Zaak C‑344/09

Dan Bengtsson

(verzoek van de Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnd om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing – Begrip nationale ‚rechterlijke instantie’ – Noodzaak van geding en van procedure die moet leiden tot beslissing die kenmerken van rechterlijke uitspraak vertoont – Onbevoegdheid van Hof”

Samenvatting van de beschikking

Prejudiciële vragen – Voorlegging aan Hof – Nationale rechterlijke instantie in zin van artikel 234 EG – Begrip

(Art. 234 EG)

De nationale rechter is alleen dan bevoegd tot verwijzing naar het Hof indien bij hem een geding aanhangig is gemaakt en hij uitspraak moet doen in het kader van een procedure die moet uitmonden in een beslissing die de kenmerken van een rechterlijke uitspraak vertoont. Wanneer het verwijzende orgaan als bestuursorgaan optreedt zonder dat het tegelijkertijd een geschil dient te beslechten, kan het dus niet worden geacht een rechtsprekende functie te vervullen. Dat is het geval met een gemeentelijke commissie als de Miljö‑ och hälsoskyddsnämnd (milieu‑ en gezondheidscommissie) van de gemeente Mora in Zweden).

De Miljö‑ och hälsoskyddsnämnd is namelijk enerzijds belast met het toezicht op de bescherming van het milieu en de volksgezondheid en heeft tot taak de nodige corrigerende maatregelen te nemen. Anderzijds dient de Miljö‑ och hälsoskyddsnämnd, die niet tot taak heeft de rechtmatigheid van een beslissing te toetsen, maar een eerste standpunt moet bepalen over de klacht van een burger, geen geding te beslechten. Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat natuurlijke of rechtspersonen bij haar opmerkingen kunnen indienen, daar deze mogelijkheid de aard van de uitgeoefende activiteit niet beïnvloedt. Hieruit volgt dat deze commissie dus geen rechtsprekende functie uitoefent.

(cf. punten 18‑19, 21, 23‑25)







BESCHIKKING VAN HET HOF (Vijfde kamer)

24 maart 2011 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Begrip ‚rechterlijke instantie’ – Noodzaak van geding en procedure die moet leiden tot beslissing die kenmerken vertoont van rechterlijke uitspraak – Onbevoegdheid van Hof”

In zaak C‑344/09,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden (Zweden), bij beslissing van 2 juni 2009, ingekomen bij het Hof op 21 augustus 2009, in het kader van het onderzoek van een klacht van

Dan Bengtsson,

geeft

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: E. Levits, waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, M. Safjan (rapporteur) en M. Berger, rechters,

advocaat-generaal: J. Mazák,

griffier: A. Calot Escobar,

de advocaat-generaal gehoord,

de navolgende

Beschikking

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden (0 Hz tot 300 GHz) (PB L 199, blz. 59) ten aanzien van artikel 174, lid 2, EG.

2        Dit verzoek is ingediend door Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden (milieu‑ en gezondheidscommissie van de gemeente Mora), na een bij haar door D. Bengtsson ingediend verzoek tot verlaging van het niveau van niet-ioniserende stralingen uit de basisstations van mobieletelefoonnetwerken bij zijn woning.

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

3        Volgens een klacht die Bengtsson, inwoner van de gemeente Mora, blijkens de verwijzingsbeslissing en de bij het Hof ingediende opmerkingen in 2006 bij Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, heeft ingediend, heeft hij ernstige gezondheidsproblemen als gevolg van de blootstelling aan niet-ioniserende stralingen uit de basisstations van draadloze telecommunicatie en transmissie bij zijn woning. Hij verzocht het voorzorgsbeginsel toe te passen en maatregelen te gelasten tot verlaging van de blootstelling van zijn woning aan deze stralingen.

4        Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, is een gemeentelijke commissie, die in de betrokken gemeente is belast met het toezicht tot bescherming van het milieu en de volksgezondheid en tot taak heeft de nodige corrigerende maatregelen te nemen. In die hoedanigheid oefent zij met name controle uit op de basisstations van draadloze telecommunicatie en transmissie.

5        Krachtens hoofdstuk 26, § 9, van wet 1998:808 houdende het milieuwetboek [miljöbalk (1998:808)] zijn de gemeentelijke commissies als Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, bevoegd de maatschappijen voor mobiele telefonie geboden of verboden te geven. Krachtens hoofdstuk 26, § 14, van deze wet kunnen geldboeten worden verbonden aan deze geboden of verboden.

6        Krachtens hoofdstuk 19, § 1, van deze wet kan tegen de beslissingen van deze gemeentelijke commissies een klacht bij het Länsstyrelse (provinciebestuur) worden ingediend terwijl de beslissingen van dit provinciebestuur vervolgens vatbaar zijn voor beroep bij de Miljödomstol (milieukamer van rechtbank van eerste aanleg).

7        Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, nodigde de maatschappijen voor mobiele telefonie waarvan de basisstations bij de woning van Bengtsson liggen, uit hun opmerkingen over zijn klacht te maken. Al deze maatschappijen stelden de geldende regeling in acht te nemen daar de blootstelling aan stralingen beneden de bij aanbeveling 1999/519 bedoelde referentieniveaus ligt. Bijgevolg verlaagden zij niet vrijwillig de niet-ioniserende stralingen tot een door de klager aanvaardbaar geacht niveau.

8        In antwoord op de opmerkingen van deze maatschappijen voor mobiele telefonie wees Bengtsson erop dat deze referentieniveaus alleen niveaus van blootstelling weergeven waarop wetenschappelijk vaststaat dat opwarmingseffecten ontstaan, en dus irrelevant zijn ter beoordeling van andere gevolgen voor de gezondheid overeenkomstig het voorzorgsbeginsel.

9        Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, moet zich als toezichthoudende autoriteit op de basisstations van draadloze telecommunicatie en transmissie uitspreken over het aan de klacht van Bengtsson te geven gevolg.

10      In deze omstandigheden heeft Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„[...] [M]oeten, gelet op artikel 174, lid 2, EG, de in aanbeveling 1999/519 gegeven referentieniveaus voor elektromagnetische velden [...] worden opgevat als een leidraad voor de toepassing van het voorzorgsbeginsel of vult dat beginsel aanbeveling 1999/519 aan [?]”

 Bevoegdheid van het Hof

11      Volgens artikel 92, lid 1, van zijn Reglement voor de procesvoering, dat krachtens artikel 103, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de prejudiciële verwijzing, kan het Hof, wanneer het kennelijk onbevoegd is kennis te nemen van een beroep of wanneer het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, de advocaat-generaal gehoord, zonder de behandeling voort te zetten, beslissen bij met redenen omklede beschikking.

12      Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, stelt in antwoord op een krachtens artikel 104, lid 5, van het Reglement voor de procesvoering tot haar gericht verzoek om verduidelijking in het kader van haar toezicht een administratieve instantie met rechterlijke bevoegdheden te zijn. Zij voldoet aan alle criteria van de rechtspraak om als een „rechterlijke instantie van een der lidstaten” in de zin van artikel 234 EG te worden aangemerkt. Bovendien is voor haar een geding aanhangig en moet zij zich uitspreken in een procedure die moet leiden tot een beslissing die de kenmerken vertoont van een rechterlijke uitspraak.

13      Volgens TeliaSonera Mobile Networks AB is Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, geen rechterlijke instantie in de zin van artikel 234 EG, daar haar taak van toezicht niet kan worden beschouwd als de uitoefening van een rechterlijke functie.

14      Volgens Tele2 Sverige AB vallen de beslissingen van Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, onder de uitvoerende functie en kunnen zij niet worden gelijkgesteld met een rechterlijke activiteit. Bovendien is er geen geding tussen de door de verwijzende instantie genoemde partijen.

15      De Tsjechische regering wijst erop dat Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, niet tot de rechterlijke bevoegdheid van de betrokken lidstaat behoort. Daar de beslissingen ervan vatbaar zijn voor beroep bij het Länsstyrelse en de criteria van de rechtspraak strikter dienen te worden toegepast in het geval van een semi-rechterlijke instantie wat met name het vereiste van onafhankelijkheid betreft, is geen rechterlijke instantie in de zin van artikel 234 EG.

16      De Franse regering betwijfelt of Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, als een rechterlijke instantie in de zin van artikel 234 EG kan worden aangemerkt.

17      De Commissie van de Europese Gemeenschappen merkt op dat Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, als toezichthoudende instantie de maatschappijen voor mobiele telefonie bevelen kan geven, hetgeen de uitoefening van een administratieve functie is. Er is dus geen geding voor haar aanhangig en zij dient zich niet uit te spreken in een procedure die moet uitmonden in een beslissing die de kenmerken vertoont van een rechterlijke uitspraak. Bovendien is niet voldaan aan het vereiste van onafhankelijkheid van de verwijzende instantie daar de gemeenteraad overeenkomstig hoofdstuk 4, § 10a, van gemeentewet 199:1900 [kommunallag (1991:900)] alle leden van deze commissie kan ontslaan, wanneer de politieke meerderheid in de gemeenteraad niet meer overeenkomt met die in die commissie of bij wijziging van de organisatie van deze laatste.

18      Volgens vaste rechtspraak volgt uit artikel 234 EG dat de nationale rechter alleen bevoegd is tot verwijzing naar het Hof, indien bij hem een geding aanhangig is gemaakt en hij uitspraak moet doen in het kader van een procedure die moet uitmonden in een beslissing die de kenmerken vertoont van een rechterlijke uitspraak (zie met name beschikking van 18 juni 1980, Borker, 138/80, Jurispr. blz. 1975, punt 4; arresten van 31 mei 2005, Syfait e.a., C‑53/03, Jurispr. blz. I‑4609, punt 29, en 25 juni 2009, Roda Golf & Beach Resort, C‑14/08, Jurispr. blz. I‑5439, punt 34).

19      De verwijzende instantie kan dus, wanneer zij als bestuursorgaan optreedt zonder tegelijk een geding te moeten beslechten in de zin van de rechtspraak van het Hof, niet worden geacht een rechterlijke functie uit te oefenen (zie met name arresten van 19 oktober 1995, Job Centre, C‑111/94, Jurispr. blz. I‑3361, punt 11; 15 januari 2002, Lutz e.a., C‑182/00, Jurispr. blz. I‑547, punt 14, en arrest Roda Golf & Beach Resort, reeds aangehaald, punt 35).

20      In casu dient te worden vastgesteld dat Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, in de context van de door Bengtsson bij haar ingediende klacht administratieve taken vervult.

21      In de eerste plaats blijkt deze gemeentelijke commissie belast te zijn met het toezicht tot bescherming van het milieu en de volksgezondheid en tot taak te hebben de nodige corrigerende maatregelen te nemen.

22      In de tweede plaats blijkt geenszins uit de verwijzingsbeslissing en de bij het Hof ingediende opmerkingen dat de situatie van Bengtsson vóór het verzoek bij het Hof van Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, aanleiding gaf tot een beslissing waartegen bij deze commissie beroep is ingesteld. Deze commissie is dus de eerste instantie die kennisneemt van het verzoek tot verlaging van de niet-ioniserende stralingen uit de basisstations bij de woning van Bengtsson (zie naar analogie met name beschikkingen van 10 juli 2001, HSB-Wohnbau, C‑86/00, Jurispr. blz. I‑5353, punt 15; 22 januari 2002, Holto, C‑447/00, Jurispr. blz. I‑735, punt 21, en 12 januari 2010, Amiraike Berlin, C‑497/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 20).

23      In de context die tot het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing leidde heeft Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, dus niet tot taak de rechtmatigheid van een beslissing te toetsen. Haar taak is voor het eerst een standpunt te bepalen over de klacht van een burger. In deze omstandigheden dient zij niet een geding te beslechten in de zin van de rechtspraak van het Hof (zie in die zin arrest van 12 november 1998, Victoria Film, C‑134/97, Jurispr. blz. I‑7023, punten 16 en 18).

24      Dat de betrokken natuurlijke of rechtspersonen bij Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, opmerkingen kunnen indienen, laat deze vaststelling onverlet daar deze mogelijkheid de aard van de activiteit niet beïnvloedt (zie in die zin arrest van 14 juni 2001, Salzmann, C‑178/99, Jurispr. blz. I‑4421, punt 18).

25      Bijgevolg treedt Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, in het kader van het onderzoek van de door Bengtsson bij haar ingediende klacht op als bestuursorgaan, zonder dat zij tegelijkertijd een geding te beslechten heeft in de zin van de rechtspraak van het Hof, zodat zij niet optreedt in een rechtsprekende functie.

26      Mitsdien moet overeenkomstig de artikelen 92, lid 1, en 103, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering worden vastgesteld dat het Hof kennelijk onbevoegd is om te antwoorden op de door Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, gestelde vraag.

 Kosten

27      Ten aanzien van Bengtsson is de procedure als een voor Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden, gerezen incident te beschouwen, zodat zij over de kosten heeft te beslissen. De door anderen dan Bengtsson wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vijfde kamer) beschikt:

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om te antwoorden op de door Mora kommun, Miljö‑ och hälsoskyddsnämnden (Zweden), bij beslissing van 2 juni 2009 gestelde vraag.

ondertekeningen


* Procestaal: Zweeds.