Straatsburg, 13.11.2018

COM(2018) 745 final

2018/0390(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, met betrekking tot de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna “het Verenigd Koninkrijk” genoemd) zal zich op 30 maart 2019 (terugtrekkingsdatum) uit de Europese Unie terugtrekken en een derde land worden. Op dit moment zijn Britse burgers tevens burger van de Unie. Zij beschikken over het recht van vrij verkeer en verblijf in de Unie en het recht alle andere lidstaten binnen te komen zonder inreisvisum of soortgelijke formaliteit. Onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn 1 , zullen over dit recht beschikken tot het moment waarop het recht van de Unie inzake vrij verkeer van burgers van de Unie niet langer op hen van toepassing is. Dat moment komt er op 30 maart 2019, tenzij in een geratificeerd terugtrekkingsakkoord krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, of unaniem door de Europese Raad in overleg met het Verenigd Koninkrijk, een andere datum wordt vastgesteld.

Gezien het bovenstaande moet worden vastgesteld of de onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, aan de visumplicht zullen worden onderworpen om de buitengrenzen van de lidstaten te overschrijden, of van die plicht zullen worden vrijgesteld. Of onderdanen van derde landen aan de visumplicht worden onderworpen, of van de visumplicht worden vrijgesteld, wordt vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 2 . In bijlage I bij die verordening is de lijst opgenomen van landen waarvan de onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen, en in bijlage II de lijst van de landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. Met een wetgevingshandeling moet het Verenigd Koninkrijk vanaf de datum waarop het recht van de Unie niet langer op het Verenigd Koninkrijk van toepassing is, worden opgenomen in een van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 539/2001.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt toegepast door alle lidstaten – met uitzondering van Ierland – alsook door de met Schengen geassocieerde landen (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland). De verordening maakt deel uit van het gemeenschappelijk beleid van de Unie inzake visa voor een kort verblijf van 90 dagen binnen een periode van 180 dagen. Het Verenigd Koninkrijk is tot op heden op geen enkel moment gebonden geweest door deze verordening.

Aangezien Ierland niet deelneemt aan het Schengenacquis inzake visa, hebben Verordening (EG) nr. 539/2001 en dit wijzigingsvoorstel geen gevolgen voor de specifieke bilaterale overeenkomst (“gemeenschappelijk reisgebied”) die Ierland met het Verenigd Koninkrijk heeft gesloten en die voorziet in visumvrij reizen tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk voor onderdanen van deze beide landen.

De criteria die in het kader van een beoordeling per geval in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van de derde landen waarvan de onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen of van die plicht zijn vrijgesteld, zijn vastgesteld in artikel –1 van Verordening (EG) nr. 539/2001. Het gaat onder meer om "illegale immigratie, openbare orde en veiligheid, economische voordelen, in het bijzonder op het gebied van toerisme en buitenlandse handel, en de externe betrekkingen van de Europese Unie met de betrokken derde landen, waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar mensenrechten en fundamentele vrijheden alsmede naar de implicaties voor de regionale samenhang en de wederkerigheid". Het is ook van belang bijzondere aandacht te besteden aan de beveiliging van de door het derde land uitgegeven reisdocumenten.

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 539/2001 zijn laatstelijk gewijzigd in 2017, bij Verordening (EU) 2017/372 en Verordening (EU) 2017/850, waarbij Georgië en Oekraïne van bijlage I (visumplichtige landen) naar bijlage II (van de visumplicht vrijgestelde landen) zijn overgeplaatst. De Commissie heeft ook twee nieuwe voorstellen ingediend, betreffende Kosovo 3* 4 en Turkije 5 . Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt thans gecodificeerd 6 ; daarom zullen alle verwijzingen naar deze verordening in het voorstel moeten worden vervangen door verwijzingen naar de gecodificeerde verordening, zodra die in werking is getreden, hetgeen waarschijnlijk voor eind 2018 zal gebeuren.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het vervolledigen en bijwerken van de lijsten van derde landen die aan Verordening (EG) nr. 539/2001 zijn gehecht, is van essentieel belang om het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten te faciliteren. In haar mededeling over de aanpassing van het visumbeleid aan nieuwe uitdagingen 7 heeft de Commissie onderstreept dat dit van cruciaal belang is voor het waarborgen van de veiligheid en de goede werking van het gebied zonder toezicht aan de binnengrenzen. Deze doelstellingen worden ook nagestreefd met de voorstellen van de Commissie tot wijziging van de Visumcode (Verordening (EG) nr. 810/2009) 8 en de VIS-verordening (Verordening (EG) nr. 767/2008) 9 , die momenteel door de medewetgevers worden besproken. Voorts heeft de voorgestelde verordening tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de EU-informatiesystemen 10 als doel de informatie-instrumenten voor grensbeheer, migratie en veiligheid van de Unie op alomvattende wijze te bundelen en te versterken.

Verordening (EU) 2017/2226 11 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) zorgt voor verdere verbetering van de beveiliging en het beheer van de buitengrenzen van de Unie. Een van de belangrijkste doelstellingen van de verordening bestaat erin de kwaliteit van de grenscontroles voor onderdanen van derde landen te verbeteren en te zorgen voor een systematische en betrouwbare identificatie van personen die langer dan toegestaan op het grondgebied blijven. Het toekomstige inreis-uitreissysteem (EES) zal bijgevolg belangrijk zijn waar het erom gaat erop toe te zien dat de onderdanen van derde landen rechtmatig gebruikmaken van de visumvrije regeling voor verblijf in het Schengengebied en irreguliere migratie van onderdanen van visumvrije landen te voorkomen.

Verordening (EU) 2018/1240 12 tot oprichting van een Europees reisinformatie- en autorisatiesysteem (Etias) zal de informatielacune met betrekking tot reizigers die niet over een visum hoeven te beschikken om de buitengrenzen te overschrijden, dichten. Met het systeem zal voor de afreis van niet-visumplichtige onderdanen van derde landen naar het Schengengebied kunnen worden bepaald of zij in aanmerking komen voor toegang tot het Schengengebied, en of hun inreis een veiligheidsrisico, een risico op het gebied van illegale immigratie of een hoog epidemiologisch risico vormt.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat voorziet in maatregelen betreffende het gemeenschappelijk beleid inzake visa.

Subsidiariteit, evenredigheid en keuze van het instrument

Aangezien de Unie een gemeenschappelijk visumbeleid heeft ontwikkeld met een verordening waarin de van de visumplicht vrijgestelde landen en visumplichtige landen zijn vastgesteld (Verordening (EG) nr. 539/2001), kan het vaststellen of wijzigen van de visumstatus van onderdanen van derde landen alleen plaatsvinden door middel van een wetgevingshandeling van de Unie tot wijziging van die verordening. Lidstaten kunnen niet individueel handelen. Er zijn geen andere (niet-wetgevende) opties om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij het beoordelen van de criteria van Verordening (EG) nr. 539/2001 om vast te stellen of onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, aan de visumplicht moeten worden onderworpen of van de visumplicht moeten worden vrijgesteld, heeft de Commissie een beroep gedaan op een grote verscheidenheid aan gegevensbronnen. Het gaat onder meer om Eurostat-gegevens over immigratie opgesplitst naar nationaliteit, gegevens van de Verenigde Naties en van het bureau voor de statistiek van het Verenigd Koninkrijk (ONS) over het aantal onderdanen van het Verenigd Koninkrijk dat in de andere 27 lidstaten van de Unie (EU-27) woont, passagiersenquêtes over het aantal reizen van onderdanen van het Verenigd Koninkrijk naar de EU-27 13 , ramingen van het bedrijfsleven van de uitgaven van reizigers uit het Verenigd Koninkrijk 14 en cijfergegevens over de handel tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk 15 . Ook de nauwe banden tussen de EU-27 en het Verenigd Koninkrijk als gevolg van het feit dat het land 46 jaar lang lid is geweest van de Unie, zijn bij de beoordeling in aanmerking genomen.

Effectbeoordeling

Ten gevolge van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie is het noodzakelijk dat Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt gewijzigd. Gezien de noodzaak van tijdig optreden en rekening houdend met de conclusies van de onderstaande analyse, is geen volledige effectbeoordeling uitgevoerd. Er zijn slechts twee beleidsopties: onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, in bijlage I (visumplichtig) bij Verordening (EG) nr. 539/2001 opnemen, of in bijlage II (van de visumplicht vrijgesteld) bij die verordening.

De Commissie is tot de conclusie gekomen dat onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, van de visumplicht moeten worden vrijgesteld voor reizen naar de Unie met het oog op kort verblijf. Als burger van de Unie genieten onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn momenteel het recht van vrij verkeer op grond van de Verdragen en Richtlijn 2004/38/EG 16 . Zij kunnen in de Unie reizen en verblijven zonder in het bezit te moeten zijn van een visum. Onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, zullen vanaf de datum van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk niet langer burger van de Unie zijn en niet langer het recht van vrij verkeer van personen genieten zodra het recht van de Unie niet langer op hen van toepassing is, maar het zou nuttig zijn nauwe banden in stand te houden tussen Britse burgers en burgers van de Unie, en het reizen voor zakelijke en toeristische doeleinden te faciliteren. Aangezien het Verenigd Koninkrijk door de Wereldbank als een hooginkomenseconomie wordt geclassificeerd en het land lid is van de OESO, voldoet het profiel ervan aan dat van een land dat in wezen een laag risico vormt wat irreguliere migratie naar de Unie betreft.

De controle van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen, die zal worden toegepast op onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn zodra het recht van de Unie inzake vrij verkeer voor burgers van de Unie niet langer op hen van toepassing is, lijkt voldoende te zijn in het licht van de veiligheidsrisico’s. Bovendien geeft het Verenigd Koninkrijk biometrische paspoorten af die voldoen aan de normen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Als er migratie- of veiligheidsrisico’s met betrekking tot onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn ontstaan die dringende actie vereisen om het visumvrij reizen op te schorten, zal er voorts een beroep kunnen worden gedaan op het opschortingsmechanisme van artikel 1 bis van Verordening (EG) nr. 539/2001.

De EU-27 was in 2017 goed voor 44 % van alle export en 54 % van alle import van het Verenigd Koninkrijk, en is daarmee de grootste handelspartner van het land. Hoewel de omvang van het handelsverkeer na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zou kunnen dalen, zullen de Unie en het Verenigd Koninkrijk waarschijnlijk belangrijke handelsrelaties behouden, gezien hun geografische nabijheid en de historisch nauwe banden tussen hun economieën. Bovendien verblijven er momenteel zo’n 800 000 onderdanen van het Verenigd Koninkrijk in de EU-27 (Ierland niet inbegrepen) 17 en verhuizen er ieder jaar circa 50 000 onderdanen van het Verenigd Koninkrijk naar de EU-27 18 . Deze aspecten dragen bij tot het drukke reisverkeer van het Verenigd Koninkrijk naar de EU-27: inwoners van het Verenigd Koninkrijk ondernamen 53 miljoen reizen naar de EU-27 in 2016, voor zakelijke, recreatie- en andere doeleinden, en gaven daarbij in de andere lidstaten circa 28 miljard euro uit. Als onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, aan de visumplicht zouden worden onderworpen, zou dit de economische voordelen voor de Unie uit deze reizen kunnen doen dalen, de handelsbetrekkingen kunnen doen afnemen en de economische belangen van de Unie kunnen schaden.

Het Verenigd Koninkrijk is lid van de Raad van Europa. De Unie en het Verenigd Koninkrijk hechten allebei evenveel belang aan kwesties in verband met mensenrechten en fundamentele vrijheden, zoals blijkt uit het feit dat het Verenigd Koninkrijk zich heeft aangesloten bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. De gedeelde waarden die voortkomen uit het gezamenlijk engagement voor democratie en de rechtsstaat, zullen ook na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie in stand blijven. Dit moet tot uiting komen door het faciliteren van reizen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk, door te voorzien in vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van het Verenigd Koninkrijk.

De regering van het Verenigd Koninkrijk heeft verklaard van plan te zijn burgers van de EU27 niet aan de visumplicht te onderwerpen voor kort verblijf voor zakelijke of toeristische doeleinden 19 . Dit voornemen moet nu worden geformaliseerd, zodat burgers hierop kunnen vertrouwen, en de medewetgevers zouden rekening moeten houden met de vorderingen op dit gebied tijdens het wetgevingsproces met betrekking tot dit voorstel. Als het Verenigd Koninkrijk in de toekomst unilateraal beslist om de visumplicht op te leggen aan alle of sommige burgers van de Unie 20 , zal het wederkerigheidsmechanisme van artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 539/2001 worden geactiveerd. Dit zou leiden tot de invoering van de visumplicht.

Burgers van de meeste Europese landen die geen lid zijn van de Unie, evenals Britse onderdanen die geen Brits burger zijn, kunnen momenteel zonder visum naar het Schengengebied reizen. Aangezien het Verenigd Koninkrijk en de Unie zich in de dichte nabijheid van elkaar bevinden, is het ook om redenen van regionale samenhang nuttig dat het Verenigd Koninkrijk op de lijst van van de visumplicht vrijgestelde landen komt te staan.

Alle overige risico’s met betrekking tot visumvrij reizen naar de Unie voor onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, zouden moeten worden gematigd door de maatregelen die recent zijn genomen ter bevordering van het beheer van de buitengrenzen van de Unie, met name het inreis-uitreissysteem (EES) en het Europees reisinformatie- en autorisatiesysteem (Etias). Zodra het recht van de Unie inzake vrij verkeer voor burgers van de Unie niet langer op het Verenigd Koninkrijk van toepassing is, zullen deze systemen op het land van toepassing zijn, net als op andere van de visumplicht vrijgestelde derde landen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de bescherming van de grondrechten in de Europese Unie. Visumvrij reizen naar de Unie voor onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, zal het reizen faciliteren, bijvoorbeeld in de context van het recht op een familie- en gezinsleven.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Niet van toepassing. 

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De gewijzigde verordening zal van toepassing zijn vanaf de dag volgend op die waarop het recht van de Unie niet langer op het Verenigd Koninkrijk van toepassing is. Dat moment komt er op 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad in overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk unaniem een andere datum vaststelt, of op de datum die is vastgesteld in een geratificeerd terugtrekkingsakkoord overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De verordening zal rechtstreeks worden uitgevoerd door de lidstaten; er is derhalve geen uitvoeringsplan nodig.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 wijzigt Verordening (EG) nr. 539/2001 in drie opzichten:

De verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk zal worden geschrapt uit artikel 4, lid 2, onder d), aangezien dit punt enkel van toepassing is op lidstaten die het Schengenacquis niet toepassen. De lidstaten zullen de mogelijkheid behouden om erkende vluchtelingen, staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die in het Verenigd Koninkrijk verblijven, van de visumplicht vrij te stellen op grond van artikel 4, lid 2, onder b).

Het Verenigd Koninkrijk zal wat Britse burgers betreft, worden opgenomen in bijlage II, dat de lijst bevat van van de visumplicht vrijgestelde landen.

De titel van deel 3 van bijlage II zal worden vervangen door “BRITSE ONDERDANEN DIE GEEN BRITS BURGER ZIJN”, om de huidige verwijzing naar het recht van de Unie te verwijderen. De volledige lijst van Britse onderdanen die geen Britse burger zijn, zal met het oog op rechtszekerheid worden behouden. De visumstatus van deze Britse onderdanen werd voor het eerst vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1932/2006, waarbij sommige categorieën van deze onderdanen in bijlage I (visumplichtig) werden opgenomen, en andere in bijlage II (van de visumplicht vrijgesteld), op basis van een beoordeling van de criteria van Verordening (EG) nr. 539/2001 21 . Bij Verordening (EU) nr. 509/2014 van 15 mei 2014 zijn alle categorieën overgezet naar bijlage II (van de visumplicht vrijgesteld) 22 . De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie heeft geen gevolgen voor de visumstatus van deze Britse onderdanen die geen Brits burger zijn.

Artikel 3 bepaalt dat de wijzigingen van Verordening (EG) nr. 539/2001 van toepassing worden vanaf de dag volgend op die waarop het recht van de Unie niet langer van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk, zodat rechtsonzekerheid met betrekking tot de visumvrijstelling voor onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, wordt vermeden.

2018/0390 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, met betrekking tot de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Bijgevolg zal het Verenigd Koninkrijk een derde land worden, en zal het recht van de Unie niet langer op het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn met ingang van 30 maart 2019, tenzij er in een terugtrekkingsakkoord een andere datum wordt vastgesteld, of de Europese Raad in overleg met het Verenigd Koninkrijk unaniem een andere datum vaststelt.

(2)Op grond van artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad 23 genieten burgers van de Unie het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten, met inbegrip van het recht de lidstaten binnen te komen zonder een visum of soortgelijke formaliteit.

(3)Ten gevolge van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zullen het Verdrag en Richtlijn 2004/38/EG niet langer van toepassing zijn op onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, en zullen zij het recht verliezen om de lidstaten zonder visum binnen te komen. Bijgevolg is het noodzakelijk het Verenigd Koninkrijk op te nemen in een van de bijlagen bij [Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad] 24 . In bijlage I zijn de derde landen opgenomen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en in bijlage II zijn de derde landen opgenomen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.

(4)De criteria die in het kader van een beoordeling per geval in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van de derde landen waarvan de onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen of van die plicht zijn vrijgesteld, zijn vastgesteld in [artikel –1 van Verordening (EG) nr. 539/2001] 25 . Het gaat onder meer om illegale immigratie, openbare orde en veiligheid, economische voordelen, in het bijzonder op het gebied van toerisme en buitenlandse handel, en de externe betrekkingen van de Europese Unie met de betrokken derde landen, waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar mensenrechten en fundamentele vrijheden alsmede naar de implicaties voor de regionale samenhang en de wederkerigheid.

(5)Rekening houdend met alle criteria van [artikel –1 van Verordening (EG) nr. 539/2001] 26 is het passend onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die Brits burger zijn, vrij te stellen van de visumplicht voor reizen naar het grondgebied van de lidstaten. Gezien de geografische nabijheid van het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, de historisch nauwe banden tussen hun economieën, de omvang van hun handelsverkeer en het aantal korte reizen van personen voor zakelijke, toeristische en andere doeleinden tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, kan worden verwacht dat visumvrij reizen het toerisme en de economie ten goede zullen komen, en bijgevolg voordelen zal opleveren voor de Unie.

(6)De regering van het Verenigd Koninkrijk heeft verklaard van plan te zijn burgers van de EU-27 niet aan de visumplicht te onderwerpen voor reizen naar het Verenigd Koninkrijk voor kort verblijf voor zakelijke of toeristische doeleinden vanaf de datum waarop het recht van de Unie niet langer van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk. Als het Verenigd Koninkrijk in de toekomst beslist om de visumplicht op te leggen aan onderdanen van ten minste een lidstaat, moet het wederkerigheidsmechanisme van [artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 539/2001] 27 worden toegepast. Het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten moeten in dat geval onverwijld handelen om het mechanisme in werking te doen treden.

(7)Het Verenigd Koninkrijk moet bijgevolg worden opgenomen in bijlage II bij [Verordening (EG) nr. 539/2001] 28 wat Britse burgers betreft.

(8)Wat IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 29 , die betrekking hebben op het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 30 .

(9)Wat de Zwitserse Bondsstaat betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 31 , die betrekking hebben op het gebied bedoeld in artikel 1, punten B en C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 32 .

(10)Wat het Vorstendom Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 33 , die betrekking hebben op het gebied bedoeld in artikel 1, punten B en C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 34 .

(11)Deze verordening vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad 35 ; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling ervan.

(12)Deze verordening houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 36 . Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(13)Deze verordening vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.

(14)Deze verordening moet in werking treden op 30 maart 2019, de datum van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie.

(15)Deze verordening moet van toepassing zijn vanaf de dag waarop het recht van de Unie niet langer van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk.

(16)Derhalve dient [Verordening (EG) nr. 539/2001] 37 te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

[Verordening (EG) nr. 539/2001] 38 wordt als volgt gewijzigd:

1.[artikel 4, lid 2]  39 , onder d), wordt vervangen door:

" d) onverminderd de vereisten die voortvloeien uit de Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen (ondertekend te Straatsburg op 20 april 1959), personen met erkende vluchtelingenstatus, staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die in Ierland verblijven en die houders zijn van een reisdocument dat is afgegeven door Ierland en dat is erkend door de betrokken lidstaat.";

2.in bijlage II, deel 1, wordt het volgende ingevoegd:

“Verenigd Koninkrijk (met uitzondering van Britse onderdanen als bedoeld in deel 3)”;

3.in bijlage II wordt de titel van deel 3 vervangen door:

“BRITSE ONDERDANEN DIE GEEN BRITS BURGER ZIJN”

Artikel 2

Als het Verenigd Koninkrijk de visumplicht oplegt aan onderdanen van ten minste een lidstaat, wordt het wederkerigheidsmechanisme van [artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 539/2001] 40 toegepast. Het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten handelen onverwijld om het mechanisme toe te passen.

Artikel 3

1.Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2019.

Zij is van toepassing vanaf de dag volgend op die waarop het recht van de Unie niet langer op het Verenigd Koninkrijk van toepassing is.

2.Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    In het Britse recht betreffende nationaliteit wordt een onderscheid gemaakt tussen zes categorieën onderdanen van het Verenigd Koninkrijk (Britse onderdanen). Britse burgers vormen één categorie, en zij zijn momenteel ook burger van de Unie. De andere vijf categorieën vallen niet onder dit voorstel (zie punt 5).
(2)    Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
(3) *    Deze verwijzing laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
(4)    COM(2016) 277 final van 4.5.2016.
(5)    COM(2016) 279 final van 4.5.2016.
(6)    COM(2018) 139 final van 14.3.2018.
(7)    COM(2018) 251 final van 14.3.2018.
(8)    COM(2018) 252 final van 14.3.2018.
(9)    COM(2018) 302 final van 16.5.2018.
(10)    COM(2017) 794 final van 12.12.2017.
(11)    Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).
(12)    Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot oprichting van een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias) en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1077/2011, (EU) nr. 515/2014, (EU) 2016/399, (EU) 2016/1624 en (EU) 2017/2226 (PB L 236 van 19.9.2018, blz. 1).
(13)    ONS, Travelpac: travel to and from the UK . September 2018.
(14)    Centre for Economics and Business Research, The economic importance of UK outbound tourism to the EU27 economies . September 2017.
(15)    House of Commons Briefing Paper 7851, Statistics on UK-EU trade . Juli 2018.
(16)    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
(17)    ONS, Living abroad: British residents living in the EU . April 2018.
(18)    Eurostat, Immigration by age group, sex and citizenship . April 2018.
(19)    HM Government, The future relationship between the United Kingdom and the European Union . Juli 2018, punten 76-78. In het verslag van het Migration Advisory Committee van het Verenigd Koninkrijk is niet aanbevolen om burgers van de Unie voor kort verblijf in het Verenigd Koninkrijk aan de visumplicht te onderwerpen (Migration Advisory Committee, EEA migration in the UK: Final report . September 2018, beleidsaanbeveling 30, blz. 4).
(20)    In ieder geval zou de invoering van de visumplicht een inbreuk vormen op het recht van de Unie inzake vrij verkeer voor burgers van de Unie, zolang dat recht op het Verenigd Koninkrijk van toepassing is.
(21)    Zie COM(2006) 84 definitief van 13.7.2006 voor de volledige desbetreffende beoordeling.
(22)    Zie COM(2012) 650 final van 7.11.2012 voor de volledige desbetreffende beoordeling.
(23)    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
(24)    Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1) wordt momenteel gecodificeerd (zie COM(2018) 139 final van 14.3.2018). Verwijzingen moeten worden geactualiseerd na de inwerkingtreding van de gecodificeerde verordening.
(25)    Zie voetnoot 23.
(26)    Zie voetnoot 23.
(27)    Zie voetnoot 23.
(28)    Zie voetnoot 23.
(29)    PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(30)    Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
(31)    PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(32)    Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
(33)    PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(34)    Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
(35)    Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
(36)    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
(37)    Zie voetnoot 23.
(38)    Zie voetnoot 23.
(39)    Zie voetnoot 23.
(40)    Zie voetnoot 23.