16.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 134/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Gorzowie Wielkopolskim (Polen) op 24 november 2017 — WB

(Zaak C-658/17)

(2018/C 134/16)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Okręgowy w Gorzowie Wielkopolskim

Partij in het hoofdgeding

WB

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 46, lid 3, onder b), juncto artikel 39, lid 2, van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (1) aldus worden uitgelegd dat de afgifte van een verklaring betreffende een beslissing inzake erfopvolging, waarvan het model is opgenomen in bijlage 1 bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1329/2014 van de Commissie van 9 december 2014 tot vaststelling van de formulieren bedoeld in verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2), eveneens met betrekking tot beslissingen die de erfstelling bekrachtigen, maar niet (ook niet voor een deel) uitvoerbaar zijn, is toegestaan?

2)

Moet artikel 3, lid 1, onder g), van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad aldus worden uitgelegd dat een verklaring van erfrecht, die op grond van een onbetwist verzoek van alle betrokkenen bij een procedure ter bekrachtiging van de erfstelling door een notaris wordt opgesteld en die de rechtsgevolgen heeft van een door een gerecht vastgestelde rechtsgeldige beslissing aangaande het verkrijgen van de nalatenschap — zoals een door een Poolse notaris opgesteld verklaring van erfrecht — als beslissing in de zin van deze bepaling moet worden beschouwd?

En moet artikel 3, lid 2, eerste volzin, van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad dientengevolge aldus worden uitgelegd dat een notaris die een dergelijke verklaring van erfrecht heeft opgesteld, als gerecht in de zin van laatstgenoemde bepaling moet worden beschouwd?

3)

Moet artikel 3, lid 2, tweede volzin, van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad aldus worden uitgelegd dat de door een lidstaat overeenkomstig artikel 79 van de verordening gedane kennisgeving een informatief karakter heeft en geen voorwaarde vormt voor de erkenning van een beoefenaar van juridische beroepen met bevoegdheden op het gebied van erfopvolging, die gerechtelijke taken in plaats van het gerecht in de zin van artikel 3, lid 2, eerste volzin, van de verordening uitoefent, wanneer hij voldoet aan de uit de laatstgenoemde bepaling blijkende voorwaarden?

4)

In het geval van een ontkennend antwoord op de eerste, de tweede of de derde vraag:

moet artikel 3, lid 1, onder i), van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad aldus worden uitgelegd dat de erkenning van het nationale procedurele instrument ter bekrachtiging van de erfstelling — zoals de Poolse notariële verklaring van erfrecht — als beslissing in de zin van artikel 3, lid 1, onder g), van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad de erkenning ervan als authentieke akte uitsluit?

5)

In het geval van een bevestigend antwoord op de vierde vraag:

moet artikel 3, lid 1, onder i), van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad aldus worden uitgelegd dat een verklaring van erfrecht die op grond van een onbetwist verzoek van alle betrokkenen bij een procedure ter bekrachtiging van de erfstelling door een notaris wordt opgesteld — zoals een door een Poolse notaris opgestelde verklaring van erfrecht — een authentieke akte in de zin van deze bepaling vormt?


(1)  PB 2012, L 201, blz. 107.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1329/2014 van de Commissie van 9 december 2014 tot vaststelling van de formulieren bedoeld in verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PB 2014, L 359, blz. 30).