5.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 34/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 104/2013 VAN DE COMMISSIE

van 4 februari 2013

houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 voor wat betreft beveiligingsonderzoeken van passagiers en andere personen door middel van apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD), in combinatie met draagbare metaaldetectieapparatuur (HHMD)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (2) is bepaald dat de uitvoeringsregels die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 moeten worden vastgesteld, mogen toestaan dat apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD) en draagbare metaaldetectieapparatuur (HHMD) worden gebruikt voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van personen (passagiers en andere personen).

(2)

Uit ervaring is gebleken dat het fouilleren van passagiers en andere personen niet altijd de meest efficiënte manier is om bepaalde delen van personen te onderzoeken, met name als die delen niet gemakkelijk toegankelijk zijn, zoals bepaalde hoofddeksels, gipsverbanden of prothesen.

(3)

Uit proeven is gebleken dat het gecombineerde gebruik van ETD en HHMD in dergelijke gevallen effectief is. Bovendien kan het gebruik van ETD en HHMD het beveiligingsonderzoek vergemakkelijken en ervoor zorgen dat het door de onderzochte personen als minder opdringerig wordt ervaren dan fouilleren.

(4)

Het is dan ook nuttig en gerechtvaardigd deze methoden toe te staan voor het onderzoeken van die delen van personen waarvoor fouilleren als inefficiënt en/of ongewenst wordt beschouwd, zoals bepaalde hoofddeksels, gipsverbanden of prothesen.

(5)

Deze verordening respecteert de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, namelijk de menselijke waardigheid, de vrijheid van religie, het verbod op discriminatie, de rechten van gehandicapten en het recht op vrijheid en veiligheid. In zoverre deze verordening die rechten en beginselen beperkt, hebben dergelijke beperkingen alleen tot doel tegemoet te komen aan doelstellingen van algemeen belang of de rechten en vrijheden van anderen te beschermen, met inachtneming van de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 52 van het Handvest. Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

(6)

Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie (3) moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 300/2008 ingestelde Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 februari 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

(2)  PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7.

(3)  PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1.


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan punt 1.3.1.1 wordt het volgende punt f) toegevoegd:

„f)

apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD), in combinatie met draagbare metaaldetectieapparatuur (HHMD).”.

2)

Punt 1.3.1.2 wordt vervangen door:

„1.3.1.2.

De punten 4.1.1.3 tot en met 4.1.1.6, 4.1.1.10 en 4.1.1.11 zijn van toepassing op beveiligingsonderzoeken van personen die geen passagier zijn.”.

3)

Aan punt 4.1.1.2 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

„e)

apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD), in combinatie met draagbare metaaldetectieapparatuur (HHMD).”.

4)

Het volgende punt 4.1.1.11 wordt toegevoegd:

„4.1.1.11.

Apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD), in combinatie met draagbare metaaldetectieapparatuur (HHMD), mag alleen worden gebruikt in gevallen waarin de screener van oordeel is dat fouilleren van een bepaald deel van de persoon inefficiënt en/of ongewenst is.”.