32000Y0815(01)

Initiatief van de Franse Republiek met het oog op de aanneming van de verordening van de Raad inzake de wederzijdse tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende het omgangsrecht

Publicatieblad Nr. C 234 van 15/08/2000 blz. 0007 - 0011


Initiatief van de Franse Republiek met het oog op de aanneming van de verordening van de Raad inzake de wederzijdse tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende het omgangsrecht

(2000/C 234/08)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 1,

Gezien het initiatief van de Franse Republiek,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De lidstaten stellen zich ten doel de Unie als ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is te handhaven en te ontwikkelen; met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte neemt de Gemeenschap onder meer de maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.

(2) De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft herinnerd aan de noodzaak om een werkelijke Europese justitiële ruimte tot stand te brengen waarin onder andere de beslissingen inzake het omgangsrecht van kinderen van tafel en bed gescheiden of van echt gescheiden paren rechtstreeks in de lidstaten ten uitvoer gelegd kunnen worden.

(3) Bij gedeeltelijke of gehele ontbinding van het huwelijk dient het fundamentele recht van het kind op het onderhouden van regelmatige betrekkingen met beide ouders te worden gewaarborgd, onafhankelijk van de plaats waar zij in de Gemeenschap verblijven.

(4) Voor de goede werking van de interne markt is het nodig het vrije verkeer van beslissingen op dit gebied en de toepasselijkheid van de grensoverschrijdende uitoefening van het omgangsrecht van paren die in de Gemeenschap van echt of van tafel en bed zijn gescheiden, te verbeteren en te vereenvoudigen.

(5) Een vrijer verkeer van kinderen van gescheiden paren kan in de Gemeenschap slechts bereikt worden door een nog vrijer verkeer van beslissingen die hen raken, hetgeen zal voortvloeien uit de wederzijdse erkenning van de executoriale kracht van die beslissingen en uit een versterking van de samenwerkingsmechanismen.

(6) Dit onderwerp valt onder artikel 65 van het Verdrag.

(7) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen zij derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt; de onderhavige verordening gaat niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(8) De beslissingen waarop deze verordening van toepassing is, dienen gegeven te zijn in het kader van de procedures als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. ... van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen(3) (Brussel II).

(9) Deze beslissingen dienen bovendien betrekking te hebben op het grensoverschrijdend omgangsrecht betreffende kinderen jonger dan 16 jaar.

(10) Verordening (EG) nr. ... (Brussel II) is op deze beslissingen van toepassing doch deze verordening wijkt daarvan af door het beginsel van de wederzijdse erkenning van de executoriale kracht van de betreffende beslissingen te bevestigen.

(11) De rechtstreekse executoriale kracht van deze beslissingen in alle lidstaten dient te worden gecompenseerd door waarborgen ter bescherming van de belangen van beide ouders en van het kind.

(12) Een eenvormige procedure dient het mogelijk te maken in uitzonderlijke omstandigheden de tenuitvoerlegging te schorsen indien deze de belangen van het kind ernstig in het gedrang kan brengen of indien er een andere onverenigbare uitvoerbare beslissing bestaat; voorts verzet een in kracht van gewijsde gegane beslissing waarbij overeenkomstig Verordening (EG) nr. ... (Brussel II) een grond van niet-erkenning of niet-uitvoerbaarheid wordt geconstateerd, zich tegen de uitoefening van het omgangsrecht.

(13) Het is tevens dienstig de belangen van de ouder die het gezag uitoefent voor ogen te blijven houden door de terugkeer van het kind na afloop van zijn verblijf in het buitenland te waarborgen, hetgeen enerzijds inhoudt dat naast de noodzaak van dringende bescherming van het kind de autoriteiten van de staat van verblijf van het kind tijdens dat verblijf niet bevoegd zijn om de buitenlandse beslissing die ten uitvoer wordt gelegd, te wijzigen en anderzijds dat deze autoriteiten een gebonden bevoegdheid hebben om de terugkeer van het kind te gelasten.

(14) De doelstellingen van deze verordening nopen tevens tot een versterkte samenwerking tussen centrale organen die belast zijn met de uitvoering van een wederzijdse administratieve en rechtshulp.

(15) Teneinde de naleving van de in deze verordening bedoelde beslissingen te waarborgen, wisselen de centrale organen gegevens uit en maken zij gebruik van alle beschikbare middelen overeenkomstig het interne recht van hun staat, om de vrijwillige uitoefening van het omgangsrecht aan te moedigen of de uitoefening van dat recht door een beroep op dwangmiddelen te waarborgen.

(16) De centrale organen dienen toegankelijk te zijn voor de betrokken ouders, zowel voor degenen die het gezag als voor degenen die het omgangsrecht uitoefenen.

(17) De Commissie stelt een verslag op over de toepassing van deze verordening, teneinde, in voorkomend geval, de noodzakelijke wijzigingen voor te stellen; zij wordt in deze taak gesteund door de inlichtingen die de centrale organen haar verstrekken.

(18) De bijlagen bij deze verordening inzake centrale organen, gerechten, bevoegde autoriteiten en rechtsmiddelen moeten op basis van de door de lidstaten meegedeelde gegevens door de Commissie gewijzigd kunnen worden.

(19) Op gezette tijden zullen vergaderingen van de centrale organen plaatsvinden om een uitwisseling van ervaringen mogelijk te maken.

(20) Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen, overeenkomstig artikel 3 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland in de bijlage bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze verordening en zijn derhalve daardoor niet gebonden en niet gehouden haar toe te passen.

(21) Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van Denemarken in de bijlage bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze verordening en is derhalve daardoor niet gebonden en niet gehouden haar toe te passen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Toepassingsgebied

Artikel 1

1. Deze verordening is van toepassing op elke beslissing die in een lidstaat is gegeven in het kader van de procedures als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. ... van de Raad (Brussel II) en waarbij een omgangsrecht wordt toegekend aan een van de ouders betreffende een van hun gemeenschappelijke kinderen, indien:

a) dat omgangsrecht wordt uitgeoefend op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waarvan de autoriteiten het hebben toegekend, en

b) het kind jonger is dan 16 jaar op het tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van de beslissing wordt gevraagd.

2. Het omgangsrecht als bedoeld in lid 1 omvat het recht om het kind voor een beperkte periode naar een andere plaats dan zijn gewone verblijfplaats mee te nemen.

3. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "lidstaat" verstaan alle lidstaten, met uitzondering van ...

HOOFDSTUK II

Wederzijdse erkenning van de executoriale kracht van beslissingen inzake het omgangsrecht

Artikel 2

In afwijking van artikel 21 van Verordening (EG) nr. ... (Brussel II) kan een beslissing als bedoeld in artikel 1 van deze verordening die in een lidstaat is gegeven en daar uitvoerbaar is, zelfs voorlopig, in alle andere lidstaten ten uitvoer worden gelegd zonder dat op enige procedure een beroep behoeft te worden gedaan.

Artikel 3

De erkenning van de executoriale kracht van een in een andere lidstaat gegeven beslissing maakt het mogelijk onder dezelfde voorwaarden dezelfde uitvoeringsmaatregelen te nemen die uit een beslissing van dezelfde aard zouden voortvloeien indien zij uitvoerbaar zou zijn in de staat van erkenning na door de autoriteiten van deze lidstaat te zijn uitgesproken.

HOOFDSTUK III

Weigering om uitoefening van het omgangsrecht toe te staan

Artikel 4

De tenuitvoerlegging van een beslissing als bedoeld in artikel 1 kan in een andere lidstaat slechts worden geschorst indien de ouder die het gezag over het kind uitoefent in het kader van de procedure van artikel 6 aantoont dat:

a) de uitoefening van het omgangs- en verblijfsrecht als gevolg van nieuwe omstandigheden de lichamelijke of geestelijke gezondheid van het kind ernstig en rechtstreeks in gevaar brengt, of

b) er een onverenigbare reeds uitvoerbare beslissing op het grondgebied van deze lidstaat bestaat.

Artikel 5

1. De tenuitvoerlegging kan in het bijzonder niet geschorst worden door het instellen van een vordering tot constatering van een grond van niet-erkenning of niet-uitvoerbaarheid van het geheel of een gedeelte van een beslissing die gegeven is in het kader van de burgerrechtelijke procedures als bedoeld in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. ... (Brussel II).

2. Onverminderd artikel 4 verzet alleen een in kracht van gewijsde gegane beslissing houdende constatering van een grond van niet-erkenning of niet-uitvoerbaarheid van een beslissing in de zin van lid 1 zich tegen de uitoefening van het omgangsrecht.

Artikel 6

De vordering die wordt ingesteld tegen de uitoefening van het omgangs- en verblijfsrecht als bedoeld in artikel 4 wordt ingesteld voor de in bijlage II opgenomen gerechten van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft.

Artikel 7

1. De regels betreffende het depot en de betekening of kennisgeving van het verzoek worden bepaald door de wet van de lidstaat waar de ouder verblijft die houder is van het omgangsrecht.

2. Er wordt uitspraak gedaan volgens een spoedprocedure op tegenspraak en, in voorkomend geval, na het horen van het kind, indien dit dienstig is, onder andere gelet op de omstandigheden en het onderscheidingsvermogen van het kind.

3. De beslissing wordt gegeven binnen een termijn van ten hoogste acht dagen na de datum waarop de houder van het omgangsrecht zijn opmerkingen kenbaar heeft gemaakt. De beslissing is uitvoerbaar onverminderd het aanwenden van het rechtsmiddel als bedoeld in artikel 8.

Artikel 8

Tegen de beslissing inzake het verzoek tot weigering van het omgangsrecht staan alleen de in bijlage III opgenomen rechtsmiddelen open.

HOOFDSTUK IV

Wijziging van de titel

Artikel 9

Onverminderd de dringende noodzaak om een onmiddellijke en voorlopige bescherming van het kind te organiseren die niet kan worden gewaarborgd door de autoriteiten van zijn gewone verblijfplaats, kan de duur van het verblijf van het kind in een andere lidstaat ter uitvoering van een beslissing als bedoeld in van artikel 1, voor een autoriteit van deze staat geen grond vormen zich bevoegd te verklaren voor de wijziging van de beslissing die wordt uitgevoerd.

HOOFDSTUK V

Onmiddellijke terugkeer van het kind

Artikel 10

Indien het kind na afloop van de in de in artikel 1 a bedoelde beslissing vastgestelde periode van uitoefening van het omgangs- en verblijfsrecht niet wordt teruggebracht naar de ouder die het gezag uitoefent, kan deze de onmiddellijke terugkeer van het kind vragen aan het in artikel 12 bedoelde centrale orgaan van de lidstaat waar de ouder zijn gewone verblijfplaats heeft of waar het kind verblijft.

Artikel 11

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het kind verblijft gelasten de onmiddellijke terugkeer van het kind zonder dat de houder van het omgangsrecht zich daartegen kan verzetten, met name door zich te beroepen op het instellen van een vordering als bedoeld in artikel 5, het bestaan van een beslissing inzake het gezag die in zijn voordeel in deze staat is gegeven of die aldaar kan worden erkend, alsmede op artikel 13 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechterlijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen.

HOOFDSTUK VI

Samenwerking

Artikel 12

1. De lidstaten werken via de door hen aangewezen en in bijlage I opgenomen nationale centrale organen samen om de daadwerkelijke uitoefening van het omgangsrecht te waarborgen en na afloop van de periode van uitoefening van het omgangsrecht de onmiddellijke terugkeer van kinderen naar de ouder die het gezag uitoefent te verzekeren.

2. Met het oog daarop werken deze organen rechtstreeks samen om de samenwerking tussen de op hun onderscheiden grondgebied bevoegde autoriteiten te bevorderen.

3. In het bijzonder dienen deze organen, hetzij rechtstreeks hetzij met de medewerking van een tussenpersoon, passende maatregelen te nemen om:

a) gegevens uit te wisselen over de situatie van het kind;

b) de vrijwillige uitoefening van het omgangsrecht te vergemakkelijken;

c) overeenstemming tussen de ouders inzake de uitoefening van het omgangsrecht te vergemakkelijken door middel van verzoening, bemiddeling of enige andere soortgelijke methode;

d) overeenkomstig de in elke lidstaat toepasselijke regels elke dienstige procedure in te stellen of te bevorderen en een beroep te doen op de in hun nationaal recht bestaande dwangmiddelen in geval van kennelijke weigering om het omgangsrecht toe te staan of na afloop van de uitoefening van dat recht het kind terug te brengen naar de ouder die het gezag uitoefent;

e) onderling gegevens uit te wisselen over het recht van hun staat betreffende de toepassing van deze verordening;

f) elkaar wederzijds in kennis te stellen van eventuele ondervonden moeilijkheden bij de toepassing van deze verordening.

Artikel 13

1. De begunstigde van een beslissing als bedoeld in artikel 1, die moeilijkheden ondervindt om zijn recht uit te oefenen, kan zich richten tot het centrale orgaan van de lidstaat waar hij of het kind verblijft.

2. Hij dient ter ondersteuning van zijn verzoek de volgende documenten over te leggen:

a) een expeditie van de beslissing die voldoet aan de voorwaarden nodig voor haar echtheid;

b) het in bijlage V bij Verordening (EG) nr. ... (Brussel II) bedoelde certificaat, naar behoren ingevuld en waaruit blijkt dat de beslissing overeenkomstig de wet van de lidstaat van oorsprong uitvoerbaar is en dat zij betekend of meegedeeld is aan de ouder tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd.

HOOFDSTUK VII

Slotbepalingen

Artikel 14

Verordening (EG) nr. ... (Brussel II) is van toepassing op de beslissingen als bedoeld in artikel 1, tenzij de onderhavige verordening anders bepaalt.

Artikel 15

1. Uiterlijk ...(4) dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van deze verordening.

2. Het in lid 1 genoemde verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

3. Teneinde het in lid 2 genoemde verslag op te stellen, kan de Commissie de in artikel 12 bedoelde centrale organen verzoeken haar gegevens mee te delen over de toepassing van deze verordening. De centrale organen kunnen deze gegevens ook eigener beweging aan de Commissie meedelen.

Artikel 16

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de tekst van hun interne bepalingen tot wijziging van hetzij de in bijlage I bedoelde aangewezen centrale organen hetzij de in de bijlagen II en III bedoelde gerechten, bevoegde autoriteiten en rechtsmiddelen.

De Commissie past de betrokken bijlagen dienovereenkomstig aan.

Artikel 17

1. De in artikel 12 bedoelde centrale organen komen bijeen om hun ervaringen uit te wisselen en oplossingen te zoeken voor praktische en juridische problemen die zij in het kader van de door deze verordening ingestelde samenwerking ondervinden.

2. Elke lidstaat wijst een vertegenwoordiger aan om deel te nemen aan de in lid 1 bedoelde vergaderingen.

3. De centrale organen vergaderen voor het eerst binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening. Vervolgens komen zij op ad hoc-basis periodiek bijeen, waarbij - naar gelang van de geconstateerde behoeften - gewoonlijk één vergadering per jaar wordt gehouden op verzoek van het voorzitterschap van de Raad, dat tevens rekening houdt met de wensen van de lidstaten.

4. De vergaderingen vinden plaats, ten kantore van het secretariaat van de Raad in Brussel, overeenkomstig de in zijn reglement van orde vastgestelde regels.

5. Naar aanleiding van iedere vergadering wordt een verslag opgesteld dat aan de lidstaten en de Commissie wordt toegezonden.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op ...

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, ...

Voor de Raad

De voorzitter

...

(1) PB C ...

(2) PB C ...

(3) PB L ...

(4) Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

BIJLAGE I

Lijst van de nationale centrale organen (artikel 12)

- In België:

(...)

BIJLAGE II

Lijst van gerechten en autoriteiten die bevoegd zijn om uitspraak te doen over de procedure tot schorsing van de tenuitvoerlegging (artikelen 4 en 6)

- In België:

(...)

BIJLAGE III

Rechtsmiddelen als bedoeld in artikel 8

- In België:

(...)