26.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 22/11


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 27 november 2007 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein hallinto-oikeus — Finland) — C

(Zaak C-435/06) (1)

(Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid - Verordening (EG) nr. 2201/2003 - Werkingssfeer ratione materiae en ratione temporis - Begrip „burgerlijke zaken’ - Beslissing tot ondertoezichtstelling en plaatsing van kinderen buiten eigen gezin - Onder publiekrecht vallende maatregelen tot bescherming van kinderen)

(2008/C 22/20)

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein hallinto-oikeus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: C

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Korkein hallinto-oikeus — Uitlegging van artikel 1, lid 1, sub b, en lid 2, sub d, en van artikel 64 van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338, blz. 1) — Materiële werkingssfeer — Erkenning en uitvoering van bij rechterlijke uitspraak bekrachtigd administratief besluit inzake ambtshalve plaatsing van kinderen buiten eigen gezin — Publiekrechtelijke maatregelen inzake kinderbescherming

Dictum

1)

Artikel 1, lid 1, van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2116/2004 van de Raad van 2 december 2004, dient aldus te worden uitgelegd dat een enkele beslissing waarbij de onmiddellijke ondertoezichtstelling en de plaatsing van een kind buiten zijn eigen gezin in een pleeggezin worden gelast, onder het begrip „burgerlijke zaken” in de zin van deze bepaling valt wanneer deze beslissing is genomen op grond van de publiekrechtelijke regels inzake kinderbescherming.

2)

Verordening nr. 2201/2003, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2116/2004, dient aldus te worden uitgelegd dat een geharmoniseerde nationale regeling betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van administratieve beslissingen tot ondertoezichtstelling en tot plaatsing van personen, die tot stand is gekomen in het kader van de Noordse samenwerking, niet kan worden toegepast op een binnen de werkingssfeer van deze verordening vallende beslissing tot ondertoezichtstelling van een kind.

3)

Onder voorbehoud van de feitelijke beoordelingen waarvoor uitsluitend de verwijzende rechter bevoegd is, dient verordening nr. 2201/2003, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2116/2004, aldus te worden uitgelegd dat zij ratione temporis van toepassing is in een zaak als in het hoofdgeding.


(1)  PB C 326 van 30.12.2006.