in de strijd tegen namaak in de interne markt, ten einde uit te maken wat momenteel de beste praktijken zijn;

42.

VERZOEKT de Commissie om, binnen de grenzen van de bevoegdheid van de Europese Unie, in de gevallen waarin de dialoog tussen de belanghebbenden geen overeenstemming oplevert, de situatie samen met de lidstaten kritisch te bekijken en, indien nodig en wenselijk, voorstellen voor een adequate follow-up, met name wetgevingsvoorstellen, aan te reiken;

43.

VERZOEKT de lidstaten en de Commissie ernaar te streven een adequate, effectieve mate van bescherming van intellectuele eigendom — via bilaterale en multilaterale internationale overeenkomsten, waarin terdege recht wordt gedaan aan het acquis van de Unie — te bevorderen.


(1)  COM(2009) 467 definitief van 11 september 2009.

(2)  PB C 253 van 4.10.2008, blz. 1.

(3)  COM(2008) 465 definitief van 16 juli 2008.

(4)  PB L 195 van 2.6.2004, blz. 16.

(5)  PB L 196 van 2.8.2003, blz. 7.

(6)  PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.

(7)  PB L 111 van 5.5.2009, blz. 16.

(8)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 15.

(9)  PB C 140 van 6.6.2008, blz. 8.

(10)  PB C 301 van 11.12.2009, blz. 12.

(11)  PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

(12)  PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37.

(13)  PB C 260 van 30.10.2009, blz. 1.

(14)  PB C 71 van 25.3.2009, blz. 1.

(15)  PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37.

(16)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

(17)  Raadsdocument 13024/09.

(18)  PB L 176 van 7.7.2009, blz. 17.

(19)  De Commissie zal de lidstaten en de Raad, alsmede, waar passend, het Europees Parlement en de relevante belanghebbenden, verder op de hoogte houden.

(20)  Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1).


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

6.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/5


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5783 — Statoil/Svitzer/FTTS (JV))

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 56/02

Op 2 maart 2010 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de Eur-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32010M5783. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


6.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/5


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5773 — Qatar Petroleum/General Electric Company/PII Group)

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 56/03

Op 2 maart 2010 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de Eur-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32010M5773. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


6.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/6


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5611 — Agilent/Varian)

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 56/04

Op 20 januari 2010 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32010M5611. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

6.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/7


Informatie over de verklaringen van de Republiek Cyprus en Roemenië over hun aanvaarding van de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie tot het doen van een prejudiciële uitspraak over de besluiten bedoeld in artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie

2010/C 56/05

De Republiek Cyprus en Roemenië hebben verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2, en artikel 35, lid 3, onder b), van het Verdrag betreffende de Europese Unie te aanvaarden.

Het overzicht van de verklaringen betreffende de aanvaarding van de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie tot het doen van een prejudiciële uitspraak over de geldigheid en de uitlegging van de besluiten bedoeld in artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is derhalve als volgt:

het Koninkrijk Spanje heeft verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2, en artikel 35, lid 3, onder a), te aanvaarden (1),

het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden hebben verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2, en artikel 35, lid 3, onder b), te aanvaarden (2),

bij het afleggen van de bovengenoemde verklaringen hebben het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, Roemenië en de Republiek Slovenië, zich het recht voorbehouden in hun nationale recht te bepalen dat een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, gehouden is een vraag die in een bij die instantie aanhangige zaak wordt opgeworpen in verband met de geldigheid of de uitlegging van een besluit bedoeld in artikel 35, lid 1, voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.


(1)  De verklaring van het Koninkrijk Spanje is bekendgemaakt in PB L 114 van 1.5.1999, blz. 56, en in PB C 120 van 1.5.1999, blz. 24.

(2)  De verklaring van de Tsjechische Republiek is bekendgemaakt in PB L 236 van 23.9.2003, blz. 980. De verklaring van de Franse Republiek is bekendgemaakt in PB L 327 van 14.12.2005, blz. 19, en in PB C 318 van 14.12.2005, blz. 1. De verklaringen van de overige vermelde lidstaten, behalve die van de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije en de Republiek Slovenië, zijn bekendgemaakt in PB L 114 van 1.5.1999, blz. 56, en in PB C 120 van 1.5.1999, blz. 24. De verklaringen van de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije en de Republiek Slovenië zijn bekendgemaakt in PB L 70 van 14.3.2008, blz. 23, en in PB C 69 van 14.3.2008, blz. 1.


Europese Commissie

6.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/8


Wisselkoersen van de euro (1)

5 maart 2010

2010/C 56/06

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3582

JPY

Japanse yen

121,48

DKK

Deense kroon

7,4421

GBP

Pond sterling

0,90250

SEK

Zweedse kroon

9,7178

CHF

Zwitserse frank

1,4632

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,0490

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,771

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

266,78

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7089

PLN

Poolse zloty

3,8755

RON

Roemeense leu

4,0910

TRY

Turkse lira

2,1001

AUD

Australische dollar

1,5043

CAD

Canadese dollar

1,4011

HKD

Hongkongse dollar

10,5438

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,9708

SGD

Singaporese dollar

1,9004

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 548,62

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,1274

CNY

Chinese yuan renminbi

9,2718

HRK

Kroatische kuna

7,2653

IDR

Indonesische roepia

12 542,52

MYR

Maleisische ringgit

4,5690

PHP

Filipijnse peso

62,541

RUB

Russische roebel

40,5220

THB

Thaise baht

44,311

BRL

Braziliaanse real

2,4215

MXN

Mexicaanse peso

17,2152

INR

Indiase roepie

61,9260


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


6.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/9


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 5 maart 2010

tot benoeming van een lid van het Europees Raadgevend Comité voor de statistiek

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 56/07

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Besluit nr. 234/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van een Europees Raadgevend Comité voor de statistiek en tot intrekking van Besluit 91/116/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 4, lid 1, onder a),

Na raadpleging van de Raad,

Na raadpleging van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Raadgevend Comité voor de statistiek (ERCS) telt 24 leden.

(2)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Besluit nr. 234/2008/EG worden twaalf leden van het ERCS door de Commissie benoemd na raadpleging van het Europees Parlement en de Raad.

(3)

Bij Besluit 2009/304/EG van 30 maart 2009 (2) heeft de Commissie twaalf leden van het ERCS benoemd.

(4)

Daar een van deze leden ontslag heeft genomen, moet de Commissie nu, na raadpleging van het Europees Parlement en de Raad, een nieuw lid van het ERCS benoemen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Denis Durand wordt voor een termijn van vijf jaar benoemd tot lid van het ERCS.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 73 van 15.3.2008, blz. 13.

(2)  PB L 84 van 31.3.2009, blz. 44.


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

6.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/10


STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN — PORTUGAL

Steunmaatregel C 33/09 (ex NN 57/09 ex CP 191/09) — Herstructurering van Banco Privado Português

Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 56/08

De Commissie heeft Portugal bij schrijven van 10 november 2009, dat na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de bovengenoemde steunmaatregel.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen over de steunmaatregel ten aanzien waarvan de Commissie de procedure inleidt, kenbaar maken door deze binnen één maand vanaf de datum van deze bekendmaking te zenden aan:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Staatssteun

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22961242

Deze opmerkingen zullen ter kennis van Portugal worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.

SAMENVATTING

I.   PROCEDURE

1.

Op 13 maart 2009 heeft de Commissie haar goedkeuring gegeven aan een staatsgarantie op een lening van 450 miljoen EUR die op 5 december 2008 door zes Portugese banken aan Banco Privado Português (hierna „BPP” genoemd) was verleend. De goedkeuring op basis van artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag was gegeven voor een periode van zes maanden en gekoppeld onder andere aan de indiening van een herstructureringsplan.

2.

Op 23 juni 2009 stelde Portugal de Commissie ervan in kennis dat de staatsgarantie was verlengd met nog eens zes maanden.

3.

Op 15 juli 2009 verzocht de Commissie de Portugese autoriteiten met aandrang om het herstructureringsplan voor BPP in te dienen. Op 6 oktober 2009, toen het plan nog altijd niet was ingediend, zond de Commissie een officiële aanmaning in de zin van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad.

II.   OMSCHRIJVING

4.

BPP is een Portugese financiële instelling die diensten op het gebied van vermogensbeheer, corporate finance en private equity aanbiedt. Tot haar cliënteel behoren particuliere en institutionele depositohouders, diverse pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en andere ondernemingen. BPP is aanwezig in Portugal en Spanje, en in mindere mate ook in Brazilië en Zuid-Afrika.

5.

Volgens Portugal kwam BPP in liquiditeitsproblemen als gevolg van de verslechtering van de toestand van de wereldeconomie, die het vermogen van de bank om haar liquiditeit te beheren significant verkleinde.

6.

In het besluit van de Commissie van 13 maart 2009 tot goedkeuring van de garantie voor BPP werd opgemerkt dat de vergoeding voor de staatsgarantie (zijnde 20 basispunten) aanzienlijk lager was dan wat normaliter als passend kon worden beschouwd voor een bank in moeilijkheden. De Commissie was van oordeel dat deze vergoeding uitzonderlijk als passend kon worden beschouwd om te verhinderen dat de bank zou omvallen, maar dan alleen voor de korte periode van de reddingsfase. Bovendien was de goedkeuring van de vergoeding gekoppeld aan de indiening van een herstructureringsplan. De Commissie ging ervan uit dat de kosten van de overheidsinterventie ten gunste van BPP op langere termijn zouden worden weerspiegeld in het herstructureringsplan om de bank weer levensvatbaar te maken, dat via compenserende maatregelen ook met het concurrentie-effect van de ontvangen steun rekening diende te houden.

7.

Op 23 juni 2009 stelde Portugal de Commissie ervan in kennis dat de staatsgarantie was verlengd met nog eens zes maanden. Portugal meldde de verlenging echter niet aan en vroeg de Commissie evenmin om goedkeuring ervan. Bovendien is het herstructureringsplan voor BPP nog altijd niet ingediend.

III.   BEOORDELING

8.

De oorspronkelijke, door de Commissie op 13 maart goedgekeurde maatregel, werd verenigbaar verklaard op voorwaarde dat de maatregel maar voor zes maanden zou gelden en Portugal daarna een herstructureringsplan zou indienen. De Commissie beschouwde de indiening van een herstructureringsplan immers als een absolute voorwaarde vanwege het uitzonderlijk lage niveau van de vergoeding.

9.

Zolang er geen herstructureringsplan is, kan de Commissie niet beoordelen of de op 5 december 2008 verleende staatsgarantie en de verlenging van 5 juni 2009 wat betreft de looptijd van de garantie en de vergoeding verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.

10.

De Commissie betwijfelt met andere woorden of de door Portugal aan BPP verleende garantie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Daarom heeft zij besloten de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden en Portugal aan te manen een herstructureringsplan in te dienen.

TEKST VAN DE BRIEF

„A Comissão vem informar Portugal que, na sequência do exame das informações fornecidas pelas Autoridades portuguesas relativamente à medida em epígrafe, decidiu dar início ao procedimento previsto no artigo 88.o, n.o 2, do Tratado CE no que se refere à garantia estatal a favor do Banco Privado Português (a seguir designado “BPP”).

A Comissão informa ainda as Autoridades portuguesas de que decidiu ordenar a Portugal, em conformidade com o artigo 10.o, n.o 3, do Regulamento (CE) n.o 659/1999 do Conselho, que lhe apresente o plano de reestruturação do Banco Privado Português.

1.   PROCEDIMENTO

(1)

Em 13 de Março de 2009, a Comissão aprovou uma garantia estatal relativa a um empréstimo de 450 milhões de EUR concedido em 5 de Dezembro de 2008 ao BPP por seis bancos portugueses. A medida foi autorizada por um período de seis meses com base no artigo 83.o, n.o 3, alínea b), do Tratado CE, sob reserva, nomeadamente, da apresentação de um plano de reestruturação. Em 23 de Junho de 2009, Portugal informou a Comissão de que a garantia estatal havia sido prorrogada por um período adicional de seis meses.

(2)

Em 15 de Julho de 2009, a Comissão convidou as Autoridades portuguesas a apresentarem, de imediato, o plano de reestruturação do BPP. Uma vez que o plano solicitado não fora apresentado, em 6 de Outubro de 2009, a Comissão enviou uma carta de insistência oficial, em conformidade com o artigo 5.o, n.o 2, do Regulamento (CE) n.o 659/1999.

2.   DESCRIÇÃO

2.1.   O beneficiário

(3)

O BPP é uma instituição financeira com sede em Portugal, que presta serviços de private banking, corporate advisor e private equity. A clientela do BPP é constituída por depositantes particulares e institucionais, incluindo cinco caixas de crédito agrícola mútuo, uma caixa económica, vários fundos de pensões e companhias de seguros. O BPP desenvolve actividades em Portugal, Espanha e, em menor grau, no Brasil e na África do Sul.

(4)

As acções do BPP não estão cotadas na bolsa de valores e, por conseguinte, não é possível seguir o seu valor de mercado. Em 30 de Junho de 2008, o total dos activos do BPP elevavam-se a 2,9 mil milhões de EUR, o que representava menos de 1 % do total dos activos do sector bancário português. O BPP é detido a 100 % pelo grupo Privado Holding SGPS (sociedade gestora de participações sociais) S.A. Em 30 de Junho de 2008, a maioria das acções desta sociedade gestora de participações sociais (51,5 %) era detida por 12 accionistas.

2.2.   Dificuldades financeiras do banco

(5)

Segundo as Autoridades portuguesas, o BPP começou a registar dificuldades financeiras devido à deterioração da situação económica mundial, que reduziu significativamente a sua capacidade em matéria de gestão da liquidez.

(6)

Em 24 de Novembro de 2008, o BPP informou o Banco Central de Portugal (“Banco de Portugal”) de que corria o risco de não estar em condições de satisfazer as suas obrigações em matéria de pagamentos. Em 5 de Dezembro de 2008, o BPP recebeu um empréstimo de 450 milhões de EUR, acompanhado de uma garantia do Estado, nas condições seguidamente descritas. O empréstimo e a garantia cobrem apenas as responsabilidades do passivo do BPP registadas no balanço à data de 24 de Novembro de 2008 e o empréstimo só será utilizado para reembolsar depositantes e outros credores e não poderá cobrir as responsabilidades de outras entidades do grupo.

2.3.   A medida de auxílio de emergência

(7)

Em 5 de Dezembro de 2008, o BPP concluiu com seis importantes bancos portugueses (Banco Comercial Português, S.A., Caixa Geral de Depósitos, S.A., Banco Espírito Santo, S.A., Banco BPI, S.A., Banco Santander Totta, S.A., Caixa Central — Caixa Central de Crédito Agrícola Mútuo CRL) um contrato de empréstimo, acompanhado de uma garantia do Estado, num montante de 450 milhões de EUR. O empréstimo foi concedido por um período de seis meses, renovável até dois anos, com uma taxa de juro equivalente à taxa EURIBOR + 100 pontos de base. A remuneração do empréstimo foi calculada com base no custo do financiamento para os bancos credores, à data da operação.

(8)

Segundo as Autoridades portuguesas, sem uma garantia estatal nenhum mutuante estaria disposto a financiar o BPP a uma taxa razoável, dada a sua grave situação financeira. A garantia do Estado que acompanha o empréstimo foi concedida em conformidade com a Lei n.o 112/97, ou seja, fora do âmbito do regime português de garantias (Lei 60-A/2008), aprovado pela Comissão em 29 de Outubro de 2008 (1). Em especial, as Autoridades portuguesas afirmaram que o regime geral de garantias, reservado aos bancos solventes, não constituiria um quadro adequado para a intervenção estatal a favor do BPP, devido à crescente deterioração financeira do banco e aos riscos específicos relacionados com esta operação.

(9)

A remuneração da garantia do Estado foi estabelecida em 20 pontos de base, tendo em conta as contragarantias apresentadas pelo BPP. As contragarantias são as seguintes: i) Direito de garantia prioritária relativamente a diversos activos, especificados num contrato celebrado entre Portugal, o BPP e o Banco de Portugal; ii) Primeira hipoteca relativamente a activos imobiliários propriedade do BPP. Estas contragarantias têm um valor estimado de cerca de 672 milhões de EUR. A prestação de contragarantias é regida por um “acordo” celebrado entre a Direcção-Geral do Tesouro, o BPP e o Banco de Portugal, no qual este último foi nomeado entidade de custódia e gestão das contragarantias, em nome da Direcção-Geral do Tesouro.

(10)

Durante o período de vigência do empréstimo coberto pela garantia do Estado, o BPP compromete-se a não vender ou dar em garantia os seus activos actuais ou futuros ou ainda a deles dispor de outra forma.

(11)

A Comissão aprovou a medida por um período de seis meses a contar da data de concessão da garantia do Estado, ou seja, até 5 de Junho de 2009.

(12)

A fim de prorrogar a validade da garantia para além do período inicial de 6 meses (ou seja, para além de 5 de Junho de 2009), as Autoridades portuguesas comprometeram-se a apresentar uma notificação específica à Comissão.

2.4.   Prorrogação da medida de auxílio de emergência

(13)

Por mensagem de correio electrónico de 23 de Junho de 2009, Portugal informou a Comissão de que tinha tomado a decisão de prorrogar a garantia do Estado por um período adicional de seis meses (Despacho n.o 13364-A/2009 do Ministério das Finanças, de 5 de Junho de 2009). Contudo, Portugal não notificou a prorrogação nem solicitou a aprovação da Comissão.

(14)

Uma vez que a decisão da Comissão apenas aprovara este auxílio por um período de seis meses (ou seja, até 5 de Junho de 2009), o auxílio de emergência tornou-se ilegal a partir de 6 de Junho de 2009.

2.5.   Atraso na apresentação do plano de reestruturação

(15)

No contexto da análise, pela Comissão, da medida de auxílio de emergência, Portugal comprometeu-se a apresentar um plano de reestruturação do BPP no prazo de seis meses a contar da intervenção estatal (ou seja, até 5 de Junho de 2009). Na sua decisão de Março de 2009 em que aprovava a medida, a Comissão considerou que a apresentação do plano de reestruturação constituía um requisito incontornável, dado o nível de remuneração excepcionalmente baixo.

(16)

Portugal não respeitou o compromisso acima referido.

(17)

Em 24 de Abril de 2009, os administradores do BPP apresentaram um plano de reestruturação ao Banco de Portugal.

(18)

Por carta de 5 de Junho de 2009, as Autoridades portuguesas explicaram à Comissão que o atraso na apresentação do plano de reestruturação do BPP se devia ao facto de o Plano de Recuperação e Saneamento proposto pelo BPP não ter sido aceite pelo Banco de Portugal.

(19)

Em 9 de Junho de 2009, o Ministério das Finanças e da Administração Pública publicou um documento onde se afirmava que o Plano de Recuperação e Saneamento apresentado em 24 de Abril de 2009 pelo BPP ao Banco de Portugal propunha, nomeadamente, uma operação de capitalização com uma contribuição do Estado de 200 milhões de EUR sob a forma de acções ordinárias, acções preferenciais e prestações suplementares sem qualquer remuneração.

(20)

O Governo considerou a solução inviável. O documento acima referido referia igualmente que “O Banco Privado Português, pela sua dimensão, pela sua quota de mercado, bem como pelo modelo de negócios que tem desenvolvido — essencialmente assente na gestão de patrimónios — não apresenta, atentas também as actuais condições de funcionamento do sistema financeiro nacional e internacional, um risco sistémico relevante que fundamente a existência de um interesse público que justifique o envolvimento de dinheiros públicos tal como pretendido no referido plano. Acresce que o Plano de Recuperação e Saneamento proposto pelo BPP não se enquadra nas regras do regime de recapitalização, constantes da Lei 63-A/2008, nem nas orientações sobre a matéria definidas a nível da União Europeia, tendo em vista assegurar o respeito pelas regras comunitárias da concorrência, dado que estamos perante um cenário de ajudas de Estado”.

(21)

O documento do Governo referia ainda que um grande número de clientes do BPP colocou as suas poupanças sob a gestão do banco, que as aplicava na aquisição de instrumentos financeiros distribuídos por várias dezenas de sociedades veículos sedeadas em jurisdições “offshore”. Apesar dos riscos inerentes a estas aplicações, o BPP assegurava uma taxa de remuneração e garantia, na maturidade, a totalidade do capital investido por estes clientes (aplicação de “Retorno Absoluto”). A existência desta garantia nunca foi comunicada às autoridades de supervisão, nem foi sequer assumida e registada pelo banco no seu balanço. Ao esconder esta responsabilidade, evitou-se que os accionistas do banco tivessem de injectar mais capital, para cumprir as exigências legais e regulamentares aplicáveis. Além disso, a acção inspectiva da Comissão do Mercado de Valores Mobiliários portuguesa e do Banco de Portugal detectou irregularidades graves que consubstanciam a prática de crimes no âmbito do BPP.

(22)

A partir deste mesmo documento emitido em 9 de Junho, a Comissão tomou conhecimento de que o Governo português não é insensível às preocupações dos clientes do BPP detentores de aplicações de “Retorno Absoluto” que vêem em risco o seu investimento, tendo procurado, junto das autoridades de supervisão, identificar uma solução que minimizasse eventuais perdas. A solução prevista pelo Governo teria, nomeadamente, as seguintes características: 1. Criação de um novo instrumento financeiro, representativo da actual carteira de Retorno Absoluto indirecto, que substituiria as actuais posições dos investidores; 2. O instrumento financeiro seria emitido e gerido por uma entidade independente do BPP, gerida e detida por instituições bancárias nacionais.

(23)

Em 15 de Julho de 2009, a Comissão convidou as Autoridades portuguesas a apresentarem de imediato o plano de reestruturação do BPP, mesmo a título provisório, recordando que o auxílio de emergência se tornou ilegal a partir de 6 de Junho de 2009. Portugal não apresentou ainda o plano solicitado.

(24)

Por carta de 31 de Agosto de 2009, as Autoridades portuguesas informaram a Comissão de que seria constituído a curto prazo um fundo de investimento especial, a fim de salvaguardar os interesses dos clientes do BPP, e que tal solução não implicaria quaisquer recursos estatais.

3.   APRECIAÇÃO DO AUXÍLIO

3.1.   Existência de auxílio

(25)

Nos termos do artigo 87.o, n.o 1, do Tratado CE, são incompatíveis com o mercado comum, na medida em que afectem as trocas comerciais entre os Estados-Membros, os auxílios concedidos pelos Estados ou provenientes de recursos estatais, independentemente da forma que assumam, que falseiem ou ameacem falsear a concorrência, favorecendo certas empresas ou certas produções.

(26)

A Comissão recorda que tinha já concluído na decisão relativa ao auxílio de emergência que a garantia do Estado constitui um auxílio estatal. A Comissão considera, na presente fase, que a prorrogação da garantia constitui igualmente um auxílio estatal. O acordo de garantia permite que o BPP obtenha financiamento numa situação em que não lhe era possível encontrar um financiamento adequado no mercado. Esta medida proporciona uma vantagem económica ao BPP e reforça a sua posição em relação aos seus concorrentes em Portugal e noutros Estados-Membros, que não beneficiam de apoio público. Por conseguinte, deve continuar a considerar-se que a medida provoca uma distorção da concorrência e afecta o comércio entre Estados-Membros. A vantagem é concedida através de recursos estatais e é selectiva, uma vez que apenas beneficia um banco.

(27)

A Comissão salienta que uma vez que o BPP desenvolve actividades transfronteiras e internacionais, uma eventual vantagem proveniente de recursos estatais afectaria a concorrência no sector bancário e o comércio intracomunitário.

3.2.   Compatibilidade do auxílio

3.2.1.   Aplicação do artigo 87.o, n.o 3, alínea b), do Tratado CE

(28)

Portugal alega que o elemento de auxílio contido na garantia deve ser apreciado com base no artigo 87.o, n.o 3, alínea b), do Tratado CE. Nos termos desta disposição, a Comissão pode declarar compatíveis com o mercado comum os auxílios destinados a “sanar uma perturbação grave da economia de um Estado-Membro”. A Comissão recorda que o Tribunal de Primeira Instância salientou que o artigo 87.o, n.o 3, alínea b), do Tratado CE deve ser aplicado restritivamente e que a perturbação em questão deve afectar o conjunto da economia do Estado-Membro (2).

(29)

Em 13 de Outubro de 2008, a Comissão adoptou uma Comunicação relativa à aplicação das regras relativas aos auxílios estatais às medidas adoptadas em relação às instituições financeiras no contexto da actual crise financeira global (“Comunicação relativa ao sector bancário”) (3). Nessa Comunicação, a Comissão admite que, dada a gravidade da actual crise dos mercados financeiros e o seu impacto potencial na economia global dos Estados-Membros, o artigo 87.o, n.o 3, alínea b), do Tratado CE pode, nas presentes circunstâncias, servir de base jurídica para as medidas de auxílio adoptadas para combater esta crise sistémica.

(30)

No que se refere ao caso em apreço, a Comissão salienta igualmente que, na sua decisão de aprovação do auxílio de emergência, apreciou a aplicabilidade do artigo 87.o, n.o 3, alínea b), do Tratado CE tendo concluído que o auxílio poderia ser considerado compatível com base nesta disposição após 5 de Junho de 2009, sob reserva de uma nova notificação da medida e desde que Portugal apresentasse um plano de reestruturação do banco credível e fundamentado.

3.2.2.   Compatibilidade nos termos do artigo 87.o n.o 3, alínea b), do Tratado CE

(31)

A medida inicial, aprovada pela Comissão em 13 de Março de 2009, foi considerada compatível, sob reserva da apresentação de um plano de reestruturação. Uma vez que tal plano não foi apresentado, a medida de auxílio tornou-se ilegal.

(32)

A renovação da garantia sem a aprovação da Comissão constitui claramente uma medida ilegal. Na presente fase, existem dúvidas quanto ao facto de a medida poder ou não ser considerada compatível.

(33)

Em primeiro lugar, na decisão de 13 de Março de 2009 que autorizava a concessão da garantia, a Comissão aceitou a argumentação apresentada pelo Banco de Portugal, segundo a qual, num país como Portugal, o incumprimento mesmo de um banco de dimensão média como o BPP poderia ter um efeito de dominó em diversas instituições financeiras, de que resultariam graves perturbações para a economia do país.

(34)

Existem dúvidas quanto ao facto de este argumento continuar a ser válido. Com efeito, no documento de 9 de Junho de 2009 acima referido (ver ponto 19), o Governo português afirmou que a situação do BPP não apresentava um risco sistémico relevante que fundamentasse a existência de um interesse público que justificasse o envolvimento de dinheiros públicos.

(35)

Em segundo lugar, no que se refere à remuneração da garantia, a Comissão salientou que um prémio de 20 pontos de base é inferior ao nível resultante da aplicação da recomendação do Banco Central Europeu de 20 de Outubro de 2008.

(36)

Na sua decisão de 13 de Março de 2009, de aprovação da medida de emergência inicial, a Comissão afirmou claramente que a aceitação deste nível de remuneração ficava condicionada à apresentação do plano de reestruturação e que os custos da intervenção pública a favor do BPP deviam, a longo prazo, reflectir-se no plano de reestruturação, que tomará em consideração o impacto concorrencial do apoio concedido através de medidas compensatórias.

(37)

O plano de reestruturação deve ser elaborado em conformidade com a Comunicação da Comissão sobre o regresso à viabilidade e avaliação das medidas de reestruturação (4), devendo nomeadamente abordar as seguintes questões:

apresentação e análise da estratégia e modelo de negócios do banco, a fim de considerar a sua viabilidade a longo prazo num futuro razoável para que possa continuar a satisfazer as necessidades em matéria de crédito da economia, sustentando desta forma a recuperação económica,

minimização dos auxílios estatais, incluindo a necessidade de garantir a contribuição do banco para eventuais custos de reestruturação,

minimização das distorções da concorrência resultantes do investimento do Estado;

alterações a nível da gestão,

restrições a nível do comportamento comercial, nomeadamente no que se refere aos seguintes aspectos: (i) redução do balanço do banco e (ii) restrições relativamente a novas actividades de concessão de empréstimos na pendência da reestruturação do banco,

compromisso no sentido de o banco se abster de actividades publicitárias ou promocionais que façam referência à medida de recapitalização enquanto vantagem em termos concorrenciais.

(38)

Em terceiro lugar, no que se refere à limitação temporal, a Comissão considerou positivo o facto de a medida de auxílio se limitar a seis meses, tendo afirmado inequivocamente que uma eventual prorrogação da garantia para além do período inicial de seis meses teria de ser notificada à Comissão para aprovação.

(39)

Tendo em conta o facto de a remuneração da garantia ser inferior ao nível normalmente exigido em conformidade com a Comunicação relativa ao sector bancário e considerando que a Comissão apenas autorizou este nível na condição de Portugal apresentar um plano de reestruturação que, a mais longo prazo, abordaria de forma adequada esta vantagem, na ausência de tal plano, a Comissão tem dúvidas quanto ao facto de a garantia concedida por Portugal em 5 de Dezembro de 2008, bem como a sua prorrogação após 5 de Junho de 2009, serem compatíveis com o mercado comum no que se refere tanto à duração como à remuneração da medida.

CONCLUSÃO

(40)

À luz do que precede, a Comissão tem, na presente fase, dúvidas quanto ao facto de a garantia estatal a favor do BPP poder ser considerada compatível com o mercado comum.

(41)

Além disso, a Comissão decide ordenar a Portugal, ao abrigo do artigo 10.o, n.o 3, do Regulamento (CE) n.o 659/99 do Conselho, que apresente o plano de reestruturação do BPP no prazo de 30 dias úteis.

(42)

O procedimento formal de investigação não prejudica as conclusões que possam vir a ser tiradas subsequentemente em relação ao novo instrumento financeiro que Portugal tenciona criar a fim de minimizar as perdas incorridas pelos clientes do BPP.

4.   DECISÃO

À luz do que precede, a Comissão decidiu dar início ao procedimento previsto no artigo 88.o, n.o 2, do Tratado CE relativamente à garantia do Estado a favor do BPP.

Além disso, em conformidade com o artigo 10.o, n.o 3, do Regulamento (CE) n.o 659/1999, a Comissão decidiu emitir uma injunção para prestação de informações, a fim de ordenar a apresentação do plano de reestruturação no prazo de 30 dias úteis a contar da data de recepção da presente carta.

A Comissão deseja, em especial, receber observações sobre todos os pontos relativamente aos quais expressou dúvidas.

Solicita-se a Portugal que envie de imediato uma cópia da presente carta ao beneficiário do auxílio.

A Comissão recorda às Autoridades portuguesas o efeito suspensivo do artigo 88.o, n.o 3, do Tratado CE e remete para o artigo 14.o do Regulamento (CE) n.o 659/1999, segundo o qual qualquer auxílio concedido ilegalmente pode ser objecto de recuperação junto do beneficiário.

A Comissão comunica às Autoridades portuguesas que informará as partes interessadas através da publicação da presente carta e de um resumo da mesma no Jornal Oficial da União Europeia. As partes interessadas serão convidadas a apresentar as suas observações no prazo de um mês a contar da data da referida publicação.”.


(1)  Decisão de 29.10.2008 no processo NN 60/08 — Regime de garantias a favor das instituições de crédito em Portugal.

(2)  Ver, quanto aos princípios, os processos apensos T-132/96 e T-143/96, Freistaat Sachsen e Volkswagen AG/Comissão, n.o 167, Colectânea 1999, p. II-3663. Confirmado pelas decisões da Comissão nos processos C-47/1996, Crédit Lyonnais (JO L 221 de 1998, p. 28), ponto 10.1, C-28/2002, Bankgesellschaft Berlim (JO L 116 de 2005, p. 1), pontos 153 e segs. e C-50/2006, BAWAG, ainda não publicada, ponto 166. Ver decisões da Comissão de 5 de Dezembro de 2007 no processo NN 70/07, Northern Rock (JO C 43 de 16.2.2008, p. 1), de 30 de Abril de 2008, no processo NN 25/08, Auxílio de emergência ao WestLB (JO C 189 de 26.7.2008, p. 3) e de 4 de Junho de 2008, no processo C-9/2008 SachsenLB, ainda não publicada.

(3)  Comunicação da Comissão — Aplicação das regras relativas aos auxílios estatais às medidas adoptadas em relação às instituições financeiras no contexto da actual crise financeira global (JO C 270 de 25.10.2008, p. 8).

(4)  Comunicação da Comissão sobre o regresso à viabilidade e avaliação, em conformidade com as regras em matéria de auxílios estatais, das medidas de reestruturação tomadas no sector financeiro no contexto da actual crise (JO C 195 de 19.8.2009, p. 9).


6.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/16


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5751 — Euroports/DP World/Trilogiport JV)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 56/09

1.

Op 26 februari 2010 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de ondernemingen Euroports Holdings S.à r.l („Euroports”, Luxemburg) en Manuport Group NV („Manuport”, België), die beide deel uitmaken van het Euroports-concern, die zelf uiteindelijk onder gezamenlijke zeggenschap staat van de ondernemingen BNP Paribas (Frankrijk), PRIME Europe Holdings (MALTA II) Ltd (Malta) en ARCUS Infrastructure Partners LLP (Guernsey), en de onderneming DP World NV („DP World”, Belgium), die deel uitmaakt van het in Dubai gevestigde DP World-concern, in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over Trilogiport Container Terminal SA („Trilogiport”, België) door de verwerving van aandelen in een nieuw opgerichte vennootschap die een gemeenschappelijke onderneming is.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Euroports: havenexploitatie, vrachtafhandeling en aanverwante diensten en faciliteiten in heel Europa,

Manuport: havenexploitant voor speciale droge bulkgoederen, leverancier van goederenvervoer en industriële logistieke diensten in de Benelux en Frankrijk,

DP World: wereldwijde exploitant van zeeterminals waaronder stuwadoorsdiensten (laden en lossen van containerschepen en conventionele vrachtschepen) in de haven van Antwerpen,

Trilogiport: exploitatie van een intermodale containerterminal (zee-, weg- en spoorvervoer) in de haven van Luik.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5751 — Euroports/DP World/Trilogiport JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).