52003PC0234

Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de BTW op postale dienstverlening /* COM/2003/0234 def. - CNS 2003/0091 */


Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de BTW op postale dienstverlening

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Achtergrond

Toen de zesde BTW-richtlijn [1] in de jaren '70 werd aangenomen, werd de postsector gekenmerkt door monopolies en een beperkt dienstenaanbod zonder enige vorm van concurrentie. De toen vastgestelde fiscale regeling, die in de vrijstelling van openbare postdiensten voorziet, sloot hierbij aan.

[1] Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/92/EG (PB L 331 van 7.12.2002, blz. 27).

In sommige lidstaten worden publieke postdiensten nog steeds beschouwd als diensten die buiten de werkingssfeer van de BTW vallen, omdat zij worden geacht te worden verricht door een overheid in de zin van artikel 4, lid 5, van de zesde richtlijn.

In andere lidstaten wordt artikel 13 A, lid 1, onder a), toegepast, dat voorziet in vrijstelling voor

"de door openbare postdiensten verrichte diensten en daarmee gepaard gaande leveringen van goederen, met uitzondering van personenvervoer en telecommunicatiediensten."

Voorts voorziet artikel 13 B, onder e), in vrijstelling voor

"leveringen, tegen de nominale waarde, van postzegels die frankeerwaarde hebben in het binnenland, fiscale zegels en andere soortgelijke zegels."

De vrijstelling voor postdiensten geldt niet voor soortgelijke diensten die door andere organisaties zoals spoorwegen, luchtvaartmaatschappijen of andere vervoerbedrijven worden verricht. De levering van postzegels in deze context is echter wel weer vrijgesteld, ongeacht door wie ze worden verkocht.

Over de juiste interpretatie van deze vrijstelling heerst er in de Gemeenschap echter enige verwarring. Zo zijn er ten minste twee lidstaten die menen dat zij niet van toepassing is wanneer publieke postdiensten door een particulier bedrijf worden verricht.

2. Verstoring van de mededinging door vrijstellingen

Vrijstelling is niet hetzelfde als belastingvrijheid. Het betekent alleen dat er geen belasting wordt geheven over de toegevoegde waarde van een bepaalde levering. Het betekent echter ook dat de BTW op de bijbehorende kosten niet kan worden afgetrokken, wat onvermijdelijk tot verstoringen leidt, die zijn toe te schrijven aan het effect dat de vrijstelling op het doorgaans transparante karakter van de BTW in een leveringsketen heeft, en aan de gevolgen van de daaruit voortvloeiende "verborgen" BTW (het zgn. cascade-effect).

Bij een normale gang van zaken rekent iedere belastingplichtige in een keten van transacties BTW aan, terwijl hij de hem aangerekende BTW in aftrek brengt. Op deze manier verplaatst de BTW zich naar het einde van de keten en komt hij uiteindelijk terecht bij de consument, die geen aftrek kan toepassen. Als er in deze keten een ondernemer is die leveringen verricht die vrijgesteld zijn van BTW, kan hij de hem aangerekende BTW niet aftrekken. Deze BTW vormt een kostenpost die hij naar zijn verkoop zal doorschuiven en in zijn eigen verkoopprijzen zal meenemen (als "verborgen" BTW). Hierdoor zullen zijn prijzen iets lager uitvallen dan wanneer hij op zijn eigen verkoop BTW had aangerekend, omdat in de verborgen BTW de door hem toegevoegde waarde niet is begrepen. Dit is de BTW op zijn kosten, en niet op zijn verkoop.

Als de afnemer van degene die een vrijgestelde levering verricht, een consument is, zal deze een lagere prijs betalen omdat de door de leverancier toegevoegde waarde niet aan belasting werd onderworpen. Aangezien de vrijgestelde leverancier geen aftrek kan toepassen, zal de afnemer echter ook verborgen belasting betalen op diens kosten. Als de afnemer van de vrijgestelde levering daarentegen een belastingplichtige ondernemer is, zullen hem door de vrijgestelde leverancier kosten worden aangerekend waarin ook verborgen BTW is begrepen, die hij niet zal kunnen aftrekken. Dit leidt tot hogere kosten voor de belastingplichtige ondernemer. Als deze vervolgens BTW aanrekent op zijn eigen verkoop, zal hij de verborgen BTW meenemen in zijn maatstaf van heffing voor de berekening van de BTW. Hierdoor zal de consument meer belasting betalen, omdat hij BTW op de verborgen BTW zal betalen.

3. Verstoring in de postsector

In de context van de postdiensten leidt de huidige vrijstelling tot een verstoring tussen soortgelijke diensten die door openbare postbedrijven en particuliere dienstverleners worden verricht, omdat alleen de diensten van de eerste zijn vrijgesteld. De prijzen van het openbare postbedrijf zullen gunstiger uitvallen voor postdiensten aan personen die geen recht op aftrek hebben (bv. particulieren, banken, verzekeringsmaatschappijen, charitatieve instellingen enz.). Dergelijke afnemers kunnen geen teruggaaf krijgen van de volledige, hen aangerekende BTW, waardoor het momenteel voor hen voordeliger is dergelijke diensten te kopen bij een van BTW vrijgestelde dienstverlener, omdat ze dan, ondanks de verborgen belasting, een lagere prijs betalen. Anderzijds zal een bedrijf dat de BTW kan aftrekken, de voorkeur geven aan de prijzen van een belaste (d.i. particuliere) dienstverlener: deze zal immers BTW aanrekenen die het bedrijf vervolgens in aftrek kan brengen. Dit soort bedrijven, dat momenteel ruim 60% vertegenwoordigt van de door de openbare postbedrijven gerealiseerde omzet van postdiensten binnen de Europese Gemeenschap, geeft de voorkeur aan een dienstverlener die de BTW in rekening brengt. Er is immers geen sprake van verborgen belasting en ofschoon de aangerekende prijs inclusief BTW hoger uitvalt, kan de BTW worden afgetrokken, waardoor de werkelijk betaalde prijs lager ligt. De huidige vrijstelling leidt ertoe dat de openbare postbedrijven en de particuliere dienstverleners niet op alle markten effectief kunnen concurreren. Gelet op het feit dat een groot gedeelte van de sector voor openbare postbedrijven voorbehouden blijft, is verborgen BTW bovendien een verschijnsel dat heel vaak voorkomt.

Aangezien de openbare postbedrijven thans actief zijn op markten die voor concurrentie zijn opengesteld, leidt het feit dat de BTW-vrijstelling uitsluitend is beperkt tot de publieke sector, onvermijdelijk tot verstoring van die concurrentie. Deze situatie, die steeds moeilijker kan worden gerechtvaardigd, geeft regelmatig aanleiding tot klachten van zowel particuliere als openbare postbedrijven. Een verdere liberalisering van de sector leidt tot meer verstoringen.

De huidige regeling bemoeilijkt ook de interne commerciële verhoudingen binnen groepen die zijn opgebouwd rond een openbare dienstverlener, wiens onafhankelijke dochterbedrijven (bv. een vervoerbedrijf) doorgaans onder de gewone BTW-regels vallen en dus BTW aanrekenen en aftrekken. Als een dochterbedrijf een dienst verricht voor de openbare dienstverlener, kan deze geen teruggaaf krijgen van de gefactureerde BTW en loopt hij dus kosten op. Omgekeerd zal een dienst die de openbare dienstverlener voor zijn dochterbedrijf verricht, zijn vrijgesteld, maar wel verborgen BTW omvatten. Zo blijft BTW die zich bij een normale gang van zaken van het ene bedrijf naar het andere zou moeten verplaatsen en uiteindelijk bij de consument terechtkomen, in het systeem hangen, waardoor zowel het bedrijfsleven als de consument met hogere kosten wordt geconfronteerd.

In het kader van de gedeeltelijke of volledige privatisering van hun postbedrijven hebben sommige landen de postsector al in de belastingheffing betrokken, wat dan weer leidt tot problemen in de relaties met postbedrijven in andere landen waar de openbare dienstverlener nog altijd vrijstelling heeft.

Al deze problemen wijzen erop dat in de postsector het neutraliteitsbeginsel, de grondslag van het gemeenschappelijk BTW-stelsel, niet meer wordt gerespecteerd. Daarom wordt een wijziging van de zesde richtlijn voorgesteld die ertoe strekt alle door de sector aangeboden diensten in de BTW te betrekken. Het aldus wegnemen van de verstoring zal de belasting moderniseren en vereenvoudigen en tot een eerlijker toepassing ervan in de sector leiden. Dit is in overeenstemming met de in juni 2000 verschenen mededeling van de Commissie over een strategie ter verbetering van de werking van het BTW-stelsel [2].

[2] Strategie ter verbetering van de werking van het BTW-stelsel in het kader van de interne markt, COM(2000) 348 def.

4. Voorgestelde oplossing voor de geconstateerde problemen

Puur technisch bekeken zou de beste en minst omslachtige oplossing erin bestaan alle postdiensten tegen een standaardtarief in de belastingheffing te betrekken. Op die manier zouden de openbare postbedrijven immers ook het recht krijgen de BTW op hun aankopen af te trekken, waardoor de verborgen BTW voor alle betrokkenen uit het stelsel zou verdwijnen en de meeste concurrentieverstorende problemen voor de dienstverleners zouden worden opgelost.

De invoering van een algemene belastingheffing tegen het standaardtarief zou echter prijsstijgingen tot gevolg kunnen hebben, met name voor postdiensten aan particuliere klanten. Er moet worden benadrukt dat deze prijsstijging minder hoog zou zijn dan het standaard tarief van de BTW, als aan de postbedrijven aftrek van de bijbehorende voorbelasting wordt toegestaan. Toch zou de consument, rekening houdende met de marges van de postbedrijven en de standaard tarieven van de BTW in de Gemeenschap, een zekere stijging van de prijzen kunnen verwachten, tenzij de extra belasting inkomsten door de lidstaten worden aangewend om hun subsidies (aan het postbedrijf of de consument) te verhogen. Een algemene belastingheffing zou ook aanzienlijke gevolgen kunnen hebben in sommige gevoelige sectoren van bedrijvigheid, zoals de charitatieve en de zorgsector, die hun niet-aftrekbare kosten zullen zien stijgen.

De Commissie heeft daarom naar een oplossing gezocht die de door de vrijstelling veroorzaakte verstoring wegneemt en tegelijkertijd de lidstaten in staat stelt de prijsstijgingen waarmee de consument geconfronteerd zal worden, via het belastingmechanisme zoveel mogelijk te beperken. Dit doel kan worden bereikt door te voorzien in de mogelijkheid van een verlaagd tarief voor de postdiensten aan de consument. De totale belasting op de output van een postbedrijf tegen een verlaagd tarief zal immers niet noemenswaardig verschillen van de totale voorbelasting op de input tegen het standaardtarief (het precieze resultaat zal afhangen van de relatieve hoogte van het toegepaste verlaagde tarief en standaardtarief alsmede van de omvang van de door de dienstverlener "toegevoegde waarde").

Bij toepassing van een verlaagd tarief moet echter rekening worden gehouden met het unieke karakter van postverrichtingen, met name het feit dat klanten vooraf postzegels van verschillende waarde kunnen kopen en hun post, zonder enig contact met het postbedrijf, in een brievenbus kunnen deponeren. De scheidslijn tussen verschillende producten waarvoor uiteenlopende BTW-tarieven gelden, is van wezenlijk belang om het hoofddoel - vereenvoudiging - te verwezenlijken.

Vanwege het karakter van de verrichtingen in kwestie is het technisch echter niet mogelijk gebleken om een verlaagd tarief uitsluitend en alleen op particuliere klanten te richten. In plaats daarvan wordt voorgesteld dat de lidstaten gebruik kunnen maken van een verlaagd BTW-tarief voor standaardpostdiensten. Dit zal het merendeel van de particuliere post omvatten, maar ook gelden voor sommige vormen van zakelijke post. In feite maakt het niets uit dat het verlaagde tarief ook door bedrijven kan worden gebruikt, aangezien belastingplichtige bedrijven de BTW toch kunnen aftrekken, ongeacht het aangerekende tarief, terwijl er voor van BTW vrijgestelde bedrijven, net als voor de consument, ten opzichte van de huidige situatie algemeen genomen weinig verandert.

Bijgaand voorstel voor een richtlijn van de Raad beoogt daarom de BTW-regels ter zake van openbare postdiensten te wijzigen door deze algemeen in de belastingheffing te betrekken. Om echter de gevolgen van deze wijziging voor de prijzen die de consument betaalt, zoveel mogelijk te beperken, voorziet de voorgestelde oplossing in de mogelijkheid van een verlaagd BTW-tarief dat is beperkt tot brieven en kleine pakjes. Deze regeling, die in het volgende deel van dit document nader wordt beschreven, moet leiden tot een eerlijker behandeling van alle bedrijven die in de sector actief zijn, terwijl de gevolgen van de wijziging voor de consument zoveel mogelijk worden beperkt.

Er moet niettemin worden benadrukt dat de benadering waarbij alle postdiensten in de belastingheffing worden betrokken, geen invloed heeft op het liberaliseringsproces in de postsector, waarvoor de bepalingen van Richtlijn 97/67/EG van 15 december 1997 (zoals gewijzigd) [3] blijven gelden. De heffing van BTW is geen voorwaarde voor een verdere liberalisering van de sector, maar slechts een oplossing voor de problemen die zich momenteel in deze gedeeltelijk geliberaliseerde markt voordoen.

[3] PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14.

5. Overzicht van de voorgestelde wijzigingen

Het voorstel berust op drie pijlers:

* opheffing van de vrijstelling voor de openbare postdiensten en voor postzegels;

* gewijzigde regels inzake de plaats van dienstverlening, teneinde te garanderen dat er slechts één BTW-tarief wordt toegepast voor het merendeel van de particuliere post;

* mogelijkheid van een verlaagd tarief.

Er wordt voorgesteld om de vrijstelling voor de postdiensten en de vrijstelling voor postzegels af te schaffen. Dit zal in principe betekenen dat voor alle postale dienstverlening dezelfde BTW-basisregels inzake vervoer zullen gelden, zoals bepaald in artikel 9, lid 2, onder b), en artikel 28 ter C, lid 2, van de zesde BTW-richtlijn. Vervoer is belastbaar voorzover het plaatsvindt binnen de Gemeenschap, maar vervoer van goederen naar een plaats buiten de Gemeenschap is vrijgesteld met recht op aftrek.

Zonder bijkomende wijziging zou de opheffing van de vrijstelling als onmiddellijk gevolg hebben dat voor postale dienstverlening twee BTW-situaties ontstaan: post die wordt verzameld voor bezorging binnen de Gemeenschap, zou tegen het standaardtarief worden belast, terwijl post die wordt verzameld voor bezorging buiten de Gemeenschap zou zijn vrijgesteld met recht op aftrek. Dit zou enige problemen geven, zoals bijvoorbeeld de behoefte aan twee reeksen van postzegels, met de bijkomende moeilijkheid dat postzegels doorgaans beschikbaar zijn in verschillende waarden. Om de gevolgen van deze wijziging voor de consument op te vangen, en om de controlesystemen te vereenvoudigen, wordt daarom voorgesteld dat voor standaardpostdiensten met betrekking tot alle geadresseerde stukken van 2kg of minder een bijzondere regel inzake plaats van dienstverlening zal gelden, namelijk dat alle dergelijke post die is bestemd voor bezorging buiten de Gemeenschap, wordt behandeld alsof hij binnen de Gemeenschap moet worden bezorgd. Tegelijkertijd wordt voorgesteld de voorschriften bij uitvoer te wijzigen om de vrijstelling (met recht op aftrek) voor deze categorie van dienstverlening op te heffen. Op deze manier zou slechts één tarief van toepassing zijn. Dit is in overeenstemming met vergelijkbare BTW-regelingen in deze sector buiten de Gemeenschap.

In principe zouden dus alle basispostdiensten met betrekking tot geadresseerde stukken van 2kg of minder tegen het standaardtarief worden belast. Er wordt evenwel ook voorgesteld de lidstaten de mogelijkheid te geven een verlaagd BTW-tarief op al deze diensten toe te passen.

Niet-standaarddiensten, diensten in verband met ongeadresseerde post en diensten in verband met stukken zwaarder dan 2kg zullen onder de gewone BTW-regels inzake de plaats van levering van vervoerdiensten vallen en niet in aanmerking komen voor het verlaagde tarief. Dergelijke post die wordt verzameld voor bezorging binnen de Gemeenschap, zou dus tegen het standaardtarief worden belast, terwijl dergelijke post die wordt verzameld voor bezorging buiten de Gemeenschap, zou zijn vrijgesteld met recht op aftrek.

6. Bijzonderheden over de voorgestelde belastingheffing

6.1. Algemene bepalingen

Ofschoon postale dienstverlening verschillende activiteiten omvat, waaronder collectie, sortering, transport en bestelling van poststukken, staat de verleende dienst, althans in de ogen van de klant, gelijk met het overbrengen van goederen van een plaats naar een andere. Daarom wordt voorgesteld postdiensten als één enkele vervoerdienst aan te merken. Deze maatregelen zullen de behandeling van diverse uitbestede diensten, zoals vervoer over het spoor, onverlet laten.

Verder wordt voorgesteld postzegels aan te merken als bewijs van vooruitbetaling, tenzij een bijzondere regeling wordt toegepast; in dat geval wordt voorgesteld te voorzien in de mogelijkheid postzegels als een levering van goederen te beschouwen die is vrijgesteld met recht op aftrek (deze bijzondere regeling, die moet vermijden dat er verschillende reeksen van postzegels nodig zijn, wordt in het vervolg nader uiteengezet).

Tot slot wordt voorgesteld dat de levering van postzegels voor filatelistische doeleinden een levering van goederen is die tegen het standaardtarief wordt belast, omdat er geen verband is met postale dienstverlening. Zij zouden dus buiten de werkingssfeer van de regeling voor postale dienstverleners vallen en volgens de gewone regels inzake de plaats van levering worden belast.

6.2. Bijzondere regel inzake plaats van dienstverlening voor post die voor derde landen is bestemd

Er wordt voorgesteld dat de plaats van dienstverlening voor het gewone vervoer van brieven en kleine pakjes van niet meer dan 2kg in het land van vertrek is gelegen. Dit is een oplossing voor de moeilijkheden die ontstaan bij de toepassing van de gewone regels inzake de plaats van vervoerdiensten, en de daaraan gerelateerde problemen in verband met de controle op postzegels, voor grensoverschrijdende postdiensten, die zouden zijn vrijgesteld met recht op aftrek. Bedrijven uit derde landen hoeven zich dan ook niet meer voor BTW-doeleinden te identificeren voor het gedeelte in de Gemeenschap van een postaal vervoer dat in een derde land aanvangt.

De voorgestelde regels inzake de plaats van dienstverlening zullen gelden voor het geheel van de door de postale dienstverlener verrichte activiteit (d.i. collectie, sortering, transport en bezorging) met betrekking tot de gedefinieerde poststukken, maar niet voor de door een subcontractant verrichte activiteit met betrekking tot een van de samenstellende delen. Zij zullen van toepassing zijn op ieder gewoon stuk dat binnen de gewichtsgrens valt en voorzien is van de naam en het adres van de ontvanger. Zij zullen, ongeacht de vervoerder, gelden voor dergelijke stukken, inclusief geadresseerde direct mail, boeken, catalogi, kranten en kleine pakjes. Zij zullen niet gelden voor de diensten die een dienstverlener verricht in aanvulling op basispostdiensten, zoals expresspost. Deze zijn uitgesloten, omdat dit meer in het algemeen diensten voor zakelijke klanten zijn.

In combinatie met de bijzondere regel inzake de plaats van dienstverlening wordt voorgesteld artikel 15, lid 13, te wijzigen en de vrijstelling met recht op aftrek voor het gewone vervoer naar een derde land van poststukken van minder dan 2 kg op te heffen.

Deze bijzondere regels inzake de plaats van dienstverlening zullen voor zowel de postale dienstverlener als de klant tot een eenvoudiger regel leiden, namelijk dat er slechts één BTW-tarief geldt (standaard of verlaagd) voor alle post onder 2 kg. Terzelfdertijd wordt de kans op fouten en misbruik sterk verminderd dankzij de hoge gewichtsgrens.

6.3. Mogelijkheid van een verlaagd tarief

Tegen de achtergrond van een algemene belastingheffing tegen het standaardtarief wordt voorgesteld de lidstaten de mogelijkheid te geven een verlaagd tarief toe te passen voor de standaardpostdienst met betrekking tot geadresseerde brieven en pakjes van niet meer dan 2 kg. Dit omvat direct mail, boeken, catalogi, kranten enz. op voorwaarde dat deze aan een bij naam genoemde persoon zijn geadresseerd. Direct mail die is geaddresseerd "aan de bewoner", komt derhalve niet in aanmerking. Door de gewichtsgrens voor het verlaagd tarief op maximaal 2 kg vast te stellen, wordt de behoefte aan verschillende reeksen van postzegels beperkt. Het merendeel van de postale bedrijvigheid heeft immers betrekking op veel lichtere stukken. Het verlaagde tarief zal alleen gelden voor postdiensten die aan de klant worden geleverd, en niet voor uitbestede onderdelen die worden verricht ten behoeve van de postale dienstverlener.

Het verlaagde tarief moet in de eerste plaats vermijden dat de opheffing van de vrijstelling op dit gebied tot prijsstijgingen leidt voor de particuliere klant. Uiteraard zal het toepasselijke tarief in ieder lidstaat verschillend zijn, aangezien ook het standaardtarief verschillend is. In de lidstaten die geen gebruikmaken van de mogelijkheid van een verlaagd tarief, zal het standaardtarief gelden.

Dit verlaagde tarief zal een van de twee uit hoofde van artikel 12, lid 3, al beschikbare verlaagde tarieven zijn; in bijlage H zal dienovereenkomstig een nieuwe categorie moeten worden toegevoegd.

Ook talrijke bedrijven zullen profijt trekken van een lager tarief, omdat er onmogelijk een onderscheid kan worden gemaakt tussen particuliere en zakelijke post. Voor het leeuwendeel van de bedrijven die zelf belastbare handelingen verrichten, heeft dit helemaal geen gevolgen. Zij kunnen de hen aangerekende BTW, ongeacht het tarief, in aftrek brengen. Voor van BTW vrijgestelde bedrijven (banken, verzekeringsmaatschappijen, scholen, charitatieve instellingen enz.) zal het resultaat hetzelfde zijn als voor de consument. Niet-geadresseerde direct mail moet echter worden onderscheiden van particuliere post en valt daarom niet onder het verlaagde tarief.

In sommige lidstaten worden in de context van een volledig geliberaliseerde markt alle postdiensten al tegen het standaardtarief belast, terwijl in een aantal andere belasting wordt geheven over niet-voorbehouden diensten, ongeacht de dienstverlener. Niet alle lidstaten zullen daarom een verlaagd tarief willen toepassen om de gevolgen van de invoering van de belastingheffing zoveel mogelijk te beperken, omdat deze aanzienlijk zullen verschillen van land tot land.

6.4. Postdiensten voor pakketten van meer dan 2 kg

Ten aanzien van diensten in verband met pakketten van meer dan 2 kg wordt voorgesteld dat er geen gebruik kan worden gemaakt van een verlaagd tarief en dat voor vervoer de gewone regels inzake plaats van dienstverlening gelden (artikel 9, lid 2, onder b), en artikel 28 ter C, lid 2). Dit houdt het volgende in:

* Stukken die worden verzameld en bezorgd binnen eenzelfde lidstaat, zijn belastbaar in die lidstaat.

* Stukken die worden verzameld in een lidstaat en bezorgd in een andere lidstaat, zijn belastbaar in de lidstaat van vertrek.

* Stukken die worden verzameld in een lidstaat en bezorgd buiten de Gemeenschap, zijn belastbaar in die lidstaat voor het gedeelte van de reis dat plaatsvindt binnen de Gemeenschap. Er wordt voorgesteld dat deze dienst wordt vrijgesteld met recht op aftrek uit hoofde van een gewijzigd artikel 15, lid 13.

* Stukken die worden verzameld buiten de Gemeenschap en bezorgd in een lidstaat, vallen voor ieder gedeelte van de reis dat plaatsvindt in een lidstaat, onder de werkingssfeer van de BTW in die lidstaat. Voor deze dienst blijft de vrijstelling met recht op aftrek volgens het huidige artikel 14, lid 1, onder i), gelden.

6.5. Behandeling van de eindkosten

Naast de bezorging van binnen eenzelfde lidstaat verzamelde zendingen omvatten de activiteiten van de postbedrijven ook de bezorging van in een andere lidstaat of derde landen verzamelde stukken. Het postbedrijf dat de post verzamelt, zal de klant het vervoer en de bezorging in zijn geheel aanrekenen en vervolgens de bezorging uitbesteden aan het postbedrijf in het andere land. De betaling die dit postbedrijf ontvangt, zijn de zogenoemde eindkosten. Zij zijn de tegenprestatie voor de dienst die het bedrijf dat de post bezorgt, verricht ten behoeve van het bedrijf dat de post verzamelt. Het voorstel omvat de volgende fiscale behandeling van de eindkosten:

Grensoverschrijdende eindkosten waarbij een derde land is betrokken, worden vrijgesteld met teruggaaf van voorbelasting overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder i). Het alternatief zou zijn dat de communautaire postbedrijven BTW aanrekenen, die in principe door het postbedrijf uit het derde land zou kunnen worden afgetrokken. Vele postbedrijven uit derde landen zouden echter niet in aanmerking komen voor een verzoek krachtens de dertiende richtlijn, omdat zij publiekrechtelijke bedrijven zijn en geen belastingplichtige personen. Bovendien laat de dertiende richtlijn lidstaten toe verzoeken van organisaties uit derde landen af te wijzen als er geen wederkerigheid tussen de landen bestaat. Gelet op het feit dat bij de postale activiteiten postbedrijven uit nagenoeg alle landen van de wereld betrokken zijn, zou er sprake zijn van aanmerkelijke verstoring wat betreft de mogelijkheid van bedrijven om in aanmerking te komen voor teruggaaf.

Bij intracommunautaire eindkosten moet worden nagegaan waar de betrokken poststukken zich bevinden op het ogenblik dat de subcontractant het vervoer overneemt. Het resultaat is uiteindelijk hetzelfde, maar de reden is verschillend.

Wanneer hoofddienstverlener X, gevestigd in lidstaat A, een stuk bezorgt aan subcontractant Y, gevestigd in lidstaat B, en de overdracht vindt plaats in lidstaat A, dan ligt de plaats van dienstverlening krachtens artikel 28 ter C, leden 1 en 2, in lidstaat A, omdat de subcontractant een intracommunautaire dienst verleent en de plaats van dienstverlening de plaats van vertrek van het vervoer is. De BTW wordt verschuldigd in lidstaat A en moet volgens de verleggingsregel van artikel 21, lid 1, onder b), worden aangegeven door dienstverlener X.

Wanneer hoofddienstverlener X, gevestigd in lidstaat A, een stuk bezorgt aan subcontractant Y, gevestigd in lidstaat B, en de overdracht vindt plaats in lidstaat B, dan ligt de plaats van dienstverlening krachtens artikel 28 ter C, leden 1 en 3, nog altijd in lidstaat A, omdat de dienst van de subcontractant samenhangt met een intracommunautaire levering en de klant zich in een andere lidstaat dan die van vertrek van het vervoer bevindt. De BTW wordt verschuldigd in lidstaat A en moet volgens de verleggingsregel van artikel 21, lid 1, onder b), worden aangegeven door dienstverlener X.

Wanneer subcontractant Y evenwel voor BTW-doeleinden in de andere lidstaat (d.i. A) is geïdentificeerd, zal hij zelf in beide gevallen de BTW moeten aangeven.

6.6. Behandeling van antwoordzendingen (Port betaald)

Bedrijven kunnen bij hun postale dienstverlener een antwoordnummer aanvragen, waarmee zij een aan hen gerichte zending kosteloos kunnen laten versturen. Voor BTW-doeleinden bestaan er twee soorten antwoordzendingen: die waarbij het bedrijf en de klant zich in hetzelfde land bevinden, en die waarbij het bedrijf en de klant zich in verschillende landen bevinden.

In het eerste geval is de situatie duidelijk. Het bedrijf betaalt de postale dienstverlener een vergoeding om zich te registreren, en een vergoeding voor ieder antwoordstuk dat het ontvangt. Beide vergoedingen worden op gebruikelijke wijze aan de BTW onderworpen en komen in aanmerking voor het verlaagde tarief waar dit wordt toegepast.

In het tweede geval is de situatie iets gecompliceerder. Het bedrijf registreert zich tegen een vergoeding bij zijn binnenlandse postale dienstverlener en betaalt vervolgens ook een vergoeding voor ieder stuk dat het ontvangt. Beide vergoedingen worden op gebruikelijke wijze aan de BTW onderworpen en komen in aanmerking voor het verlaagde tarief waar dit wordt toegepast. Er is hier echter ook sprake van een extra vergoeding die de buitenlandse dienstverlener de binnenlandse aanrekent voor de collectie van het antwoordstuk. Deze vergoeding maakt deel uit van de eindkosten en zal worden vrijgesteld met teruggaaf krachtens artikel 15, lid 13, wanneer de collectie een stuk betreft dat voor een derde land bestemd is.

Wanneer het stuk in een lidstaat wordt verzameld en naar een andere wordt verzonden, zal het belastbaar zijn in de lidstaat van vertrek overeenkomstig artikel 28 ter C, leden 1 en 2, omdat de dienst van de subcontractant samenhangt met een intracommunautaire levering en de plaats van dienstverlening de plaats van vertrek van het vervoer is. Op een dergelijk stuk zal de verleggingsregel van artikel 21, lid 1, onder b), van toepassing zijn wanneer de subcontractant niet voor BTW-doeleinden in de andere lidstaat is geïdentificeerd.

6.7. Mogelijkheid van een bijzondere boekhoudkundige regeling voor BTW-doeleinden voor postale dienstverleners

Postale dienstverleners in lidstaten die het verlaagd tarief invoeren, kunnen genoodzaakt zijn BTW op drie niveaus te onderscheiden: het standaardtarief, het verlaagde tarief, en nihil, d.w.z. vrijstelling. In lidstaten die geen verlaagd tarief invoeren, zullen dienstverleners de BTW op twee niveaus moeten aangeven. Er zullen derhalve twee aparte reeksen van postzegels nodig zijn, ofschoon de behoefte hieraan, met de voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de regels inzake de plaats van dienstverlening en de vrijstelling voor post onder 2 kg, alsmede met de invoering van een verlaagd tarief met dezelfde gewichtsgrens van 2 kg, sterk wordt beperkt.

Ter vereenvoudiging, teneinde te voorkomen dat er verschillende categorieën van postzegels nodig zijn, wordt voorgesteld postale dienstverleners de mogelijkheid te bieden een bijzondere regeling toe te passen waarbij zij het bedrag aan BTW dat zij over hun postale activiteiten verschuldigd zijn, via een alternatieve methode bepalen. Hierdoor zou de klant slechts met één reeks van postzegels worden geconfronteerd. Uit gesprekken met diverse postbedrijven is gebleken dat sommige onder hen geen interesse hebben voor een bijzondere regeling, terwijl andere erkennen dat meerdere reeksen van postzegels de zaak onnodig zouden compliceren voor hun klanten, en zich uitspreken voor de mogelijkheid van vereenvoudiging. Terzelfdertijd is het duidelijk dat de systemen en de stand van de technologie sterk verschillen van lidstaat tot lidstaat. Een regeling die het ene bedrijf past, is niet noodzakelijkerwijs geschikt voor een ander. Er wordt derhalve voorgesteld dat de lidstaten hun eigen bijzondere regeling mogen uitwerken die is aangepast aan de systemen op hun grondgebied.

Welke regeling ook wordt ingevoerd, zij zou in principe de volgende criteria moeten vastleggen:

* de hoeveelheid post waarover BTW tegen het verlaagd tarief zal verschuldigd zijn;

* de hoeveelheid post waarover BTW tegen het standaardtarief zal verschuldigd zijn;

* de hoeveelheid post zwaarder dan 2 kg en bestemd voor landen buiten de Gemeenschap waarover geen BTW zal verschuldigd zijn;

* de door de dienstverlener krachtens de verleggingsregel verschuldigde bedragen naar aanleiding van uit andere lidstaten ontvangen eindkosten (standaardtarief).

Voorts zal erop moeten worden gelet dat zakelijke klanten over een passend bewijs voor aftrek kunnen beschikken.

Met deze aanpak kan worden voorkomen dat postzegels/postdiensten dubbel worden belast, bijvoorbeeld door de postzegels als goederen te beschouwen en het nultarief erop toe te passen.

Het voordeel van een dergelijke regeling is dat er, ondanks de invoering van de belastingheffing, in de postale dienstverlening niets verandert, vanuit het standpunt van de consument bekeken.

7. Conclusie

Toen de zesde BTW-richtlijn werd aangenomen, lag de postale dienstverlening nagenoeg uitsluitend in de handen van bedrijven met een nationaal monopolie; dit verklaart waarom toen werd gekozen voor een regeling die voorzag in een algemene vrijstelling voor postdiensten. Thans worden deze diensten echter steeds vaker verricht in een omgeving waarin de concurrentie speelt. Als de activiteiten van de openbare postbedrijven worden vrijgesteld, leidt dit tot verstoring van de concurrentie ten opzichte van de particuliere dienstverleners, die BTW-plichtig zijn.

De enige werkbare oplossing om de verstoringen die deze vrijstelling veroorzaakt, weg te nemen is dat alle soortgelijke activiteiten in de belastingheffing worden betrokken. De gevolgen van een dergelijke stap voor de consument kunnen worden opgevangen met de invoering van een beperkt verlaagd tarief zonder noemenswaardige gevolgen voor de inkomsten of verstoringen van de concurrentie.

De voorgestelde wijziging in de BTW-behandeling van postdiensten houdt in dat alle geadresseerde poststukken onder 2 kg die in de standaarddienst worden bezorgd, tegen één BTW-tarief zullen worden belast, het standaardtarief of het verlaagde tarief, naargelang de lidstaat in kwestie dit laatste tarief al dan niet heeft ingevoerd. Voor poststukken van meer dan 2 kg zijn er twee tarieven mogelijk: het standaardtarief indien het stuk binnen de Gemeenschap moet worden bezorgd, en vrijstelling met recht op aftrek indien het in een derde land moet worden bezorgd.

8. Toelichting op de afzonderlijke bepalingen

Artikel 1

Punt 1

Plaats van dienstverlening voor brievenpost

Deze bepaling voorziet erin dat postdiensten die betrekking hebben op bepaalde poststukken van minder dan 2 kg, worden belast in de lidstaat van vertrek, en de dienst in kwestie wordt geacht te zijn verricht in dat land. Bijgevolg is deze dienst altijd belastbaar, ook als de post voor een derde land is bestemd. Dit wordt gerealiseerd door af te wijken van het principe dat in artikel 9, lid 2, onder b), is neergelegd en bepaalt dat de plaats van vervoerdiensten de plaats is waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden. Tevens wordt een verband gelegd met de regels inzake de plaats van vertrek voor intra communautaire goederenvervoerdiensten van artikel 28 ter C, lid 2.

Ingeval de ontvanger van de post echter ook de ontvanger van de dienst is (bv. bij antwoordzendingen), wordt als plaats van dienstverlening aangemerkt de plaats waar het stuk in kwestie wordt bezorgd, ook als het door verschillende landen werd vervoerd.

Deze regels gelden alleen voor standaardpostdiensten, verricht door eender welke dienstverlener. Zij gelden alleen voor briefzendingen, direct mail, boeken, catalogi, kranten en kleine pakjes die zijn geadresseerd aan een bij naam genoemde persoon. Zij omvatten derhalve geen direct mail die is geaddesseerd "aan de bewoner". Deze regels zijn van toepassing op de gewone standaarddienst, ook wel tweedeklas genoemd, en zij zouden ook gelden voor de snelle service, ook wel de eersteklas of priority genoemd. Standaardpostdiensten in deze context omvatten echter niet expressdiensten. Dit is om ze zoveel mogelijk te concentreren op de diensten die het meest worden gebruikt door de consument. Met de hoge gewichtsgrens valt het merendeel van de standaardpost onder één regel en wordt het maximumgewicht dat geldt bij de regel inzake de plaats van dienstverlening, in overeenstemming gebracht met het maximumgewicht dat geldt wanneer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van het verlaagde tarief, waardoor het pakket als geheel eenvoudiger wordt.

Punt 2

Belasting van postdiensten

Teneinde postdiensten in de belastingheffing te betrekken, wordt voorgesteld dat de bepalingen van artikel 13 die in vrijstelling voorzien, worden geschrapt.

Punt 3

Opheffing van het nultarief

Naast de wijziging van de regel inzake de plaats van dienstverlening wordt voorgesteld een uitzondering te maken op het principe van vrijstelling krachtens artikel 15, lid 13 (het verrichten van diensten die verband houden met uitvoer). Deze bepaling beperkt in feite de vrijstelling van postdiensten die betrekking hebben op geadresseerde stukken bestemd voor derde landen, tot niet-standaardpostdiensten en goederen zwaarder dan 2 kg.

Punt 4

Bijzondere regeling voor postale dienstverleners

Teneinde het BTW-regime voor de post verder te vereenvoudigen, voorziet deze bepaling erin dat de lidstaten die van de mogelijkheid van het verlaagde tarief gebruikmaken, daarnaast de postbedrijven ook kunnen toestaan hun BTW in het kader van een bijzondere regeling te verantwoorden. Doordat de postsystemen en de stand van de technologie sterk verschillen van lidstaat tot lidstaat, kan de precieze aard van de regeling verschillen. Het algemene principe blijft evenwel hetzelfde: de prijzen van de postzegels worden bepaald voor ieder product overeenkomstig de verschuldigde BTW, maar er wordt geen BTW vermeld op de postzegel zelf. Hierdoor kan één reeks van postzegels worden gebruikt voor alle producten. Het juiste BTW-bedrag wordt door het postbedrijf berekend tijdens de verwerking, op basis van een telling van het aantal stuks van ieder product dat is verkocht tegen de gegeven prijs.

Teneinde belastingplichtige bedrijven in staat te stellen BTW op postdiensten in aftrek te brengen, zou in deze regeling een document moeten worden opgenomen dat als bewijs van BTW wordt aanvaard.

Punt 5

Wijzigingen in bijlage F

Terzelfdertijd wordt voorgesteld dat de vrijstelling voor telecommunicatiediensten in bijlage F wordt afgeschaft.

Deze bepaling vloeit voort uit de overgangsbepalingen die zijn neergelegd in artikel 28, lid 3, onder b), van de zesde BTW-richtlijn, op grond waarvan de lidstaten bepaalde in bijlage F opgenomen activiteiten konden blijven vrijstellen. Categorie 5 van die bijlage omvat het verrichten van telecommunicatiediensten door openbare postdiensten. Momenteel maakt echter geen enkele lidstaat van deze mogelijkheid gebruik en, gezien de wijze waarop de overgangsbepalingen in artikel 28 moeten worden gelezen, zullen zij dat in de toekomst ook niet meer kunnen doen.

Punt 6

Mogelijkheid van een verlaagd tarief

Deze bepaling voorziet in een nieuwe mogelijkheid om een verlaagd tarief in te voeren dat is beperkt tot standaardpostdiensten met betrekking tot briefzendingen, direct mail, boeken, catalogi, kranten en kleine pakjes, die aan een bij naam genoemde persoon zijn geadresseerd. Onder standaardpostdiensten wordt verstaan de gewone standaarddienst, ook wel tweedeklas genoemd; zij zouden ook de snelle service, ook wel eersteklas of priority genoemd, omvatten. Standaardpostdiensten in deze context omvatten echter niet expressdiensten. De diensten in kwestie kunnen door eender welke dienstverlener worden verricht. Het verlaagde tarief strekt ertoe de gevolgen van de omschakeling van vrijstelling naar belastingheffing voor het merendeel van de diensten waarvan de particuliere klant gebruikmaakt, zoveel mogelijk te beperken. In principe zou het verlaagde tarief dat de lidstaten voor deze postdiensten vaststellen, eenzelfde effect moeten hebben als de huidige vrijstelling, en prijsstijgingen overbodig moeten maken. Aangezien het percentage van het standaardtarief niet in alle lidstaten gelijk is, zal ook het percentage van het verlaagde tarief variëren. Dit tarief zou een van de twee bestaande verlaagde tarieven zijn die krachtens artikel 12, lid 3, onder a), mogen worden toegepast.

Het maximumgewicht voor het verlaagde tarief wordt vastgesteld op 2 kg om de behoefte aan verschillende reeksen van postzegels in de praktijk te beperken en de kans op fouten of misbruik door het gebruik van verkeerde postzegels te verminderen. Door de hoge gewichtsgrens wordt het nagenoeg onmogelijk om post waarvoor een zegel is vereist die onder het standaardtarief valt, in een brievenbus te stoppen.

Verdere vereenvoudiging wordt bereikt door het maximumgewicht voor het verlaagde tarief te verbinden met het maximumgewicht dat van toepassing is bij de regel inzake de plaats van dienstverlening, wat de zaak voor zowel de postale dienstverlener als de klant gemakkelijker maakt. Voor BTW-doeleinden geldt één maximumgewicht, namelijk 2 kg, en onder deze grens zijn bijzondere regels van toepassing. Boven 2 kg gelden de normale BTW-regels inzake vervoer.

2003/0091 (CNS)

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de BTW op postale dienstverlening

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie [4],

[4] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Europees Parlement [5],

[5] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [6],

[6] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De bestaande BTW-vrijstelling voor postdiensten krachtens de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag [7] geldt uitsluitend voor openbare postbedrijven; de daaruit voortvloeiende discrepantie, waarbij deze diensten zijn vrijgesteld als zij door openbare postbedrijven worden verricht, maar worden belast als zij door particuliere postbedrijven worden verricht, geeft aanleiding tot verstoringen van de mededinging.

[7] PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/92/EG (PB L 331 van 7.12.2002, blz. 27).

(2) Voor de goede werking van de interne markt dienen dergelijke verstoringen zoveel mogelijk te worden opgeheven.

(3) De Commissie ijvert voor de modernisering en vereenvoudiging van de werking van het BTW-stelsel in het kader van de interne markt [8].

[8] COM(2000) 348 def.

(4) Wat de toepassing van BTW op postdiensten betreft, moeten alle dergelijke diensten in de belastingheffing worden betrokken door ze als goederenvervoerdiensten aan te merken, zodat postale dienstverleners de voorbelasting op hun aankopen in aftrek kunnen brengen. Dit moet leiden tot een daling van de algemene nettoprijzen en het is niet waarschijnlijk dat algemene prijsstijgingen naar aanleiding van de invoering van de BTW het niveau van het standaardtarief dat in iedere lidstaat wordt toegepast, zullen bereiken.

(5) Teneinde voor particuliere klanten brutoprijsstijgingen op bepaalde welomschreven gebieden tegen te gaan, is het dienstig een verlaagd tarief toe te passen, dat voor de inkomsten hetzelfde effect sorteert als de huidige vrijstelling. Er mag evenwel geen verlaagd tarief voor de hele sector worden ingevoerd, omdat dit meer verstoringen in de hand zou werken.

(6) De regels inzake de plaats van dienstverlening voor brievenpost moeten worden aangepast teneinde de mogelijkheid van fouten of fraude te verminderen, tot vereenvoudiging te komen en ervoor te zorgen dat het communautaire stelsel vergelijkbaar is met andere soortgelijke stelsels.

(7) Teneinde de efficiency van een vereenvoudigde boedkhoudkundige regeling voor postale dienstverleners te vergroten, moet het mogelijk zijn postzegels als goederen aan te merken, maar ze voor BTW-doeleinden buiten beschouwing te laten als zij worden geleverd voor het verkrijgen van een postale dienst.

(8) Gezien de uiteenlopende stand van de technologie in de verschillende nationale postbedrijven moet het aan de lidstaten worden overgelaten om de meest passende bijzondere boekhoudkundige regeling vast te stellen.

(9) In principe zouden postbedrijven die in derde landen zijn gevestigd, in aanmerking komen voor teruggaaf van de BTW krachtens de Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen [9]. Aangezien echter de activiteiten van sommige postbedrijven die in overheidshanden zijn, mogelijkerwijs niet als economische activiteiten worden beschouwd, waardoor deze teruggaaf niet kan plaatsvinden, moet worden voorzien in vrijstelling met recht op aftrek voor alle eindkosten in de zin van artikel 2, punt 15, van Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst [10], met betrekking tot de bestelling van inkomende grensoverschrijdende post uit derde landen.

[9] PB L 326 van 21.11.1986, blz. 40.

[10] PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14.

(10) Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn om bovengenoemde redenen niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten en zij daarom beter op het niveau van de Gemeenschap worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in hetzelfde artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is voor de verwezenlijking van deze doelstellingen.

(11) Richtlijn 77/388/EEG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 77/388/EEG wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 9 wordt het volgende lid 2 bis ingevoegd:

"In afwijking van lid 2, onder b), wordt de plaats van dienstverlening voor standaardpostdiensten met betrekking tot geadresseerde enveloppen of pakjes die gewone correspondentie, direct mail, boeken, catalogi en kranten bevatten, met een stuksgewicht van niet meer dan 2 kg, geacht te zijn gelegen in het land van vertrek van het vervoer, behalve wanneer de collectie en de bezorging door de ontvanger worden betaald, in welk geval de plaats van bezorging als plaats van dienstverlening wordt aangemerkt.

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder "standaardpostdiensten" verstaan de traditionele basisdienst die wordt verricht ten behoeve van de afzender van een poststuk, met inbegrip van de bezorging in de snelste standaardcategorie indien er meer dan één categorie bestaat, en de bezorging van aangetekende zendingen, maar met uitsluiting van expressbezorging of door subcontractanten verrichte diensten of diensten die verband houden met eindkosten in de zin van artikel 2, punt 15, van Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad [11]. Een geadresseerde enveloppe of geadresseerd pakje is een zending waarop een bij naam genoemde persoon op een bepaald adres is vermeld."

[11] PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14.

(2) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a) In onderdeel A wordt lid 1, onder a), geschrapt;

b) In onderdeel B wordt punt e) door het volgende vervangen:

"e) leveringen, tegen de nominale waarde, van fiscale zegels en andere soortgelijke zegels, andere dan postzegels;"

(3) Artikel 15, punt 13, wordt door het volgende vervangen:

"13. Het verrichten van diensten, met inbegrip van vervoer en aanverwante verrichtingen, met uitzondering van de overeenkomstig artikel 13 vrijgestelde diensten en standaardpostdiensten met betrekking tot geadresseerde enveloppen of pakjes die gewone correspondentie, direct mail, boeken, catalogi en kranten bevatten, met een stuksgewicht van niet meer dan 2 kg, wanneer deze rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen of de invoer van goederen die onder de bepalingen van artikel 7, lid 3, of van artikel 16, lid 1, A, vallen;"

(4) In hoofdstuk XIV wordt het volgende artikel 26 quinquies toegevoegd:

"Artikel 26 quinquies Bijzondere regeling voor postale dienstverleners

Wanneer lidstaten overeenkomstig artikel 12, lid 3, onder a), en bijlage H, categorie 18, een verlaagd tarief voor postdiensten toepassen, mogen zij, onverminderd andere communautaire bepalingen en onder de voorwaarden die zij vaststellen om alle fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen, toestaan dat het verschuldigde BTW-bedrag wordt bepaald op basis van het aantal vervoerde stuks.

Teneinde dubbele belastingheffing te voorkomen, kunnen de lidstaten die een dergelijke regeling instellen, de behandeling van postzegels differentiëren in de mate die zij nodig achten om te garanderen dat uitsluitend de postdiensten worden belast.

Waar een dergelijke regeling wordt ingesteld, zorgen de lidstaten voor passende bepalingen ten behoeve van belastingplichtige personen die, als klant van de postale dienstverlener, recht op aftrek krachtens artikel 17 hebben."

(5) In bijlage F wordt categorie 5 geschrapt.

(6) In bijlage H wordt de volgende categorie toegevoegd:

"18. Standaardpostdiensten met betrekking tot geadresseerde enveloppen of pakjes die gewone correspondentie, direct mail, boeken, catalogi en kranten bevatten, met een stuksgewicht van niet meer dan 2 kg, het voor de toepassing van deze mogelijkheid vastgelegde maximumgewicht."

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk ............... aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, ...

Voor de Raad

De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

Deze richtlijn zal, zodra het voorstel daartoe is goedgekeurd, een licht positief effect hebben op de grondslag van de eigen BTW-middelen van de Gemeenschap.

Wanneer de openbare postdiensten, die tot dusver waren vrijgesteld, in de belastingheffing worden betrokken, zullen de totale BTW-inkomsten die de lidstaten ontvangen, immers toenemen.

Het is niettemin zeer moeilijk een raming te maken van deze toename in de eigen middelen omdat het uiterst moeilijk is om alle variabelen die het nettoresultaat beïnvloeden, te kwantificeren en er geen betrouwbare statistieken beschikbaar zijn.