17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 177/78


P9_TA(2022)0444

Uitvoering van de nieuwe Europese agenda voor cultuur en de EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen

Resolutie van het Europees Parlement van 14 december 2022 over de uitvoering van de nieuwe Europese agenda voor cultuur en de EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen (2022/2047(INI))

(2023/C 177/09)

Het Europees Parlement,

gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG’s), in het bijzonder SDG 17 over een nieuwe impuls voor het mondiale partnerschap voor duurzame ontwikkeling,

gezien de slotverklaring die werd aangenomen tijdens de wereldconferentie van de Unesco over cultuurbeleid en duurzame ontwikkeling, MONDIACULT 2022, die in Mexico-Stad van 28 tot en met 30 september 2022 werd gehouden,

gezien de verklaring die werd aangenomen na de informele vergadering van de ministers van Cultuur en van Europese Zaken van de lidstaten van de Europese Unie, gehouden in Parijs op 3 mei 2019,

gezien de resolutie van de Raad van Europa van 8 december 2010 over de vaststelling van een uitgebreid partieel akkoord inzake culturele routes,

gezien het verslag van de Werkgroep open coördinatiemethode (OCM) van deskundigen uit de lidstaten van 4 mei 2017 getiteld “How culture and the arts can promote intercultural dialogue in the context of the migratory and refugee crisis” (Hoe cultuur en de kunsten interculturele dialoog kunnen bevorderen in de context van de migratie- en vluchtelingencrisis),

gezien het verslag van de OCM-werkgroep van deskundigen uit de lidstaten van 17 december 2019 getiteld “Sustainable cultural tourism” (Duurzaam cultureel toerisme),

gezien het verslag van de OCM-werkgroep van deskundigen uit de lidstaten van 4 juni 2021 getiteld “Towards gender equality in the cultural and creative sectors” (Naar gendergelijkheid in de culturele en creatieve sectoren),

gezien het verslag van de OCM-werkgroep van deskundigen uit de lidstaten van 5 september 2022 getiteld “Strengthening cultural heritage resilience for climate change” (Versterking van de klimaatbestendigheid van cultureel erfgoed),

gezien het verslag van de OCM-werkgroep van deskundigen uit de lidstaten van 22 september 2022 getiteld “Stormy Times. Nature and Humans: Cultural Courage for Change” (Stormachtige tijden, natuur en de mens: culturele moed voor verandering),

gezien het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,

gezien de Verklaring van Rome van de ministers van Cultuur van de G20 van 30 juli 2021,

gezien artikel 8, lid 2, van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof,

gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake delicten met betrekking tot cultuurgoederen (Verdrag van Nicosia),

gezien de mededeling van de Commissie van 22 mei 2018 getiteld “Een nieuwe Europese agenda voor cultuur” (COM(2018)0267),

gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 8 juni 2016 getiteld “Naar een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen” (JOIN(2016)0029),

gezien het document getiteld “Gedeelde visie, gemeenschappelijke actie: Een sterker Europa — Een algemene strategie voor de Europese Unie op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid”, dat op 28 juni 2016 is gepresenteerd door de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV/VV),

gezien de in januari 2021 gepubliceerde gezamenlijke richtsnoeren van de Europese Dienst voor extern optreden en de nationale culturele instellingen in de EU,

gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2018 over de uitvoering, resultaten en algehele beoordeling van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed 2018 (COM(2019)0548),

gezien de mededeling van de Commissie van 15 september 2021 getiteld “Nieuw Europees Bauhaus: mooi, duurzaam, samen” (COM(2021)0573),

gezien het verslag van de Commissie van 29 juni 2022 over het werkplan voor cultuur 2019-2022 (COM(2022)0317),

gezien de conclusies van de Raad van 15 november 2018 over het werkplan voor cultuur 2019-2022,

gezien de conclusies van de Raad van 7 juni 2019 over een strategische aanpak van de EU voor internationale culturele betrekkingen en een actiekader,

gezien de conclusies van de Raad van 22 januari 2018 over de geïntegreerde aanpak van externe conflicten en crises,

gezien de conclusies van de Raad van 21 juni 2021 over de EU-aanpak voor cultureel erfgoed in conflicten en crises,

gezien de conclusies van de Raad van 18 mei 2021 over het herstel, de veerkracht en de duurzaamheid van de culturele en creatieve sectoren,

gezien de conclusies van de Raad van 8 juni 2018 over de noodzaak cultureel erfgoed op alle beleidsgebieden van de EU op de voorgrond te plaatsen,

gezien de Verklaring van Rome van de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie van 25 maart 2017,

gezien zijn resolutie van 11 december 2018 over de nieuwe Europese agenda voor cultuur (1),

gezien zijn resolutie van 5 juli 2017 over een Europese strategie voor internationale culturele betrekkingen (2),

gezien zijn resolutie van 20 januari 2021 over de ontwikkeling van doeltreffend beleid naar aanleiding van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed (3),

gezien zijn resoluties van 7 juni 2007 over de sociale status van kunstenaars (4) en van 20 oktober 2021 over de situatie van kunstenaars en het cultureel herstel in de EU (5),

gezien zijn resolutie van 8 maart 2022 over de rol van cultuur, onderwijs, media en sport bij racismebestrijding (6),

gezien zijn resolutie van 17 september 2020 over het cultureel herstel van Europa (7),

gezien zijn resolutie van 14 september 2022 over het Nieuw Europees Bauhaus (8),

gezien zijn resolutie van 15 september 2020 over de doeltreffende maatregelen voor een “groen” Erasmus+, Creatief Europa en het Europees Solidariteitskorps (9),

gezien Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) (10),

gezien Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs en opleiding, jeugd en sport (11),

gezien Verordening (EU) 2021/888 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma “Europees Solidariteitskorps” (12),

gezien Besluit (EU) 2021/2316 van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 2021 over een Europees Jaar van de Jeugd (2022) (13),

gezien Besluit (EU) 2020/2229 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot wijziging van Besluit nr. 445/2014/EU tot vaststelling van een actie van de Unie voor het evenement “Culturele hoofdsteden van Europa” voor de periode 2020 tot 2033 (14),

gezien Besluit (EU) 2017/864 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 over een Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed (2018) (15),

gezien het Unesco-Verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen,

gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en met name artikel 27 over het recht om deel te nemen aan het culturele leven,

gezien het verslag van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling van 2022 getiteld “The Culture Fix: Creative people, places and industries”,

gezien de voorbereidende actie op het gebied van cultuur in de externe betrekkingen van de EU en de aanbevelingen daarvan,

gezien het actieplan van de EU tegen de illegale handel in cultuurgoederen,

gezien de verklaring van Santiago de Compostela van de Raad van Europa van 23 oktober 1987, waarbij de pelgrimswegen naar Sint Jacob werden uitgeroepen tot de eerste Europese culturele route,

gezien artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

gezien de artikelen 6 en 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien artikel 54 van zijn Reglement en artikel 1, lid 1, punt e), van en bijlage 3 bij het besluit van de Conferentie van voorzitters van 12 december 2002 betreffende de procedure inzake het verlenen van toestemming voor het opstellen van initiatiefverslagen,

gezien de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking,

gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A9-0279/2022),

A.

overwegende dat de mededeling van de Commissie van 2018 getiteld “Een nieuwe Europese agenda voor cultuur” (COM(2018)0267) en de gezamenlijke mededeling van 2016 getiteld “Naar een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen” (JOIN(2016)0029) een doorslaggevende rol hebben gespeeld bij de vormgeving van het cultuurbeleid van de EU en de lidstaten, zowel wat de nationale als de internationale dimensie daarvan betreft;

B.

overwegende dat het werkplan voor cultuur 2023-2026 van de Raad zal dienen als de belangrijkste routekaart voor de coördinatie van het cultuurbeleid van de EU in de komende jaren en een kans biedt om een paradigmaverschuiving op gang te brengen waardoor de culturele en creatieve sectoren zich kunnen aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid na de pandemie en veerkracht kunnen ontwikkelen met het oog op mogelijke uitdagingen in de toekomst;

C.

overwegende dat cultuur een publiek goed is, en de culturele en creatieve sectoren en industrieën (hierna “CCSI” genoemd) moeten worden gesteund met ambitieuze beleidskaders, adequate overheidsfinanciering en een gunstig klimaat voor werknemers in de CCSI, mede om de toegang van het publiek tot cultuur te bevorderen; overwegende dat de nieuwe Europese agenda voor cultuur gericht moet zijn op het behouden, uitbreiden en bevorderen van een levendig en gevarieerd Europees cultureel aanbod, waarbij iedereen wordt aangemoedigd om deel te nemen en niemand wordt achtergelaten;

D.

overwegende dat culturele creatie een essentieel middel is om meningen kenbaar te maken, waaronder kritische meningen over machthebbers, en dat het derhalve van cruciaal belang is om de vrijheid van meningsuiting bij culturele uitingen te waarborgen, waaronder de vrijheid van meningsuiting in de media;

E.

overwegende dat Europa een culturele gemeenschap is die gebaseerd is op gedeelde waarden en een gemeenschappelijke geschiedenis, alsook op een voortschrijdende integratie; overwegende dat cultuur en cultureel erfgoed, zoals de Europese culturele routes, volop mogelijkheden bieden om de waarden van de Europese Unie te bevorderen, haar diverse identiteiten te versterken en bij te dragen aan de verwezenlijking van haar doelen op mondiaal niveau, alsook om een bijdrage te leveren aan het oplossen van mondiale uitdagingen;

F.

overwegende dat het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed 2018 cultuur en het cultureel erfgoed ondersteunde en bevorderde als “een gedeelde bron van herdenking, begrip, identiteit, dialoog, cohesie en creativiteit [voor Europa]”; overwegende dat de algemene doelstellingen van het Europees Jaar waren: “het stimuleren en ondersteunen van de inspanningen van de Unie, de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten, in samenwerking met de culturele-erfgoedsector en het maatschappelijk middenveld in ruime zin, om het cultureel erfgoed van Europa te beschermen, te bewaren, te hergebruiken, te ontwikkelen, te benutten en te propageren” (16); overwegende dat het behoud, de bescherming en de bevordering van cultureel erfgoed in al zijn vormen kunnen fungeren als katalysator voor de versterking van interculturele betrekkingen, vrede, democratie, duurzaam economisch herstel op lange termijn, duurzaam toerisme en regionale ontwikkeling, alsmede verzoening en culturele co-existentie, waardoor de betrokkenheid van lokale gemeenschappen, zowel op Europees als op internationaal niveau, wordt vergroot;

G.

overwegende dat cultuur zowel binnen als buiten de Unie sociale en economische voordelen oplevert en een belangrijke rol speelt in de economie en het scheppen van banen; overwegende dat de culturele en creatieve sector ten minste 4,4 % van het bbp van de EU vertegenwoordigt en werk biedt aan ongeveer 7,6 miljoen mensen, en aldus drijvende krachten achter lokale en regionale ontwikkeling kunnen zijn; overwegende dat de CCSI een hoge mate van versnippering vertonen, waarbij meer dan 90 % van de CCSI-ondernemingen kleine en middelgrote ondernemingen zijn en 33 % van de werknemers zelfstandigen zijn (17) en atypische arbeidsregelingen hebben; overwegende dat de CCSI slechts een minimaal deel van de economische waarde die zij genereren terugverdienen, met negatieve gevolgen voor de personen die in deze sectoren werkzaam zijn;

H.

overwegende dat de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de Europese CCSI dramatisch maar ongelijk verdeeld zijn over de verschillende sectoren, en de sectoren hierdoor voor nog grotere uitdagingen werden gesteld en de vaak atypische arbeidsomstandigheden van kunstenaars en cultuurwerkers verslechterden; overwegende dat plaatsgebonden activiteiten zwaar zijn getroffen door de lockdowns, reisbeperkingen en andere noodzakelijke maatregelen in verband met de publieke gezondheid, terwijl sectoren met een grotere digitale capaciteit de crisis beter hebben weten te doorstaan; overwegende dat sommige culturele gewoonten die tijdens de pandemie verloren zijn gegaan, in sommige sectoren niet systematisch zijn teruggekeerd;

I.

overwegende dat de investeringen van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) het enorme economische en sociale belang van de CCSI niet weerspiegelen, waardoor deze sectoren aanzienlijk ondervertegenwoordigd zijn in de algemene inspanningen van de EU om het herstel en de veerkracht van de Europese economie na de pandemie te ondersteunen; overwegende dat het Parlement heeft verzocht om 2 % van de herstel- en veerkrachtfaciliteit in de CCSI te investeren en opnieuw heeft gewezen op het belang van passende investeringen in de culturele agenda van de EU (18); overwegende dat slechts 16 lidstaten cultuur in hun nationale herstel- en veerkrachtplannen hebben opgenomen en dat, hoewel de doelstelling van 2 % gemiddeld op EU-niveau is gehaald, de meerderheid van de lidstaten ver van dit cijfer verwijderd is gebleven;

J.

overwegende dat het Parlement in zijn resoluties van 7 juni 2007 en 20 oktober 2021 heeft aangedrongen op de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de Europese CCSI en op de invoering van een Europese beroepsstatus voor kunstenaars als gemeenschappelijk kader voor arbeidsomstandigheden en minimumnormen die gelden in alle EU-landen;

K.

overwegende dat culturele participatie zowel passieve deelname als actieve creatie kan omvatten, ongeacht het niveau — amateur- of professioneel niveau — waarop de activiteit wordt verricht; overwegende dat zowel actieve als passieve culturele participatie talrijke economische, sociale en gezondheidsvoordelen oplevert;

L.

overwegende dat in de mededeling van de Commissie van 22 mei 2018 over een nieuwe Europese agenda voor cultuur (COM(2018)0267) werd gewezen op het belang van cultuur en kunst voor de integratie van vluchtelingen en andere migranten;

M.

overwegende dat al geruime tijd door de Wereldgezondheidsorganisatie (hierna “WHO” genoemd) (19) wordt erkend dat kunst en culturele activiteiten de gezondheid, waaronder de geestelijke gezondheid, en het individueel en maatschappelijk welzijn ten goede komen, met name dankzij hun veelzijdige aard en aspecten, waaronder sociale interactie, zintuiglijke activering, emotionele expressie, cognitieve stimulering en lichamelijke activiteit, evenals hun vermogen om een groot aantal psychologische, gedragsmatige en sociale processen te stimuleren; overwegende dat kunst en cultuur hebben aangetoond dat zij van onschatbare waarde zijn voor de veerkracht van samenlevingen in tijden van crisis;

N.

overwegende dat kunst en artistieke disciplines belangrijke onderdelen en ondersteunende aspecten van het formele, informele en niet-formele onderwijs en persoonlijke ontwikkeling zijn; overwegende dat het leren door middel van en over kunst en artistieke disciplines bijdraagt aan de ontwikkeling van bekwaamheden en vaardigheden, zoals creatief denken en andere transversale vaardigheden; overwegende dat aan deze onderdelen onvoldoende aandacht wordt besteed in nationale lesprogramma’s; overwegende dat de lidstaten door wetenschap, technologie, engineering, kunst en wiskunde (STEAM) te versterken vanaf een jonge leeftijd een cultuur van innovatie en creativiteit kunnen bevorderen in het kader van een levenlang leren;

O.

overwegende dat artistiek onderzoek op gelijke voet moet worden gesteld met andere onderzoeksdisciplines en als zodanig moet worden gefinancierd, zowel vanwege de waarde van dit onderzoek zelf als vanwege de cruciale bijdrage die het levert aan het stimuleren van innovatie;

P.

overwegende dat het EU-programma Creatief Europa voor de CCS een sleutelrol speelt bij het bevorderen van kunst, cultuur en audiovisuele inhoud en bij het ondersteunen van kwalitatieve media, met name van lokale projecten, kleine ondernemingen en individuele kunstenaars; overwegende dat het bijdraagt tot de strategie van de Unie voor internationale culturele betrekkingen met als doel het langetermijneffect ervan te waarborgen door middel van een intermenselijke aanpak waarbij culturele netwerken, het maatschappelijk middenveld en lokale organisaties worden betrokken; overwegende dat het merendeel van de streefdoelen van het werkplan voor cultuur 2019-2022 van de Raad is verwezenlijkt door middel van de acties die in het programma waren voorzien;

Q.

overwegende dat culturele betrekkingen gewoonlijk worden gedefinieerd (20) als wederzijdse, niet-dwingende, transnationale interacties tussen twee of meer culturen en een reeks activiteiten omvatten die zowel door overheids- als niet-overheidsactoren worden uitgevoerd binnen de ruimte van de culturele en civiele samenleving; overwegende dat culturele betrekkingen over het algemeen leiden tot meer connectiviteit, een beter wederzijds begrip, meer en nauwere betrekkingen, wederzijds voordelige transacties en een versterkte duurzame dialoog tussen staten, volkeren, niet-overheidsactoren en culturen, en daarmee een bijdrage leveren aan de totstandkoming van veerkrachtigere samenlevingen;

R.

overwegende dat culturele diplomatie betrekking heeft op staten die met andere staten of hun bevolking contacten onderhouden via cultuur, waarbij het perspectief van de overheid en eenzijdige belangenbehartiging zwaarder weegt dan wederzijds voordeel en dialoog; overwegende dat culturele diplomatie wordt beïnvloed door de politiek die inherent is aan het buitenlands beleid, waarbij verantwoording wordt afgelegd aan de betrokken overheidsinstellingen, en kan worden gebruikt om beleidsdoelstellingen te ondersteunen (21);

S.

overwegende dat de inspanningen van de EU in het kader van de internationale culturele betrekkingen en culturele diplomatie, die waardevolle onderdelen zijn van haar diplomatieke instrumentarium, gericht moeten zijn op het bevorderen van waarden als solidariteit en broederschap, waarbij actoren op alle niveaus van de overheidsinstellingen en het maatschappelijk middenveld moeten worden betrokken; overwegende dat de toewijzing van financiële middelen specifiek voor internationale culturele betrekkingen aan deze actoren hun capaciteit om hun potentieel te ontsluiten aanzienlijk zou vergroten;

T.

overwegende dat de diaspora van derde landen in de EU en de Europese diaspora in derde landen belangrijke actoren kunnen zijn bij het versterken van de culturele betrekkingen tussen de EU en andere landen;

U.

overwegende dat de EU in 1993 een speciaal systeem, de zogenoemde “culturele uitzondering”, heeft gecreëerd om culturele goederen en diensten te beschermen tegen de vrijhandelsregels, aangezien cultuur niet als handelswaar mag worden beschouwd en niet mag worden onderworpen aan de behoeften van de markt;

V.

overwegende dat de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG’s) niet uitdrukkelijk genoeg aandacht vragen voor cultuur, hoewel cultuur een mondiaal publiek goed is, alsook een horizontale dimensie van duurzame ontwikkeling en een doel op zichzelf, zoals duidelijk is gemaakt door campagnes als #Culture2030Goal;

W.

overwegende dat digitale technologieën van invloed zijn op alle aspecten van het culturele leven, alsook op het werk van kunstenaars en werknemers, organisaties en instellingen in de culturele sector, en het voor hen gemakkelijker kunnen maken verschillende doelgroepen te bereiken en de toegankelijkheid van hun werk te vergroten; overwegende dat diverse financieringsprogramma’s en initiatieven van de EU de digitale transitie van de sector ondersteunen, in het bijzonder Horizon Europa, Erasmus+, Creatief Europa en het Nieuw Europees Bauhaus (NEB); overwegende dat digitalisering enorm veel mogelijkheden biedt en de wijze waarop de CCSI inhoud creëren, produceren en delen, heeft veranderd, waardoor de groeimogelijkheden worden gestimuleerd, en culturele participatie wordt vergroot; overwegende dat digitalisering ook voor uitdagingen zorgt met betrekking tot diversiteit, billijke vergoeding en de toegang tot cultuur, en bepaalde ongelijkheden vergroot, met name door het gebrek aan adequate digitale vaardigheden;

1.

neemt kennis van de in algemene zin bevredigende uitvoering van de nieuwe Europese agenda voor cultuur en de gezamenlijke mededeling over een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen; wijst er evenwel op dat bij de beoordeling van de uitvoering van de nieuwe Europese agenda voor cultuur tekortkomingen zijn geconstateerd, hoofdzakelijk wat de prioriteiten betreft; wijst erop dat beide documenten weliswaar de uitdagingen van onvoorziene crises zoals de COVID-19-pandemie hebben doorstaan, maar dat hun strategisch kader moet worden bijgewerkt om de overkoepelende doelstellingen van het cultuurbeleid van de EU vast te stellen, alsook de praktische instrumenten ter uitvoering van die doelstellingen, onder meer door te verduidelijken hoe het werkplan van de Raad voor cultuur en de EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen ertoe zullen bijdragen dat de bijgewerkte nieuwe Europese agenda voor cultuur operationeel wordt;

2.

erkent dat het werkplan voor cultuur 2023-2026 van de Raad een essentieel instrument is om te waarborgen dat de strategieën van de lidstaten zich richten op de kwesties die van belang zijn voor de CCSI in Europa; meent in dit verband dat het werkplan voor cultuur 2023-2026 van de Raad wat betreft prioriteiten de nadruk moet leggen op:

(i)

het herstel en de veerkracht van de CCSI, door hun vermogen om te reageren op toekomstige schokken verder te versterken;

(ii)

cultuur en duurzaamheid, door cultuur aan te merken als een drijvende kracht voor duurzame ontwikkeling, welzijn en sociale rechtvaardigheid;

(iii)

de status, arbeids- en sociale omstandigheden van culturele en creatieve professionals;

(iv)

bescherming en bevordering van cultureel erfgoed;

(v)

versterking en waarborging van de doeltreffende ontwikkeling en uitvoering van strategieën voor internationale culturele betrekkingen;

3.

benadrukt dat het werkplan voor cultuur 2023-2026 van de Raad moet bijdragen aan nauwere samenwerking met betrekking tot het cultuurbeleid, en moet voorzien in evaluatiekaders met het oog op het monitoren van de uitvoering ervan; wijst erop dat de werkmethoden zoals vastgelegd in het werkplan van de Raad moeten worden herzien om de procedures minder belastend en doeltreffender te maken, en dat overwogen zou moeten worden om specifieke werkgroepen op te zetten;

4.

herinnert eraan dat het werkplan voor cultuur 2023-2026 van de Raad een kans biedt om stappen te zetten in de richting van een alomvattender cultuurbeleid op EU-niveau; wijst erop dat deze ambitie gepaard moet gaan met evenredige financiering; herinnert eraan dat de CCSI slechts een minimaal deel van de economische waarde die zij genereren terugverdienen, en dat zij nieuwe, alternatieve en stabiele financieringsbronnen nodig hebben;

5.

is ingenomen met de versterking van het programma Creatief Europa 2021-2027, in het bijzonder met de verdubbeling van de begroting vergeleken met het vorige programma, en met de grotere nadruk op culturele diversiteit, inclusie, mobiliteit, transnationale creatie en beleidssamenwerking, alsook op de digitalisering, vergroening en versterking van de veerkracht van de CCSI; is niettemin zeer bezorgd over het feit dat het programma Creatief Europa nog steeds aanzienlijk ondergefinancierd is in verhouding tot de te verwezenlijken doelstellingen en dat eventuele jaarlijkse bezuinigingen ernstige schade zullen toebrengen aan het herstel van de CCSI; benadrukt bijgevolg dat het belangrijk is bij de komende herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) een adequate financiering van het programma Creatief Europa te waarborgen;

6.

verzoekt de lidstaten ten volle gebruik te maken van het potentieel van EU-financiering, -programma’s en -beleid voor cultuur en hun synergieën met passende programma’s, met name Horizon Europa, Erasmus+, het NEB en andere; spoort de Commissie aan deze synergieën te blijven benutten, teneinde hun positieve effecten te maximaliseren, zowel inhoudelijk als wat de beschikbare financiering betreft, met betrekking tot zowel de interne als de externe dimensie; dringt erop aan dat cultuur en cultureel erfgoed horizontaal moeten worden geïntegreerd in alle beleidsmaatregelen van de EU, en in het bijzonder in het beleid inzake de groene en de digitale transitie; verzoekt de lidstaten de ontwikkeling van cultuur en technisch onderzoek te bevorderen en het natuurlijk, historisch en artistiek erfgoed te beschermen, ook in het belang van toekomstige generaties;

7.

erkent dat de culturele open coördinatiemethode concrete en geïnstitutionaliseerde follow-upmechanismen ontbeert; pleit derhalve voor de invoering van specifieke tijdschema’s en indicatoren om vervolgmaatregelen of evaluatie van de uitvoering door de lidstaten mogelijk te maken; dringt aan op uitbreiding van de samenwerking met niet-EU-landen in de OCM-werkgroepen, aangezien deze nuttig is gebleken;

8.

betreurt het dat de verslagen die op OCM-niveau worden uitgebracht slechts een beperkte directe invloed op de beleidsvorming op nationaal, regionaal en lokaal niveau hebben vanwege een gebrekkige verspreiding en ontoereikende contacten tussen de deelnemende landen en de nationale ministeries; beveelt derhalve aan dat verslagen met duidelijke en concrete beleidsaanbevelingen worden uitgebracht, die beter empirisch zijn onderbouwd; verzoekt de Commissie bovendien om informatie over de OCM-bevindingen via digitale weg breed te verspreiden op nationaal en EU-niveau, in zoveel mogelijk talen;

9.

is ingenomen met de in gang gezette gestructureerde dialoog “Voices of culture”, die maatschappelijke organisaties in de culturele sector een platform biedt om contacten te onderhouden met de Commissie en deel te nemen aan de open coördinatiemethode; erkent dat de gestructureerde dialoog met het maatschappelijk middenveld sectoroverschrijdende samenwerking, netwerkvorming en uitwisselingen heeft vergemakkelijkt; benadrukt evenwel de ontoereikende interactie tussen de open coördinatiemethode en de platforms voor gestructureerde dialoog, en moedigt derhalve frequentere en systematischere uitwisselingen tussen de deelnemers aan de gestructureerde dialoog en de open coördinatiemethode aan, alsook een bredere participatie om ook alle subsectoren hierbij te betrekken; verzoekt de Commissie en de lidstaten regelmatig te voorzien in follow-up van de aanbevelingen die worden gedaan in eindverslagen en tijdens conferenties, workshops en andere evenementen in het kader van de open coördinatiemethode en de gestructureerde dialoog; spoort de lidstaten aan gevolg te geven aan deze aanbevelingen met concrete beleidswijzigingen en actieplannen;

10.

is ingenomen met het proefproject “Oprichting van een Europese erfgoedhub ter ondersteuning van een holistische en kosteneffectieve follow-up van het Europees Jaar van het cultureel erfgoed”, dat aansluit op zijn resolutie over de ontwikkeling van doeltreffend beleid naar aanleiding van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed (22); verzoekt de Commissie en de lidstaten steun te bieden aan de totstandbrenging van meer partnerschappen met de particuliere, publieke en non-profitsector voor het behoud van cultureel erfgoed, met volledige inachtneming van het additionaliteitsbeginsel, en het Europees actiekader voor cultureel erfgoed te evalueren en te actualiseren om de bescherming van cultureel erfgoed in Europa na de pandemie te waarborgen; wijst erop dat het belangrijk is met gepaste middelen voort te bouwen op de resultaten van dat jaar; wijst nogmaals op het belang van het Europees erfgoedlabel als een project dat het bewustzijn van de culturele en historische wortels van de EU op een innovatieve manier stimuleert;

11.

verzoekt de lidstaten het beginsel dat is verankerd in artikel 27 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens volledig toe te passen en het recht op een cultureel, artistiek en wetenschappelijk leven en de bijbehorende culturele rechten te erkennen als universele mensenrechten, op grond waarvan iedereen het recht heeft deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, te genieten van de kunsten en de voordelen ervan te delen; verzoekt de lidstaten alle gepaste maatregelen te nemen om de belemmeringen voor de uitoefening van die rechten weg te nemen, onder andere belemmeringen die verband houden met sociaal-economische kenmerken, inkomen en fysieke toegankelijkheid, en te waarborgen dat voor iedereen wordt voldaan aan de noodzakelijke voorwaarden om vrijelijk deel te nemen aan culturele activiteiten;

12.

benadrukt dat de vrijheid van artistieke expressie een essentieel onderdeel is van creativiteit en culturele productie, aangezien deze vrijheid ervoor zorgt dat artistieke werken de diversiteit en rijkdom van onze samenlevingen weerspiegelen, en zij dus voor alle makers gewaarborgd moet zijn; verzoekt de Commissie de vrijheid van artistieke expressie als een op zichzelf staande indicator van de eerbiediging van de rechtsstaat op te nemen in haar jaarlijkse verslagen; verzoekt de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) onderzoek te doen naar concrete manieren om de vrijheid van artistieke expressie van bedreigde kunstenaars te beschermen, met name in geval van oorlogen en geopolitieke instabiliteit;

13.

bevestigt opnieuw zijn krachtige inzet voor gendergelijkheid en steunt gendermainstreaming als een van zijn officiële beleidsbenaderingen om gelijkheid tot stand te brengen; wijst nogmaals op de rol die cultuur kan spelen bij de bevordering van gendergelijkheid en de economische en culturele empowerment van vrouwen en genderminderheden; verzoekt de Commissie om verder te gaan dan haar voorstel om selectiecriteria in te voeren op grond waarvan projecten worden beloond die de toepassing van gendergelijkheid garanderen, en monitoring- en evaluatiemechanismen in te voeren om voldoende gegevens te verkrijgen over gendergelijkheid en gendermainstreaming bij de begunstigden van de verschillende Europese programma’s en de mogelijke maatregelen ter verbetering daarvan; verzoekt de Commissie en de lidstaten de toegang tot de culturele en creatieve sector, met inbegrip van ondernemerschap, voor vrouwen en genderminderheden te vergemakkelijken;

14.

wijst erop dat de verzameling van gegevens moet worden aangemerkt als een horizontale kernprioriteit in het werkplan voor cultuur 2023-2026 van de Raad; verzoekt de lidstaten en de Commissie zich meer in te spannen om actuele en vergelijkbare gegevens over cultuur te verzamelen, mede door goede praktijken te inventariseren en te benchmarken, en door daarbij stelselmatig deskundigen, belanghebbenden, overheidsinstanties en het publiek te betrekken, niet alleen uit de culturele sector, maar uit alle sectoren van de economie;

15.

wijst op de noodzaak om de uitvoering van alle acties in het kader van de nieuwe Europese agenda voor cultuur en de gezamenlijke mededeling van 2016 over een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen grondiger te monitoren en te evalueren, zowel op strategisch als op projectniveau, op basis van kwantitatieve alsook kwalitatieve streefdoelen, evenals de noodzaak van systematische, hoogwaardige verslaglegging; verzoekt de Commissie meer indicatoren en een breder perspectief op de evaluatie van projectresultaten te ontwikkelen, waarbij ook rekening wordt gehouden met kwalitatieve uitkomsten zoals gemeenschapsopbouw en de lering die is getrokken uit onderbroken projecten; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem de duurzaamheid van door de EU gefinancierde culturele projecten en initiatieven op termijn te waarborgen;

Sociale dimensie

16.

spoort de lidstaten aan zowel de actieve als de passieve deelname van mensen aan culturele en artistieke activiteiten te bevorderen en daarin te investeren, niet alleen via communicatie- en voorlichtingscampagnes, maar ook en hoofdzakelijk via samenhangende, alomvattende en inclusieve beleidsmaatregelen en stimulansen, teneinde administratieve, financiële en taalkundige belemmeringen voor deelname te identificeren en weg te nemen, zoals belemmeringen in verband met sociaal-economische kenmerken, inkomen en fysieke toegankelijkheid, en voor gemarginaliseerde, achtergestelde en kwetsbare groepen, met bijzondere aandacht voor voorstedelijke, plattelands- en geïsoleerde gebieden, alsook voor gebieden waar ontvolking dreigt;

17.

verzoekt de lidstaten de bestaande culturele en artistieke activiteiten te bevorderen en verdere mogelijkheden voor actieve participatie te bieden, het vermogen om een nieuw publiek te bereiken te vergroten, doelstellingen op het gebied van culturele participatie in beleidsvorming die verder gaat dan het cultuurbeleid te integreren en te mainstreamen, en een benadering van culturele rechten te hanteren waarbij niet langer een enge focus op toegang wordt gehanteerd maar wordt overgegaan naar zinvolle participatie, waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten;

18.

betreurt in dit verband dat de laatste beschikbare gegevens over culturele participatie die door Eurostat zijn verzameld uit 2015 dateren; verzoekt de Commissie, gezien de ingrijpende veranderingen die de CCSI sindsdien hebben ondergaan, met name ten gevolge van de COVID-19-pandemie, maar ook door innovatieve technologische ontwikkelingen, een Eurostat-onderzoek naar culturele participatie en de trends in de EU op te zetten, waarbij de statistische gegevens op verschillende territoriale niveaus worden verzameld en geanalyseerd (nationaal, regionaal enz.), met bijzondere aandacht voor de deelname in voorstedelijke, perifere en plattelandsgebieden en binnen sociaal-economisch gemarginaliseerde gemeenschappen en achtergestelde en kwetsbare groepen;

19.

erkent de inspanningen die de Commissie heeft geleverd om de kracht van cultuur en culturele verscheidenheid te benutten ten behoeve van sociale cohesie, welzijn en participatie, alsook ter globale versterking van het burgerschap, de kennis van de rechten en waarden van de EU, en de democratie; wijst op de rol van cultuur in tijden van crisis en vraagt na te gaan welke culturele strategieën en beleidsmaatregelen een positief effect hebben op sociale inclusie, werkgelegenheidskansen en economische ontwikkeling; beveelt aan de werkzaamheden in dit verband voort te zetten en daarbij voort te bouwen op de resultaten van, en lering die is getrokken uit, alle relevante projecten en workshops, zoals de workshop voor deskundigen van de EU-lidstaten over cultuur voor sociale cohesie in november 2020, en uit het Handvest van Porto Santo over culturele democratie;

20.

verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de meest gemarginaliseerde en ondervertegenwoordigde groepen worden betrokken bij culturele activiteiten en initiatieven, niet alleen als passieve ontvangers, maar ook als actieve scheppers van dergelijke activiteiten, teneinde een gevoel van samenhorigheid en van een gedeelde toekomst te stimuleren; is in dit verband ingenomen met de start van de onafhankelijke studie over het belang van de deelname van burgers aan cultuur voor burgerparticipatie en democratie — beleidslessen uit internationaal onderzoek, en kijkt uit naar de publicatie daarvan in november 2022; moedigt de Commissie aan de resultaten van de studie te delen en gepaste vervolgmaatregelen te nemen;

21.

benadrukt het belang van culturele programma’s voor de integratie van vluchtelingen en migranten in de Europese samenlevingen, en moedigt de Commissie en de lidstaten aan door te gaan met de acties uit de nieuwe Europese agenda voor cultuur — integratie van vluchtelingen en andere migranten;

22.

spoort de lidstaten aan de rol van kunst en cultuur bij de bevordering van een gezonde levensstijl, een goede geestelijke gezondheid en individueel en maatschappelijk welzijn te erkennen; benadrukt het belang van culturele en artistieke initiatieven ter verbetering van de gezondheid en de levenskwaliteit van personen met een handicap; betreurt de schade die is veroorzaakt toen deze activiteiten tijdens de COVID-19-pandemie tijdelijk werden stopgezet; verzoekt de lidstaten dan ook kunst en cultuur op te nemen in alomvattende psychosociale ondersteuningsmaatregelen voor de meest kwetsbare en achtergestelde groepen en gemeenschappen;

23.

onderstreept het fundamentele belang van cultuur voor de ontwikkeling van identiteit en individuele expressie, met name voor groepen die vaak het slachtoffer zijn van discriminatie, zoals vrouwen, etnische en andere minderheden, personen met een handicap en leden van de lhbtiq+-gemeenschap, alsook voor de ontwikkeling van inzicht in de samenleving en van interculturele competenties, waarmee wordt bijgedragen aan de bestrijding van haat en racisme en aan de opbouw van vreedzame samenlevingen;

24.

benadrukt het belang van cultuur voor levenslang leren; drukt zijn bezorgdheid uit over de algehele verenging van lesprogramma’s, waarbij kunst en artistieke disciplines doorgaans een ondergeschikte plaats krijgen ten opzichte van andere vakken; herinnert aan het belang van alomvattende en goed gestructureerde onderwijsprogramma’s, met inbegrip van kunst- en artistieke disciplines, met het oog op het vergroten van de verantwoordelijkheid en de vaardigheden van het individu om culturele activiteiten te ontplooien, en benadrukt dat de relevante vaardigheden moeten worden bevorderd; dringt er daarom bij de lidstaten op aan te voorzien in passende financiële en personele middelen en stimulansen voor kunst- en artistieke disciplines, zowel in het kader van onderwijsprogramma’s als voor buitenschoolse activiteiten, in alle onderwijsstadia, en in opleidingen voor leerkrachten over het belang en de kracht van cultuur voor de samenleving en het algemene welzijn; verzoekt de Commissie in dit verband verder te gaan dan een “STEM-benadering” en in plaats daarvan volledig te kiezen voor de “STEAM-benadering” (wetenschap, technologie, engineering, kunst en wiskunde);

25.

dringt erop aan om, parallel aan de maatregelen voor de permanente professionalisering van de CCSI, strategieën te ontwikkelen om de vele amateurkunstenaars in Europa te ondersteunen;

26.

herinnert eraan dat grensoverschrijdende mobiliteit een essentieel onderdeel blijft van de loopbaan van kunstenaars en cultuurwerkers, met inbegrip van onderdanen van derde landen; onderstreept het belang van de wederzijdse erkenning en grensoverschrijdende overdraagbaarheid van artistieke competenties en creatieve vaardigheden en kwalificaties om grensoverschrijdende mobiliteit mogelijk te maken; herinnert eraan dat financieringsinstrumenten ter ondersteuning en uitbreiding van de mogelijkheden voor internationale mobiliteit ook het evenwicht tussen werk en privéleven van kunstenaars en cultuurwerkers moeten bevorderen en zo veel mogelijk gericht moeten zijn op het stimuleren van ecologisch en sociaal duurzame mobiliteit;

27.

benadrukt het belang van mobiliteit voor studenten en jonge professionals in de CCSI om een breder en meer gediversifieerd onderwijs mogelijk te maken, meer concrete en aantrekkelijke loopbaanperspectieven te bieden en een breed en divers scala aan culturele activiteiten te presenteren; spoort de Commissie en de lidstaten aan om meer mobiliteitsmogelijkheden in dit verband te waarborgen, onder meer via Erasmus+ en andere Europese en nationale initiatieven;

28.

verzoekt de Commissie, gelet op het succes van “DiscoverEU”, de gratis Interrail-pas voor jongeren, te onderzoeken of er in het kader van het Erasmus+-programma een actie kan worden opgezet op grond waarvan jongeren een reisvoucher krijgen om de pelgrimsroute naar Santiago en andere Europese culturele routes te bezoeken en ontdekken;

29.

herinnert de Commissie en de lidstaten aan de toezeggingen die tot stand zijn gekomen door de ratificatie van het Unesco-Verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, in het bijzonder met betrekking tot uitwisselingen en het bevorderen van reizen naar de lidstaten overeenkomstig de voorkeursbehandeling van kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars, alsook van de culturele goederen en diensten van ontwikkelingslanden; verzoekt de Commissie manieren voor te stellen om de mobiliteit van culturele werkers uit derde landen te bevorderen, met name degenen die afkomstig zijn uit het Globale Zuiden, via de passende institutionele en wettelijke kaders, met inbegrip van visumversoepeling;

30.

is ingenomen met de invoering van de mobiliteitsregeling Culture Moves Europe voor professionals in de CCSI en industrieën in het kader van Creatief Europa; benadrukt dat deze regeling haar volledige potentieel zal kunnen verwezenlijken indien zij in de toekomst wordt ondersteund door een toereikend budget en een grotere doelgroep weet te bereiken; betreurt echter dat er nog steeds administratieve, financiële en taalkundige belemmeringen voor mobiliteit bestaan, en dringt erop aan de regeling te gebruiken om de resterende structurele belemmeringen voor artistieke en culturele mobiliteit weg te nemen; dringt aan op het bevorderen van grensoverschrijdende benaderingen van cultuur en het vinden van Europese partners voor de totstandbrenging van grote Europese culturele coproducties en residentieprogramma’s, met als doel de mobiliteit van kunstenaars en makers te bevorderen door de samenwerking van alle betrokken actoren en de uitwisseling van beste praktijken te versterken, ook met niet-EU-landen;

31.

verzoekt de Commissie en de lidstaten zich meer in te spannen om hoogwaardige informatie over mobiliteit en uitwisselingsprogramma’s voor kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars te verstrekken, alsook materiële steun om allerlei belemmeringen voor de mobiliteit in de CCSI aan te pakken, waaronder administratieve, financiële en taalkundige belemmeringen en belemmeringen die verband houden met handicaps;

Economische dimensie

32.

is van mening dat de werknemers in de CCSI, die zwaar getroffen zijn door de COVID-19-pandemie, moeten kunnen profiteren van een solide en gericht herstel in de EU, met name gezien het feit dat deze atypische sector voornamelijk uit zelfstandigen bestaat en uit kleine en micro-organisaties en ondernemingen die werken met atypische of deeltijdse arbeidsregelingen of op projectbasis, en die vaak onregelmatige inkomsten hebben en geen financiële voorspelbaarheid op de lange termijn; verzoekt de lidstaten 2 % van hun begroting voor te behouden aan cultuur, zoals het Parlement al meermaals heeft gevraagd;

33.

is ingenomen met de steun die de Commissie aan de lidstaten verleent om een billijke vergoeding en verbetering van de sociaal-economische omstandigheden voor kunstenaars en makers te waarborgen door middel van algemene en sectorspecifieke dialogen; benadrukt dat de steun uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit niet alleen ter ondersteuning van het economisch herstel van de CCSI moet worden ingezet, maar ook, en met name, moet worden gebruikt om de arbeidsomstandigheden, opleidingen en bij- en omscholing van professionals in de CCSI te verbeteren om hen in staat te stellen de voortdurende structurele veranderingen in deze sectoren bij te houden;

34.

herinnert er echter aan dat de verschillen in overheidsinvesteringen ertoe leiden dat het herstel van de CCSI met wisselende snelheden verloopt, met als gevolg dat er toenemende ongelijkheid heerst binnen het culturele ecosysteem van de EU, dat behoefte heeft aan een stabiele en betrouwbare structuur en financiering, en met als uiteindelijk gevolg dat Europa’s culturele diversiteit in gevaar komt; onderstreept dat bij het herstel van de CCSI rekening moet worden gehouden met de lopende inspanningen voor meer duurzaamheid en digitalisering, en dat de arbeids- en loonvoorwaarden van werknemers in de CCSI moeten worden verbeterd om de structurele problemen die reeds vóór de COVID-19-pandemie bestonden, op te lossen;

35.

herinnert de Commissie eraan dat het Parlement al meermaals heeft opgeroepen om een Europese beroepsstatus voor kunstenaars voor te stellen, waarin een gemeenschappelijk kader voor fatsoenlijke, billijke en transparante arbeidsomstandigheden en gemeenschappelijke minimumnormen, met inbegrip van een billijke vergoeding, voor alle EU-landen wordt vastgelegd, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de EU met betrekking tot de arbeidsmarkt en het cultuurbeleid, teneinde de sociaal-economische omstandigheden van werknemers in de CCSI in alle lidstaten te verbeteren en de onderliggende voorwaarden voor daadwerkelijke creativiteit en vrijheid van meningsuiting de facto te verzekeren; kijkt uit naar de publicatie van het OCM-verslag in dit verband, dat medio 2023 wordt verwacht; dringt erop aan daarbij naar behoren rekening te houden met de bijdragen van relevante maatschappelijke organisaties, waaronder de sociale partners, over aspecten die verband houden met sociale bescherming, met het oog op gepaste vervolgmaatregelen op dit gebied;

36.

spoort alle lidstaten aan Richtlijn (EU) 2019/790 inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt (23) uit te voeren, en verzoekt de lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, de richtlijn in hun nationaal recht om te zetten en auteurs en uitvoerende kunstenaars een billijke, fatsoenlijke en evenredige vergoeding te garanderen; verzoekt de Commissie hen bij de omzetting en uitvoering te ondersteunen;

37.

betreurt dat de procedures om EU-financiering aan te vragen, ook die van het programma Creatief Europa, vaak nog steeds te omslachtig zijn en onnodige belemmeringen creëren voor alle potentiële begunstigden, met name kleine en micro-organisaties in de CCSI die slechts over beperkte administratieve capaciteiten beschikken, zowel in Europa als in derde landen; verzoekt de Commissie daarom maatregelen te nemen om het bewustzijn over de verschillende financieringsmogelijkheden te vergroten en deze procedures verder te vereenvoudigen, zodat een grotere en meer diverse groep organisaties, waaronder kleine en middelgrote organisaties in de meest achtergestelde gebieden, toegang krijgt tot EU-financiering;

38.

vraagt de Commissie het beginsel van meertaligheid en culturele diversiteit toe te passen wanneer zij deze procedures vereenvoudigt, en aanvragen toe te staan in verschillende talen, om te beginnen alle Europese talen, teneinde organisaties en personen die niet het vermogen of de middelen hebben om voor een vertaling in het Engels te zorgen, een eerlijke kans te geven;

39.

is ingenomen met de recente invoering van “cascadefinanciering” als een manier om alle begunstigden beter te bereiken, met name individuele personen en kleine en middelgrote organisaties; dringt er bij de Commissie op aan dergelijke regelingen verder te ontwikkelen voor alle programma’s die van belang zijn voor de CCSI; verzoekt de Commissie bij het opzetten van dergelijke regelingen waarbij gidsorganisaties betrokken zijn, rekening te houden met de mogelijke belangenconflicten tussen de intermediaire en de eindbegunstigden, de overheadkosten voor intermediairs voor het logistieke beheer en de administratie van de subsidies, de selectiecriteria en de eindevaluaties van de subsidies;

40.

verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat het cultuurbeleid en culturele initiatieven op EU- en nationaal niveau gepaard gaan met voldoende financiering, vlottere toegang tot krediet, en voldoende capaciteit, vooral in tijden van grote economische malaise, teneinde niet te blijven steken in een benadering die gebaseerd is op crisisbeheersing en in plaats daarvan een langetermijnstrategie voor het cultuurbeleid tot stand te brengen;

41.

herinnert aan de hoofddoelstelling van de Commissie om de ontwikkeling van creatieve partnerschappen tussen de culturele en andere sectoren te begeleiden;

42.

wijst op het succes van het initiatief Culturele Hoofdsteden van Europa met betrekking tot de ontwikkeling van steden en regio’s in de EU en geassocieerde landen; benadrukt de noodzaak van aanvullende financiering voor de Culturele Hoofdsteden van Europa, aangezien de COVID-19-pandemie en de daaropvolgende inflatie de randvoorwaarden voor de uitvoering van dit evenement aanzienlijk hebben verslechterd; is ingenomen met de monitor van culturele en creatieve steden van de Commissie, opgezet door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, die bijdraagt aan de objectieve beoordeling van de culturele en natuurlijke rijkdommen van regio’s en steden, gebaseerd op het verband tussen cultuur en toerisme; moedigt de Commissie aan vervolg te geven aan het beleidsproject “culturele en creatieve ruimten en steden” om culturele participatie en sociale en stedelijke regeneratie te bevorderen;

43.

spoort de Commissie en de lidstaten aan voort te bouwen op de aanbevelingen van het verslag van de OCM-werkgroep over duurzaam cultureel toerisme om ervoor te zorgen dat er een juiste balans wordt bereikt tussen de bescherming en het behoud van het cultureel erfgoed enerzijds, en het verbeteren van de toegankelijkheid en de voorzieningen anderzijds; dringt er tegelijkertijd bij de lidstaten op aan om de risico’s van risico’s van massatoerisme voor het cultureel erfgoed en natuurlijke ecosystemen nauwlettend in het oog te houden, en benadrukt dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen enerzijds de groei en ontwikkeling van de toeristische sector in steden die kunst- en toeristische bestemmingen zijn, en anderzijds de levenskwaliteit van de burgers die daar permanent wonen;

44.

erkent de belangrijke bijdrage van het Nieuw Europees Bauhaus-initiatief (NEB-initiatief) als creatief en inter- en transdisciplinair initiatief dat gericht is op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal door een brug te slaan tussen wetenschap, technologie, kunst en cultuur en door ecologische duurzaamheid te integreren in al het EU-beleid; herinnert eraan dat dit initiatief op alle niveaus gebaseerd moet zijn op innovatie en de actieve deelname en zinvolle betrokkenheid van alle mensen, onder wie mensen uit sociaal achtergestelde milieus, en lokale gemeenschappen; wijst erop dat het belang van het NEB-initiatief tot uitdrukking moet komen in het nieuwe werkplan voor cultuur van de Raad, met inbegrip van de externe dimensie daarvan, en gepaard moet gaan met duidelijke resultatendoelstellingen; verzoekt de Commissie nogmaals zo spoedig mogelijk te komen met een voorstel om het NEB binnen het volgende MFK aan te merken als een nieuw, op zichzelf staand en pas gefinancierd EU-programma;

45.

wijst op de enorme bijdrage die kunst en cultuur leveren aan de bewustmaking met betrekking tot milieu-, klimaat- en duurzaamheidskwesties en de sociale dimensie daarvan, alsook aan de stimulering van positieve gedragsveranderingen; herinnert er in het bijzonder aan dat traditionele kennis, die deel uitmaakt van het cultureel erfgoed, een essentiële rol speelt bij de inspanningen met het oog op de beperking van en aanpassing aan klimaatverandering; spoort de Commissie ertoe aan daartoe nauwer samen te werken met de lidstaten, het maatschappelijk middenveld en nationale en lokale organisaties om burgers bewuster te maken van deze kwesties en te voorzien in speciale financiering voor deze culturele initiatieven door middel van synergieën met andere programma’s, fondsen en beleidsmaatregelen van de EU;

46.

spoort de Commissie, de EDEO en de lidstaten ertoe aan hun culturele programma’s vorm te geven in overeenstemming met de beginselen van milieuduurzaamheid en de bestrijding van de klimaatcrisis, en de milieueffecten van alle door de EU gefinancierde projecten gedurende hun volledige levenscyclus te beoordelen; beveelt aan dat belanghebbenden en begunstigden van EU-financiering bij de vormgeving, planning en uitvoering van hun projecten de milieuvriendelijkste methoden en benaderingen hanteren;

47.

is ingenomen met het OCM-verslag getiteld “Strengthening cultural heritage resilience for climate change — where the European Green Deal meets cultural heritage” en spoort de Commissie en de lidstaten ertoe aan de aanbevelingen actief op te volgen en gebruik te maken van de voorbeelden van optimale werkmethoden;

48.

wijst erop dat bij de restauratie van cultureel erfgoed en traditionele gebouwen speciale aandacht moet worden besteed aan duurzaamheidsaspecten; ziet het potentieel in van het NEB om bij te dragen aan de bescherming en het herstel van steden en hun cultureel erfgoed in het geval van door de natuur en door de mens veroorzaakte rampen; beklemtoont dat er, zowel tussen de lidstaten als met derde landen, meer optimale werkmethoden moeten worden uitgewisseld voor de bescherming, instandhouding en restauratie van cultureel erfgoed, onder met behulp van innovatieve manieren ter verbetering van de energie-efficiëntie van bestaande gebouwen, waarbij hun architectonische waarde en historische karakter moeten worden behouden en in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de authenticiteit en de kwaliteit van het eindresultaat van de restauratie om aantasting van de fysieke integriteit, de architectonische samenhang, het historische karakter en de waarde van historische of artistieke gebouwen en historische centra te vermijden, in overeenstemming met de relevante nationale voorschriften inzake instandhouding en het Internationaal Handvest van Venetië van 1964 inzake de instandhouding en de restauratie van historische monumenten en plaatsen;

49.

wijst op artikel 3 VEU, waarin is bepaald dat de EU moet toezien op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europees cultureel erfgoed; benadrukt dat de handhaving van het niveau van bescherming dat met het oog op de menselijke gezondheid en het milieu vereist is, niet strijdig hoeft te zijn met het behoud van het Europees erfgoed; wijst erop dat in het in 2022 door deskundigen van de Commissie en de lidstaten gepubliceerde verslag getiteld “Strengthening cultural heritage resilience for climate change” duidelijk wordt gesteld dat een crisis op het gebied van cultureel erfgoed geen oplossing kan zijn voor de klimaatcrisis; verzoekt de Commissie daarom deze overwegingen in aanmerking te nemen in haar besluitvorming over de opname van stoffen waarvoor autorisatie vereist is, zoals voorzien in bijlage XIV bij de verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), wanneer deze stoffen noodzakelijk zijn voor de restauratie van cultureel erfgoed; verzoekt de Commissie in dergelijke gevallen de sociaal-economische voordelen van het gebruik van dergelijke stoffen zorgvuldig af te wegen tegen het risico voor de menselijke gezondheid of het milieu, zodat beide belangen naar behoren worden beschermd; verzoekt de Commissie eveneens rekening te houden met het bestaan van geschikte alternatieve stoffen of technologieën, overeenkomstig de artikelen 60 en 58, lid 2 (en andere relevante artikelen) van de REACH-verordening; benadrukt dat de erfgoedsector toonaangevend is wat betreft de wettelijke vereisten die werden ingevoerd ter bescherming van ambachtslieden en kunstenaars die hun beroepsactiviteiten uitoefenen; dringt aan op vrijstellingen en afwijkingen van bovengenoemde verordening voor de culturele sector en culturele erfgoedgerelateerde activiteiten, waar passend, om de sluiting of verplaatsing van een groot aantal ambachtelijke ondernemingen te voorkomen en negatieve gevolgen te vermijden voor de restauratie, het onderhoud en het behoud van het immense erfgoed van de EU; verzoekt de Europese instellingen de erfgoedsector te raadplegen en te betrekken bij alle voorbereidende gesprekken over wijzigingen in de regelgeving of de wetgeving die rechtstreeks van invloed zijn op zijn activiteiten;

50.

verzoekt de Commissie en de EDEO nauwer samen te werken met de Raad van Europa, onder meer op het gebied van de culturele routes, om fundamentele waarden als culturele diversiteit, interculturele dialoog en duurzame territoriale ontwikkeling van minder bekende bestemmingen te bevorderen en daarbij het cultureel en natuurlijk erfgoed van deze gebieden te behouden, te beschermen en te herstellen;

51.

beaamt dat digitalisering kan worden ingezet om de voordelen van cultureel erfgoed te maximaliseren; wijst op de uitdagingen die digitalisering met zich meebrengt voor de CCSI en de noodzaak om hun bedrijfsmodellen voortdurend te herzien en opnieuw vorm te geven en hun werknemers om te scholen; benadrukt het belang van gegarandeerde financiering voor de duurzame digitalisering, het behoud en de onlinebeschikbaarheid van culturele en creatieve inhoud, en voor het Europees cultureel erfgoed; herinnert eraan dat geïnvesteerd moet worden in de digitale geletterdheid van alle burgers, ook als middel om van cultuur te kunnen genieten;

52.

vraagt de Commissie en de lidstaten bij het aanpakken van de digitalisering van cultureel erfgoed te letten op ontwikkelingen in verband met het metaverse door het Europees cultureel erfgoed in stand te houden wanneer dit virtueel wordt gekopieerd of op andere wijze naar het metaverse wordt omgezet;

53.

neemt met name kennis van de positieve bijdrage van de Europese digitale-innovatiehubs en de creatieve innovatielabs, die de innovatiecapaciteit van de Europese CCSI ondersteunen op digitaal en audiovisueel gebied;

54.

is ingenomen met de opname van het cluster “Cultuur, creativiteit en inclusieve samenleving” in Horizon Europa en de toename van het aantal oproepen tot onderzoek en innovatie op het gebied van cultureel erfgoed en de CCSI, alsook met de recente lancering van de nieuwe kennis- en innovatiegemeenschap (KIG) inzake cultuur en creativiteit van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT); kijkt uit naar de resultaten van deze oproepen tot het indienen van voorstellen en verheugt zich met name op de bijdrage die onderzoek en innovatie kunnen leveren aan de ontwikkeling van de internationale culturele betrekkingen van Europa;

55.

ziet het cruciale belang in van immateriële activa en sectoren waarin veel met intellectuele eigendom (IE) wordt gewerkt voor de economische groei van de EU, alsook voor haar culturele veerkracht en zichtbaarheid, aangezien hiermee de wezenlijke rol wordt belicht die IE reeds bij de digitale transformatie van Europa speelt; benadrukt dat de wettelijke bescherming van deze activa en bedrijfstakken voldoende moet worden verbeterd, zodat alle makers van culturele en creatieve werken hun intellectuele-eigendomsrechten (IE-rechten) kunnen uitoefenen; verzoekt de Commissie in dit verband alle nodige maatregelen te nemen om de intellectuele eigendom te beschermen van het gedigitaliseerde Europese landschap;

56.

betreurt dat papieren cultureel materiaal geleidelijk verdwijnt en betreurt de gevolgen van deze trend voor de uitgeverijsector, met name voor kleine en middelgrote uitgeverijen en boekhandels;

Externe dimensie en internationale culturele betrekkingen

57.

is van mening dat cultuur en internationale dialoog een belangrijke bijdrage leveren aan de bevordering van wederzijds begrip binnen een samenleving en tussen verschillende samenlevingen, alsook aan het herstel van de communicatie op het internationale toneel in een moeilijke mondiale context, zonder zich te laten hinderen door taalkundige grenzen; meent dat dit de waarde van culturele diversiteit en mensenrechten toont en culturele diversiteit en mensenrechten eerbiedigt en ondersteunt; vestigt de aandacht op de rol die de EU speelt bij de bevordering van een permanente dialoog tussen de lidstaten en derde landen over cultuurbeleid en verzoekt de lidstaten in dit verband te zorgen voor toereikende financiering, om de internationale capaciteit van de EU op het gebied van cultuur te versterken en de Europese CCSI, met inbegrip van kleinere organisaties en kunstenaars, in staat te stellen activiteiten uit te breiden naar het internationale toneel;

58.

laakt in het bijzonder het gebruik van cultuur, onder meer via culturele en onderwijsinstellingen, door autoritaire regeringen, die internationale regels en waarden proberen te herdefiniëren door de universaliteit ervan aan te vechten en hun politieke invloed uitoefenen door de artistieke en academische vrijheid te schenden;

59.

benadrukt dat de internationale culturele betrekkingen van de EU een tegenwicht kunnen vormen tegen desinformatie in derde landen, buitenlandse inmenging in de EU en vijandige berichtgeving over de EU door illiberale en autoritaire regimes; verzoekt de EDEO de prevalentie en invloed te analyseren van kwaadwillige overheidsactoren in Europese internationale culturele betrekkingen waarbij de EU betrokken is;

60.

wijst op het verschil tussen “culturele betrekkingen van de EU” en “culturele diplomatie van de EU” wat de besluitvormingsprocessen, de opzet en uitvoering van programma’s en de algehele filosofie betreft; benadrukt dat deze benaderingen naast elkaar kunnen bestaan en elkaar kunnen aanvullen, maar ieder een ander doel dienen;

61.

betreurt het gebrek aan een duidelijke en samenhangende EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen; spoort de Commissie en de EDEO er ten zeerste toe aan regelmatig werkmethoden en geleerde lessen uit te wisselen en samenhangende strategieën te ontwikkelen in samenwerking met de clusters van het EU-netwerk van nationale instituten voor cultuur (EUNIC) en maatschappelijke organisaties in derde landen, op basis van het algemeen gedeelde inzicht in wat internationale culturele betrekkingen behelzen, met inbegrip van stappen voor de uitvoering ervan en op maat gemaakte richtsnoeren voor activiteiten in het kader van culturele betrekkingen, uit te voeren door de EU-delegaties in derde landen en de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten; acht het wenselijk dat deze strategieën investeringen omvatten in de zichtbaarheid van en de strategische communicatie over het gemeenschappelijk cultureel erfgoed van de EU en de bijdrage daarvan aan de bevordering van democratie en waarden;

62.

benadrukt dat de EU internationale culturele betrekkingen moet aangaan met behulp van haar eigen instrumenten om op het wereldtoneel een cultureel imago van de EU te presenteren dat groter is dan de som van haar delen, en zo het werk van de culturele instellingen van de lidstaten in het buitenland aan te vullen; pleit voor de ontwikkeling van een autonoom EU-instrumentarium voor internationale culturele betrekkingen en culturele diplomatie, dat voortbouwt op de ervaring en partnerschappen van EUNIC en de culturele instellingen van de lidstaten in het buitenland, alsook van het maatschappelijk middenveld en de culturele sectoren van derde landen; beklemtoont dat dit instrumentarium gericht moet zijn op de uitvoering van activiteiten ter bevordering van de Europese cultuur in het buitenland en ter verstrekking van technische en materiële capaciteitsopbouw en financiële bijstand aan de culturele en creatieve sector in derde landen; meent dat het instrumentarium daarom met voldoende eigen middelen en financiering moet worden ondersteund;

63.

verzoekt de Commissie en de EDEO onderzoek te doen om na te gaan of ofwel in het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) — Europa in de wereld een speciaal hoofdstuk over internationale culturele betrekkingen kan worden opgenomen, ofwel de externe dimensie van Creatief Europa kan worden versterkt, bijvoorbeeld door een speciaal onderdeel toe te voegen dat gericht is op de financiering van projecten in het kader van internationale culturele betrekkingen; verzoekt de Commissie en de EDEO daartoe met klem nieuwe middelen beschikbaar te stellen om ervoor te zorgen dat nieuwe maatregelen niet ten koste gaan van de bestaande programma’s;

64.

verzoekt de lidstaten, de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid met klem hun inspanningen op te voeren om in multilaterale fora en netwerken tot gemeenschappelijke EU-standpunten te komen en waar nodig met één stem te spreken over kwesties die van invloed zijn op de internationale culturele betrekkingen;

65.

benadrukt dat de EU ten volle aanwezig moet zijn bij culturele evenementen in de hele wereld, en met name bij mondiale evenementen zoals de Wereldtentoonstelling; wenst dat de EU de mogelijkheid krijgt om een Wereldtentoonstelling te organiseren, die in verschillende lidstaten zou kunnen plaatsvinden;

66.

is ingenomen met de aanbevelingen betreffende internationale culturele betrekkingen die in het kader van de gestructureerde dialoog “Voices of Culture” zijn gepubliceerd, en verzoekt de Commissie, de EDEO en de lidstaten deze naar behoren in aanmerking te nemen bij de ontwikkeling van hun strategieën op dit vlak; dringt er bij de Commissie, de EDEO en de lidstaten met name op aan om bij het opbouwen van hun culturele betrekkingen met derde landen een bottom-upbenadering en een intermenselijke benadering te hanteren waarbij de mensenrechten in acht worden genomen, en bij het vormgeven en uitvoeren van hun strategie en projectprogrammering voor internationale culturele betrekkingen rekening te houden met de behoeften en eisen van partnerlanden en lokale gemeenschappen, en deze als gelijkwaardige partners te behandelen; wijst erop dat deze strategieën tegemoet moeten komen aan de behoeften en specifieke politieke en sociaal-economische situatie van de betrokken partnerlanden en regio’s, en niet mogen voortvloeien uit een standaardaanpak; pleit voor de toewijzing van toereikende financiering voor internationale culturele betrekkingen in de huidige programma’s voor cultuur en onderwijs, zowel via de geografische als via de thematische programma’s in het kader van het NDICI; merkt op dat samenwerking met lokale organisaties, waaronder interculturele en interreligieuze actoren, van wezenlijk belang is voor de versterking van betrekkingen die stoelen op gedeelde waarden zoals vrede, verdraagzaamheid en wederzijds begrip, alsmede voor de waarborging van de duurzaamheid van met EU-middelen gefinancierde projecten op de lange termijn;

67.

prijst het werk dat door de culturele instellingen en organisaties van de lidstaten en door de EUNIC-clusters in derde landen wordt verzet; pleit voor de uitbreiding van hun onderlinge samenwerking en de verdere ontwikkeling van hun netwerk met lokale maatschappelijke organisaties, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan kleinere lidstaten en lidstaten met een beperkte of geen culturele zichtbaarheid in het buitenland en hun behoefte aan culturele vertegenwoordiging;

68.

is verheugd dat verscheidene eenheden van de Commissie en de EDEO zich bezighouden met horizontale werkzaamheden op het gebied van internationale culturele betrekkingen; verzoekt de Commissie en de EDEO de coördinatiemechanismen tussen de betrokken entiteiten te verbeteren, onder andere door meer samenhangende en beter gestroomlijnde werkmethoden te ontwikkelen, teneinde de efficiëntie te maximaliseren, overlappende maatregelen te voorkomen en het institutioneel geheugen te waarborgen;

69.

is ingenomen met de oprichting van culturele contactpunten in de EU-delegaties; spoort de EU-delegaties aan hun rol te versterken, hun vaardigheden te verbeteren en deze niet onder te brengen bij hun communicatie- en evenemententeams, maar bij hun politieke teams; pleit ervoor de teams die binnen de Commissie, het hoofdkantoor van de EDEO en de EU-delegaties werkzaam zijn op het gebied van de internationale culturele betrekkingen en de culturele diplomatie van de EU van de nodige begrotings- en personele middelen te voorzien ter bevordering en versterking van de culturele samenwerking met alle betrokken lokale actoren, waaronder overheidsinstellingen, maatschappelijke organisaties en de academische wereld in derde landen;

70.

spoort de lidstaten en de EDEO ertoe aan cultuurbeleid, internationale culturele betrekkingen en culturele diplomatie op te nemen in de opleiding van al hun diplomatieke personeel om meer bewustzijn tot stand te brengen onder diplomaten met betrekking tot internationale culturele betrekkingen als een essentieel, zelfstandig onderdeel van publieksdiplomatie en ervoor te zorgen dat zij over passende politieke en beleidsvaardigheden beschikken op het gebied van internationale culturele betrekkingen en culturele diplomatie; kijkt uit naar de resultaten van de Europese diplomatieke academie, die recentelijk is opgericht naar aanleiding van een proefproject van het Europees Parlement, alsook naar de publicatie, in november, van de haalbaarheidsstudie die in opdracht van de EDEO is uitgevoerd;

71.

is ingenomen met de eerste resultaten van de voorbereidende actie inzake Europese culturele ruimten; vestigt de aandacht op de positieve resultaten van de innovatieve samenwerkingsmodellen die door de projectpartners zijn gebruikt op basis van een oproep tot het presenteren van ideeën die gezamenlijk zijn vormgegeven met lokale belanghebbenden in de geest van gelijkwaardig partnerschap; vraagt de Commissie middelen uit te blijven trekken voor deze uiterst succesvolle actie; spoort culturele actoren in de EU en derde landen ertoe samenwerkingsregelingen te verkennen, zoals de cocreatie van gezamenlijke kunstwerken en internationale coproducties, ter bevordering van het wederzijds taal- en grensoverschrijdend begrip;

72.

benadrukt dat de EU beschikt over het potentieel om haar internationale culturele samenwerkingspartnerschappen te versterken via haar ultraperifere gebieden en landen en gebieden overzee, die zich wereldwijd op geografische, culturele en taalkundige kruispunten bevinden; verzoekt de EU internationale culturele samenwerkingsprojecten op te zetten waarbij ultraperifere gebieden en landen en gebieden overzee betrokken worden, om regionale integratie te bevorderen en nieuwe partnerschappen met partnerlanden op te bouwen;

73.

wijst erop dat de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen moet worden opgevoerd; is ingenomen met de recente raadpleging door de Commissie ter voorbereiding van een nieuw actieplan dat een duidelijk, alomvattend en doeltreffend kader moet bieden voor de bijdrage van de EU aan de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen, met als doel criminele activiteiten te beteugelen en cultureel erfgoed in de eengemaakte markt te beschermen, in het kader van de EU-strategie inzake georganiseerde criminaliteit; pleit voor een betere samenwerking tussen de EU en derde landen met het oog op de instandhouding en bescherming van cultureel erfgoed en de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen;

74.

wijst erop dat archeologisch en cultureel erfgoed een integraal deel uitmaakt van de identiteit van volkeren; veroordeelt daarom de illegale verplaatsing van en handel in cultuurgoederen; is ingenomen met de inspanningen van bepaalde lidstaten om culturele werken en voorwerpen als onderdeel van hun strategie voor buitenlands beleid naar de plaats van herkomst terug te brengen teneinde het wederzijds begrip van elkaars cultureel erfgoed te bevorderen en de ontwikkeling van een zelfstandig cultuurbeleid in derde landen te ondersteunen; verzoekt de Commissie en de EDEO deze lidstaten actief te ondersteunen bij hun onderhandelingsprocessen met derde landen, met behulp van een holistische benadering, en tevens actief ondersteuning te verlenen voor de inspanningen van alle lidstaten ten behoeve van de bescherming en het herstel van hun cultureel en historisch erfgoed, in overeenstemming met de verklaring van MONDIACULT 2022;

75.

wijst er nogmaals op dat het belangrijk is cultuur te bevorderen als facilitator van duurzame ontwikkeling, die veel mogelijkheden voor sociale en economische groei met zich meebrengt; verzoekt de Commissie culturele actoren en maatschappelijke organisaties te helpen een bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling door middel van actieve deelname aan regelmatige dialogen, professionele netwerken en partnerschappen tussen meerdere belanghebbenden, alsook via in het kader van het NDICI gefinancierde maatregelen op het gebied van cultuur; verzoekt de Commissie en de EDEO toezicht te houden op en regelmatig verslag uit te brengen aan het Parlement over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van maatregelen op het gebied van internationale culturele samenwerking en de resultaten die in dit verband door het NDICI zijn geboekt;

76.

herinnert eraan dat de bevordering en vrijwaring van cultuur volgens de SDG’s een doel op zich is, zoals specifiek is verankerd in de doelstellingen 4.7, 8.9 en 11.4, en bovendien een belangrijke bijdrage levert aan de uitvoering van de Agenda 2030 van de VN; wijst op de horizontale aard van cultuur en cultuurprojecten, dankzij welke een positieve bijdrage kan worden geleverd aan de verwezenlijking van alle SDG’s; verzoekt de Commissie, EU-delegaties in derde landen en de lidstaten de onderlinge verbanden tussen cultuur en cultuurbeleid en de verwezenlijking van de SDG’s nader te verkennen, onder meer door middel van de deelname van kunstenaars en cultuurwerkers aan inclusieve dialogen, professionele netwerken, uitwisselingen en partnerschappen met meerdere belanghebbenden, alsmede door middel van steun voor maatschappelijke organisaties; verzoekt de Commissie en de EDEO meer briefings en uitwisselingen van gedachten en ervaringen te organiseren om de degelijke uitvoering van deze gemeenschappelijke prioriteiten te waarborgen;

77.

wijst op het potentieel van cultuur en materieel en immaterieel cultureel erfgoed als drijvende kracht achter communicatie, uitwisseling en vrede ten bate van verzoening en conflictpreventie; spoort in dit verband aan tot nauwere samenwerking met Unesco op het gebied van de bescherming van cultureel erfgoed en de opzet van informatiebezoeken;

78.

verzoekt de Commissie de vernietiging van historisch, artistiek en cultureel erfgoed in recente conflicten, de systematische en politiek of ideologisch ingegeven vernietiging van historisch, artistiek en cultureel erfgoed, en het uitwissen van de identiteit en cultuur van soevereine staten, volkeren of minderheden krachtig te veroordelen, waaronder het aanhoudende beleid van Azerbeidzjan om het Armeense culturele erfgoed in en rond Nagorno-Karabach uit te wissen en het bestaan ervan te ontkennen, en de opzettelijke vernieling van culturele locaties in Oekraïne als gevolg van de niet-uitgelokte en illegale aanvalsoorlog van Rusland; wijst erop dat de vernietiging van cultureel erfgoed een oorlogsmisdaad en een schending van de mensenrechten kan vormen, en herinnert in dit verband aan de verbintenissen die de lidstaten zijn aangegaan in het kader van de verantwoordelijkheid om te beschermen, waaronder met betrekking tot de bescherming van cultureel erfgoed, zowel na als tijdens gewapende conflicten; vraagt dat de bescherming van cultureel erfgoed wordt opgenomen in de missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de EU door lokale partners bijstand en opleiding te bieden bij het aanpakken van de veiligheidsuitdagingen die van invloed zijn op cultureel erfgoed; pleit voor gerichte sancties tegen personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de vernietiging, de opzettelijke vernieling of de verhandeling van cultureel erfgoed als belangrijke stap om potentiële daders af te schrikken en ervoor te zorgen dat de plegers van dergelijke vergrijpen ter verantwoording worden geroepen;

79.

verzoekt de Commissie en de EDEO technische en materiële bijstand te verlenen aan partners in de lidstaten en in derde landen teneinde het bewustzijn te vergroten en de nodige vaardigheden en kennis te vergaren om cultureel erfgoed in stand te houden en te beheren, onder meer door samen te werken met jongerenorganisaties en onderwijsinstellingen in derde landen;

80.

waarschuwt de Commissie, de EDEO, EU-delegaties in derde landen en de lidstaten dat EU-financiering voor de restauratie van door oorlog beschadigd cultureel erfgoed in derde landen niet ten goede mag komen aan agressors die beschuldigd worden van mensenrechtenschendingen, autoritaire regimes niet mag legitimeren noch de betrekkingen daarmee mag normaliseren;

81.

verzoekt de lidstaten terdege rekening te houden met het standpunt van het Parlement bij de goedkeuring van het werkplan voor cultuur 2023-2026;

o

o o

82.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden.

(1)  PB C 388 van 13.11.2020, blz. 30.

(2)  PB C 334 van 19.9.2018, blz. 112.

(3)  PB C 456 van 10.11.2021, blz. 24.

(4)  PB C 125 E van 22.5.2008, blz. 223.

(5)  PB C 184 van 5.5.2022, blz. 88.

(6)  PB C 347 van 9.9.2022, blz. 15.

(7)  PB C 385 van 22.9.2021, blz. 152.

(8)  Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0319.

(9)  PB C 385 van 22.9.2021, blz. 2.

(10)  PB L 189 van 28.5.2021, blz. 34.

(11)  PB L 189 van 28.5.2021, blz. 1.

(12)  PB L 202 van 8.6.2021, blz. 32.

(13)  PB L 462 van 28.12.2021, blz. 1.

(14)  PB L 437 van 28.12.2020, blz. 116.

(15)  PB L 131 van 20.5.2017, blz. 1.

(16)  PB L 131 van 20.5.2017, blz. 1.

(17)  Ernst & Young, Rebuilding Europe: The cultural and creative economy before and after the COVID-19 crisis, januari 2021.

(18)  Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2020 over het cultureel herstel van Europa (PB C 385 van 22.9.2021, blz. 152) en in zijn resolutie van 20 oktober 2021 over de situatie van kunstenaars en het cultureel herstel in de EU (PB C 184 van 5.5.2022, blz. 88).

(19)  Fancourt, D. en Finn, S., What is the evidence on the role of the arts in improving health and well-being? A scoping review, Regionaal WHO-Bureau voor Europa (Health Evidence Network (HEN) samenvattend verslag 67), Kopenhagen, 2019.

(20)  British Council en Goethe Institut, Cultural Value — Cultural Relations in Societies in Transition: A Literature Review, 2018, blz. 7.

(21)  Rivera, T., Distinguishing Cultural Relations From Cultural Diplomacy: The British Council’s Relationship With Her Majesty’s Government, Figueroa Press, Los Angeles, 2015, blz. 9-10.

(22)  PB C 456 van 10.11.2021, blz. 24.

(23)  Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92).