18.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 90/9


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Gerechtshof Amsterdam (Nederland) op 26 januari 2009 — Oracle Nederland BV tegen Inspecteur der Belastingdienst Utrecht-Gooi/ kantoor Utrecht

(Zaak C-33/09)

2009/C 90/14

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Gerechtshof Amsterdam

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Oracle Nederland BV

Verweerder: Inspecteur der Belastingdienst Utrecht-Gooi/ kantoor Utrecht

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 11, vierde lid, van de Tweede richtlijn (1) en artikel 17, zesde lid, van de Zesde richtlijn (2) zo worden uitgelegd, dat een lidstaat, die gebruik heeft willen maken van de in die artikelen geboden mogelijkheid tot (handhaving van de) uitsluiting van aftrek met betrekking tot categorieën uitgaven die worden omschreven als:

„het verstrekken van spijzen en dranken aan het personeel van de ondernemer”;

„het geven van relatiegeschenken of het doen van andere giften aan degenen bij wie, indien aan hen ter zake omzetbelasting in rekening is of zou zijn gebracht, deze in het geheel niet of hoofdzakelijk niet voor aftrek in aanmerking komt of zou komen”;

„het aan het personeel van de ondernemer verlenen van huisvesting”;

„het aan het personeel van de ondernemer geven van gelegenheid tot ontspanning”

voldaan heeft aan de voorwaarde een categorie van voldoende bepaalde goederen en diensten aan te wijzen?

2)

Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt voor één der genoemde categorieën, bieden artikel 6, tweede lid, en artikel 17, tweede en zesde lid, van de Zesde richtlijn ruimte voor een nationale wettelijke regeling als in het geding aan de orde is, die vóór de inwerkingtreding van die richtlijn is vastgesteld en op grond waarvan een belastingplichtige de omzetbelasting betaald bij de aanschaf van bepaalde goederen en diensten, omdat ter zake daarvan een vergoeding in rekening is gebracht met omzetbelasting, niet volledig in aftrek kan brengen, te weten slechts tot het bedrag van de ter zake van die prestatie verschuldigde belasting?

3)

Zo met betrekking tot „het verstrekken van spijzen en dranken” is voldaan aan de voorwaarde een categorie voldoende bepaalde goederen en diensten aan te wijzen, verzet artikel 17, zesde lid, van de Zesde richtlijn zich dan tegen een wijziging in een bestaande uitsluiting van de aftrek van welke wijziging aannemelijk is dat in beginsel de draagwijdte van die uitsluiting wordt beperkt, doch waarbij niet kan worden uitgesloten dat in een individueel geval in enig jaar, met name door het forfaitaire karakter van de gewijzigde regeling, de werkingssfeer van de beperking van de aftrek wordt uitgebreid?


(1)  Tweede richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelstel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 71, blz. 1303).

(2)  Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).