52008PC0661

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft /* COM/2008/0661 def. - COD 2008/0199 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 15.10.2008

COM(2008) 661 definitief

2008/0199 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft

TOELICHTING

1. Achtergrond van het voorstel

In tijden van volatiele markten maken deposanten zich in de eerste plaats zorgen over de vraag of hun bankdeposito's beschermd zijn mocht hun bank omvallen.

Sinds 1994 bestaan er communautaire voorschriften die ervoor hebben gezorgd dat alle lidstaten deposanten een vangnet bieden ingeval er banken failliet zouden gaan. Uit een in 2006 door de Commissie gepubliceerde evaluatie[1] van de huidige voorschriften blijkt echter dat er op een aantal terreinen ruimte voor verbetering aanwezig is. Destijds werd in het desbetreffende verslag evenwel geconcludeerd dat talrijke verbeteringen mogelijk waren zonder dat aan de wetgeving behoefde te worden geraakt.

In het licht van de gebeurtenissen die in 2007 en 2008 hebben plaatsgevonden, en meer in het bijzonder gezien de beroering die thans op de financiële markten heerst, hebben de geconstateerde tekortkomingen en de gevolgen daarvan voor het vertrouwen van deposanten een nieuwe dimensie gekregen.

Een cruciale factor is tevens het groeiende besef dat het risico niet denkbeeldig is dat vele spaarders in de kou blijven staan en niet worden terugbetaald in geval van een bankfaillissement, omdat de omvang van hun spaartegoeden de in hun land geboden dekking overtreft. De geboden minimumdekking van 20 000 EUR is sinds 1994 niet meer aangepast en is in een aantal landen dan ook niet langer toereikend gezien de verspreiding van spaargelden. Er zijn aanwijzingen dat van de concurrentieverstoringen die uit de uiteenlopende nationale maatregelen voortvloeien, onmiskenbaar een storend effect uitgaat op het aantrekken van deposito's.

Bovendien beantwoordt de huidige uitbetalingstermijn van drie maanden niet aan de behoeften en verwachtingen van deposanten.

Op 7 oktober 2008 is de Raad van de Europese Unie overeengekomen dat het herstellen van het vertrouwen en van de goede werking van de financiële sector prioriteit geniet. De Raad heeft toegezegd alle nodige maatregelen te zullen nemen om de deposito's van particuliere spaarders te beschermen en heeft tevens het voornemen van de Commissie toegejuicht om spoedig een passend voorstel in te dienen dat de convergentie van depositogarantiestelsels moet bevorderen. De bestaande richtlijn dient daarom op drie essentiële punten te worden herzien:

- verhoging van de minimumdekking;

- verkorting van de uitbetalingstermijn tot ten hoogste 3 dagen;

- afschaffing van de medeverzekering.

2. EFFECTBEOORDELING EN OPENBARE RAADPLEGING

Gezien de urgentie van de materie kon voor het voorliggende voorstel noch een effectbeoordeling, noch een openbare raadpleging worden verricht.

Het evaluatieproces van Richtlijn 94/19/EG heeft de Commissie evenwel belangrijke inzichten verschaft. Ook heeft de Commissie in de context van haar mededeling van 2006 haar Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek verzocht een verslag op te stellen over de dekking (2005), de mogelijke harmonisatie van financieringsmechanismen (2006/7) en de efficiëntie van depositogarantiestelsels (2008). Deze werkzaamheden werden ondersteund door het Europees forum van depositoverzekeraars (European Forum of Deposit Insurers – EFDI), met name wat de belemmeringen voor een snelle uitbetaling van deposanten betreft. In het onderhavige voorstel is met de bovenbeschreven werkzaamheden rekening gehouden.

De verslagen zijn beschikbaar op de volgende website:http://ec.europa.eu/internal_market/bank/guarantee/index_en.htm.

3. Gevolgen voor de begroting

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4. Juridische elementen van het voorstel

Een richtlijn tot wijziging van de bestaande richtlijn is het meest geschikte instrument. Het voorstel is gebaseerd op artikel 47, lid 2, van het Verdrag. Deze bepaling vormt de rechtsgrondslag voor het vaststellen van communautaire maatregelen waarmee wordt beoogd een interne markt voor financiële diensten tot stand te brengen.

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het EG-Verdrag, kunnen de doelstellingen van de voorgenomen maatregel niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap worden gerealiseerd. De voorgestelde bepalingen gaan niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen te bereiken.

Alleen Gemeenschapswetgeving kan ervoor zorgen dat voor kredietinstellingen die in meer dan een lidstaat actief zijn dezelfde vereisten inzake depositogarantiestelsels gelden, waardoor gelijke concurrentieverhoudingen worden gewaarborgd, onnodige nalevingskosten voor grensoverschrijdende activiteiten worden vermeden en aldus een verdere integratie van de interne markt in de hand wordt gewerkt. Een communautair optreden zorgt tevens voor een hoge mate van financiële stabiliteit binnen de EU.

5. Nadere uitleg van het voorstel

5.1. Verkorting van de uitbetalingstermijn

De huidige uitbetalingstermijn van drie maanden, die zelfs tot negen maanden kan worden verlengd, is schadelijk voor het vertrouwen van deposanten en voldoet niet aan hun behoeften. Er mag immers van uit worden gegaan dat tal van deposanten reeds binnen een week met grote financiële problemen te maken krijgen. De uitbetalingstermijn zou daarom tot drie dagen moeten worden verkort, zonder dat de mogelijkheid bestaat deze te verlengen.

De termijn mag echter pas beginnen te lopen ofwel als de bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat de kredietinstelling niet in staat lijkt te zijn om het deposito terug te betalen, ofwel als een rechterlijke instantie een uitspraak heeft gedaan die tot schorsing van de vorderingen van deposanten leidt. Voor het nemen van hun besluit beschikken de bevoegde autoriteiten thans over een termijn van niet minder dan 21 dagen nadat zij voor het eerst hebben geconstateerd dat een kredietinstelling heeft nagelaten deposito's terug te betalen. Teneinde een snelle uitbetaling te garanderen, zou deze termijn van 21 dagen tot 3 dagen moeten worden verkort.

Momenteel zijn alleen interbancaire deposito's en met witwasactiviteiten verband houdende deposito's uit hoofde van artikel 2 van de richtlijn van terugbetaling uitgesloten.

Krachtens artikel 7, lid 2, in samenhang met bijlage I kunnen lidstaten nog 14 andere categorieën deposito's van terugbetaling uitsluiten. Het betreft onder meer deposito's van de financiële en openbare sector, deposito's van naaste verwanten van de auditor van de bank en deposito's van ondernemingen "van een zodanige omvang dat zij geen verkorte balans overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 78/660/EEG mogen opstellen". Het moge duidelijk zijn dat de meeste van deze uitsluitingen belangrijke hinderpalen voor een snelle uitbetaling vormen. Het is dan ook absoluut noodzakelijk om deze uitsluitingen af te schaffen. Teneinde een snelle uitbetaling te verzekeren, zou een stelsel uitsluitend deposito's van particulieren mogen dekken. De lidstaten zouden evenwel over de mogelijkheid moeten beschikken het stelsel tot andere deposanten uit te breiden, op voorwaarde evenwel dat een dergelijke uitbreiding een snelle uitbetaling niet in de weg staat.

5.2. Medeverzekering

Krachtens de huidige richtlijn is een optionele medeverzekering van ten hoogste 10% toegestaan, hetgeen betekent dat een zeker percentage van de verliezen ten laste komt van de deposant. Dit is nefast gebleken voor het vertrouwen van deposanten en kan de problemen hebben verergerd. Het argument van het morele risico (deposanten moeten worden "bestraft" als zij hun geld deponeren bij een bank die hoge rentetarieven biedt maar ook grote risico's loopt) snijdt geen hout aangezien kleine deposanten doorgaans niet in staat zijn om de financiële soliditeit van hun bank te beoordelen. Deze optie moet bijgevolg worden afgeschaft.

5.3. Dekking

De huidige minimumdekking is vastgesteld op 20 000 EUR, waarbij lidstaten over de mogelijkheid beschikken een hogere dekking te bieden. Dit bedrag sluit evenwel niet aan bij de huidige gemiddelde deposito-omvang, die ongeveer 30 000 EUR per EU-burger bedraagt. Om het vertrouwen van deposanten in stand te houden, moet de dekking dan ook aanzienlijk worden verhoogd.

Op 7 oktober 2008 is de Raad van de Europese Unie overeengekomen dat alle lidstaten particulieren gedurende een initiële periode van ten minste een jaar een depositobescherming tot een bedrag van ten minste 50 000 EUR bieden, waarbij hij er nota van neemt dat diverse lidstaten hebben besloten hun minimumdekking tot ten minste 100 000 EUR te verhogen. De minimumdekking dient derhalve in een eerste fase te worden opgetrokken tot ten minste 50 000 EUR en na verloop van een jaar tot ten minste 100 000 EUR. Ramingen wijzen uit dat de huidige regeling ongeveer 65% van de in aanmerking komende deposito's dekt. Met de invoering van de nieuwe bedragen zou de dekking worden uitgebreid tot naar schatting respectievelijk 80% (dekking van een bedrag van 50 000 EUR) en 90% (dekking van een bedrag van 100 000 EUR) van de deposito's.

Voor het aanbrengen van veranderingen in de dekking dient de normale comitéprocedure te worden gevolgd. In noodsituaties is echter een snel en gecoördineerd communautair optreden vereist om de dekking te verhogen en op die manier een plotseling vertrouwensverlies bij deposanten tegen te gaan. Het is derhalve van cruciaal belang ervoor te zorgen dat via comitologie noodmaatregelen kunnen worden getroffen. Dergelijke noodmaatregelen zouden echter niet langer dan 18 maanden van kracht mogen zijn.

5.4. Grensoverschrijdende samenwerking

Een depositogarantiestelsel dekt niet alleen deposanten in de lidstaat waar aan de bank vergunning is verleend (lidstaat van herkomst), maar ook deposanten van het bijkantoor van de bank in een andere lidstaat (lidstaat van ontvangst). Indien het depositogarantiestelsel van de lidstaat van ontvangst een hogere dekking biedt dan het stelsel van de lidstaat van herkomst, kan het bijkantoor ook deelnemen aan het stelsel van de lidstaat van ontvangst, zodat het dezelfde dekking biedt als de banken waaraan in de lidstaat van ontvangst vergunning is verleend.

Het is hoe dan ook van essentieel belang dat het stelsel van de lidstaat van herkomst en het stelsel van de lidstaat van ontvangst met elkaar samenwerken om een snelle uitbetaling te garanderen, ongeacht of de bank in kwestie aan het stelsel van de lidstaat van ontvangst deelneemt. Daarom voert het voorstel uitdrukkelijk de algemene verplichting in dat stelsels met elkaar moeten samenwerken.

2008/0199 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie[2],

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[3],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[4],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 7 oktober 2008 is de Raad van de Europese Unie overeengekomen dat het herstellen van het vertrouwen en van de goede werking van de financiële sector prioriteit geniet. De Raad heeft toegezegd alle nodige maatregelen te zullen nemen om de deposito's van particuliere spaarders te beschermen en heeft tevens het voornemen van de Commissie toegejuicht om spoedig een passend voorstel in te dienen dat de convergentie van depositogarantiestelsels moet bevorderen.

(2) Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels[5] biedt deposanten reeds een basisdekking. De thans heersende financiële beroering maakt het echter noodzakelijk in een betere dekking te voorzien.

(3) De thans bij Richtlijn 94/19/EG voorgeschreven minimumdekking is vastgesteld op 20 000 EUR, waarbij lidstaten over de mogelijkheid beschikken een hogere dekking te bieden. Dit bedrag is echter ontoereikend gebleken voor een groot aantal deposito's in de Gemeenschap. Om het vertrouwen van deposanten in stand te houden, dient de minimumdekking derhalve te worden verhoogd.

(4) Krachtens Richtlijn 94/19/EG beschikken de lidstaten over de mogelijkheid de dekking tot een bepaald percentage te beperken. Deze mogelijkheid is nefast gebleken voor het vertrouwen van deposanten en dient dan ook te worden afgeschaft.

(5) De thans geldende uitbetalingstermijn van drie maanden, die tot 9 maanden kan worden verlengd, druist in tegen de noodzaak om het vertrouwen van deposanten in stand te houden en voldoet niet aan hun behoeften. De uitbetalingstermijn dient daarom te worden verkort tot drie dagen, te rekenen vanaf de datum waarop het betrokken depositogarantiestelsel de ter zake dienende informatie heeft ontvangen. Daarenboven dient in de gevallen waarin de uitbetaling afhankelijk is van een vaststelling van de bevoegde autoriteiten, de thans geldende termijn van 21 dagen voor het doen van een dergelijke vaststelling tot 3 dagen te worden verkort om een snelle uitbetaling niet te verhinderen.

(6) De aan de lidstaten geboden mogelijkheid om naar eigen inzicht bepaalde in bijlage I bij Richtlijn 94/19/EG vermelde categorieën deposanten uit te sluiten, heeft ertoe geleid dat tijdens de uitbetalingsprocedure diverse categorieën begunstigden moeten worden geïdentificeerd. Het is gebleken dat zulks de handhaving van de getroffen regelingen tussen het stelsel van de lidstaat van herkomst en het stelsel van de lidstaat van ontvangst (topping up) bemoeilijkt en tot vertraging van de uitbetaling leidt. Deze mogelijkheid dient derhalve te worden afgeschaft. Bovendien hebben de meeste uitsluitingen waarin thans is voorzien, betrekking op overheidslichamen en financiële instellingen. Een betere bescherming zou evenwel ten goede moeten komen aan particuliere deposanten, die in beginsel niet veel financiële kennis bezitten. De bescherming dient bijgevolg te worden beperkt tot kleine deposanten, terwijl lidstaten tevens over de mogelijkheid moeten blijven beschikken om deze bescherming tot andere categorieën deposanten uit te breiden.

(7) De lidstaten dienen erop toe te zien dat depositogarantiestelsels over genoeg middelen beschikken om aan hun behoeften te voldoen.

(8) De voor de uitvoering van Richtlijn 94/19/EG vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999[6] tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.

(9) In het bijzonder dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden verleend de geboden dekking aan te passen. Daar het een maatregel van algemene strekking betreft tot wijziging van een niet-essentieel onderdeel van Richtlijn 94/19/EG, moet hij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG neergelegde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld.

(10) Wanneer om dwingende urgente redenen, en met name indien het vertrouwen van deposanten in de veiligheid van de financiële markten op het spel staat, de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing toepasselijke termijnen niet kunnen worden nageleefd, dient de Commissie voor de goedkeuring van een tijdelijke verhoging van de dekking de in artikel 5 bis, lid 6, van Besluit 1999/468/EG vastgestelde urgentieprocedure te kunnen toepassen.

(11) In het licht van de thans heersende financiële beroering dienen de lidstaten, teneinde het vertrouwen van deposanten in stand te houden en tegelijkertijd de legitieme verwachtingen van alle betrokken partijen te eerbiedigen, de bepaling tot verhoging van de dekking tot 50 000 EUR in nationaal recht om te zetten door middel van wetgeving die retroactief van toepassing is vanaf de datum waarop het Commissievoorstel is aangenomen.

(12) Aangezien de doelstellingen van de voorgenomen maatregel, namelijk de harmonisatie van de dekking en de uitbetalingstermijn, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat zulks de harmonisatie vereist van een veelheid van verschillende voorschriften die thans in de rechtsstelsels van de diverse lidstaten bestaan, en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(13) Richtlijn 94/19/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 94/19/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) artikel 1, punt 3, onder i), tweede alinea, komt als volgt te luiden:

"De bevoegde autoriteiten doen deze vaststelling zo spoedig mogelijk en uiterlijk 3 dagen nadat zij voor het eerst hebben geconstateerd dat een kredietinstelling heeft nagelaten een verschuldigd en betaalbaar deposito terug te betalen,";

2) artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 5 komt als volgt te luiden:

"5. De lidstaten dragen er zorg voor dat de depositogarantiestelsels in de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde gevallen met elkaar samenwerken.";

b) het volgende lid wordt toegevoegd:

"6. De Commissie evalueert de werking van dit artikel en stelt in voorkomend geval wijzigingen daarin voor.";

3) artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a) de leden 1, 2 en 3 komen als volgt te luiden:

"1. De depositogarantiestelsels voorzien erin dat het totaal van de deposito's van een zelfde deposant wordt gedekt tot een bedrag van ten minste 50 000 EUR wanneer de deposito's niet-beschikbaar zijn.

Uiterlijk op 31 december 2009 wordt de dekking verhoogd tot ten minste 100 000 EUR.

2. De lidstaten mogen voorschrijven dat voor bepaalde, in bijlage I genoemde deposito's geen garantie, dan wel een lager garantiebedrag geldt, mits alle deposanten worden betaald binnen de termijn die in artikel 10, lid 1, is vastgesteld.

3. Deze richtlijn bestrijkt deposanten die natuurlijke personen zijn en handelen voor doeleinden die buiten hun bedrijfs- of beroepsactiviteiten vallen.

Depositogarantiestelsels mogen ook andere deposanten dekken, mits alle deposanten worden betaald binnen de in artikel 10, lid 1, bedoelde termijn.";

b) lid 4 wordt geschrapt;

c) lid 5 komt als volgt te luiden:

"5. Het in lid 1 vermelde bedrag wordt jaarlijks door de Commissie getoetst. De eerste toetsing vindt uiterlijk op 31 december 2010 plaats.";

d) de volgende leden worden toegevoegd:

"6. Met name in het licht van ontwikkelingen in de banksector en in de economische en monetaire toestand in de Gemeenschap kan de Commissie het in lid 1 vermelde bedrag aanpassen.

Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 7 bis, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

7. De Commissie kan besluiten het in lid 1 vermelde bedrag tijdelijk te verhogen gedurende een periode van ten hoogste 18 maanden.

Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 7 bis, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.";

4) na artikel 7 wordt het volgende artikel 7 bis ingevoegd:

"Artikel 7 bis

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2004/10/EG van de Commissie* ingestelde Europees Comité voor het bankwezen.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG** van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1, 2, 4 en 6, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

* PB L 3 van 7.1.2004, blz. 36.

** PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.";

5) artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. De lidstaten dragen er zorg voor dat aan het depositogarantiestelsel accurate, voor de toetsing van de aanspraken benodigde gegevens over deposanten en deposito's beschikbaar worden gesteld wanneer de bevoegde autoriteiten tot de in artikel 1, punt 3, onder i), bedoelde vaststelling overgaan, of de rechterlijke instantie de uitspraak als bedoeld in artikel 1, punt 3, onder ii), doet.

Het depositogarantiestelsel moet in staat zijn terdege getoetste aanspraken van deposanten op uitbetalingen in verband met niet-beschikbare deposito's te honoreren binnen een termijn van drie dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de in de eerste alinea bedoelde gegevens te zijner beschikking zijn gesteld.";

b) lid 2 wordt geschrapt;

6) artikel 12 komt als volgt te luiden:

"Artikel 12

"1. Uiterlijk op 31 december 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over een harmonisatie van de financieringsmechanismen van depositogarantiestelsels en de mogelijke invoering van een communautair depositogarantiestelsel, in voorkomend geval vergezeld van passende voorstellen.

2. De lidstaten stellen de Commissie en het Europees Comité voor het bankwezen in kennis van hun voornemen om wijzigingen in de bestreken categorieën deposito's of in de dekking van deposito's aan te brengen, alsook van alle eventuele moeilijkheden die zij bij de samenwerking met andere lidstaten ondervinden.";

7) bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a) de punten 1 tot en met 9 worden geschrapt;

b) punt 11 wordt geschrapt;

c) punt 14 wordt geschrapt.

Artikel 2 Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2008 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

De lidstaten passen artikel 7, lid 1, eerste alinea, toe vanaf 15 oktober 2008.

De lidstaten doen echter uiterlijk op 31 december 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan artikel 7, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 94/19/EG, als gewijzigd bij deze richtlijn, te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 4Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter[pic][pic][pic][pic][pic][pic]

[1] COM(2006) 729.

[2] PB C […] van […], blz. […].

[3] PB C […] van […], blz. […].

[4] PB C […] van […], blz. […].

[5] PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5.

[6] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.