7.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 267/19


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 september 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hessische Finanzgericht, Kassel — Duitsland) — Plantanol GmbH & Co.KG/Hauptzollamt Darmstadt

(Zaak C-201/08) (1)

(Richtlijn 2003/30/EG - Bevordering van gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in vervoer - Richtlijn 2003/96/EG - Communautaire regeling voor belasting van energieproducten en elektriciteit - Mengsel van plantaardige olie, additief en brandstof - Biobrandstoffen - Nationale regeling - Belastingvrijstelling - Vervanging van vrijstelling door verplichting om te voorzien in minimaal aandeel biobrandstoffen in brandstoffen - Overeenstemming met richtlijnen 2003/30/EG en 2003/96/EG - Algemene beginselen van rechtszekerheid en bescherming van gewettigd vertrouwen)

2009/C 267/33

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Hessisches Finanzgericht, Kassel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Plantanol GmbH & Co.KG

Verwerende partij: Hauptzollamt Darmstadt

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hessisches Finanzgericht (Duitsland) — Uitlegging van artikel 3 van richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer (PB L 123, blz. 42) en van het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel — Nationale regeling die de belastingvrijstelling voor biobrandstoffen in brandstofmengsels vóór afloop van in de eerdere regeling bepaalde duur vervangt door de verplichting tot bijmenging van biobrandstoffen in conventionele brandstoffen, met als gevolg dat tot dusver begunstigde producenten worden benadeeld

Dictum

1)

Artikel 3 van richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer, moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale regeling als die aan de orde in het hoofdgeding, die een product als dat in het hoofdgeding, dat bestaat in een mengsel van plantaardige olie, fossiele dieselolie en specifieke additieven, uitsluit van de daarin opgenomen belastingvrijstelling voor biobrandstoffen.

2)

De algemene beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen staan in beginsel niet eraan in de weg dat een lidstaat de belastingvrijstelling voor een product als dat in het hoofdgeding, afschaft vóór de in de nationale regeling aanvankelijk geplande afloopdatum. Voor een dergelijke afschaffing is hoe dan ook niet vereist dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen. De verwijzende rechter dient evenwel in het kader van een algehele beoordeling in het individuele geval te onderzoeken of die beginselen in het hoofdgeding in acht zijn genomen en daarbij rekening te houden met alle daarvoor relevante omstandigheden.


(1)  PB C 183 van 19.07.2008.