30.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/21


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) op 17 januari 2022 — VN tegen Belgische Staat

(Zaak C-34/22)

(2022/C 213/28)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: VN

Verweerder: Belgische Staat

Prejudiciële vraag

Schendt het artikel 21, eerste lid 5o WIB 1992, zoals het is gewijzigd door artikel 170 van de Wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen, de bepalingen van artikelen 56 en 63 VWEU alsmede de artikelen 36 en 40 van de EER-overeenkomst aangezien de betreffende bepaling, hoewel ze zonder onderscheid geldt voor binnen- en buitenlandse dienstverrichters, vereist dat niet alleen voldaan wordt aan voorwaarden die analoog zijn aan deze opgenomen in artikel 2 KB/WIB 1992, die de facto eigen zijn aan de Belgische markt, maar vooreerst ook vereist dat dergelijke analoge vereisten van overheidswege zijn vastgesteld in de betrokken EER-lidstaat, hetgeen verder gaat dan onder het lokaal prudentieel toezicht te staan en te ressorteren onder het depositogarantiestelsel conform richtlijn nr. 94/19/EG (1), buitenlandse dienstverrichters bijgevolg ernstig belemmert hun diensten aan te bieden binnen België?


(1)  Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PB 1994, L 135, blz. 5).