1.4.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 275/2010 VAN DE COMMISSIE
van 30 maart 2010
tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat de criteria voor de beoordeling van de kwaliteit van structurele bedrijfsstatistieken betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 betreffende structurele bedrijfsstatistieken (1), en met name op artikel 11, lid 2, onder j),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 295/2008 werd een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de verzameling, opstelling, toezending en evaluatie van Europese statistieken over de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van ondernemingen in de Europese Unie. |
(2) |
Om de voordelen van de beschikbaarheid van de gegevens te kunnen afwegen tegen de kosten voor het verzamelen ervan en tegen de lasten voor het bedrijfsleven, in het bijzonder de kleine bedrijven, moet overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 295/2008 een kwaliteitsbeoordeling worden uitgevoerd. Daarom moeten de criteria voor de kwaliteitsbeoordeling en de belangrijkste indicatoren worden vastgesteld. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De criteria voor de kwaliteitsbeoordeling en de inhoud van de door de lidstaten in te dienen kwaliteitsverslagen zijn in de bijlage vastgesteld.
Artikel 2
De voor de kwaliteitsverslagen verstrekte gegevens en metagegevens worden in elektronische vorm bij het centrale punt voor gegevenstoezending bij de Commissie (Eurostat) ingediend of geüpload door de organisatie die daartoe door de nationale instanties is aangewezen. De ingediende gegevens moeten in overeenstemming zijn met een door Eurostat gespecificeerde uitwisselingsnorm.
Artikel 3
Het eerste kwaliteitsverslag, over de gegevens voor het referentiejaar 2008, wordt uiterlijk op 31 maart 2011 ingediend. Voor de indiening van de kwaliteitsverslagen voor het referentiejaar 2008 is aan België, Cyprus, Duitsland, Griekenland, Luxemburg, Malta, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk een aanvullende termijn van drie maanden toegekend. De daaropvolgende verslagen worden uiterlijk 27 maanden na afloop van de referentieperiode waarvoor de gegevens werden verzameld, bij de Commissie (Eurostat) ingediend.
Artikel 4
De Commissie (Eurostat) beoordeelt de kwaliteit van de ingediende gegevens, stelt verslagen op over de kwaliteit van de Europese statistieken en publiceert deze.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 maart 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 97 van 9.4.2008, blz. 13.
BIJLAGE
Kwaliteitsverslagen en criteria voor de beoordeling van de kwaliteit van structurele bedrijfsstatistieken
SECTIE I
Kwaliteitsverslagen
Aanvullende richtsnoeren over de interpretatie van de gemeenschappelijke kwaliteitscriteria zijn vervat in de Structural Business Statistics Manual (handleiding structurele bedrijfsstatistieken), die door de Commissie (Eurostat) in samenwerking met de lidstaten is opgesteld. Het kwaliteitsverslag bevat zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie. De Commissie (Eurostat) verstrekt de resultaten voor de kwantitatieve indicatoren die kunnen worden berekend op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens. De lidstaten becommentariëren de indicatoren, helpen Eurostat bij de interpretatie ervan in het licht van hun verzamelmethode en verstrekken de resterende kwantitatieve indicatoren, alsook kwalitatieve informatie.
De lidstaten dienen de volgende verslagen in:
— |
een verslag over de kwaliteitsaspecten van de bijlagen I tot en met IV bij Verordening (EG) nr. 295/2008. De lidstaten kunnen, indien zij dit nodig achten, afzonderlijke verslagen over de bijlagen I, II, III en IV bij die verordening indienen; |
— |
een verslag over de kwaliteitsaspecten van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 295/2008; |
— |
een verslag over de kwaliteitsaspecten van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 295/2008; |
— |
een verslag over de kwaliteitsaspecten van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 295/2008; |
— |
een verslag over de kwaliteitsaspecten van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 295/2008. Indien de vereiste informatie voor het opstellen van de statistieken van bijlage VIII bij die verordening wordt verzameld door middel van dezelfde enquête als voor de bijlagen I tot en met IV, hoeft geen afzonderlijk verslag over de kwaliteitsaspecten van bijlage VIII te worden ingediend; |
— |
een verslag over de kwaliteitsaspecten van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 295/2008. |
SECTIE II
Tijdschema
Elk jaar en voor het eerst in 2011 verstrekt de Commissie (Eurostat) de lidstaten uiterlijk eind januari kwaliteitsverslagen over het referentiejaar t-3, die al gedeeltelijk zijn ingevuld met kwantitatieve indicatoren en met andere informatie waarover de Commissie (Eurostat) beschikt.
Elk jaar dienen de lidstaten uiterlijk op 31 maart de gecompleteerde kwaliteitsverslagen bij de Commissie (Eurostat) in.
SECTIE III
Kwaliteitscriteria
De door de lidstaten ingediende gegevens over de statistieken van de bijlagen I tot en met IX bij Verordening (EG) nr. 295/2008 worden beoordeeld aan de hand van de kwaliteitscriteria die zijn vermeld in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (1), namelijk relevantie, nauwkeurigheid, actualiteit, stiptheid, toegankelijkheid, duidelijkheid, vergelijkbaarheid en coherentie.
1. Relevantie
Onder relevantie wordt verstaan de mate waarin statistieken voldoen aan de huidige en potentiële behoeften van de gebruikers.
2. Nauwkeurigheid
Onder nauwkeurigheid wordt verstaan de mate waarin de schattingen de onbekende werkelijke waarden benaderen.
3. Coherentie
Onder coherentie wordt verstaan de mate waarin de gegevens geschikt zijn om op betrouwbare wijze op verschillende manieren en voor diverse doeleinden te worden gecombineerd.
4. Vergelijkbaarheid
Onder vergelijkbaarheid wordt verstaan de meting van het effect van verschillen in de toegepaste statistische concepten, meetinstrumenten en -procedures wanneer statistieken tussen geografische gebieden of sectoren of over een periode worden vergeleken.
5. Actualiteit en stiptheid
Onder actualiteit wordt verstaan de tijdspanne tussen de beschikbaarheid van de informatie en de gebeurtenis die of het verschijnsel dat door de informatie wordt beschreven. Onder stiptheid wordt verstaan de tijdspanne tussen de datum van verstrekking van de gegevens en de beoogde datum (de datum waarop ze hadden moeten worden verstrekt).
6. Toegankelijkheid en duidelijkheid
Onder toegankelijkheid en duidelijkheid wordt verstaan de voorwaarden en modaliteiten waaronder de gebruikers de gegevens kunnen verkrijgen, gebruiken en interpreteren.
SECTIE IV
Reeksen door de lidstaten te verstrekken kwantitatieve indicatoren betreffende nauwkeurigheid (en betrouwbaarheid)
De in deze sectie beschreven kwantitatieve indicatoren hoeven slechts te worden verstrekt voor de statistieken die zijn vermeld in de bijlagen I tot en met IV bij Verordening (EG) nr. 295/2008, zoals hierna gespecificeerd. De gegevens worden ingediend door middel van het in sectie V van de bijlage bij deze verordening beschreven technische formaat.
1. Variatiecoëfficiënten
De volgende informatie hoeft slechts te worden verstrekt indien steekproefenquêtes of een combinatie van steekproefenquêtes en administratieve gegevens worden gebruikt.
De lidstaten verstrekken informatie over de hierna gespecificeerde kenmerken, niveaus en reeksen. De aspecten waarmee bij de berekening van de variatiecoëfficiënten rekening moet worden gehouden, worden in samenwerking met de lidstaten nader omschreven. In het kwaliteitsverslag wordt ook een beschrijving gegeven van de voor de berekening van de variatiecoëfficiënten gebruikte methode (met inbegrip van de software).
a) |
Voor de jaarstatistiek ondernemingen over de activiteiten vallende onder de NACE Rev. 2, secties B tot en met J, en L, M en N, en afdeling 95 (gegevens verstrekt onder de reeksen 1A, 2A, 3A en 4A, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 251/2009 van de Commissie (2) ), wordt de variatiecoëfficiënt van de volgende kenmerken (zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 250/2009 van de Commissie (3) ) verstrekt in de mate van gedetailleerdheid van de indeling van activiteiten zoals hierna gespecificeerd:
|
b) |
Voor de naar grootteklasse van aantallen werknemers uitgesplitste jaarstatistiek ondernemingen over de activiteiten vallende onder de NACE Rev. 2, secties C tot en met J, en L, M en N, en afdeling 95 (gegevens verstrekt onder de reeksen 1B, 2B, 3B en 4B) wordt de variatiecoëfficiënt verstrekt in de mate van gedetailleerdheid van de indeling van activiteiten en voor de grootteklassen van aantallen werknemers zoals hierna gespecificeerd:
|
2. Unit-non-respons
De volgende informatie wordt verstrekt indien steekproefenquêtes, een combinatie van steekproefenquêtes en administratieve gegevens of alleen administratieve gegevens worden gebruikt. De aspecten waarmee bij de berekening van de unit-non-respons rekening moet worden gehouden, worden in samenwerking met de lidstaten nader omschreven.
De lidstaten verstrekken de informatie over de gewogen unit-non-respons betreffende de activiteiten vallende onder de NACE Rev. 2, secties B tot en met J, en L, M en N, en afdeling 95 op het NACE Rev. 2-niveau met drie cijfers. Indien diverse enquêtes/administratieve bronnen worden gebruikt voor de kenmerken 11110, 12110, 12150, 13310, 15110 en 16110, worden afzonderlijke unit-non-responsindicatoren ingediend, onder vermelding van het nummer van de variabele in het desbetreffende veld. De unit-non-respons wordt gewogen, bij voorkeur naar aantal werknemers. Bij wijze van alternatief mag de omzet worden gebruikt.
SECTIE V
Technisch formaat voor de indiening van het kwaliteitsverslag en de kwaliteitsindicatoren
Voor de indiening van het verslag en de reeksen kwaliteitsindicatoren worden de juiste identificatiecodes van gegevensverzamelingen gebruikt. De gedetailleerde inhoud van de kwaliteitsverslagen wordt in samenwerking met de lidstaten overeengekomen. De lidstaten completeren de al gedeeltelijk ingevulde kwaliteitsverslagen en zenden ze terug naar de Commissie (Eurostat). Voor de verslaglegging over de twee kwaliteitsindicatoren (variatiecoëfficiënten en unit-non-respons) wordt de hierna omschreven recordstructuur gebruikt; deze is vergelijkbaar met het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken.
1. Identificatiecodes van gegevensverzamelingen
De volgende identificatiecodes van gegevensverzamelingen worden gebruikt voor de verslaglegging over de kwaliteitscriteria voor structurele bedrijfsstatistieken:
Soort reeks |
Naam |
Identificatiecode gegevensverzameling |
Variatiecoëfficiënten voor de variabele 12110 op het NACE-niveau met drie cijfers voor NACE Rev. 2, secties B tot en met J, en L, M en N, en afdeling 95 |
QAG |
RSBSQUAL_QAG_A |
Variatiecoëfficiënten voor de variabelen 11110, 12110, 12150, 13310, 15110 en 16110 op het niveau van de NACE Rev. 2-secties voor de secties B tot en met J, en L, M en N, en ook op het niveau van de NACE Rev. 2-afdelingen voor de afdelingen 45, 46, 47 en 95 |
QAS |
RSBSQUAL_QAS_A |
Variatiecoëfficiënten voor de variabelen 11110, 12110, 12150 en 16110 op het niveau van de NACE Rev. 2-secties voor de secties H, I, J, L, M en N, en ook op het niveau van de NACE Rev. 2-afdelingen voor afdeling 95 en naar grootteklasse |
Q1B |
RSBSQUAL_ Q1B _A |
Variatiecoëfficiënten voor de variabelen 11110, 12110, 12150 en 16110 voor de NACE Rev. 2-secties B tot en met E, met detaillering naar NACE-sectie en naar grootteklasse |
Q2B |
RSBSQUAL_ Q2B _A |
Variatiecoëfficiënten voor de variabelen 11110, 12110, 12150 en 16110 voor de NACE Rev. 2-sectie G, met detaillering naar NACE-sectie en naar grootteklasse |
Q3B |
RSBSQUAL_ Q3B _A |
Variatiecoëfficiënten voor de variabelen 11110, 12110, 12150 en 16110 voor de NACE Rev. 2-sectie F, met detaillering naar NACE-sectie en naar grootteklasse |
Q4B |
RSBSQUAL_ Q4B _A |
Gewogen unit-non-responscijfers voor de NACE Rev. 2-secties B tot en met J, en L, M en N |
QN |
RSBSQUAL_QN_A |
Kwaliteitsverslag |
QR |
RSBSQUAL_QR_A |
2. Structuur van gegevensverzamelingen
In dit punt wordt de structuur van de te verstrekken records vastgesteld. De te gebruiken codes zijn die welke zijn vermeld in de lijsten van standaardcodes voor de referentiedatabank. Deze codelijsten worden ten minste twee maanden vóór de eerste indiening van gegevens opgenomen in de Structural Business Statistics Manual. De codelijsten dienen alleen om te bepalen welke codes moeten worden gebruikt voor de indiening van de gegevens, en wijzigingen mogen in geen geval leiden tot een verhoging van de bij Verordening (EG) nr. 251/2009 vereiste mate van gedetailleerdheid. Het technische formaat voor de indiening van de bij deze verordening vereiste kwantitatieve gegevens wordt ook in de Structural Business Statistics Manual aangegeven.
Veld |
Omschrijving |
Reeks |
Code voor de reeksen QAG, QAS, Q1B, Q2B, Q3B, Q4B of QN |
Jaar |
Code voor het referentiejaar |
Territoriale eenheid |
Komt overeen met de landcode |
Grootteklasse |
Code voor de grootteklasse |
Economische activiteit |
NACE Rev. 2-code: secties, afdelingen of groepen |
Variabele |
Code voor het aan de kwaliteitsindicator gerelateerde kenmerk |
Indicator |
Code voor de kwaliteitsindicator |
Indicatorwaarde |
Numerieke waarde van de indicator; numerieke waarde van de kwaliteitsindicator vermenigvuldigd met tien en vervolgens afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal |
(1) PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.