14.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 230/91


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over mogelijkheden voor hulpbronnen-efficiëntie in de bouwsector

(COM(2014) 445 final),

de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Naar een circulaire economie: een afvalvrij programma voor Europa”

(COM(2014) 398 final)

en het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, 2000/53/EG betreffende autowrakken, 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

(COM(2014) 397 final — 2014/0201 (COD))

(2015/C 230/14)

Rapporteur:

An LE NOUAIL MARLIÈRE

De Commissie, het Europees Parlement en de Raad hebben op respectievelijk 14 juli, 28 juli en 20 oktober 2014 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) overeenkomstig artikel 43, lid 2, en artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

„Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over mogelijkheden voor hulpbronnen-efficiëntie in de bouwsector”

COM(2014) 445 final,

de

„Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Naar een circulaire economie: een afvalvrij programma voor Europa””

COM(2014) 398 final

en het

„Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, 2000/53/EG betreffende autowrakken, 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur”

COM(2014) 397 final — 2014/0201 (COD).

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 12 november 2014 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 10 en 11 december 2014 gehouden 503e zitting (vergadering van 10 december 2014) het volgende advies uitgebracht, dat met 129 stemmen vóór en 3 tegen, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is ingenomen met de twee mededelingen en het pakket wijzigingen op de afvalstoffenrichtlijnen. Het steunt de campagne om alle bedrijven en de consumenten erop te wijzen dat er geleidelijk aan een eind moet komen aan het huidige lineaire economische model waarin het gaat om „pakken, maken, consumeren en verwijderen”, en dat vaart moet worden gezet achter de transitie naar een circulair model dat regenererend van opzet is en op duurzame energie is gebaseerd, teneinde zo weinig mogelijk natuurlijke hulpbronnen te gebruiken.

1.2.

Het EESC schaart zich achter de doelstelling om voor deze transitie een kader te scheppen dat de gehele levenscyclus van producten omspant, van de grondstoffenvoorziening tot ecologisch ontwerp, detailhandel, bedrijfsmodellen en consumptiepatronen, hergebruik en herproductie, en het gebruik van afval als hulpbron.

1.3.

Wel is het jammer dat in de specifieke Commissievoorstellen te veel de nadruk ligt op afvalbeleid en -wetgeving, terwijl dergelijke specifieke voorstellen voor gebieden hogerop in de keten om de gehele levenscyclus van producten te verbeteren, ontbreken. De Commissie zou er goed aan doen om zowel een stappenplan voor dergelijke maatregelen op te stellen met duidelijke aanwijzingen voor een tijdschema, werkwijze en budget, als om voorstellen in te dienen betreffende het gebruik van innovatieve financieringsinstrumenten, zoals groene obligaties.

1.4.

Het EESC verzoekt de Commissie ook om het ondersteunende kader voor een circulaire economie te integreren met ander Europees beleid, zoals het energie- en klimaatbeleid en het industriebeleid, inclusief het streven van de EU naar herindustrialisering. Het EESC is er voorstander van dat de kerndoelen van de Europa 2020-strategie worden aangevuld met een kerndoel inzake hulpbronnenefficiëntie, zoals het Europees platform voor efficiënt hulpbronnengebruik heeft voorgesteld en in de mededeling „Naar een circulaire economie” is vermeld.

1.5.

Weliswaar heeft de Commissie in het beleidspakket voor de circulaire economie de algemene voordelen voor de werkgelegenheid in overweging genomen en ook een initiatief voor groene werkgelegenheid opgenomen, maar het EESC betreurt dat de kans niet is aangegrepen om de gevolgen, risico’s en baten op werkgelegenheidsgebied specifieker te onderzoeken. Zo is geen aandacht geschonken aan het banenpotentieel van afvalpreventie, hergebruik en herproductie. Verder zou er ook meer aandacht moeten uitgaan naar het garanderen van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en naar het verbeteren van de veiligheids- en gezondheidsnormen voor de betrokken werknemers.

1.6.

Het door de Europese Commissie voorgestelde kader zou ervoor moeten zorgen dat het werk dat nodig is om tot bewustwording en een cultuuromslag te komen, eerlijk wordt verdeeld tussen de diverse partijen. Zo dient er met het oog op de toekomst een evenwicht te worden gevonden tussen het boeken van wetenschappelijke vooruitgang, het invoeren van innovatieve toepassingen en het beschermen van het Europese concurrentievermogen en het gemeenschappelijk belang.

1.7.

Consumenten en producenten moeten bewust worden gemaakt van hun verantwoordelijkheden. Consumenten dienen te worden voorgelicht zodat ze op weloverwogen wijze aankopen kunnen doen. De traceerbaarheid moet optimaal zijn en producenten moeten rekenschap kunnen afleggen.

1.8.

De Commissie stelt terecht voor om het storten van recycleerbaar afval geleidelijk uit te bannen en om hogere streefcijfers voor afvalrecycling vast te stellen. Dit zijn essentiële voorwaarden om de overgang naar een circulaire economie mogelijk te maken. De Commissie zou ook maatschappelijk draagvlak moeten creëren door geloofwaardige doelstellingen te formuleren. Deze moeten aanvaardbaar en proportioneel zijn en kwalitatief goed in elkaar zitten.

1.9.

Voorts is het EESC ingenomen met de maatregelen van de Commissie om de toepassing van de afvalwetgeving van de EU te verbeteren, met name door betere monitoring- en governance-instrumenten in te voeren. Om het percentage stedelijk afval dat in de EU wordt gerecycleerd te verhogen van de huidige 42 % naar 50 % in 2020 en 70 % in 2030, moet erop worden aangedrongen dat sommige landen beter hun best doen en geavanceerde afvalbeheersmaatregelen toepassen. Er moeten ook stappen worden gezet om de kwaliteit van de oorspronkelijke producten en hun bestanddelen, alsook het recyclingproces in zijn geheel te verbeteren.

1.10.

De Commissievoorstellen zijn niet in overeenstemming met de afvalhiërarchie uit de kaderrichtlijn afvalstoffen, waarin de volgende rangorde is vastgelegd: afvalpreventie, voorbereiding voor hergebruik, recycling, andere vormen van nuttige toepassing (energie) en verwijdering. Er is verzuimd om grondig na te gaan of er afvalpreventiedoelen en andere afvalpreventiemaatregelen kunnen worden vastgesteld, nog afgezien van een niet-bindend streefcijfer voor de vermindering van voedselafval. Ter wille van het milieu moet er hoe dan ook naar worden toegewerkt dat de totale hoeveelheid verbruikt materiaal en het resterende afval beheerst en verminderd wordt.

1.11.

Net als hergebruik (op productniveau) heeft meervoudige recycling (op materiaalniveau) als voordeel dat wordt bespaard op primaire grondstoffen, dat minder energie wordt verbruikt en dat minder broeikasgassen worden uitgestoten. De herziening van het pakket afvalstoffen is een unieke gelegenheid om het beginsel van meervoudige recycling voor duurzaam materiaal toe te passen.

1.12.

De circulaire economie moet niet alleen worden afgemeten aan de hoeveelheid afval die wordt geproduceerd, maar moet mensen er ook toe aanzetten om materiële en menselijke hulpbronnen in de gehele waardeketen te beschermen, waarbij tevens moet worden gestreefd naar het uitbannen van alle processen die schadelijk zijn voor mens of milieu.

1.13.

Het EESC pleit ervoor het beleidspakket aan te vullen met maatregelen die er specifiek op zijn gericht om te stimuleren dat gebruikte producten worden voorbereid voor hergebruik. In haar recyclingdoelstellingen stelt de Commissie voorbereiding voor hergebruik op gelijke voet met recycling, wat indruist tegen de afvalhiërarchie. Voorrang moet worden gegeven aan korte kringlopen. Door hergebruik van producten, voorbereiding voor hergebruik en herproductie kan de in producten opgesloten waarde optimaal worden benut en ontstaan er meer mogelijkheden om waardeketens in de EU te behouden, territoriale ontwikkeling te steunen en arbeidsplaatsen te creëren.

1.14.

In dit licht zou de EU alle lidstaten ook moeten aansporen om hun afvalplannen om te smeden tot territoriale plannen voor de circulaire economie, waarbij de aandacht vooral moet uitgaan naar maatregelen die bevorderen dat op materiële hulpbronnen wordt bespaard en het menselijk welzijn behouden blijft.

1.15.

Tot slot zou het EESC ook graag zien dat de sectorale benadering om de circulaire economie te promoten wordt verbreed.

2.   Inleiding

2.1.

De Europese Commissie heeft op 2 juli 2014 een pakket van vijf voorstellen (1) ingediend, bestaande uit:

a)

de mededeling „Naar een circulaire economie: een afvalvrij programma voor Europa” (COM(2014) 398 final);

b)

het voorstel tot wijziging van de Richtlijnen 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, 2000/53/EG betreffende autowrakken, 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (COM(2014) 397) final;

c)

de mededeling over mogelijkheden voor hulpbronnen-efficiëntie in de bouwsector (COM2014) 445 final),

en de twee volgende documenten, waarover het EESC een apart advies zal opstellen (2):

d)

„Groen actieplan voor het mkb” (COM(2014) 440 final);

e)

de mededeling „Initiatief voor groene werkgelegenheid” (COM(2014) 446 final).

De Commissie heeft tevens aangekondigd dat ze later met een mededeling over duurzame voeding zal komen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Hoe kunnen we er bij de productie van goederen en diensten voor zorgen dat we het gebruik en de verspilling van grondstoffen en energie uit niet-hernieuwbare bron beperken? Buiten kijf staat dat het in de loop van de industriële geschiedenis van de 20e eeuw steeds goedkoper is geworden om delfstoffen en natuurlijke energetische hulpbronnen te winnen en te exploiteren. Dat komt vooral doordat de productiviteit gestaag is toegenomen.

3.2.

Nu we aan het begin van de 21e eeuw zijn, vertoont dit lineaire model echter haperingen. Het dreigt op termijn zelfs onhoudbaar te worden, omdat de hulpbronnen van onze planeet uitgeput beginnen te raken. De klok staat op vijf voor twaalf en het komt er nu niet meer op aan om na te denken over de vraag hoe we het economische model zouden kunnen veranderen, maar om dringend een nieuw model in te voeren.

3.3.

De cyclus van winning, productie, consumptie, verwijdering en recycling moet ingrijpend worden veranderd om de zelfvoorziening van gemeenschappen en hun sociale en duurzame ontwikkeling op lange termijn te verzekeren.

3.4.

Momenteel wordt er in bijna alle samenlevingen een ontwikkelingsmodel gehanteerd waarin vrijwel ongecontroleerd roofbouw wordt gepleegd. De rekening wordt doorgeschoven naar de groepen die het meest door de exploitatie en overexploitatie van hun hulpbronnen en de gevolgen van klimaatverandering en vervuiling worden getroffen, en naar de komende generaties.

3.5.

Iedereen zou zich vragen moeten stellen bij dit model, dat door de wereldwijde financiële, economische, sociale, politieke, energie- en milieucrisis is gaan wankelen.

3.6.

Om een ommekeer in productie- en consumptiemethoden teweeg te brengen, probeert de Europese Commissie via haar benadering van een circulaire economie perspectieven te openen die de gehele samenleving aangaan, maar die nog wel gerealiseerd moeten worden.

4.   Specifieke opmerkingen bij document COM(2014) 398 final

4.1.

De Commissie legt in haar document „Naar een circulaire economie” uit wat het algemene concept „circulaire economie” inhoudt en wat de voordelen ervan zijn voor de economische ontwikkeling en de werkgelegenheid.

4.2.

De algemene doelstellingen ervan zijn duidelijk, en we moeten absoluut meer doen om ze te verwezenlijken. Ons productie- en consumptiemodel moet op de schop. We moeten ons gebruik van hulpbronnen en materialen verminderen en er dus verstandiger mee omgaan.

4.3.

Hamvraag is nu hoe deze doelstellingen kunnen worden bereikt en hoe ze kunnen worden ingepast in een algemeen en alomvattend beleidskader. De tekortkomingen en onvolmaaktheden van de markt moeten en kunnen op verschillende manieren worden aangepakt: via marktprikkels (prijssignalen, fiscale signalen), regelgeving (vaststelling van bindende streefcijfers, waarbij de betrokkenen zelf mogen bepalen hoe ze die willen bereiken) en oplegging van normen aan de betrokkenen.

4.4.

Een algemeen beleidskader veronderstelt ook dat alle noodzakelijke voorwaarden (op economisch, sociaal, werkgelegenheids-, gezondheids- en veiligheidsgebied) aanwezig zijn.

4.5.

Volgens de Commissiemededeling is het de bedoeling een „ondersteunend beleidskader” vast te stellen om ontwerpen en innovaties voor een circulaire economie te promoten, investeringen aan te boren en activiteiten van bedrijven en consumenten aan te wenden.

4.6.   Een ondersteunend kader voor de circulaire economie

4.6.1.

Het EESC schaart zich achter het streven om samen met alle betrokken partijen een kader voor de circulaire economie tot stand te brengen, zodat zich een nieuw economisch model kan ontwikkelen dat geleidelijk aan de plaats zal innemen van het heersende model van lineaire economische groei. Het streven naar een circulaire economie houdt in dat naar de hele levenscyclus van producten wordt gekeken, van de grondstoffenvoorziening tot ecologisch ontwerp, detailhandel, bedrijfsmodellen en consumptiepatronen, hergebruik, herproductie, en terugwinning en verwijdering van afval. In principe wordt ook in de Commissiemededeling uitgegaan van een dergelijke brede aanpak. In de praktijk evenwel blijkt het evenwicht zoek, aangezien de concrete beleidsvoorstellen hoofdzakelijk betrekking hebben op de afvalsector. De Commissie kondigt dan wel aan dat zij een ondersteunend kader voor de circulaire economie zal ontwikkelen (3), maar details over tijdschema en werkwijze ontbreken. Het EESC dringt erop aan dat de Commissie hiervoor zo snel mogelijk een duidelijk en transparant voorstel indient.

4.6.2.

Het begrip circulaire economie is gebaseerd op een analyse van het gebruik van hulpbronnen waarbij de hele levenscyclus in aanmerking wordt genomen. De circulaire economie richt zich op recycling, de vervanging van bepaalde hulpmiddelen, duurzaamheid en hergebruik van producten, tegengaan van verspilling in alle fasen van de keten, dus ook bij de bron, en ecologisch ontworpen producten en diensten en nieuwe bedrijfsmodellen. Voorts impliceert een circulaire economie dat nieuwe vormen van governance worden ingevoerd waarbij het hele maatschappelijk middenveld wordt betrokken. Het EESC verzoekt de Commissie een gedetailleerde beleidsstrategie uit te werken voor de overschakeling op een circulaire economie. Ook zou het graag zien dat de Commissie zich minder op de vlakte houdt in haar beleidsvoorstellen inzake de bevordering van ecologisch ontwerp, innovatie en investeringen, en dringt het erop aan dat zij duidelijke voorstellen indient en daarbij ook aangeeft welke middelen zullen worden uitgetrokken ter ondersteuning van de circulaire economie en hoe gebruik zal worden gemaakt van innovatieve financiële instrumenten, zoals groene obligaties. De Commissie moet haar inspanningen dus voortzetten en met name:

a)

beter duidelijk maken wat het verband is tussen dit nieuwe kader en andere Europese beleidsmaatregelen, met name het herindustrialiseringsbeleid (grondstoffen, innovatie, gezondheid en veiligheid van werknemers, vervoer enz.) en het beleid inzake energie en klimaat;

b)

in de herziene Europa 2020-strategie streefcijfers vastleggen inzake hulpbronnenefficiëntie, rekening houdend met de suggesties van het Europees platform voor efficiënt hulpbronnengebruik;

c)

meer specifieke maatregelen uitwerken om de productie- en consumptiepatronen daadwerkelijk te wijzigen; we denken dan onder meer aan de noodzakelijke beperking van het gebruik van bepaalde hulpmiddelen bij de bron (omdat zij zeldzaam of giftig zijn), de overstap op een minder materialistische samenleving waarin meer gedeeld wordt en de verbetering van het welzijn van de werknemers en de burgers in het algemeen.

4.6.3.

Het EESC herinnert in dit verband aan zijn advies uit april 2012 over „meer duurzame productie en consumptie in de EU”, waarin het pleit „voor een nieuwe gemeenschappelijke visie op het economische model waarbij alle partijen van het georganiseerde maatschappelijke middenveld bijeen worden gebracht” (4).

4.7.   Afbakening van het toepassingsgebied

4.7.1.

De Commissie geeft niet aan hoe de circulaire economie kan worden ontwikkeld op lokaal en regionaal niveau. Het EESC is van oordeel dat strategieën op het gebied van de circulaire economie steeds moeten opgesteld vanuit het perspectief van een territoriale hiërarchie, waarbij wordt uitgegaan van de lokale autoriteiten om over het regionale, nationale en Europese niveau tot het mondiale niveau te komen, en waarbij zo veel mogelijk voorrang wordt gegeven aan korte kringlopen en korte ketens.

4.7.2.

De mogelijke sociaaleconomische voordelen van de circulaire economie worden eerst voelbaar op lokaal niveau (duurzame wijken, groene steden), vervolgens op het niveau van de (EU-)regio’s, en pas daarna op nationaal en internationaal niveau.

4.7.3.

De strijd tegen internationale sociale en milieudumping en dus ook de mogelijkheid van kleinschalige verplaatsing van een groot gedeelte van de economie maken deel uit van deze lokale benadering. Voor een optimaal afvalbeheer moeten ook de lokale en regionale verantwoordelijken initiatief nemen: gescheiden inzamelen van afval, en oprichten van milieuparken, sorteercentra en netwerken die zich bezighouden met herstel, doorverkoop en hergebruik enz. Het spreekt vanzelf dat korte toeleveringsketens met het oog op een beter beheer van bioafval de voorrang moeten krijgen, ook vanuit de optiek van werkgelegenheid.

4.7.4.

De EU zou daarom alle lidstaten ertoe moeten aanzetten om hun afvalplannen om te smeden tot territoriale plannen voor de circulaire economie.

4.8.   Nagaan van de sociaaleconomische impact

4.8.1.

Hoewel het pakket van de Commissie het verband legt tussen milieu (afvalbeheer) en economie (groene banen, actieplan mkb), komen de volgende punten niet systematisch aan de orde:

de nieuwe banen die zouden kunnen worden gecreëerd tijdens de diverse uitvoeringsfases van de afvalhiërarchie; we denken dan in het bijzonder aan preventie en voorbereiding voor hergebruik;

het werkgelegenheidspotentieel dat wordt ontsloten door de verschillende innoverende ontwikkelingen waarmee de circulaire economie gepaard kan gaan (ecologisch ontwerp, industriële symbiose, functie-georiënteerde bedrijfsmodellen, deeleconomie enz.);

de mogelijke gevolgen van de ontwikkeling van de circulaire economie voor de gezondheid en veiligheid in diverse economische sectoren.

4.9.   Een bredere sectorale benadering

4.9.1.

Niet alleen zou de nieuwe strategie voor een circulaire economie meer haar stempel moeten drukken op de sector afvalbeheer, het EESC zou graag zien dat ook in andere sectoren dan duurzaam bouwen in dit verband vooruitgang wordt geboekt.

4.9.2.

Zo zou de sectorale benadering moeten worden aangevuld met voorstellen die niet alleen betrekking hebben op duurzame voeding en constructie, maar ook op andere sectoren zoals de productie-industrie.

5.   Specifieke aanbevelingen bij document COM(2014) 397 final

5.1.   Een wetgevingsvoorstel dat uitbreiding behoeft

5.1.1.

Het EESC onderschrijft de algemene strekking van de wijzigingen die gericht zijn op:

het optrekken van de recyclingpercentages van stedelijk en verpakkingsafval en het opleggen van beperkingen aan het storten van bepaalde afvalstoffen;

het invoeren van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing om toe te zien op de naleving van de doelstellingen voor recycling;

het invoeren van minimale operationele voorwaarden voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en standaardiseren van definities;

het stroomlijnen van de verplichtingen inzake verslaglegging.

5.1.2.

Bepaalde aanvullende opties (zoals het vastleggen van specifieke streefcijfers voor preventie en hergebruik, of het verplichten van statiegeld voor bepaalde producten) worden in de effectbeoordeling al te lichtvaardig van tafel geveegd. De Commissie gaat voorbij aan de afvalhiërarchie uit de kaderrichtlijn afvalstoffen (5), waarin de volgende rangorde is vastgelegd: afvalpreventie, voorbereiding voor hergebruik, recycling, en andere vormen van nuttige toepassing en verwijdering.

5.1.3.

In artikel 9, onder c), van de kaderrichtlijn afvalstoffen wordt bepaald dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag moet voorleggen dat indien van toepassing vergezeld gaat van voorstellen voor maatregelen met het oog op de vaststelling van afvalpreventie- en ontkoppelingsdoelstellingen voor 2020, met inbegrip van indicatoren voor afvalpreventiemaatregelen. Aangezien afvalpreventie onlosmakelijk verbonden is met de circulaire economie, was het logisch geweest dit verslag samen met het pakket circulaire economie te presenteren. In de effectbeoordeling waarmee de huidige reeks maatregelen voor de circulaire economie gepaard gaat, staat te lezen dat de vaststelling van een algemeen streefcijfer voor afvalpreventie werd verworpen zonder dat daarnaar degelijk onderzoek werd verricht.

5.1.4.

Ook de toekomst van het ecologisch ontwerpen van producten en diensten lijkt op losse schroeven te staan. Onder meer de volgende maatregelen zouden een oplossing kunnen bieden:

opnemen van specifieke clausules in overheidsopdrachten;

verplicht voorrang geven aan bepaalde producten;

opleggen van de verplichting om een bepaald percentage gerecycleerd materiaal te gebruiken;

verlenen van economische stimulansen voor herbruikbare of recycleerbare producten (zoals btw-vermindering),

enz.

5.1.5.

De kwestie van geplande veroudering verdient een specifieke strategie die maatregelen van technologische, commerciële, normatieve, educatieve en informatieve aard combineert (6).

5.2.   Vervollediging van de streefcijfers

5.2.1.

Streefcijfers inzake preventie zijn zogoed als onmisbaar voor een correcte toepassing van de afvalhiërarchie, zoals al is opgemerkt door het Europees Parlement en het Comité van de Regio’s alsook in een auditverslag van de Europese Rekenkamer. De Commissie zou dergelijke streefcijfers moeten vastleggen aan de hand van de door de lidstaten ingediende nationale preventieprogramma’s.

5.2.2.

De door het Comité van de Regio’s naar voren gebrachte doelstelling om het stedelijk afval met 10 % te verminderen zou zorgvuldig moeten worden onderzocht (7). Ook zou studie moeten worden gemaakt van de regionale en nationale ervaringen met maxima voor huishoudelijk afval, om op basis daarvan een Europese grens vast te stellen (in de orde van 200 à 300 kg per inwoner per jaar).

5.2.3.

Stedelijk afval (artikel 3 van de kaderrichtlijn afvalstoffen) moet strikt worden gedefinieerd als huishoudelijk afval; de definitie ervan mag niet worden uitgebreid tot commercieel en industrieel afval of afval dat onder de regeling inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid valt; de verschillende taken en verantwoordelijkheden moeten immers duidelijk afgebakend zijn.

5.2.4.

Commercieel en industrieel afval mag niet worden beschouwd als huishoudelijk afval, zodat een afzonderlijk streefcijfer voor recycling kan worden vastgelegd.

5.2.5.

Gebruik van afval als opvulmateriaal valt niet altijd onder „terugwinning”; dat moet blijken uit de definitie. Overigens zou deze techniek moeten worden verboden als het gaat om gevaarlijk afval en beperkt moeten blijven tot bouw- en sloopafval (artikel 3 van de kaderrichtlijn afvalstoffen).

5.2.6.

Het Commissievoorstel voor een streefcijfer voor de preventie van voedselverspilling moet gepaard gaan met een streefdoel voor de beperking van verpakkingsafval.

5.2.7.

Het EESC pleit ervoor het beleidspakket aan te vullen met specifieke maatregelen ter ondersteuning van de voorbereiding voor hergebruik van gebruikte producten. In haar recyclingdoelstellingen stelt de Commissie voorbereiding voor hergebruik op gelijke voet met recycling, wat indruist tegen de afvalhiërarchie. Modernisering van producten en onderdelen kan niet alleen het gebruik van die producten en materialen aanzienlijk efficiënter maken, maar kan ook voor heel wat nieuwe banen zorgen op lokaal en regionaal niveau. Voorts mogen de voorbereidende activiteiten voor hergebruik (voorbereiden van het hergebruik van verpakking, elektrische en elektronische apparatuur, maar ook van producten als speelgoed en luiers) niet worden gelijkgesteld met recyclingactiviteiten: er moet een specifiek streefcijfer — bijvoorbeeld 5 % — worden vastgelegd.

5.2.8.

In het wetgevingsvoorstel wordt bepaald dat recycling/hergebruik van stedelijk afval en van verpakkingsafval tegen 2030 tot respectievelijk 70 en 80 % moet zijn gestegen, het storten van recycleerbaar afval tegen 2025 uitgebannen moet zijn en voedselverspilling in de EU tegen 2025 met 30 % moet zijn afgenomen. Het gaat hier om cruciale doelstellingen die de nodige steun verdienen.

5.2.9.

Streefdoelen horen integrerend deel uit te maken van de bedrijfsmodellen van de economische actoren (met name in de verpakkingsindustrie en de handel), die zelf moeten bekijken wat de meest efficiënte manier is om deze te bereiken. Wel dient er steeds op te worden toegezien dat andere, niet minder belangrijke beginselen en criteria door deze overstap niet in het gedrang komen. Grootste punt van zorg zijn de arbeidsomstandigheden en de regels inzake gezondheid en veiligheid van de betrokken werknemers. Vooral in de sectoren verpakking en afvalbeheer kunnen zich op dit vlak problemen voordoen, wat te maken heeft met de lastige arbeidsomstandigheden, de onzekerheid en de veiligheids- en gezondheidsrisico’s. De verwezenlijking van deze ambitieuze streefcijfers mag in geen geval een verslechtering van de arbeidsomstandigheden tot gevolg hebben, en zou integendeel moeten leiden tot een verbetering (8).

5.2.10.

Voor de lokale autoriteiten moet een financieringskader worden vastgelegd, zodat zij daadwerkelijk kunnen beschikken over de nodige financiële middelen om de vooropgezette doelstellingen te verwezenlijken. Als de overheden al te strikte regels op het gebied van schulden krijgen opgelegd, zullen zij de noodzakelijke nieuwe investeringen, bijvoorbeeld op het vlak van afvalbeheer, gaan compenseren door minder uit te geven aan andere cruciale activiteiten. Het beleidskader moet een gunstig financieel klimaat creëren, indien nodig met behulp van specifieke middelen, bijvoorbeeld uit de EU-structuurfondsen of de Europa 2020-strategie.

5.2.11.

Voorts moet erop worden toegezien dat de strijd tegen voedselverspilling de voedselveiligheid niet ondermijnt, en dat de regels inzake consumentenbescherming in acht worden genomen. Het zou nuttig zijn hierover overleg te plegen met de consumentenorganisaties en de instanties voor voedselveiligheid.

5.2.12.

Bij voedselafval gaat het om organische grondstoffen, die zo veel mogelijk verwerkt of in ongewijzigde toestand opnieuw voor de landbouwproductie gebruikt zouden moeten worden. Bepaalde soorten voedselafval zijn vanwege hun aard zeer geschikt om te worden hergebruikt als veevoeder of als bodemverbeteraar. Momenteel wordt dit echter wegens allerlei beperkende voorschriften belemmerd. Daarom verzoekt het EESC de Commissie na te gaan of deze beperkingen wel gepast zijn.

6.   Specifieke opmerkingen bij COM(2014) 445 final

6.1.

De mededeling over de mogelijkheden voor hulpbronnenefficiëntie in de bouwsector is erop gericht de totale impact die gebouwen hun hele levenscyclus lang hebben op het milieu, terug te dringen. Zo presenteert de Commissie een serie indicatoren voor de beoordeling van de milieuprestaties van gebouwen, zodat ontwerpers, fabrikanten, aannemers, overheden en gebruikers met kennis van zaken een keuze kunnen maken. Een transparant kader, met name geharmoniseerde statistische gegevens en een reeks vergelijkbare en gebruiksvriendelijke indicatoren, is in dit verband van kapitaal belang.

6.2.

Het pakket circulaire economie moet ook vraaggestuurde stimuleringsmaatregelen bevatten, zodat een zelfvoorzienende markt van secundaire grondstoffen tot stand komt (bijvoorbeeld producten met een minimumgehalte aan gerecycleerd materiaal). We moeten een toestand creëren waarin afval als grondstof met een goede marktliquiditeit kan worden verhandeld, tegen een passende prijs vanuit economisch, menselijk en milieuoogpunt. Een betere stimulans voor het inzamelen van afval is er niet.

6.3.   Uitdagingen in verband met de kwalificatie van producten — preventie van seriële schade

6.3.1.

Preventie van seriële schade is voor de verzekeringssector van enorm belang: als er iets mis is met een voorwerp waarvan er tienduizenden exemplaren worden gebruikt, dan kunnen de directe en indirecte kosten van het herstel oplopen tot tientallen of zelfs honderden miljoenen euro. Als we kijken naar de meest opvallende voorbeelden van seriële schade van de laatste twintig jaar, dan blijkt dat de problemen steevast terug te voeren zijn op het feit dat de verschillende bestanddelen van het bouwmateriaal in kwestie scheikundig gezien niet compatibel zijn.

6.3.2.

Dit soort seriële schade wordt over het algemeen veroorzaakt door een reactie die in de loop der tijd ontstaat als gevolg van externe parameters zoals vochtigheid of temperatuur. In bepaalde gevallen houdt de schade verband met bepaalde kenmerken van importproducten waarover onvoldoende informatie werd verstrekt.

6.3.3.

Het gebruik van recyclagemateriaal bij de productie van bouwmateriaal hoeft op zich geen probleem te vormen. Het is echter wel van belang dat de fysisch-chemische kenmerken van het te recycleren materiaal volledig bekend zijn, zodat incompatibiliteit bij hergebruik uitgesloten is. Het te recycleren materiaal moet correct worden beschreven en er moet worden gewaakt over de homogeniteit van een voor hergebruik bestemde partij producten, wat niet vanzelfsprekend is.

6.3.4.

De herziening van het pakket afvalstoffen biedt een unieke kans om het beginsel van meervoudige recycling toe te passen en zo de hulpbronnenefficiëntie te vergroten. Meervoudige recycling heeft betrekking op materiaal dat niet structureel wordt afgebroken tijdens het recyclingproces — duurzaam materiaal dus — maar dat telkens opnieuw kan worden gebruikt; op die manier wordt de circulaire economie gestimuleerd en wordt geen bruikbaar materiaal verspild, verbrand of gestort. Duurzaam materiaal kan op die manier tot in lengte van dagen worden gebruikt.

6.3.5.

Een systeem voor het traceren van bouwmateriaal tijdens de eerste levenscyclus zou problemen bij hergebruik kunnen voorkomen. Voorts zouden regels moeten worden uitgewerkt voor de indeling van materiaal, rekening houdend met de toekomstige bestemming ervan; de klemtoon moet daarbij liggen op een hoge mate van biologische afbreekbaarheid en de invoering van kwaliteitsnormen.

6.4.

Om dumping tegen te gaan, zou de Commissie moeten overwegen bindende bepalingen en sancties in te voeren, om zo te vermijden dat materiaal dat niet langer nuttig is naar derde landen wordt uitgevoerd.

Brussel, 10 december 2014.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  http://ec.europa.eu/environment/circular-economy/

(2)  Zie bladzijde 99 van dit Publicatieblad.

(3)  COM(2014) 398 final, blz. 3.

(4)  PB C 191 van 29.6.2012, blz. 6.

(5)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.

(6)  PB C 67 van 6.3.2014, blz. 23.

(7)  http://cor.europa.eu/nl/news/regional/Pages/cities-and-regions-eu-waste.aspx

(8)  Voor gedetailleerde kanttekeningen bij afvalbeheer, zie nummer 2014/9 van HesaMag van het Europees Vakbondsinstituut ETUI): http://www.etui.org/en/Topics/Health-Safety/HesaMag