31992D0543

92/543/EEG: Beschikking van de Raad van 23 november 1992 waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd een maatregel te treffen die afwijkt van artikel 2, punt 1, juncto artikel 13, titel B, onder d), punten 1 en 2, van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting

Publicatieblad Nr. L 351 van 02/12/1992 blz. 0031 - 0031


BESCHIKKING VAN DE RAAD van 23 november 1992 waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd een maatregel te treffen die afwijkt van artikel 2, punt 1, juncto artikel 13, titel B, onder d), punten 1 en 2, van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting (92/543/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), inzonderheid op artikel 27,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de afwijking gedurende de overgangsperiode, bedoeld in artikel 28, lid 3, onder b), van Zesde Richtlijn 77/388/EEG juncto punt 13 van bijlage F van die richtlijn, op grond waarvan de Lid-Staten het beheer van kredieten en kredietgaranties door een persoon of instelling, andere dan die welke de kredieten heeft verstrekt, mochten blijven vrijstellen, bij Achttiende Richtlijn 89/465/EEG (2) werd ingetrokken met ingang van 1 januari 1991;

Overwegende dat de Raad op grond van artikel 27, lid 1, van Zesde Richtlijn 77/388/EEG, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen elke Lid-Staat kan machtigen bijzondere, van de bepalingen van die richtlijn afwijkende maatregelen te treffen ten einde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen;

Overwegende dat de Bondsrepubliek Duitsland per brief die door de Commissie op 19 december 1990 werd ontvangen, heeft gevraagd de belastingvrijstelling voor het beheer van kredieten en kredietgaranties door een persoon of instelling, andere dan die welke de kredieten heeft verstrekt, te mogen handhaven; dat deze maatregel afwijkt van de bepalingen van artikel 2, punt 1, juncto artikel 13, titel B, onder d), punten 1 en 2, van Zesde Richtlijn 77/388/EEG, volgens welke dergelijke diensten, die in het binnenland door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht, aan de belasting over de toegevoegde waarde zijn onderworpen;

Overwegende dat de andere Lid-Staten van het verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland in kennis werden gesteld op 18 januari 1991;

Overwegende dat regelingen voor het belasten van dergelijke diensten aanzienlijke technische moeilijkheden in Duitsland zouden opleveren voor wat betreft de vaststelling door de betrokken ondernemingen van de belastbare handelingen en de aftrekbare voorbelasting in verband daarmee en voor wat betreft de controle door de belastingdienst;

Overwegende dat de gevraagde machtiging onder bepaalde voorwaarden kan worden verleend;

Overwegende dat de afwijking tijdelijk dient te zijn ten einde een evaluatie van het effect van de bij deze beschikking verleende machtiging, nadat deze enige tijd is toegepast, mogelijk te maken; dat de Bondsrepubliek Duitsland vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van deze machtiging dient te trachten de praktische moeilijkheden die deze afwijking noodzakelijk maken, te overwinnen;

Overwegende dat deze afwijking geen noemenswaardige invloed zal hebben op de uit de belasting over de toegevoegde waarde afkomstige eigen middelen van de Gemeenschap,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 2, punt 1, juncto artikel 13, titel B, onder d), punten 1 en 2, van Zesde Richtlijn 77/388/EEG, wordt de Bondsrepubliek Duitsland tot en met 31 december 1995 gemachtigd de diensten, verricht met betrekking tot het beheer van kredieten en kredietgaranties door een persoon of instelling, andere dan die welke de kredieten heeft verstrekt, vrij te stellen.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland. Gedaan te Brussel, 23 november 1992. Voor de Raad

De Voorzitter

N. LAMONT

(1) PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/680/EEG (PB nr. L 376 van 31. 12. 1991, blz. 1). (2) PB nr. L 226 van 3. 8. 1989, blz. 21.