31.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 229/13


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité inzake „Horizon 2020: stappenplannen voor ouder worden” (initiatiefadvies)

2012/C 229/03

Algemeen afdelingsrapporteur: Renate HEINISCH

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 14 juli 2011 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over:

Horizon 2020: stappenplan voor ouder worden

(initiatiefadvies).

De afdeling Interne markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 mei 2012 goedgekeurd.

Het EESC heeft tijdens zijn op 23 en 24 mei 2012 gehouden 481e zitting (vergadering van 23 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 184 stemmen vóór en 3 tegen, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd:

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Om de grote uitdagingen aan te pakken en de kansen te benutten die de demografische verandering voor toekomstige sociale en economische ontwikkelingen met zich meebrengt, moeten de lidstaten van de Europese Unie in de komende jaren op verschillende niveaus en uiteenlopende gebieden meer gepaste maatregelen treffen.

1.2   Gecoördineerd onderzoek kan wezenlijk bijdragen tot die maatregelen op regionaal, nationaal en Europees niveau, omdat het een solide basis legt voor de planning en besluitvorming.

1.3   Het EESC sluit zich volledig aan bij de eis, waarop steeds wordt aangedrongen, dat Europees onderzoek op gebied van vergrijzing en demografische verandering op lange termijn en interdisciplinair, transnationaal of ten minste vergelijkbaar verricht moet worden.

1.4   Fundamentele voorwaarden voor hoogwaardig Europees onderzoek zijn ook een adequate infrastructuur en een integrerende coördinatie van de onderzoeksactiviteiten. Er is ook centrale coördinatie nodig met betrekking tot het opstellen van een begroting en het verdelen van de middelen. Het EESC beveelt daarom de oprichting aan van een Europees centrum voor onderzoek naar vergrijzing, dat belast wordt met de coördinerende taken.

1.5   Stappenplannen voor het uitdenken van onderzoeksprogramma's op lange termijn zijn nuttige instrumenten om prioriteiten voor toekomstig onderzoek te stellen. In de bestaande stappenplannen voor vergrijzing en demografische verandering zijn al enkele belangrijke aspecten uitgewerkt die relevant zijn voor „Horizon 2020” (1).

1.6   Het EESC juicht toe dat in het prioritaire gebied „Maatschappelijke uitdagingen” van het KP8 in een onderzoeksprioriteit „Gezondheid, demografische verandering en welzijn” voorzien is (2).

1.7   Naast de bestaande stappenplannen en prioritaire gebieden voor onderzoek van „Horizon 2020” moedigt het EESC aan in het toekomstige Europese onderzoek ook duidelijk innovatievere en eventueel problematischere gebieden van de vergrijzing en demografische verandering aan te pakken. Daartoe behoren onderwerpen zoals behoud van gezondheid en revalidatie, langer werken, eisen inzake leven op eigen verantwoordelijkheid en met medeverantwoordelijkheid, levenslang leren, de gevolgen van de toenemende verwevenheid van technologie met alle levenssferen en de vragen die zich opwerpen met betrekking tot de demografische, maatschappelijke en technologische veranderingen voor de Europese maatschappij.

2.   Motivering / algemene opmerkingen

2.1   Om de uitdagingen aan te pakken en de kansen te benutten die de demografische verandering met zich meebrengt, moet in de komende jaren dringend een solide basis voor de planning en besluitvorming voor strategische maatregelen worden gelegd, en zulks met name door gepast onderzoek. De resultaten uit Europese onderzoeksprogramma's van de voorbije jaren, zoals bijvoorbeeld het vijfde, zesde en zevende kaderprogramma voor onderzoek (3), het gezamenlijke programma „omgevingsondersteund wonen” (4) (AAL JP) (5), het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) (6) en de ERA-Net-activiteiten hebben het nut van onderzoek reeds duidelijk aangetoond. Onderzoek kan daarbij een cruciale bijdrage leveren aan het opvangen van de demografische veranderingen en het benutten van hun positieve potentieel op regionaal, nationaal en Europees niveau.

2.2   Stappenplannen (roadmaps) zijn nuttig voor de uitwerking van onderzoeksprogramma's op lange termijn. Ze zijn geschikt om mogelijke toekomstige ontwikkelingstrajecten of scenario's in kaart te brengen, op een noodzakelijke samenwerking tussen sectoren te wijzen, relevante samenwerkingspartners en spelers te identificeren, politieke manoeuvreerruimte en financieringsmogelijkheden te peilen en ook strategieën voor de uitvoering van processen en resultaten te ontwikkelen.

2.3   De laatste jaren werden op vele gebieden stappenplannen voor onderzoek ontwikkeld en uitgevoerd. Enkele voorbeelden van de vele bestaande nationale en internationale roadmaps: de Zwitserse roadmap voor onderzoeksinfrastructuren (7); het Duitse BMBF-project „Roadmap Umwelttechnologien 2020” (8); de Roadmap van de Amerikaanse Republikeinen voor de toekomst van Amerika (9); de ERA-Roadmaps voor de ontwikkeling van energie-efficiënte gebouwen (10); de Roadmap voor onderzoek op het gebied van VPH-FET (Virtual Physiological Human-Future and Emerging Technologies) (11).

2.4   Stappenplannen voor toekomstig onderzoek en innovatie op het gebied van vergrijzing en demografische veranderingen worden aan de hand van prioriteiten inzake gezondheidsaspecten in de breedste zin ontwikkeld. Daartoe behoren onder andere de roadmaps uit het Europese project Future BNCI: Future Directions in Brain/Neuronal Computer Interaction (BNCI) Research (2010-2011); DIAMAP: Road Map for Diabetes Research in Europe (2008-2010); ROAMER: A Roadmap for Mental Health Research in Europe (2011-2014); WhyWeAge: A road map for molecular biogerontology (2008-2010) (12), maar ook nationale stappenplannen zoals bijvoorbeeld de roadmap voor het onderzoeksprogramma in de gezondheidssector van de Duitse federale regering (13).

2.5   Ook bredere stappenplannen op gebied van vergrijzing en demografische ontwikkeling, namelijk de roadmaps die in het kader van de Europese projecten FUTURAGE – A Road Map for Ageing Research (14) en BRAID: Bridging Research in Ageing and ICT Development (2010-2012) (15) ontwikkeld zijn, noemen ieder ook gezondheidsaspecten als prioriteiten voor onderzoek. De roadmap FUTURAGE Roadmap noemt drie prioriteiten op gebied van gezondheid: „Healthy Ageing for More Life in Years”, „Maintaining and Regaining Mental Capacity” en „Biogerontology: from Mechanisms to Interventions (16)”. In het BRAID-project is de prioriteit „Health and Care in Life”.

2.6   De Commissie wil met publiek-private en publiek-publieke partnerschappen (17) verdere instrumenten ter beschikking stellen om de huidige maatschappelijke uitdagingen aan te pakken (18). Tot de gezamenlijke initiatieven behoren met name de Europese innovatiepartnerschappen (EIP), waaronder het Europese innovatiepartnerschap voor activiteit en gezond ouder worden (EIP AHA) (19), de Digitale Agenda voor Europa (20), het Initiatief voor gezamenlijke programmering „Langer en beter leven – De mogelijkheden en uitdagingen van de demografische veranderingen” (MYBL) (21) alsook het geplande programma „Horizon 2020” (22).

2.7   Ondanks deze noodzakelijke en belangrijke aanzetten tot het vormen van onderzoeks- en innovatiepartnerschappen, zijn er toch dringend verdere onderzoeksactiviteiten nodig. De wereld, de maatschappij, de technologie, de geneeskunde en de ouderen veranderen voortdurend. Daarom is er steeds nieuw onderzoek nodig om tijdig te kunnen inspelen op de nieuwe omstandigheden met passende (beleids)maatregelen en niet achter te lopen op de ontwikkeling.

2.8   Het EESC verwelkomt daarom de steun van de Europese Commissie voor gezamenlijke initiatieven voor programmering en voor de ontwikkeling van stappenplannen voor toekomstige onderzoeksactiviteiten op gebied van vergrijzing en demografische verandering (23), alsook de planning van de onderzoeksprioriteit „Gezondheid, demografische verandering en welzijn” op het prioritaire gebied „maatschappelijke uitdagingen” van „Horizon 2020” (24).

3.   Bijzondere opmerkingen

3.1   Noodzakelijke infrastructuur

3.1.1   Er wordt allang gevraagd dat het Europees onderzoek op lange termijn, interdisciplinair, transnationaal of ten minste op vergelijkbare basis uitgevoerd wordt (25). Deze vraag kan hier volledig overgenomen en herhaald worden. Het spreekt voor zich dat bij een vergelijkend onderzoek de desbetreffende structurele omstandigheden in acht genomen moeten worden.

3.1.2   Bij het onderzoek op het gebied van vergrijzing dienen dus alle spelers betrokken te worden die zich met dit onderwerp bezighouden. Daartoe behoren sociale, natuur- en levenswetenschappers, ingenieurs en ontwerpers, fabrikanten en dienstverleners, beleidsmakers, architecten, planologen, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en vooral de ouderen zelf. De geplande integratie van verschillende Europese financieringsinstrumenten (ERA-Net, ERA-Net Plus en INNOVA en PRO INNO) in een soepeler ERA-Net-instrument om de deelname van de desbetreffende spelers te vergemakkelijken, moet daarom toegejuicht worden.

3.1.3   Belangrijke voorwaarden voor hoogwaardig Europees onderzoek in een Europese onderzoeksruimte (EOR) zijn een adequate infrastructuur en een integrerende coördinatie van de onderzoeksactiviteiten. Er is ook centrale coördinatie nodig met betrekking tot het opstellen van een begroting en het verdelen van de middelen. Dit maakt nationale onderzoeksactiviteiten geenszins overbodig. Toch moet een zo groot mogelijke compatibiliteit van het afzonderlijke nationale onderzoek nagestreefd worden, zodat de resultaten vergelijkend geanalyseerd en benut kunnen worden. Het EESC beveelt daarom aan een Europees centrum voor onderzoek naar vergrijzing op te richten, dat belast wordt met de coördinerende taken.

3.2   Verdere onderzoeksbehoeften

3.2.1   Bovenop de reeds vermelde algemene vereisten, tekenen zich onderwerpen af waar in de toekomst verder onderzoek naar moet verricht worden. Op dit moment hebben we niet enkel te maken met een nooit eerder geziene demografische verandering, maar zien we ook technologische ontwikkelingen die het sociale leven, de gezondheidszorg en onze verhouding met het milieu blijvend kunnen veranderen.

3.2.2   Behoud van gezondheid

Een eerste belangrijk onderzoeksgebied moet alle vragen omvatten die te maken hebben met het onderwerp „Behoud van gezondheid”, aangezien de lichamelijke en mentale gezondheid cruciale voorwaarden zijn voor de verwezenlijking van actief ouder worden op eigen verantwoordelijkheid. Onderzoekskwesties in dit verband zijn bijvoorbeeld:

Hoe kunnen mensen van kleins af aan gemotiveerd worden om er een gezonde levensstijl op na te houden?

Welke strategieën zijn noodzakelijk om gerichte steun en uitbouw van preventiemaatregelen te bereiken?

Welke behandelings- en revalidatiemethoden zijn internationaal bijzonder succesvol gebleken? Op welke gebieden is er behoefte aan verbetering of meer onderzoek en ontwikkeling?

Hoe kan de patiëntencompetentie vergroot worden?

Hoe kunnen grensoverschrijdende gezondheidsrisico's, zeldzame en chronische ziekten, dementie en andere neurodegeneratieve ziekten vermeden of ten minste vroeger opgespoord en behandeld worden?

Er is ruimte voor verbetering in het onderzoek naar de doeltreffendheid van geneesmiddelen en hun wisselwerkingen bij ouderen, vooral bij oudere vrouwen. Tot nog toe worden geneesmiddelen overwegend op jongeren getest, maar vooral door ouderen ingenomen.

We moeten de rol van chronische pijn voor de gezondheidstoestand van ouderen benadrukken, met name hoe we de pijn/het onbehagen van de vergrijzende EU-bevolking kunnen terugdringen.

Tot nu toe werden ook alcohol- en drugsmisbruik bij ouderen, de oorzaken daarvan en ook de lichamelijke, mentale en sociale gevolgen die daarmee verbonden zijn, slechts in beperkte mate onderzocht.

3.2.3   Een langere arbeidsdeelname

Omwille van de structurele veranderingen van de leeftijdsstructuur van de bevolking en de stijgende levensverwachting wordt het noodzakelijk langer actief te blijven op de arbeidsmarkt. Hier vloeien een aantal onderzoeksvragen uit voort, zoals bijvoorbeeld:

Wat is de houding van werknemers tegenover de versoepeling van de leeftijdsgrenzen? Waarvan hangt deze houding af (bijv. soort werk / omstandigheden in de welvaartsstaat / regionale omstandigheden enz.)?

Welke kadervoorwaarden inzake voorlichting en preventie moeten vervuld worden om een versoepeling mogelijk te maken, resp. uit te breiden? Welke ervaringen werden al in afzonderlijke landen opgedaan en kunnen nuttig zijn?

Hoe kunnen banen ontwikkeld, werktijd georganiseerd en werklasten verlicht worden, zodat werknemers langer actief kunnen blijven op de arbeidsmarkt? Welke rol kunnen technologische vernieuwingen daarbij spelen?

Welke mogelijkheden voor de bevordering van actief burgerschap worden in bedrijven toegepast of kunnen toegepast worden, om actief burgerschap reeds tijdens het professionele leven te bevorderen? Welke ervaringen werden in de verschillende landen opgedaan?

3.2.4   Zelfstandig, onder eigen verantwoordelijkheid en met medeverantwoordelijkheid leven

Door het kleiner wordende aandeel van jongeren in de bevolking nemen ook de persoonlijke ondersteuningsmogelijkheden voor ouderen af. Ouderen worden daarom in de toekomst steeds meer aangezet zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor het behoud van hun zelfstandigheid en maatschappelijke participatie. Onderzoeksvragen in dit verband zijn onder andere:

Welke opvattingen over de eigen verantwoordelijkheid van ouderen worden in de verschillende landen aangetroffen en wat zijn de gevolgen daarvan voor de systematische versterking en bevordering van de dienovereenkomstige inrichting van hun leven?

Welke opvattingen over de medeverantwoordelijkheid van ouderen (bijv. voor toekomstige generaties, voor het milieu) wordt in de verschillende landen aangetroffen en wat zijn de gevolgen daarvan? Hoe organiseren ouderen zichzelf, hoe organiseren ze voorzieningen voor hun generatie en volgende generaties? Hoe engageren ze zich voor hun medemens, hun buren, hun milieu?

Welke vormen van gemeentelijke steun zijn er nodig voor deze eigen organisatie? Ook dit moet in vergelijkbare (gemeentelijke, regionale) contexten onderzocht worden.

In het algemeen moet in verschillende, maar structureel vergelijkbare contexten (bijv. in de stedelijke en landelijke gebieden van de verschillende landen) onderzocht worden, hoe gemeenten een actieve, verantwoordelijke levenswijze voor ouderen kunnen bevorderen, bijv. door een afgestemd stads-, woon- en verkeersbeleid voor mensen van elke leeftijd.

Hoe kunnen „zorggemeenschappen” als uitdrukking van gedeelde verantwoordelijkheid ontwikkeld en ondersteund worden? Hoe werken families, maatschappelijk actieve mensen en mensen die professioneel werkzaam zijn in de zorgsector (bijv. voor mensen met een chronische ziekte of dementie), nu al samen? Hoe kunnen technologische hulpsystemen ingezet worden om zulke gemeenschappen te ondersteunen? Hoe spelen ondernemingen in op hun behoeften? Welke vormen van gedeelde verantwoordelijkheid bestaan er in de verschillende landen? Hoe passen deze zorggemeenschappen in het sociaal beleid van de landen en de (structurele) sociale planning van de gemeenten?

Welke woon- en leefwijzen voor ouderen en met name hoogbejaarde alleenwonende of demente mensen zijn internationaal nuttig gebleken en kunnen overgenomen worden?

3.2.5   Onderwijs

Het spreekt intussen vanzelf dat in een vergrijzende samenleving iedereen zijn leven lang moet leren. Hier vloeien onderzoeksvragen uit voort, zoals:

Hoe kan levenslang leren, leren voor een lang leven worden?

Welk onderwijs moet naast beroepsopleidingen ter beschikking gesteld worden voor ouderen? Hoe moeten dit onderwijs ingericht worden, zodat het aanzet tot actief leren?

Welke specifieke onderwijsvormen worden gebruikt voor actieve burgers?

Welke betekenis heeft esthetisch onderwijs voor het behoud van de cognitieve en emotionele plasticiteit en creativiteit bij ouderen? Welke conclusies kunnen getrokken worden uit een internationale vergelijking van het overeenkomstige opleidingsaanbod?

Welke rol spelen verschillende onderwijsinstellingen (universiteiten, volkshogescholen enz.) bij het versterken van de verschillende vaardigheden zoals het omgaan met nieuwe technologieën, actief burgerschap, zorgactiviteiten, het verspreiden van maatschappelijke of technologische kennis enz.?

3.2.6   Technologie in alle levenssferen

De gevolgen op lange termijn van het toenemende doordringen van de technologie in alle maatschappelijke gebieden en de noodzaak om technologische systemen te gebruiken ter ondersteuning van een zelfstandig, actief en participerend ouder worden, zijn nog nauwelijks onderzocht. Daarom is het dringend nodig een aantal zaken te onderzoeken, zoals:

welke technologische, organisatorische, inrichtende en acceptatie bevorderende maatregelen zijn nodig opdat het potentieel van toezicht, gezondheidsdiensten en revalidatie via ITC doeltreffend en op een ethisch verantwoorde manier gebruikt kan worden ter verbetering van de gezondheidszorg?

Welke organisatorische, rechterlijke, ethische en gegevensbeschermingsvereisten brengt de geografisch breed gespreide invoering van dergelijke systemen met zich mee voor de organisatie en regulering op gemeentelijk, regionaal, nationaal en Europees niveau?

Welke gevolgen op lange termijn heeft het toegenomen gebruik van technologische systemen voor de betrekkingen tussen ouderen en hun verwanten, tussen patiënten en artsen, tussen hulpbehoevenden en vrijwillige of professionele zorgverleners?

Er is ook weinig onderzoek gedaan naar de psychologische, sociale en ethische implicaties die verbonden zijn aan de verregaande implantatie van sensoren en andere technologische voorwerpen in het menselijke lichaam. Welke gevolgen hebben deze mogelijkheden op het zelfbeeld en de identiteit van de betrokken personen enerzijds en op de maatschappelijke perceptie van ziekte, gezondheid of handicaps anderzijds?

Er is even weinig bekend over de mogelijkheden om een waardevol levenseinde technisch, maar toch emotioneel ondersteunend, te begeleiden met bijvoorbeeld muziek en licht.

3.2.7   De Europese maatschappij van de toekomst

Een laatste onderzoeksgebied dient alle vragen te omvatten die verbonden zijn aan de huidige en toekomstige veranderingen in de Europese maatschappij. Overeenkomstige onderzoeksvragen hebben onder andere betrekking op het beeld van ouderen, culturele verschillen, uiteenlopende ervaringen en bestaande ongelijkheden in de levensomstandigheden in Europa:

Welk beeld van actief ouder worden en ouderdom treffen we met het oog op de demografische veranderingen in de verschillende Europese landen aan? Hoe kan de uitwisseling tussen de landen dienen als inspiratiebron voor de ontwikkeling van realistische in plaats van stereotype voorstellingen van ouderdom?

Hoe worden mensen ouder in de verschillende culturen, die in de lidstaten steeds sterker vertegenwoordigd zijn? Welke betekenis hebben ouderdom, ziekte en dood in de desbetreffende cultuur? Hoe kan de uitwisseling van ervaringen georganiseerd worden en bijdragen tot wederzijds begrip en wederzijdse verrijking?

Welke betekenis hebben muziek en beeldende kunst in het verouderingsproces in verschillende culturen? Welke gevolgen vloeien daaruit voort en hoe kunnen positieve gevolgen ook voor anderen van nut zijn?

Hoe kunnen de ervaringen die door de stijgende levensverwachting en de snelle maatschappelijke en technologische veranderingen steeds sterker tussen en binnen de generaties uiteenlopen, overbrugd worden? Hoe kan onder deze omstandigheden wederzijds begrip en leren mogelijk gemaakt worden?

Soortgelijke vragen kunnen met betrekking tot de bestaande – deels nog groeiende – ongelijkheden in de leefomstandigheden tussen en binnen de Europese landen gesteld worden.

Een andere onopgeloste kwestie is ten slotte hoe de landspecifieke omgang met stervenden van invloed is op individuele ouderen en op de maatschappij als geheel. Met name in een vergrijzende maatschappij mag deze kwestie, evenals de daarmee gepaard gaande mogelijke gevolgen, niet buiten beschouwing gelaten worden.

Brussel, 23 mei 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  COM(2011) 809 final.

(2)  Zie voetnoot 1

(3)  PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1. PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1, PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1 en PB C 65 van 17.3.2006, blz. 9.

(4)  http://www.aal-europe.eu.

(5)  Zie IP/10/1726.

(6)  PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15, alsook PB C 65 van 17.3.2006, blz. 22.

(7)  Zwitserse confederatie, nationaal Departement van Binnenlandse Zaken, staatssecretariaat voor onderwijs en onderzoek (SBF), afdeling nationaal onderzoek, 2011: Schweizer Roadmap für Forschungsinfrastrukturen. Download: http://www.sbf.admin.ch/htm/dokumentation/publikationen/forschung/11.03.30.NFO.RoadmapForschungsinfrastrukturen_d.pdf

(8)  Schippl, J. et al.: Roadmap Umwelttechnologien 2020 – definitief verslag. Karlsruhe: Onderzoekscentrum Karlsruhe 2009 (Wissenschaftliche Berichte FZKA 7519).

(9)  http://www.roadmap.republicans.budget.house.gov.

(10)  http://www.eracobuild.eu.

(11)  https://www.biomedtown.org/biomed_town/VPHFET.

(12)  http://future-bnci.org; http://www.diamap.eu; http://www.roamer-mh.org; http://www.whyweage.eu.

(13)  Gesundheitsforschungsrat (GFR) des Bundesministeriums für Bildung und Forschung (red.) (2007): Roadmap für das Gesundheitsforschungsprogramm der Bundesregierung. Bonn/Berlin: BMBF.

(14)  http://futurage.group.shef.ac.uk/road-map.html.

(15)  http://www.braidproject.eu.

(16)  The Future of Ageing Research in Europe. A Road Map.

(17)  Als voorbeelden van P2P-partnerschappen werden onder andere ERA-NET en ERA-NET Plus, Artikel 185-initiatieven en de gezamenlijke programmering (Joint Programming – JP) genoemd. Tot de PPP's op het gebied van O&I behoren bijvoorbeeld gezamenlijke technologie-initiatieven (JTI's) en het internet van de toekomst.

(18)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's (COM(2011) 572 final van 21.9.2011).

(19)  Zie IP/10/1288.

(20)  Zie IP/10/581, MEMO/10/199 en MEMO/10/200.

(21)  Zie http://www.jp-demographic.eu.

(22)  MEMO-11-435.

(23)  Zie onder andere PB C 132 van 3.5.2011, blz. 39 voor COM(2010) 546 final

(24)  COM(2011) 809 final

(25)  Zie onder andere PB C 74 van 23.3.2005, blz. 44.