27.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 112/27


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Frankfurt am Main (Duitsland) op 25 januari 2023 — Vader / Moeder

(Zaak C-35/23, Greislzel (1))

(2023/C 112/35)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Frankfurt am Main

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij en appellant: Vader

Verwerende partij en geïntimeerde: Moeder

Andere deelnemer aan de procedure: Kind L, advocaat (als vertegenwoordiger ad hoc van de minderjarige)

Prejudiciële vragen

In hoeverre is het regelgevingsmechanisme in de artikelen 10 en 11 van de Brussel II bis-verordening (2) beperkt tot procedures tussen lidstaten van de Europese Unie onderling?

Meer bepaald:

1)

Vindt artikel 10 van de Brussel II bis-verordening toepassing, met als gevolg dat de gerechten van de staat bevoegd blijven waar de laatste verblijfplaats was, indien het kind vóór de overbrenging zijn gewone verblijfplaats in een lidstaat van de Europese Unie (Duitsland) had en de teruggeleidingsprocedure op grond van het Haags Kinderontvoeringsverdrag tussen een lidstaat van de Europese Unie (Polen) en een derde staat (Zwitserland) is gevoerd en de terugkeer van het kind in die procedure is geweigerd?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

2)

Welke eisen moeten in het kader van artikel 10, onder b), i), van de Brussel II bis-verordening worden gesteld om aan te tonen dat de gerechten bevoegd blijven?

3)

Is artikel 11, leden 6 tot en met 8, van de Brussel II bis-verordening ook van toepassing in het geval van een teruggeleidingsprocedure op grond van het Haags Kinderontvoeringsverdrag tussen een derde staat en een lidstaat van de Europese Unie als land van toevlucht, indien het kind vóór de overbrenging zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat van de Europese Unie had?


(1)  Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

(2)  Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB 2003, L 338, blz. 1)