31.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 252/21


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen (België) op 7 juni 2013 — Openbaar Ministerie tegen Edgard Jan De Clercq e.a.

(Zaak C-315/13)

2013/C 252/32

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: Openbaar Ministerie

Verweerders: Edgard Jan De Clercq, Emiel Amede Rosa De Clercq, Nancy Genevieve Wilhelmina Rottiers, Ermelinda Jozef Martha Tampère, Thermotec NV

Prejudiciële vraag

Moeten de bepalingen van de artikelen 56 en 57 VWEU (voorheen artikelen 49 en 50 EG-Verdrag) en artikel 3, leden 1 en 10, van richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB 1997, L 18, blz. 1), al dan niet in samenhang gelezen met artikel 19 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december betreffende diensten op de interne markt (PB L 376, blz. 36), zo worden geïnterpreteerd dat zij zich verzetten tegen artikel 141 van de Programmawet (I) van 27 december 2006 krachtens dewelke aan de persoon bij wie of voor wie door gedetacheerde werknemers of gedetacheerde stagiairs, rechtstreeks of via onderaanneming werkzaamheden verricht worden, de verplichting wordt opgelegd om via elektronische weg (of bij onmogelijkheid per fax of per brief) voorafgaand aan het begin van de tewerkstelling van deze personen, de identiteitsgegevens van deze personen die niet in de mogelijkheid zijn het ontvangstbewijs afgeleverd aan hun werkgever van zijn voorafgaande melding voor te leggen, te melden aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid juncto artikel 157 van de Programmawet (I) van 27 december 2006 en artikel 183, eerste lid, 1o Sociaal strafwetboek, die de niet-naleving hiervan bestraft met correctionele strafsancties?