1.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 430/1


GECONSOLIDEERDE VERSIE

VAN HET BESLUIT VAN DE RAAD

van 29 mei 2000

betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis

(2000/365/EG)

(2014/C 430/01)

BERICHT AAN DE LEZER

Deze publicatie bevat de geconsolideerde versie van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43), zoals dit voortvloeit uit de wijzigingen die zijn aangebracht bij Besluit 2014/857/EU van 1 december 2014 betreffende de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de wens deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in handelingen van de Unie op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, en tot wijziging van Besluit 2000/365/EG en Besluit 2004/926/EG (PB L 345 van 1.12.2014, blz. 1).

Deze publicatie moet worden beschouwd als een naslagwerk, waarvoor de instellingen van de Europese Unie geen verantwoordelijkheid kunnen aanvaarden.

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op artikel 4 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, (hierna te noemen het „Schengenprotocol”),

Gezien het verzoek dat de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland in haar aan de voorzitter van de Raad gerichte brieven van 20 mei 1999, 9 juli 1999 en 6 oktober 1999 heeft gedaan te mogen deelnemen aan enkele, in die brieven genoemde, bepalingen van het Schengenacquis,

Gezien het advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 juli 1999 over dat verzoek,

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland een bijzondere positie heeft met betrekking tot de aangelegenheden die onder titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, zoals erkend in het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland en het Protocol betreffende de toepassing van bepaalde aspecten van artikel 14 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, bij het Verdrag van Amsterdam gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

Overwegende dat het Schengenacquis is opgevat en functioneert als een samenhangend geheel dat ten volle moet worden aanvaard en toegepast door alle staten die het beginsel van de afschaffing van personencontroles aan hun gemeenschappelijke grenzen onderschrijven;

Overwegende dat het Schengenprotocol voorziet in de mogelijkheid voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis deel te nemen, gezien de genoemde bijzondere positie van het Verenigd Koninkrijk;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk de verplichtingen op zich zal nemen welke voor een lidstaat voortvloeien uit de in dit besluit opgesomde artikelen van de Schengenovereenkomst van 1990;

Overwegende dat, gezien de bovengenoemde bijzondere positie van het Verenigd Koninkrijk, de bepalingen van de Overeenkomst van Schengen van 1990 betreffende grenzen van toepassing zijn noch op het Verenigd Koninkrijk noch op de in artikel 5 genoemde gebieden;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk en Gibraltar deze artikelen zullen toepassen, rekening houdend met de in de artikelen 26 en 27 van de Schengenovereenkomst van 1990 genoemde ernstige feiten;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk heeft verzocht deel te mogen nemen aan alle bepalingen van het Schengenacquis die verband houden met de oprichting en de werking van het Schengeninformatiesysteem (hierna het „SIS” genoemd), behoudens wat betreft de bepalingen die verband houden met de in artikel 96 van de Schengenovereenkomst van 1990 genoemde signaleringen en de overige met die signaleringen verband houdende bepalingen;

Overwegende dat de Raad van oordeel is dat bij een gedeeltelijke deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan het Schengenacquis de samenhang van de thematische gebieden die het geheel van dit acquis vormen in acht moet worden genomen;

Overwegende dat de Raad derhalve het recht van het Verenigd Koninkrijk erkent om, overeenkomstig artikel 4 van het Schengenprotocol, een verzoek te doen om gedeeltelijk te mogen deelnemen, maar er tegelijk op wijst dat gelet moet worden op de gevolgen van die deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan de bepalingen die verband houden met de oprichting en de werking van het SIS voor de uitlegging van de andere bepalingen van het Schengenacquis en voor de financiële implicaties daarvan;

Overwegende dat het Gemengd Comité, ingesteld krachtens artikel 3 van de Overeenkomst gesloten door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (1), op de hoogte is gebracht van de voorbereiding van dit besluit overeenkomstig artikel 5 van die overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland neemt deel aan de volgende bepalingen van het Schengenacquis:

a)

wat betreft de bepalingen van de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en de bijbehorende Slotakte en gemeenschappelijke verklaringen:

i)

artikel 26 en artikel 27, lid 1;

de artikelen 39 en 40;

de artikelen 42 en 43, voor zover zij verband houden met artikel 40;

artikel 44;

de artikelen 46 en 47, met uitzondering van artikel 47, lid 2, onder c), en lid 4;

de artikelen 48 tot en met 51;

de artikelen 52 en 53;

de artikelen 54 tot en met 58;

artikel 59;

de artikelen 61 tot en met 66;

de artikelen 67 tot en met 69;

de artikelen 71 tot en met 73;

de artikelen 75 en 76;

de artikelen 126 tot en met 130, voor zover zij verband houden met de bepalingen waaraan het Verenigd Koninkrijk krachtens deze alinea deelneemt;

verklaring 3 bij de Slotakte, betreffende artikel 71, lid 2;

ii)

onderstaande bepalingen betreffende het Schengeninformatiesysteem:

Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (2);

Besluit 2007/171/EG van de Commissie van 16 maart 2007 tot vaststelling van de netwerkvereisten voor het Schengeninformatiesysteem II (derde pijler) (3);

b)

wat betreft de bepalingen van de overeenkomsten betreffende de toetreding tot de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en de bijbehorende Slotakte en gemeenschappelijke verklaringen:

i)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken: artikel 6;

ii)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland: artikel 5;

iii)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden: artikel 5;

c)

wat betreft de bepalingen van de volgende besluiten van het Uitvoerend Comité ingesteld bij de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 voor zover deze verband houden met de bepalingen waaraan het Verenigd Koninkrijk krachtens punt a) hierboven deelneemt:

SCH/Com-ex (94) 28 herz. (verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen bedoeld in artikel 75);

SCH/Com-ex (98) 26 def. (oprichting van de Permanente Commissie van de Schengenovereenkomst), onder voorbehoud van een interne afspraak tot bepaling van nadere voorschriften voor deelneming van deskundigen van het Verenigd Koninkrijk aan onder auspiciën van de betrokken groep van de Raad uitgevoerde opdrachten;

Artikel 5

1.   Het Verenigd Koninkrijk deelt de voorzitter van de Raad schriftelijk mee welke van de in artikel 1 genoemde bepalingen het wenst toe te passen op de Kanaaleilanden en het eiland Man. De Raad neemt met eenparigheid van stemmen van zijn in artikel 1 van het Schengenprotocol genoemde leden en van de vertegenwoordiger van de regering van het Verenigd Koninkrijk een uitvoeringsbesluit over dit verzoek.

2.   De volgende bepalingen van artikel 1 gelden voor Gibraltar:

a)

wat betreft de bepalingen van de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en de bijbehorende Slotakte en gemeenschappelijke verklaringen:

artikel 26 en artikel 27, lid 1;

artikel 39;

artikel 44, voor zover het geen betrekking heeft op achtervolgingen en grensoverschrijdende observatie;

de artikelen 46 en 47, met uitzondering van artikel 47, lid 2, onder c), en lid 4;

de artikelen 48 tot en met 51;

de artikelen 52 en 53;

de artikelen 54 tot en met 58;

artikel 59;

de artikelen 61 tot en met 63;

de artikelen 65 tot en met 66;

de artikelen 67 tot en met 69;

de artikelen 71 tot en met 73;

de artikelen 75 en 76;

de artikelen 126 tot en met 130, voor zover zij verband houden met de bepalingen waaraan Gibraltar krachtens deze alinea deelneemt;

verklaring 3 bij de Slotakte, betreffende artikel 71, lid 2;

b)

wat betreft de bepalingen van de Overeenkomsten betreffende de toetreding tot de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en de bijbehorende Slotakte en gemeenschappelijke verklaringen:

i)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken: artikel 6;

ii)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland: artikel 5;

iii)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden: artikel 5;

c)

wat betreft de bepalingen van de besluiten van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985:

SCH/Com-ex (94) 28 herz. (verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen bedoeld in artikel 75);

3.   Artikel 8, lid 3, geldt voor de in de leden 1 en 2 genoemde gebieden.

Artikel 6

1.   De in artikel 1, onder a), punt ii), genoemde bepalingen en de andere toepasselijke bepalingen betreffende het Schengeninformatiesysteem die sinds 1 december 2009 zijn aangenomen maar nog niet in werking gesteld, worden tussen het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten en de andere staten waarvoor deze bepalingen reeds in werking zijn gesteld, bij een uitvoeringsbesluit van de Raad in werking gesteld wanneer de voorwaarden voor de toepassing van die bepalingen vervuld zijn.

2.   Lid 1 geldt mutatis mutandis voor de inwerkingstelling van de in artikel 5 genoemde bepalingen ten aanzien van de betrokken gebieden.

3.   Uitvoeringsbesluiten krachtens de leden 1 en 2 worden genomen door de Raad, met eenparigheid van stemmen van zijn in artikel 1 van het Schengenprotocol genoemde leden en de vertegenwoordiger van de regering van het Verenigd Koninkrijk.

4.   De bepalingen van artikel 75 van de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en van het besluit van het Uitvoerend Comité SCH/Com-ex (94) 28 herz. (verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen bedoeld in artikel 75 Uitvoeringsovereenkomst) zijn rechtstreeks toepasselijk in het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 7

Het Verenigd Koninkrijk draagt de kosten van de technische realisatie van zijn gedeeltelijke deelneming aan de werking van het SIS.

Artikel 8

1.   Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2.   Vanaf de datum van aanneming van dit besluit wordt het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland onherroepelijk geacht de voorzitter van de Raad krachtens artikel 5 van het Schengenprotocol in kennis te hebben gesteld van het feit dat het wenst deel te nemen aan alle voorstellen en initiatieven die voortbouwen op het in artikel 1 genoemde Schengenacquis. Die deelneming betreft de in artikel 5, lid 1, respectievelijk lid 2, genoemde gebieden, voor zover de voorstellen en initiatieven voortbouwen op de bepalingen van het Schengenacquis waaraan deze gebieden worden gebonden.

3.   Maatregelen die voortbouwen op het in artikel 1 genoemde Schengenacquis die zijn vastgesteld vóór de aanneming van het in artikel 6 bedoelde Raadsbesluit treden voor het Verenigd Koninkrijk in werking op de datum of de data waarop de Raad krachtens artikel 6 besluit het in artikel 1 genoemde acquis voor het Verenigd Koninkrijk in werking te stellen, tenzij in de maatregel zelf een latere datum wordt genoemd.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

A. COSTA


(1)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(2)  PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63.

(3)  PB L 79 van 20.3.2007, blz. 29.