Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld /* COM/2012/0650 final - 2012/0309 (COD) */
TOELICHTING 1. Algemene context en gronden voor het
voorstel Overeenkomstig artikel 62, punt 2, onder b),
punt i), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft de
Raad zijn goedkeuring gehecht aan Verordening (EG) nr. 539/2001[1] tot vaststelling van de lijst
van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen
in het bezit moeten zijn van een visum (de zogeheten „negatieve lijst”, bijlage
I) en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn
vrijgesteld (de zogeheten „positieve lijst”, bijlage II). Volgens artikel 61
van het EG-Verdrag behoorde de vaststelling van deze lijsten tot de
begeleidende maatregelen die rechtstreeks verband houden met het vrije verkeer
van personen in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. De
betrokken rechtsgrondslag is artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De vaststelling van de derde landen waarvan de
onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen en van die waarvan de onderdanen
van die plicht zijn vrijgesteld, geschiedt aan de hand van een beoordeling per
geval van een aantal criteria die in het bijzonder verband houden met illegale
immigratie, openbare orde en veiligheid alsook met de externe betrekkingen van
de Europese Unie met derde landen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met
implicaties voor de regionale samenhang en de wederkerigheid. In verband met de
criteria openbare orde en illegale immigratie moet ook bijzondere aandacht
worden besteed aan de beveiliging van de reisdocumenten die door de betrokken
derde landen worden afgegeven. Aangezien de situatie van derde landen ten
aanzien van de in Verordening (EG) nr. 539/2001 opgenomen criteria mettertijd kan
wijzigen, moeten de positieve en de negatieve lijst geregeld worden herzien. In
het programma van Stockholm, dat in december 2009 werd goedgekeurd, heeft de
Europese Raad de Commissie specifiek verzocht de lijst van derde landen waarvan
de onderdanen al dan niet onderworpen zijn aan de visumplicht, regelmatig
opnieuw te bezien aan de hand van passende criteria betreffende illegale
immigratie, openbare orde en veiligheid en daarbij rekening te houden met de
doelstellingen van het intern en het buitenlands beleid van de Unie. Inmiddels is Verordening (EG) nr. 539/2001
sinds haar vaststelling acht keer gewijzigd[2].
De meest recente wijziging, in 2010, betrof de overbrenging van Taiwan naar de
positieve lijst, en het resultaat van de dialogen over opheffing van de
visumplicht die aanleiding gaven tot de overbrenging van Albanië en Bosnië en
Herzegovina naar de positieve lijst. Het Europees Parlement en de Raad zijn in
onderhandeling over een aantal door de Commissie voorgestelde wijzigingen in de
bepalingen van Verordening (EG) nr. 539/2001[3].
Het betreft de invoering van een visumvrijwaringsclausule tot tijdelijke
opschorting van een visumvrijstelling voor een derde land van de positieve
lijst in een noodsituatie, de versterking van de rechtszekerheid door de
invoering van regels voor bepaalde situaties die nog niet door de verordening
worden bestreken, en de aanpassing van bepaalde definities naar aanleiding van
recente wijzigingen in de afgeleide wetgeving, bijvoorbeeld de vaststelling van
de Visumcode (Verordening (EG) nr. 810/2009 van de Raad)[4]. De bij Verordening (EG) nr. 539/2001 gevoegde
lijsten moeten regelmatig opnieuw worden beoordeeld in het licht van de
criteria die in de verordening zijn vervat. Deze herziening van de bij de verordening
gevoegde lijsten moet dan ook waarborgen dat: ·
de samenstelling van de lijsten van derde landen in
overeenstemming is met de in overweging 5 van de verordening genoemde
criteria, met name met die inzake illegale immigratie, openbare orde en externe
betrekkingen, en dat waar nodig landen van de ene naar de andere bijlage worden
overgebracht; ·
overeenkomstig artikel 77, lid 2, onder a), VWEU in
de verordening op uitputtende wijze wordt bepaald of een onderdaan van een
derde land al dan niet visumplichtig is. 2. Elementen van het voorstel 2.1 Derde landen van de negatieve lijst (bijlage
I) naar de positieve lijst (bijlage II) overbrengen Overeenkomstig de aanpak die met het oog op de
regelmatige herziening van de lijsten bij eerdere wijzigingen van
Verordening (EG) nr. 539/2001 is gevolgd, heeft de Commissie de lidstaten
gevraagd of zij van mening zijn dat de bijlagen bij de verordening in hun
huidige versie nog steeds beantwoorden aan de criteria die in de verordening
zijn vastgesteld. De lidstaten hebben geen suggesties gedaan om derde landen van
de positieve naar de negatieve lijst over te brengen. De Commissie heeft wel
suggesties ontvangen om een aantal derde landen van de negatieve naar de
positieve lijst over te brengen. Bepaalde derde landen benaderden de Commissie
rechtstreeks met het verzoek om naar de positieve lijst te worden overgebracht.
De door de lidstaten verstrekte informatie (de Commissie ontving 20 antwoorden)
is geanalyseerd in samenhang met informatie uit andere bronnen, waaronder de
voor de betrokken derde landen verantwoordelijke EU-delegaties en
Eurostat-statistieken over immigratiestromen, asiel en handhavingsmaatregelen
tegen illegale immigratie[5].
De Commissie heeft op grond van deze analyse geconcludeerd dat de in de
onderstaande alinea's genoemde landen en categorieën Britse onderdanen naar de
positieve lijst dienen te worden overgebracht. 2.1.1 Caribische eilandstaten Voor elk derde
land of gebied dat door de lidstaten wordt voorgesteld, heeft de Commissie de
beschikbare informatie, waaronder de statistieken, geanalyseerd. Bijzondere
aandacht is daarbij uitgegaan naar het niveau van economische en sociale
ontwikkeling van het land, het risico van illegale immigratie naar de EU,
externe betrekkingen en regionale samenhang. De Commissie kwam
tot de conclusie dat het niet langer gerechtvaardigd was om onderdanen van Dominica,
Grenada, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines of Trinidad en Tobago aan
de visumplicht te onderwerpen. Een aanzienlijk aantal lidstaten stelde voor om
deze landen van de negatieve naar de positieve lijst over te brengen. Deze vijf
landen vormen geen risico uit het oogpunt van illegale immigratie noch een
bedreiging van de openbare orde en veiligheid van de EU-lidstaten, criteria die
zijn vervat in overweging 5 van de verordening. Bovendien zijn deze derde
landen duurzame democratieën. Zij beschikken over een goede levensstandaard en
een stabiele, groeiende economie in de regio. Zij hebben er blijk van gegeven
de huidige wereldwijde economische crisis het hoofd te kunnen bieden en de
reeds goede betrekkingen met de Unie en de internationale financiële
instellingen verder te verbeteren. Bij de herziening van Verordening (EG) nr. 539/2001
in 2006[6]
zijn al vier landen uit dezelfde regio overgebracht naar de positieve lijst en
de afschaffing van de visumplicht voor de burgers van deze vier landen heeft
geen negatieve gevolgen gehad met betrekking tot illegale immigratie of de
veiligheid. Er wordt dan ook voorgesteld om Dominica, Grenada, Saint Lucia,
Saint Vincent en de Grenadines en Trinidad en Tobago van de negatieve naar de
positieve lijst over te brengen. Overigens zij erop
gewezen dat vier lidstaten een vertegenwoordiging hebben op Trinidad en Tobago
(Frankrijk, Duitsland, Nederland en Spanje). Slechts één lidstaat (Frankrijk)
heeft een consulaat op Saint Lucia, dat een populaire toeristische bestemming
is. Aangezien geen enkele lidstaat een vertegenwoordiging heeft op Grenada,
Dominica of Saint Vincent en de Grenadines, zijn hun burgers gedwongen
Schengenvisa in het buitenland aan te vragen, wat aanzienlijke kosten
meebrengt. Zowel Grenada als Saint Lucia heeft slechts één vertegenwoordiging
in de Schengenlidstaten en een Hoge Commissie in het Verenigd Koninkrijk. In Trinidad en
Tobago zijn alle EU-burgers momenteel vrijgesteld van de visumplicht, hoewel de
voorwaarden en verblijfsduur (één maand voor burgers van Slowakije, Slovenië,
Tsjechië, Polen, Bulgarije, Roemenië, Hongarije, Litouwen, Letland en Estland)
uiteenlopen. In de andere vier Caribische landen zijn de onderdanen van alle
EU-lidstaten voor een verblijf van maximaal 180 dagen vrijgesteld van de
visumplicht. In verband met de
criteria openbare orde en illegale immigratie moet ook bijzondere aandacht
worden besteed aan de beveiliging van de reisdocumenten die door de betrokken
derde landen worden afgegeven. Bij de laatste wijziging van de verordening
kondigde de Commissie aan dat voor overbrenging naar de positieve lijst in de
toekomst wellicht zou moeten worden voldaan aan specifieke voorwaarden inzake
de beveiliging van de reisdocumenten. Met het oog op de gebreken van de oude
paspoortsystemen in de betrokken regio en de problemen die daaruit
voortvloeiden, werd de afgifte van biometrische paspoorten dan ook als
voorwaarde gesteld voor de overbrenging van de westelijke Balkanlanden van de
negatieve naar de positieve lijst. Gelet op de goede beveiliging van de
Caricom-reisdocumenten van de landen waarvoor deze wijziging geldt, alsook op
de regionale samenhang met een andere reeks landen die bij een recente
wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 (Verordening (EG) nr. 1932/2006)
naar de positieve lijst zijn overgebracht, dient de afgifte van biometrische
paspoorten geen vereiste te zijn voor de overbrenging van Dominica, Grenada,
Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines of Trinidad en Tobago. Deze derde
landen hebben streng beveiligde machineleesbare Caricom-paspoorten, die zij in
de nabije toekomst door biometrische paspoorten willen vervangen. Om de samenhang te
waarborgen met eerdere visumvrijstellingen voor landen in datzelfde Caribisch gebied
(overwegende dat deze visumvrijstellingen geen negatieve gevolgen hadden) en
teneinde in de toekomst volledige wederkerigheid met al deze landen te
waarborgen voor een kort visumvrij verblijf van drie maanden binnen een periode
van zes maanden (hetgeen momenteel voor Trinidad en Tobago nog niet het geval
is), dient de visumvrijstelling niet voor de onderdanen van die landen te
gelden voordat een tussen de Europese Unie en de betrokken landen te sluiten
visumvrijstellingsovereenkomst in werking is getreden. 2.1.2. Eilandstaten in de Stille Oceaan Na toetsing aan de criteria inzake illegale
immigratie, openbare orde en veiligheid en de externe betrekkingen van de Unie,
is de Commissie van mening dat Kiribati, de Marshalleilanden, Micronesia,
Nauru, Oost-Timor, Paulu, de Salomonseilanden, Samoa, Tonga, Tuvalu en Vanuatu
dienen te worden overgebracht naar de positieve lijst van Verordening (EG) nr. 539/2001.
Uit recente statistieken blijkt dat geen van
deze landen een bron van illegale immigratie naar de EU is. De paspoorten die zij afgeven zijn
machineleesbaar[7]
en bevatten voldoende veiligheidskenmerken. Zoals hierboven is uitgelegd voor de
Caribische eilandstaten, dient de afgifte van biometrische paspoorten door de
eilandstaten in de Stille Oceaan geen eerste vereiste te zijn voor het
vrijstellen van hun onderdanen van de visumplicht. Slechts twee lidstaten zijn
in deze groep landen vertegenwoordigd: Portugal in Oost-Timor en Frankrijk in
Vanuatu. De beperkte aanwezigheid van de lidstaten in deze regio kan aanvragers
van een Schengenvisum voor aanzienlijke kosten stellen. Fiji maakt wel deel uit van deze regio, maar
het wordt, gelet op de huidige politieke situatie en het gebrek aan vooruitgang
bij het voldoen aan de essentiële elementen van de Overeenkomst van Cotonou,
niet passend geacht om overbrenging naar de positieve lijst voor te stellen. Papoea-Nieuw-Guinea ligt ook in de regio, maar
is sterk verschillend wat betreft de omvang van zijn bevolking en grondgebied. Bovendien
is het politieke klimaat er momenteel gespannen, waardoor het vooralsnog niet
op de lijst van visumvrije landen kan worden geplaatst. De meeste
eilandstaten in de Stille Oceaan hebben de visumplicht voor de meeste lidstaten
afgeschaft. Om te waarborgen dat het in de toekomst voor korte verblijven van
drie maanden binnen een periode van zes maanden tot volledige wederkerigheid
met deze eilandstaten in de Stille Oceaan komt en om de samenhang met eerdere
visumvrijstellingen te garanderen, dient voor onderdanen van deze landen echter
geen visumvrijstelling te gelden, voordat een tussen de Unie en de betrokken
landen te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst in werking is getreden. 2.1.3. Specifieke categorieën Britse
onderdanen Bij de herziening van Verordening (EG) nr. 539/2001[8] in 2006 is getracht de situatie
te verhelderen van Britse burgers die geen onderdaan van het Verenigd
Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zijn in de zin van het recht
van de Unie. Een deel van deze burgers (de British Nationals (Overseas))
werd opgenomen in een nieuw onderdeel van bijlage II, terwijl de rest (British
Overseas Territories Citizens, die niet het recht van verblijf in het
Verenigd Koninkrijk genieten, British Overseas Citizens, British
Subjects, die niet het recht van verblijf in het Verenigd Koninkrijk
genieten en British Protected Persons) werd opgenomen in een nieuw
onderdeel van bijlage I. Dit onderscheid werd indertijd onder meer nodig geacht
omdat er een risico van illegale immigratie zou bestaan. Uit de statistieken van de laatste drie jaar
betreffende weigeringen aan de grenzen en aanhoudingen van illegale immigranten
blijkt dat visumplichtige Britse burgers uit het oogpunt van illegale
immigratie naar het Schengengebied geen risico vormen, aangezien het om
verwaarloosbare aantallen gaat. Sommigen van hen genieten het recht van
verblijf in het Verenigd Koninkrijk. Bovendien zijn de meesten van hen
gevestigd op eilanden in het Caribisch gebied (Bermuda, Turks- en
Caicoseilanden, Montserrat, enz.) die sterk lijken op landen in dezelfde regio die
geleidelijk naar bijlage II worden overgebracht (zie punt. 2.1.1). Op grond van
het criterium van regionale samenhang moeten deze personen op soortgelijke
wijze worden behandeld. Het totale aantal mensen dat binnen de vier groepen
Britse onderdanen valt die momenteel in bijlage I worden genoemd, wordt op
minder dan 300 000 geschat. De beveiliging van de reisdocumenten van de
Britse onderdanen is gewaarborgd, aangezien dergelijke documenten volgens
strenge technische specificaties worden vervaardigd in het Verenigd Koninkrijk.
Zij zijn machineleesbaar en bevatten een aantal veiligheidskenmerken. 2.2. Bijwerken van de negatieve lijst (bijlage
I): Zuid-Sudan toevoegen Op 9 juli 2011 heeft Zuid-Sudan zich officieel
onafhankelijk verklaard van Sudan, dat op de negatieve lijst staat. Op 14 juli 2011
werd het land lid van de Verenigde Naties. Zuid-Sudan moet derhalve in bijlage
I worden opgenomen. 3. Belangrijkste geraadpleegde organisaties en
deskundigen De lidstaten werden geraadpleegd. 4. Effectbeoordeling Niet nodig. 5. Rechtsgrondslag Verordening (EG) nr. 539/2001 werd
oorspronkelijk gebaseerd op artikel 62, punt 2, onder b), punt i), van het
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. In het licht van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vormt dit voorstel een
ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid overeenkomstig artikel 77,
lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 6. Subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel Verordening (EG) nr. 539/2001 stelt de lijst
vast van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de
buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum (negatieve lijst) en de
lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld
(positieve lijst). Het besluit om de lijsten te wijzigen,
teneinde landen over te brengen van de negatieve naar de positieve lijst of
andersom, valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie overeenkomstig
artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie. 7. Keuze van instrumenten Verordening (EG) nr. 539/2001 moet worden
gewijzigd bij een verordening. 8. Gevolgen voor de begroting De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen
voor de EU-begroting. 2012/0309 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001
tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij
overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en
de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn
vrijgesteld HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), Gezien het voorstel van de Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) De lijst van derde landen in
de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001[9] moet in overeenstemming zijn en
blijven met de criteria die zijn vastgesteld in overweging 5 van die
verordening. Sommige derde landen, waarvan de situatie ten aanzien van deze
criteria is gewijzigd, moeten van de ene naar de andere bijlage worden
overgebracht. (2) De visumplicht is niet langer
gerechtvaardigd voor de onderdanen van Dominica, Grenada, Kiribati, de
Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Palau, Saint Lucia, Saint Vincent en de
Grenadines, Oost-Timor, de Salomonseilanden, Samoa, Trinidad en Tobago, Tonga, Tuvalu
en Vanuatu. Deze landen vormen geen risico vanuit het oogpunt van illegale
immigratie noch een bedreiging van de openbare orde van de Unie, criteria die
zijn vervat in overweging 5 van Verordening (EG) nr. 539/2001. De onderdanen
van deze landen dienen dan ook te worden vrijgesteld van de visumplicht voor
een verblijf van in totaal maximaal drie maanden en deze landen dienen naar
bijlage II te worden overgebracht. (3) Teneinde volledige
wederkerigheid te waarborgen, dienen de onderdanen van Dominica, Grenada,
Kiribati, de Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Palau, Saint Lucia, Saint
Vincent en de Grenadines, Oost-Timor, de Salomonseilanden, Samoa, Trinidad en
Tobago, Tonga, Tuvalu en Vanuatu niet van de visumplicht te worden vrijgesteld
voordat bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten zijn gesloten tussen de
Unie en de betrokken landen. (4) Uit statistische gegevens
blijkt dat de groepen Britse onderdanen die momenteel onder punt 3 van bijlage
I worden vermeld, uit het oogpunt van illegale immigratie naar het
Schengengebied geen risico vormen en dat de meesten wonen op eilanden in het
Caribisch gebied die hechte banden onderhouden met en sterk lijken op
buurlanden die van de visumplicht zijn vrijgesteld. Deze groepen Britse
onderdanen dienen dan ook te worden vrijgesteld van de visumplicht voor een
verblijf van in totaal maximaal drie maanden en deze groepen dienen naar
bijlage II te worden overgebracht. (5) Internationaalrechtelijke
ontwikkelingen die veranderingen meebrengen voor de status of de benaming van
bepaalde staten of entiteiten moeten tot uiting komen in de bijlagen bij
Verordening (EG) nr. 539/2001. Zuid-Sudan dient aan bijlage I bij die
verordening te worden toegevoegd, aangezien het land op 9 juli 2011 zijn
onafhankelijkheid heeft uitgeroepen en op 14 juli 2011 is toegelaten als lid
van de Verenigde Naties. (6) Wat IJsland en Noorwegen
betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het
Schengenacquis in de zin van de overeenkomst tussen de Raad van de Europese
Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop
IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de
ontwikkeling van het Schengenacquis[10],
die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder B, van Besluit 1999/437/EG
van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die
overeenkomst[11]. (7) Wat Zwitserland betreft,
vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het
Schengenacquis in de zin van de overeenkomst die is ondertekend door de
Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de
wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de
ontwikkeling van het Schengenacquis[12],
die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten B en C, van Besluit 1999/437/EG,
juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad[13]. (8) Wat Liechtenstein betreft,
vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het
Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese
Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein
betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst
tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat
inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de
toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het
gebied bedoeld in artikel 1, punten B en C, van Besluit 1999/437/EG van de
Raad, juncto artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad[14]. (9) Deze verordening vormt een
ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd
Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29
mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van
Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de
bepalingen van het Schengenacquis[15].
Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze
verordening en is hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing
ervan. (10) Deze verordening vormt een
ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet
deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002
betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het
Schengenacquis[16].
Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is
hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan. (11) Wat Cyprus betreft, vormt deze
verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins
daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte
van 2003. (12) Deze verordening vormt een
handeling die op het Schengenacquis voortbouwt, of anderszins daaraan is
gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt als volgt
gewijzigd: 1.
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd: a) in punt 1 worden Dominica, Grenada,
Kiribati, de Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Oost-Timor, Palau, Saint
Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa, Tonga,
Trinidad en Tobago, Tuvalu en Vanuatu geschrapt en wordt Zuid-Sudan ingevoegd; b) punt 3 wordt geschrapt; 2.
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd: a) in punt 1 worden de volgende namen
ingevoegd: "Dominica*", "Grenada*", "Kiribati*", "Marshalleilanden*", "Micronesia*", "Nauru*", "Oost-Timor*", "Palau*" "Saint Lucia*", "Saint Vincent en de Grenadines*", "Salomonseilanden*", "Samoa*", "Tonga*", "Trinidad en Tobago*", "Tuvalu*" en "Vanuatu*". _________________ * "De visumvrijstelling geldt vanaf de
datum van inwerkingtreding van een met de Europese Unie te sluiten
visumvrijstellingsovereenkomst." b) punt 3 komt als volgt te luiden: "3. Britse burgers die geen onderdanen van
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zijn in de zin
van het recht van de Unie: British Nationals (Overseas) British overseas territories citizens
(BOTC) British overseas citizen (BOC) British protected persons (BPP) British subjects (BS)" Artikel 2 Deze verordening treedt
in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Deze verordening is
verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de
lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor de Raad Voor
het Europees Parlement De voorzitter De
voorzitter [1] PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1. [2] Verordeningen van de Raad (EG) nr. 2414/2001 van 7
december 2001 (PB L 327 van 12.12.2001, blz.1), (EG) nr. 453/2003 van 6 maart 2003
(PB L 69 van 13.3.2003, blz. 10), (EG) nr. 851/2005 van 2 juni 2005 (PB L 141
van 4.6.2005, blz. 3), (EG) nr. 1791/2006 van 20 november 2006 (PB L 363 van 20.12.2006,
blz. 1), (EG) nr. 1932/2006 van 21 december 2006 (PB L 405 van 30.12.2006, blz.
23), (EG) nr. 1244/2009 van 30 november 2009 (PB L 336 van 18.12.2009, blz. 1),
(EU) nr. 1091/2010 van 24 november 2010 (PB L 329 van 14.12.2010, blz. 1) en
(EU) nr. 1211/2010 van 15 december 2010 (PB L 339 van 22.12.2010, blz. 9). [3] COM(2011) 290 definitief. [4] PB L 243 van 15.9.2009, blz.1. [5] Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees
Parlement en de Raad van 11 juli 2007 (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23). [6] Verordening (EG) nr. 1932/2006 van 21 december 2006 (PB
L 405 van 30.12.2006, blz. 23). [7] Kiribati schakelt momenteel over op een machineleesbaar
paspoort, met ondersteuning van het Australische Department of Immigration. [8] Verordening (EG) nr. 1932/2006 van 21 december 2006 (PB
L 405 van 30.12.2006, blz. 23). [9] PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1. [10] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36. [11] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31. [12] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52. [13] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1. [14] PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3. [15] PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43. [16] PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.