30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 121/7


Advies van het Comité van de Regio's over de

„Mededeling betreffende belemmeringen voor een brede toegang tot de nieuwe diensten en toepassingen van de informatiemaatschappij via open platforms op het vlak van digitale televisie en mobiele communicatie van de 3e generatie” en de

„Mededeling inzake de overgang van analoge naar digitale omroep (van „omschakeling” naar digitaal tot „uitschakeling” van analoog)”

(2004/C 121/02)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

Gezien de mededelingen van de Europese Commissie betreffende resp. belemmeringen voor een brede toegang tot de nieuwe diensten en toepassingen van de informatiemaatschappij via open platforms op het vlak van digitale televisie en mobiele communicatie van de 3e generatie (COM(2003) 410 def.) en de overgang van analoge naar digitale omroep (van „omschakeling” naar digitaal tot „uitschakeling” van analoog) (COM(2003) 541 def.);

Gezien het besluit van de Europese Commissie van 9 juli 2003 om overeenkomstig artikel 265 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Comité over dit onderwerp te raadplegen;

Gezien het besluit van zijn voorzitter van 19 juni 2003 om de commissie „Cultuur en opleiding” met het opstellen van een desbetreffend advies te belasten;

Gezien de conclusies van de Europese Raad van Barcelona van maart 2002;

Gezien de conclusies van de Europese Raad van Sevilla van juni 2002;

Gezien zijn advies over „Het eEurope-Benchmarkingverslag” en inzake „eEurope 2005: Een informatiemaatschappij voor iedereen” (CDR 136/2002 fin) (1);

Gezien zijn advies over de „Goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma)” (CDR 73/2003 fin) (2);

Gezien zijn advies over het „Vervolg op het communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken” (CDR 140/2002 fin) (3);

Gezien zijn advies over het „Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma (2003-2005) voor de monitoring van eEurope, verspreiding van goede praktijken en de verbetering van de netwerk- en informatieveiligheid (MODINIS)” (CDR 252/2002 fin) (4);

Gezien zijn advies over „e-Europa 2002: Toegankelijkheid van websites van de overheid en de inhoud daarvan” (CDR 397/2001 fin) (5);

Gezien zijn ontwerpadvies (CDR 308/2003 rev. 2) dat door de commissie „Cultuur en opleiding” op 19 februari 2004 is goedgekeurd (rapporteur: de heer Ricca, burgemeester van Bollengo, IT/PSE);

Overwegende dat:

1)

de Europese Raad van Barcelona in maart 2002 heeft erkend dat digitale televisie en mobiele communicatie van de derde generatie (3G) een belangrijke rol zullen spelen bij het leveren van brede toegang tot interactieve diensten en de hoop heeft uitgesproken dat de lidstaten het gebruik van open platforms zullen stimuleren, teneinde burgers keuzevrijheid te bieden bij de toegang tot toepassingen en diensten van de informatiemaatschappij; daarbij is de Commissie verzocht om een analyse van de resterende obstakels voor een brede toegang tot deze diensten en toepassingen;

2)

de Europese Raad van Sevilla in juni 2002 met de goedkeuring van het actieplan eEurope 2005 het belang van een voor iedereen toegankelijke informatiemaatschappij voor het bereiken van de doelstelling van Lissabon om van de Unie de meeste concurrerende kenniseconomie ter wereld te maken, heeft onderkend;

3)

het in de komende jaren van belang is dat alle burgers, m.i.v. gehandicapten en personen met bijzondere behoeften, algemene toegang wordt verleend tot nieuwe diensten en toepassingen van de informatiemaatschappij;

heeft tijdens zijn 54e zitting van 21 en 22 april 2004 (vergadering van 21 april) het volgende advies goedgekeurd:

1.   Standpunt van het Comité van de Regio's

Het Comité van de Regio's

1.1

is ingenomen met dit initiatief van de Commissie waarmee zij het verzoek heeft ingewilligd om onderzoek te verrichten naar en een verslag te presenteren over de resterende belemmeringen voor brede toegang tot diensten van de informatiemaatschappij via open platforms op het vlak van mobiele communicatie van de 3e generatie en digitale televisie, alsmede met de uitgebreide openbare raadpleging die terzake is georganiseerd;

1.2

staat achter een toekomstperspectief van een „informatiemaatschappij voor iedereen”, waarbij iedereen er vroeg of laat een gewoonte van maakt om volledig gebruik te maken van elektronische diensten;

1.3

onderschrijft de keuze van de Commissie onderhavige mededeling vooral te laten gaan over de platforms voor het leveren van diensten, dat wil zeggen het middel waarmee diensten worden geleverd, in plaats van de variëteit van die diensten;

1.4

is het ermee eens dat de communicatie-infrastructuur vandaag de dag wordt gekenmerkt door een aantal nauwelijks met elkaar communicerende „connectiviteitseilanden”, maar dat er een tendens is waardoor de interoperabiliteit tussen deze „eilanden” steeds groter wordt en dat het technologische aspect in deze evolutie van belang is, aangezien de digitalisering van bestaande netwerken een aanzienlijke bijdrage levert aan de mogelijkheid om deze interoperabel te maken;

1.5

is net als de Commissie van mening dat deze evolutie naar een grotere interoperabiliteit deels ook marktgedreven is (gebruikers willen toegang krijgen tot diensten van verschillende dienstverleners, op meerdere soorten apparatuur, op verschillende plaatsen en in verschillende situaties), en deels ook samenhangt met de regelgeving (het nieuwe regelgevingskader van de EU streeft naar gelijke kansen, met technologisch neutrale regelgeving die de opkomst van een concurrerende multiplatformomgeving stimuleert);

1.6

juicht de voordelen van de „omschakeling” naar digitaal toe, omdat het daardoor mogelijk wordt digitale gegevens te verwerken en te comprimeren, zodat de netwerkcapaciteit veel efficiënter kan worden gebruikt dan met analoge signalen het geval is;

1.7

vestigt nogmaals de aandacht op het feit dat personal computers tegenwoordig het meest wijdverbreide middel zijn om toegang tot diensten van de informatiemaatschappij te verkrijgen, en dat digitale televisieontvangers en mobiele telefoons momenteel op de tweede plaats komen, weliswaar met een vrij grote afstand ten opzichte van pc's, terwijl gecombineerde apparatuur in opkomst is;

1.8

herinnert eraan dat televisieomroepen en radio-uitzendingen in de zin van Richtlijn 89/552/EEG geen diensten van de informatiemaatschappij zijn, omdat ze niet op individueel verzoek van een afnemer worden geleverd, en dat digitale televisie evenmin synoniem is met interactieve televisie;

1.9

wijst er daarom op dat de overgang van analoge naar digitale omroep („switchover”) een complex proces is met maatschappelijke en economische implicaties die veel meer behelzen dan een zuiver technische omschakeling. Gezien de betekenis van tv en radio in de hedendaagse samenleving heeft die omschakeling niet alleen een economisch, maar ook een groot maatschappelijk en politiek effect;

1.10

onderschrijft de keuze van de Commissie om vooral te streven naar de verbetering van de interoperabiliteit en in deze context voorrang te geven aan het gebruik van „open platforms”, omdat deze de burgers meer keuzevrijheid bieden voor toegang tot toepassingen en diensten van de informatiemaatschappij;

1.11

neemt er nota van dat leveranciers in de mobiele telecommunicatiesector zich ontwikkelen van voornamelijk leveranciers van spraakdiensten (met extra voorzieningen zoals SMS) tot leveranciers van mobiele gegevens- en multimediadiensten. Niettemin zijn er enkele belemmeringen voor mobiele communicatie van de derde generatie, die als volgt kunnen worden samengevat:

a)

de hoge kosten van het aanleggen van de infrastructuur;

b)

aanzienlijke en aanhoudende technische problemen;

c)

het ontbreken van degelijke diensten;

d)

het ontbreken van vraag naar „3G”-diensten;

1.12

neemt er tevens nota van dat uit het onderzoek naar dit vraagstuk is gebleken dat de toestand op dit gebied in het algemeen bijzonder ingewikkeld is en dat geen enkele analyse als definitief kan worden beschouwd. Daarom heeft het Comité waardering voor een aanpak die technologisch neutrale mededingingsvoorwaarden bevordert, waarbij niet alleen wordt gekeken naar het al dan niet „open” zijn van 3G- en DTV-platforms, maar ook naar andere factoren die met name voor consumenten de toegang tot diensten van de informatiemaatschappij belemmeren.

2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

Het Comité van de Regio's

2.1

zou graag zien dat bij het bevorderen van de toegang tot nieuwe diensten en toepassingen van de informatiemaatschappij en bij de overgang van analoge naar digitale omroep (van „omschakeling” naar digitaal tot „uitschakeling” van analoog) vooral de belangen van de burgers/consumenten op de voorgrond worden geplaatst, teneinde maatschappelijke nadelige effecten te voorkomen. Gelet op de rol van radio en televisie in de moderne samenleving heeft een en ander immers niet alleen gevolgen op economisch, maar ook op sociaal en politiek gebied;

2.2

vindt dat er in de eerste plaats moet worden gestreefd naar een vanuit sociaal, cultureel, taalkundig en regionaal oogpunt evenwichtige ontwikkeling van de Europese informatiemaatschappij, waaruit alle burgers voordeel kunnen halen, zodat nieuwe vormen van uitsluiting worden voorkomen;

2.3

verzoekt dan ook erop toe te zien dat:

a)

de overgang van analoge naar digitale omroep niet tot gevolg heeft dat veel gezinnen hun tv- of radiodiensten gewoon worden ontnomen (digitale televisie is thans vooral een zaak van betaaltelevisie per sateliet). De „switchoff” mag pas dan plaatsvinden als er echt haast geen analoge apparaten meer in gebruik zijn;

b)

de ontwikkeling van voor de consumenten nuttige en aantrekkelijke diensten wordt verzekerd;

c)

er een veilige omgeving wordt geschapen dat het gebruikersvertrouwen in interactieve diensten stimuleert, met name met betrekking tot privacybescherming en bescherming tegen de openbaarmaking van persoonsgegevens van consumenten, zoals creditcard-gegevens;

d)

er duidelijke regelgeving voor nieuwe elektronische diensten wordt gecreëerd;

e)

toegang ook wordt verzekerd voor gehandicapten en personen met bijzondere behoeften;

f)

vaart wordt gezet achter investeringen in de infrastructuur voor digitale communicatie, zodat de samenleving hiervan reeds de vruchten kan plukken, vooropgesteld dat alle territoriale niveaus hiertoe dezelfde toegang hebben en zonder dat dit voor de burgers verstoringen en buitensporige kosten meebrengt.

2.4

zou graag zien dat eventuele specifieke maatregelen op nationaal of Europees niveau, die noodzakelijk zouden worden om de uitschakeling van analoge en omschakeling naar digitale technieken economisch te ondersteunen, in de eerste plaats erop gericht zijn:

a)

pluralistische informatie te verzekeren, gelet op de politieke en maatschappelijke betekenis van de inhoud van uitzendingen op radio en televisie;

b)

te verzekeren dat het veranderingsproces op gang wordt gebracht door het dienstenaanbod, zodat het niet alleen maar gaat om een andere infrastructuur die de consumenten niet het gevoel geeft dat daaraan een meerwaarde voor hen vastzit. De overheid moet het aanbod van inhoud met een meerwaarde op de televisienetten stimuleren en tegelijkertijd de verspreiding van overheidsinformatie garanderen;

c)

de belangrijke rol te ondersteunen die lokale en regionale overheden niet alleen kunnen spelen als verstrekkers van informatie maar vooral ook als leveranciers van on-linediensten, als gebruikers van informatie- en communicatietechnologieën in de sectoren onderwijs en beroepsopleiding, gezondheidszorg, promotie van culturele en toeristische inhoud en bij de ontwikkeling van interoperabiliteit tussen openbare besturen;

d)

de verdere ontwikkeling van infrastructuur voor gemakkelijke toegang tot diensten over de hele Unie, m.i.v. afgelegen gebieden, te ondersteunen en aldus de kloof t.o.v. gebieden met een hoge concentratie van digitale diensten te verkleinen;

e)

bij te dragen tot een groter aanbod van goedkopere ontvangstapparatuur, zodat de overgang naar digitale omroep voor de consument geen hogere kosten meebrengt;

f)

te bevorderen dat alle Europese overheidsinstanties op alle niveaus zich ertoe verplichten de burgers online-diensten aan te bieden, die als model en als referentiekader dienen voor de promotie en vermaatschappelijking van de nieuwe digitale technologie.

2.5

onderstreept dat eventuele overheidsmaatregelen het systeem niet mogen verstoren en het concurrentieprincipe niet mogen schenden. De overheidssteun mag niet discriminerend werken en de ene marktspeler ten opzichte van de andere bevoordelen;

2.6

verzoekt nauwlettend te onderzoeken welke risico's verbonden zijn aan het verlenen van overheidssteun: enerzijds kunnen de na te streven doelstellingen van gemeenschappelijk belang in het gedrang komen als geen steun wordt verleend, anderzijds kan steun nadelig zijn voor concurrentievermogen en innovatiedrang. Aangezien over overheidssteun, b.v. bij de „omschakeling” van radio en televisie, door nationale en/of regionale bevoegde overheden een politiek oordeel moet worden gegeven, mag dat oordeel in ieder geval niet arbitrair zijn, maar moet dit op een degelijke marktanalyse zijn gebaseerd. Bij het bepalen van de overheidssteun die nodig is voor de infrastructuur om digitale diensten overal op het grondgebied even toegankelijk te maken moet rekening worden gehouden met de bijzondere kenmerken van alle regio's, vooral met de geografische grootte en het aantal inwoners.

2.7

pleit ervoor toe te zien op het gebruik van het door de analoge omroep vrijgemaakte frequentiespectrum dat helemaal moet worden gebruikt voor andere televisiekanalen of voor nieuwe sectoren en diensten, bv. op het gebied van mobiele telefonie;

2.8

de toename van het aantal beschikbare radio- en televisiekanalen kan het probleem doen rijzen dat de markt niet in staat is alle kansen aan te grijpen die door de technologie worden geboden; dit kan de ondergang betekenen voor kleine lokale zenders, die met kosten worden geconfronteerd als zij de concurrentie het hoofd willen bieden en onvoldoende inkomsten uit reclamerechten kunnen halen. Een en ander zou ook nadelig zijn voor de lokale overheden die vaak de hulp van lokale omroepen inroepen om de lokale culturele en sociaal-economische specificiteit in de schijnwerpers te plaatsen en daaraan recht te doen. De nieuwe technologieën moeten er daarentegen voor zorgen dat er steeds meer informatie ter beschikking van steeds meer burgers wordt gesteld.

Brussel, 21 april 2004.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Peter STRAUB


(1)  PB C 128 van 29.5.2003, blz. 14.

(2)  PB C 244 van 10.10.2003, blz. 42.

(3)  PB C 73 van 26.3.2003, blz. 34.

(4)  PB C 128 van 29.5.2003, blz. 19.

(5)  PB C 278 van 14.11.2002, blz. 24.