30.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 398/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 21 september 2015 — R/S en T

(Zaak C-492/15)

(2015/C 398/23)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: R

Verwerende partijen: S en T

Prejudiciële vraag

Staat artikel 35, lid 1, van verordening (EG) nr. 2201/2003 (1) van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II bis-VO) eraan in de weg dat de appèlrechter de behandeling van een procedure betreffende de niet-erkenning als bedoeld in artikel 21, lid 3, respectievelijk betreffende de uitvoerbaarverklaring als bedoeld in artikel 28 e.v. van die verordening schorst, wanneer in de lidstaat van tenuitvoerlegging een verzoek tot wijziging van de uitvoerbaar te verklaren gezagsbeslissing van de lidstaat van herkomst wordt ingediend en de lidstaat van tenuitvoerlegging internationaal bevoegd is om kennis te nemen van dit verzoek tot wijziging?


(1)  Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338, blz. 1).