3.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 128/9


Verzoek van 15 december 2011 van Hæstiréttur Íslands om een advies van het EVA-Hof in de zaak Aresbank SA tegen Landsbankinn hf., Fjármálaeftirlitið (de Financiële Toezichthoudende Authoriteit) en IJsland

(Zaak E-17/11)

2012/C 128/05

Hæstiréttur Íslands (het Hooggerechtshof van IJsland) heeft per brief bij het EVA-Hof een verzoek ingediend, dat bij de griffie van het Hof is binnengekomen op 16 december 2011, om een advies in de zaak Aresbank SA tegen Landsbankinn hf., Fjármálaeftirlitið (de Financiële Toezichthoudende Authoriteit) en IJsland betreffende onderstaande vragen:

1.

Kunnen fondsen die bank A aan bank B heeft verstrekt en die B op een vooraf vastgestelde datum, samen met een speciaal hiervoor overeengekomen rente, aan A moet terugbetalen, worden beschouwd als een deposito in de zin van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels, hoewel de fondsen, wanneer zij bij B terechtkomen, niet op een speciale rekening op naam van A worden geplaatst, B voor A geen speciale documenten voor registratie van de ontvangst van de fondsen heeft opgesteld noch premies met betrekking tot de fondsen heeft betaald aan het Garantiefonds voor Inleggers en Beleggers, en de fondsen niet als een deposito in de boekhouding van B zijn ingeschreven? Bij deze vraag wordt verondersteld dat de banken A en B elk houder zijn van een exploitatievergunning voor commerciële banken in verschillende staten van de Europese Economische Ruimte.

2.

Wanneer de eerste vraag is beantwoord, is het van belang of de staat waarin bank B is gevestigd, gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels (zie punt 1 van bijlage I) om deposito's van financiële instellingen uit te sluiten van het depositogarantiestelsel?

3.

Wanneer de eerste vraag is beantwoord, is het van belang of bank A, die houder is van een vergunning om als commerciële bank actief te zijn conform de wetgeving van de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan zij actief is, geen gebruik maakt van de mogelijkheid die zij op basis van haar exploitatievergunning heeft om deposito's van het publiek te aanvaarden, maar haar werking financiert door middel van bijdragen van haar eigenaar en door de uitgave van financiële instrumenten en dat geld naderhand opnieuw uitleent op de zogenaamde interbankenmarkt?