3.4.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/12


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2013

betreffende de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine in granen en graanproducten

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/165/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

T-2-toxine en HT-2-toxine zijn mycotoxinen die door diverse Fusarium-soorten worden geproduceerd. T-2-toxine metaboliseert snel in een groot aantal producten, terwijl HT-2-toxine een belangrijke metaboliet is.

(2)

Op verzoek van de Commissie heeft het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen (Contam-panel) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) advies uitgebracht over de risico’s voor de gezondheid van dieren en mensen van de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine in levensmiddelen en diervoeders (1).

(3)

Het Contam-panel stelde een groeps-TDI (toelaatbare dagelijkse inname) vast van 100 ng/kg lichaamsgewicht voor de som van T-2- en HT-2-toxine. De geschatte chronische blootstelling van mensen via de voeding aan de som van T-2- en HT-2-toxine, op basis van de beschikbare gegevens over de aangetroffen hoeveelheden, is voor populaties van alle leeftijdsgroepen lager dan de TDI, dus er bestaat geen onmiddellijk gezondheidsgevaar.

(4)

Ten aanzien van de risico’s voor de diergezondheid heeft het Contam-panel geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat de huidige geschatte blootstelling van herkauwers, konijnen en vissen aan T-2- en HT-2-toxine een gezondheidsgevaar oplevert. De schattingen van de blootstelling van varkens, pluimvee, paarden en honden aan T-2- en HT-2-toxine wijzen erop dat het risico van gezondheidsschade gering is. Katten behoren tot de meest gevoelige diersoorten. Vanwege de beperkte gegevens en omdat bij lage doseringen ernstige gezondheidsschade optrad, kon geen NOAEL of LOAEL worden vastgesteld. Daarom geldt deze aanbeveling niet voor kattenvoer, waarvoor strengere maatregelen zullen worden vastgesteld.

(5)

Het Contam-panel concludeerde tevens dat de overdracht van T-2- en HT-2-toxine uit diervoeder naar levensmiddelen van dierlijke oorsprong beperkt is en bijgevolg een verwaarloosbare bijdrage aan de blootstelling van mensen levert.

(6)

Gezien de conclusies van het wetenschappelijk advies en de grote jaarlijkse schommelingen in de aangetroffen hoeveelheden T-2- en HT-2-toxine, is het raadzaam meer gegevens over T-2 en HT-2 in granen en graanproducten te verzamelen, alsook over de effecten van de verwerking van levensmiddelen (bv. koken) en van landbouwkundige factoren op de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine. Bovendien moet er meer informatie komen over de verschillende factoren die leiden tot relatief hoge gehalten aan T-2- en HT-2-toxine in granen en graanproducten, zodat kan worden bepaald welke maatregelen moeten worden genomen om die gehalten te vermijden of te verlagen. Er moet onderzoek worden gedaan naar de factoren waardoor granen en graanproducten relatief veel T-2- en HT-2-toxine kunnen bevatten en naar de effecten van de verwerking van levensmiddelen en diervoeders. Aangezien de beschikbare gegevens uitwijzen dat T-2 en HT-2 niet of nauwelijks in rijst en rijstproducten voorkomen, dient deze aanbeveling niet voor die producten te gelden.

(7)

De resultaten van de monitoring van granen en graanproducten zullen worden gebruikt om de veranderingen en trends in de blootstelling van mensen en dieren aan T-2- en HT-2-toxine te beoordelen. Daarom moeten de toegepaste analysemethoden voldoende gevoelig zijn.

(8)

Om een richtsnoer te geven voor de gevallen waarin dergelijk onderzoek gewenst is, moeten indicatieve waarden worden gegeven. Deze indicatieve waarden zijn gebaseerd op de in de EFSA-databank opgenomen gegevens over de aangetroffen hoeveelheden. Traceerbaarheid is van zeer groot belang voor de uitvoering van het onderzoek.

(9)

In 2015 moet de in het kader van deze aanbeveling verzamelde informatie worden geëvalueerd. De monitoringgegevens die ten gevolge van deze aanbeveling worden verkregen, zullen ook meer inzicht mogelijk maken in de jaarlijkse schommelingen en de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine in uiteenlopende graanproducten, de factoren die tot hogere gehalten leiden en de maatregelen die genomen kunnen worden om de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine uit te bannen of te beperken, bijvoorbeeld door middel van landbouwkundige factoren en verwerking,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten zouden, met actieve betrokkenheid van de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven, een monitoring moeten verrichten van de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine in granen en graanproducten. Voor de uitvoering van deze aanbeveling worden onder granen en graanproducten niet verstaan rijst en rijstproducten.

2.

De lidstaten zouden moeten bevorderen dat monsters tegelijkertijd worden geanalyseerd op T-2 en HT-2 en andere Fusarium-toxinen, zoals deoxynivalenol, zearalenon en fumosinine B1 + B2, zodat kan worden nagegaan in hoeverre deze stoffen samen voorkomen.

Als de toegepaste analysemethode het toelaat, is het wenselijk tevens een analyse te verrichten op gemaskeerde mycotoxinen, in het bijzonder de enkelvoudig en dubbel geglycosyleerde conjugaten van T-2- en HT-2-toxine.

3.

Voor menselijke consumptie bestemde granen en graanproducten zouden moeten worden bemonsterd en geanalyseerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie van 23 februari 2006 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen (2), in het bijzonder:

bijlage I, deel B, voor de bemonstering van granen en graanproducten;

bijlage II, punt 4.3.1, onder g), prestatiecriteria voor de analyse van T-2- en HT-2-toxine. De bepaalbaarheidsgrens (LOQ) moet bij voorkeur niet hoger zijn dan 5 μg/kg voor T-2- en HT-2-toxine afzonderlijk; voor niet-verwerkte granen moet de LOQ bij voorkeur niet hoger zijn dan 10 μg/kg voor T-2- en HT-2-toxine afzonderlijk. Bij toepassing van een analytische screeningtechniek moet de bepaalbaarheidsgrens bij voorkeur niet hoger zijn dan 25 μg/kg voor de som van T-2- en HT-2-toxine.

De bemonsteringsprocedure die de exploitant van het levensmiddelenbedrijf toepast, mag afwijken van Verordening (EG) nr. 401/2006, maar moet resulteren in een representatieve bemonstering.

4.

Voor diervoeders en mengvoeders bestemde granen en graanproducten zouden moeten worden bemonsterd en geanalyseerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (3). De bepaalbaarheidsgrens (LOQ) moet bij voorkeur niet hoger zijn dan 10 μg/kg voor T-2- en HT-2-toxine afzonderlijk. Bij toepassing van een analytische screeningtechniek moet de bepaalbaarheidsgrens bij voorkeur niet hoger zijn dan 25 μg/kg voor de som van T-2- en HT-2-toxine.

De bemonsteringsprocedure die de exploitant van het diervoederbedrijf toepast, mag afwijken van Verordening (EG) nr. 152/2009, maar moet resulteren in een representatieve bemonstering.

5.

De lidstaten zouden, met actieve betrokkenheid van de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven, onderzoek moeten verrichten naar de factoren die leiden tot gehalten die de indicatieve waarden overschrijden en moeten bepalen welke maatregelen moeten worden genomen om dergelijke gehalten in de toekomst te vermijden of te beperken. Dergelijk onderzoek zou zeker moeten worden verricht als binnen een bepaald tijdvak herhaaldelijk wordt vastgesteld dat de in de bijlage bij deze aanbeveling vermelde indicatieve waarden voor de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine in granen en graanproducten worden overschreden. De bemonsteringen en analyses die worden verricht om meer informatie te krijgen over de diverse factoren die tot relatief hoge gehalten aan T-2- en HT-2-toxine in granen en graanproducten leiden, waaronder landbouwkundige factoren, zouden betrekking moeten hebben op granen en graanproducten van de eerste bewerking.

6.

De lidstaten zouden, met actieve betrokkenheid van de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven, onderzoek moeten verrichten naar de effecten van de verwerking van diervoeders en levensmiddelen op de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine. Dergelijk onderzoek zou zeker moeten worden verricht als binnen een bepaald tijdvak herhaaldelijk wordt vastgesteld dat de indicatieve waarde voor de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine in graanproducten worden overschreden.

7.

De lidstaten zouden de analyseresultaten op gezette tijden aan de EFSA moeten mededelen, zodat zij in één databank kunnen worden samengevoegd, en de uitkomsten van het onderzoek elk jaar, en voor het eerst in december 2013, aan de Europese Commissie moeten mededelen. Er zullen richtsnoeren worden opgesteld om te zorgen voor een eenvormige uitvoering van deze aanbeveling en vergelijkbare rapportage van de onderzoeksresultaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  EFSA-panel voor contaminanten in de voedselketen (CONTAM); Scientific Opinion on risks for animal and public health related to the presence of T-2 and HT-2 toxin in food and feed. EFSA Journal 2011; 9(12):2481. (187 blz.). doi: 10.2903/j.efsa.2011.2481. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/efsajournal

(2)  PB L 70 van 9.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Indicatieve waarden voor granen en graanproducten  (1)  (2)

 

Indicatieve waarden voor de som van T-2 en HT-2 (μg/kg) waarbij/waarboven onderzoek zou moeten worden verricht, zeker bij herhaalde vaststelling (1)

1.   Niet-verwerkte granen  (3)

1.1.

gerst (met inbegrip van brouwgerst) en maïs

200

1.2.

haver (niet gepeld)

1 000

1.3.

tarwe, rogge en andere granen

100

2.   Granen voor rechtstreekse menselijke consumptie  (4)

2.1.

haver

200

2.2.

maïs

100

2.3.

andere granen

50

3.   Graanproducten voor menselijke consumptie

3.1.

haverzemelen en havervlokken

200

3.2.

zemelen van granen met uitzondering van haverzemelen, maalderijproducten van haver met uitzondering van haverzemelen en havervlokken, en maalderijproducten van maïs

100

3.3.

overige maalderijproducten van granen

50

3.4.

ontbijtgranen met inbegrip van gevormde graanvlokken

75

3.5.

brood (met inbegrip van kleine bakkerijproducten), gebak, koekjes, granensnacks en pasta

25

3.6.

voedingsmiddelen op basis van granen voor zuigelingen en peuters

15

4.   Graanproducten voor diervoeders en mengvoeders  (5)

4.1.

maalderijproducten van haver (kaf)

2 000

4.2.

overige graanproducten

500

4.3.

mengvoeder, met uitzondering van kattenvoer

250


(1)  De in deze bijlage vermelde waarden zijn indicatieve waarden waarboven, zeker bij herhaalde vaststelling, onderzoek zou moeten worden gedaan naar de factoren die leiden tot de aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine of naar de effecten van de verwerking van diervoeders en levensmiddelen. De indicatieve waarden zijn gebaseerd op de gegevens in de EFSA-databank over de aangetroffen hoeveelheden, zoals weergegeven in het EFSA-advies. De indicatieve waarden zijn geen veiligheidsniveaus voor diervoeders en levensmiddelen.

(2)  Voor de uitvoering van deze aanbeveling worden onder granen en graanproducten niet verstaan rijst en rijstproducten.

(3)  Niet-verwerkte granen zijn granen die geen fysieke of thermische behandeling hebben ondergaan, met uitzondering van drogen, reinigen en sorteren.

(4)  Granen voor rechtstreekse menselijke consumptie zijn granen die zijn gedroogd, gereinigd, gepeld en gesorteerd en die zonder nadere reiniging of sortering verder verwerkt worden in de voedselketen.

(5)  De indicatieve waarden voor granen en graanproducten die voor diervoeders en mengvoeders zijn bestemd, betreffen diervoeder met een vochtgehalte van 12 %.