32001D0242

2001/242/EG: Beschikking van de Raad van 19 maart 2001 houdende machtiging van de Republiek Oostenrijk tot het toepassen van een maatregel die afwijkt van artikel 11 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

Publicatieblad Nr. L 088 van 28/03/2001 blz. 0014 - 0014


Beschikking van de Raad

van 19 maart 2001

houdende machtiging van de Republiek Oostenrijk tot het toepassen van een maatregel die afwijkt van artikel 11 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(2001/242/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag(1), en met name op artikel 27,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op grond van artikel 27, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen dan wel bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

(2) Bij door het secretariaat-generaal van de Commissie op 25 augustus 2000 geregistreerd schrijven heeft de Republiek Oostenrijk verzocht om machtiging tot verlenging van de toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 11 van Richtlijn 77/388/EEG.

(3) In overeenstemming met voornoemd artikel 27 werden de andere lidstaten bij brief van 4 december 2000 van het verzoek van de Republiek Oostenrijk in kennis gesteld.

(4) De afwijkende maatregel bestaat erin dat het internationaal personenvervoer verricht door niet in Oostenrijk gevestigde belastingplichtigen met voertuigen die niet in Oostenrijk zijn ingeschreven op vereenvoudigde wijze wordt belast. De BTW wordt geïnd door betaling aan de grens van een bedrag dat wordt berekend op grond van een gemiddelde belastinggrondslag per persoon en per kilometer.

(5) De Republiek Oostenrijk had in het kader van de Toetredingsakte van 1994 toestemming gekregen om deze bijzondere maatregel tot en met 31 december 2000 toe te passen.

(6) De bijzondere maatregel is een maatregel tot vereenvoudiging die voldoet aan de voorwaarden van artikel 27 van Richtlijn 77/388/EEG voorzover hij van toepassing is op alle niet in de Republiek Oostenrijk gevestigde ondernemers die zich in dezelfde situatie bevinden en ongeacht hun land van vestiging.

(7) Het verdient aanbeveling de machtiging op bovenbedoelde voorwaarden te verlenen tot en met 31 december 2005 en op dat ogenblik de wenselijkheid van de afwijking aan een nieuw onderzoek te onderwerpen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van het bepaalde in artikel 11 van Richtlijn 77/388/EEG wordt de Republiek Oostenrijk gemachtigd om van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005 het internationaal personenvervoer verricht door niet in Oostenrijk gevestigde belastingplichtigen met behulp van niet in Oostenrijk ingeschreven motorvoertuigen te belasten onder de volgende voorwaarden:

- de in Oostenrijk afgelegde afstand moet worden belast op basis van een belastbaar gemiddelde per persoon en per kilometer;

- het systeem moet gelden voor alle niet in de Republiek Oostenrijk gevestigde belastingplichtigen, ongeacht het land waar zij de zetel van hun bedrijfsuitoefening hebben gevestigd;

- het systeem mag niet tot belastingcontroles aan de grenzen tussen de lidstaten leiden.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Lindh

(1) PBL L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/41/EG (PB L 22 van 24.1.2001. blz. 17).