7.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 424/31


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Østre Landsret (Denemarken) op 26 augustus 2022 — A, B en Vereniging C/Skatteministeriet

(Zaak C-573/22)

(2022/C 424/41)

Procestaal: Deens

Verwijzende rechter

Østre Landsret

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: A, B en Vereniging C

Verwerende partij: Skatteministeriet

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 370 van richtlijn 2006/112/EG (1) van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, gelezen in samenhang met deel A, punt 2, van bijlage X bij deze richtlijn, aldus worden uitgelegd dat het de betrokken lidstaten de mogelijkheid biedt om belasting over de toegevoegde waarde te heffen over een wettelijke omroepbijdrage ter financiering van de niet-commerciële activiteiten van openbare omroeporganisaties, terwijl er geen sprake is van “diensten die onder bezwarende titel worden verricht” in de zin van artikel 2, lid 1, van die richtlijn?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, wordt het Hof verzocht de volgende prejudiciële vragen te beantwoorden:

2)

Moet artikel 370 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, gelezen in samenhang met deel A, punt 2, van bijlage X bij deze richtlijn, aldus worden uitgelegd dat de mogelijkheid waarover een lidstaat beschikt om belasting over de toegevoegde waarde te heffen over een wettelijke omroepbijdrage als bedoeld in de eerste vraag, kan worden gehandhaafd indien de lidstaat na de inwerkingtreding, op 1 januari 1978, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) (2) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting de bijdragenregeling in die zin heeft gewijzigd dat een omroepbijdrage niet langer wordt geheven voor het bezit van radio- en televisieapparatuur, maar in de plaats daarvan voor het bezit van welk apparaat ook waarmee rechtstreeks audiovisuele programma’s en diensten kunnen worden ontvangen, waaronder smartphones, computers enzovoort?

3)

Moet artikel 370 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, gelezen in samenhang met deel A, punt 2, van bijlage X bij deze richtlijn, aldus worden uitgelegd dat de mogelijkheid waarover een lidstaat beschikt om belasting over de toegevoegde waarde te heffen over een wettelijke omroepbijdrage als bedoeld in de eerste vraag kan worden gehandhaafd indien de lidstaat na de inwerkingtreding, op 1 januari 1978, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting de bijdragenregeling in die zin heeft gewijzigd dat een klein deel van de opbrengsten uit de omroepbijdragen, ter beoordeling van de minister van Cultuur, wordt gebruikt voor de financiering van ten eerste omroeporganisaties die overheidssubsidies ontvangen maar zelf geen publieke instellingen zijn, en ten tweede media- en filmorganisaties die een bijdrage leveren aan radio- en televisieactiviteiten, maar deze niet zelf verrichten?


(1)  PB 2006, L 347, blz. 1.

(2)  PB 1977, L 145, blz. 1.