27.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/150


Advies van het Comité van de Regio's over de herziening van het wetgevingskader voor TEN-T

2012/C 225/11

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

wijst erop dat het Europese vervoersbeleid de interne markt voor alle EU-regio's beter toegankelijk moet maken, de duurzame ontwikkeling van alle EU-regio's ten goede moet komen en de economische, sociale en territoriale samenhang van het Europese continent moet bevorderen;

stemt in met de door de Europese Commissie voorgestelde regelgevingsaanpak waarbij wordt uitgegaan van twee vervoerslagen, opgebouwd rond tien corridors en 30 prioritaire projecten;

is het ermee eens dat vooral wordt ingezet op interoperabiliteit en intermodaliteit, alsook op de ontbrekende schakels en de knelpunten;

is er voorstander van dat de inspanningen worden toegespitst op de verschuiving naar meer railvervoer, binnenvaart en zeevervoer;

onderstreept dat de Europese Commissie inzake TEN-T-projecten dient te beschikken over ruime bevoegdheden op het gebied van beheer en besluitvorming en zou graag zien dat de bevoegdheden van de „Europese coördinator” worden uitgebreid;

benadrukt de bevoegdheden van de lokale en regionale niveaus op het vlak van besluitvorming, planning en financiering;

vindt dat lokale en regionale overheden absoluut een plaats moeten krijgen in de corridorplatforms en pleit ervoor dat er „programmacontracten” worden afgesloten tussen de Europese Unie, iedere afzonderlijke lidstaat en de betrokken regio's;

kan zich er in principe in vinden dat het kernnetwerk wordt gefinancierd via de Connecting Europe Facility, en is voorstander van het creëren van nieuwe Europese financieringsbronnen, zoals Europese obligaties;

zou graag zien dat er Europese vervoersheffingen worden ingevoerd op basis van internalisering van de externe kosten van de meest vervuilende vervoerswijzen.

Rapporteur

Bernard SOULAGE (FR/PSE), vicevoorzitter van de regioraad Rhône-Alpes

Referentiedocument

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende EU-richtsnoeren voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnet

COM(2011) 650 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Algemene opmerkingen

1.

steunt het voornemen van de Europese Commissie om vaart te zetten achter de ontwikkeling van het trans-Europese vervoersnet (TEN-T), want na twintig jaar laat het resultaat daarvan, gezien de belangrijke en ambitieuze doelstellingen, nog te wensen over.

2.

Het CvdR onderschrijft de doelstellingen van het Europese vervoersbeleid en de rol daarin van het TEN-T, die met name ten doel hebben om:

de steden en regio's van de EU concurrerender te maken en economisch beter te laten presteren:

de interne markt voor alle EU-regio's beter toegankelijk te maken;

de meest geavanceerde technologische en operationele concepten te promoten (art. 4, lid 1c);

de sociale, economische en territoriale cohesie op het Europese continent te bevorderen;

bij te dragen tot duurzame ontwikkeling, met name via de doelstellingen betreffende het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen (artikel. 4, lid 1b);

een evenwichtige ontwikkeling van alle EU-regio's, ook de ultraperifere, te stimuleren (artikel 4, lid 2j).

3.

Het CvdR is het met de Europese Commissie eens dat de huidige vervoersinfrastructuur, ondanks de vooruitgang die bij de totstandbrenging van een trans-Europees vervoersnetwerk is geboekt, nog steeds te gefragmenteerd is, zowel geografisch als tussen de verschillende vervoerswijzen. Met name de regio's met natuurlijke handicaps, zoals eilandregio's, berggebieden en perifere gebieden, hebben hieronder te lijden.

4.

De meer algemene doelen die de EU heeft vastgesteld in het kader van de Europa 2020-strategie, zouden explicieter tot uiting moeten komen in het voorgestelde vervoersbeleid, dat ook de sociale en territoriale samenhang binnen de gehele Unie zou moeten versterken.

5.

Terecht pleit de Europese Commissie voor een krachtdadige, multimodale en pragmatische aanpak aan de hand van een investeringsplanning waarin wordt uitgegaan van twee vervoerslagen:

een uitgebreid netwerk (comprehensive network), dat uiterlijk op 31 december 2050 operationeel moet zijn;

een kernnetwerk (core network), dat uit de strategisch belangrijkste delen bestaat, de hoogste Europese meerwaarde biedt en uiterlijk op 31 december 2030 operationeel moet zijn.

6.

De lokale en regionale overheden zouden volwaardig betrokken moeten worden bij de voorbereiding en uitvoering van de projecten die in het kader van het TEN-T zijn gepland.

7.

Aangezien de begrotingen van de lidstaten en de decentrale overheden momenteel onder grote druk staan, vraagt het CvdR zich af welke financiële middelen er daadwerkelijk kunnen worden vrijgemaakt om de geplande investeringen te doen teneinde de samenhang en ontwikkeling van het gehele EU-grondgebied te versterken.

Regelgevingskader

8.

Het is een goede zaak dat de Europese Commissie als instrument gekozen heeft voor een verordening, die rechtstreeks van toepassing is. Dit is:

de enige manier om ervoor te zorgen dat de vele uiteenlopende actoren, nl. de „lidstaten (…), regionale en lokale autoriteiten, infrastructuurbeheerders, vervoerders en andere openbare en particuliere entiteiten” (art. 5), op gecoördineerde wijze aan de werking van het TEN-T deelnemen;

de beste manier om ervoor te zorgen dat de betrokkenen zich aan het ambitieuze tijdschema houden;

een passende manier om de lidstaten te binden wat betreft tijdschema en cofinanciering.

9.

Het CvdR is het ermee eens dat in het nieuwe regelgevingskader vooral wordt ingezet op interoperabiliteit. Hiermee wordt het daadwerkelijk mogelijk om tot een geïntegreerd Europees vervoerssysteem te komen door te stimuleren dat er voor alle Europese betrokkenen gemeenschappelijke procedures en normen worden uitgewerkt. Het CvdR vindt ook dat er bij de totstandbrenging van infrastructuur voor goederen- en personenvervoer een sleutelrol moet zijn weggelegd voor intermodaliteit (art. 34), teneinde een vlotte doorstroming zo veel mogelijk te bevorderen en het begrip vervoersketen concreet invulling te geven. Er kan nog heel wat verbeterd worden: voor reizigers wat betreft geïntegreerde vervoersbewijzen, duidelijk leesbare dienstregelingen en betere aansluitingen, en voor het goederenvervoer wat betreft de betrouwbaarheid en kwaliteit van de dienstverlening.

Beginselen en opzet van het TEN-T

Beginselen van het TEN-T

10.

Het CvdR staat achter het voornemen van de Europese Commissie om bij het realiseren van het TEN-T te streven naar verwezenlijking van de huidige prioriteiten: 30 prioritaire projecten en de horizontale prioriteiten die bedoeld zijn ter ontwikkeling van verkeersbeheersinstrumenten die de interoperabiliteit ten goede komen. Wat betreft de projecten die eerder tot prioriteit zijn uitgeroepen, wordt de Europese Commissie verzocht terdege rekening te houden met de op het terrein reeds verrichte werkzaamheden, teneinde de continuïteit van het Europese optreden goed te waarborgen.

11.

Het CvdR vindt het terecht dat de infrastructuurprojecten voortbouwen op de bestaande netwerken, waarbij wel wordt gepoogd deze te verbeteren en aan elkaar te koppelen (art. 7). Zo wordt het met de geselecteerde projecten mogelijk om nieuwe vervoersinfrastructuur te scheppen, maar ook om bestaande vervoersinfrastructuur te onderhouden, te moderniseren en te verbeteren en een zo verstandig mogelijk gebruik van hulpbronnen te bevorderen.

12.

Het CvdR is verheugd dat de geselecteerde TEN-T-projecten gebaseerd zijn op het beginsel van gemeenschappelijk belang (art. 7):

ze moeten onderbouwd zijn met een positieve sociaaleconomische kosten-batenanalyse die aantoont dat het project een positieve netto contante waarde heeft;

ze moeten een aantoonbare Europese meerwaarde bieden;

ze moeten voldoen aan de bepalingen voor het uitgebreide of het kernnetwerk.

13.

Het CvdR neemt met instemming kennis van de horizontale maatregelen ten behoeve van een intelligent beheer van verkeersstromen d.m.v. het promoten van systemen zoals ERTMS voor het railvervoer, SESAR voor het luchtvervoer, RIS voor de binnenvaart, ITS voor het wegvervoer en het Europese positiebepalings- en navigatiesysteem Galileo, teneinde de interoperabiliteit – een noodzakelijke voorwaarde voor de totstandbrenging van een grote interne markt voor het Europese vervoer – te bevorderen.

14.

Het CvdR is nog steeds voorstander van het concept van een „blauwe gordel” en vraagt zich af of de Commissie genoeg belang hecht aan het beginsel van de snelwegen op zee (art. 25), omdat deze binnen de tien vervoerscorridors maar een geringe rol krijgen toegemeten. Het CvdR vindt dat er in de ontwerprichtsnoeren van de Commissie onvoldoende aandacht uitgaat naar het zeevervoer.

15.

Ook vraagt het CvdR zich af of de Commissie en de lidstaten echt bereid zijn om iets te doen aan de vraag naar mobiliteit, of dat ze alsmaar verder willen proberen om de toenemende vraag naar mobiliteit te beantwoorden.

Het uitgebreide netwerk

16.

Het CvdR is het ermee eens dat dit netwerk de draaischijf van de interne markt moet worden, zodat een onbelemmerd goederen- en personenverkeer in de gehele Unie mogelijk wordt. Uiteindelijk doel is dat in 2050 verreweg de meeste burgers en bedrijven zich op niet meer dan 30 minuten reistijd bevinden van het traject van het uitgebreide netwerk.

17.

Het CvdR steunt de inspanningen die geleverd worden voor het spoorwegvervoer. Er zijn tal van economische, financiële en milieuargumenten aan te voeren om aan dit soort vervoer prioriteit te schenken.

18.

Het CvdR vraagt zich, met inachtneming van het beginsel van territoriale samenhang, af of het hele EU-grondgebied moet worden bestreken en of het uitgebreide netwerk na zijn totstandbrenging een ijkpunt kan worden voor ruimtelijke ordening op Europees niveau.

19.

Het CvdR wijst er nog eens op dat instandhouding van het uitgebreide netwerk de enige mogelijkheid is voor perifere regio's zonder prioritaire projecten om te profiteren van de door de EU gefinancierde transportinfrastructuur die alle regio's toegankelijk maakt.

20.

Er zou geijverd moeten worden voor verbetering van de vervoersverbindingen naar en in ultraperifere gebieden, eilandregio's en bergstreken.

Het kernnetwerk

21.

Het plan van de Commissie om op korte termijn (uiterlijk in 2030) een strategisch netwerk te creëren dat met name in het licht van de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de „Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”een hoge Europese meerwaarde heeft, kan op bijval van het CvdR rekenen.

22.

Terecht wordt belang gehecht aan multimodale corridors als middel om een gecoördineerde verwezenlijking van het kernnetwerk te faciliteren, uitgaande van beginselen als intermodale integratie, interoperabiliteit en een gecoördineerd beheer waarin efficiënt met hulpbronnen wordt omgesprongen (art. 48). Jammer genoeg krijgen de snelwegen op zee binnen de voorgestelde corridors een ondergeschikte rol toebedeeld.

23.

Het CvdR staat achter de keuze van de Commissie voor tien corridors, waaruit blijkt waar de prioriteiten van het kernnetwerk liggen. Het stemt in met de methodiek voor de definitie van het kernnetwerk en vindt het een goede zaak dat de Commissie vooral inzet op de financiering (in ieder geval voor de periode 2014-2020) van grensoverschrijdende projecten met een grote Europese meerwaarde.

24.

Het CvdR kan zich vinden in het principe om de verantwoordelijkheid voor iedere corridor toe te vertrouwen aan een „Europese coördinator” (art. 51) die namens en voor rekening van de Commissie optreedt met als doel om het Europese belang te behartigen door de geplande acties zodanig te leiden dat de vastgestelde termijnen en financieringsvoorschriften worden nageleefd. De coördinator brengt verslag uit over de geboekte vooruitgang en over eventuele moeilijkheden die zijn ondervonden, waarbij alle belanghebbende partijen worden geraadpleegd.

25.

Het CvdR is verheugd dat de Commissie belang hecht aan de „knooppunten van het kernnetwerk” (art. 47) vanuit het oogpunt van intermodaliteit, maar stelt wel voor om het begrip „stedelijk knooppunt” (art. 3.(o)) te preciseren en breder te definiëren, teneinde daarin ook de bijbehorende logistieke zones en havengebieden op te nemen.

26.

Havens die voor de in- en uitvoer van de lidstaten van belang zijn, maar buiten de stedelijke knooppunten liggen, moeten in het kernnetwerk beter geïntegreerd worden. Daarnaast moet in het kader van het kernnetwerk ook worden ingezet op infrastructuurontwikkeling ten dienste van de verbindingen met derde landen, met name de kandidaat-lidstaten, door de landverbindingen en de snelwegen op zee beter op elkaar te laten aansluiten.

Schoon, duurzaam en intelligent vervoer

27.

Het CvdR is er voorstander van dat de inspanningen worden toegespitst op de verschuiving naar meer railvervoer, binnenvaart en zeevervoer.

28.

Samen met de EU moeten de lokale en regionale overheden steun verlenen voor de verdere ontwikkeling van collectief vervoer in het algemeen en openbaar vervoer in het bijzonder, en werk maken van echte stedelijke mobiliteitsplannen om de centra van steden te ontlasten.

29.

Als het goederenvervoer en het passagiersvervoer, die elk hun eigen behoeften hebben, los van elkaar worden beheerd, zal het mogelijk worden om ze allebei efficiënter te laten functioneren.

30.

Het CvdR verwelkomt de maatregelen voor een intelligent beheer van verkeersstromen (ERTMS, SESAR, RIS, SafeSeaNet, ITS), die onontbeerlijk zijn om tot een geïntegreerd Europees vervoerssysteem te komen.

Bestuurssysteem

31.

De Europese Commissie dient inzake TEN-T-projecten te beschikken over ruime bevoegdheden op het gebied van beheer en besluitvorming, want alleen zij kan garanderen – in overleg met de andere Europese instellingen en organen – dat de projecten een Europese meerwaarde hebben en dat alle projecten op het gehele EU-grondgebied met elkaar samenhangen; zo kan er een echt Europees netwerk ontstaan dat méér is dan louter de optelsom van de aan elkaar gekoppelde nationale infrastructuurvoorzieningen.

32.

De verordening is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en biedt de EU de mogelijkheid passende maatregelen te treffen voor het bereiken van doelstellingen die op nationaal en subnationaal niet afdoende kunnen worden gerealiseerd.

33.

Het CvdR stemt in met de regeling voor toezicht op de maatregelen die door elke lidstaat uit hoofde van het TEN-T zijn genomen. Dankzij deze regeling kan de Commissie door de lidstaten voortdurend op de hoogte worden gehouden van de voortgang bij de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang en de daartoe gedane investeringen. Ook juicht het CvdR toe dat de Commissie om de twee jaar een voortgangsrapport moet voorleggen aan alle bevoegde Europese organen. Tevens stemt het ermee in dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde rekening te houden met eventuele veranderingen die voortvloeien uit de kwantitatieve drempels (art. 54).

34.

Het CvdR beschouwt het voorgestelde systeem voor het bestuur van de corridors (art. 52), waarmee de verantwoordelijkheid wordt neergelegd bij Europese coördinatoren, als een stap in de goede richting. Dat geldt ook voor de manier waarop deze worden geselecteerd (art. 51, lid 2), het overzicht van hun taken (art. 51, lid 5) en de mogelijkheid die de Commissie krijgt om uitvoeringsbesluiten vast te stellen voor de kernnetwerkcorridors (art. 53, lid 3).

35.

Om ervoor te zorgen dat de projecten die deel uitmaken van de corridor goed verlopen, zou het CvdR wel graag zien dat de bevoegdheden van de Europese coördinator worden uitgebreid. Deze moet niet alleen kunnen optreden als bemiddelaar in geval van conflicten, maar ook bij Commissie en Parlement aan de bel kunnen trekken als hij van mening is dat de voortgang van een project wordt geblokkeerd (art. 51, lid 5b).

36.

Het CvdR stemt in met de oprichting van corridorplatforms die verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van de algemene doelstellingen en de voorbereiding en controle van de maatregelen voor de ontplooiing van de corridor (art. 52), maar is verbaasd dat er in het bestuur van de kernnetwerkcorridors (art. 52) geen plaats is ingeruimd voor lokale en regionale overheden. Het vindt dat deze verplicht deel moeten uitmaken van de corridorplatforms. Dat is nodig in het licht van de uitgebreide bevoegdheden die het corridorplatform krijgt en van de bevoegdheden en taken die lokale en regionale overheden zelf hebben: deze zijn immers sleutelactoren in het vervoersbeleid, fungeren vaak in belangrijke mate als medefinancier en beschikken over de democratische legitimiteit om de uitvoering van de projecten te helpen garanderen.

37.

Het CvdR dringt erop aan dat steden en regio's worden meegenomen in de definitie van trans-Europese vervoersnetwerken en hun prioriteiten, zodat de specifieke situatie van iedere regio in aanmerking kan worden genomen. De lokale en regionale niveaus moeten qua besluitvorming, planning en financiering bijdragen tot de geplande vervoersinitiatieven, vooral om voor coördinatie te zorgen met de lokale en regionale ruimtelijkeordeningsplannen.

38.

Het CvdR plaatst vraagtekens bij het met de betrokken regio's geplande overleg over de uitwerking van de corridorprojecten; volgens het CvdR zou het overleg met de regionale deelnemende partijen moeten worden opgenomen in de taakomschrijving van de corridorplatforms en voornamelijk moeten stoelen op de kennis ter zake van de regionale overheden. Zo lijkt daadwerkelijk overleg moeilijk haalbaar als corridorontwikkelingsplannen al binnen een termijn van zes maanden moeten worden opgesteld (art. 53).

39.

Het CvdR pleit ervoor dat er, naar het voorbeeld van de „territoriale pacten”, „programmacontracten” worden afgesloten tussen de Europese Unie, iedere afzonderlijke lidstaat en de betrokken regio's, waarin hun wederzijdse verbintenissen op het gebied van financiering en tijdschema zijn vastgelegd, niet alleen voor de infrastructuur die deel uitmaakt van het TEN-T, maar ook voor de uitvoering van de secundaire infrastructuur waartoe de lidstaten en regio's zich verbinden om het functioneren van de hoofdnetwerken te garanderen.

Financieringsinstrumenten

Uitgangspunten voor de financiering van het TEN-T

40.

Het TEN-T is voor de vitaliteit van de Unie van strategisch belang. Het CvdR beseft dat de totstandbrenging van het TEN-T een grote financiële inspanning vergt. Er zou daarom gebruik moeten worden gemaakt van een Europese lening, die veel verder zou gaan dan het voorstel van de Commissie om ter financiering van de vervoersinfrastructuur in de EU projectobligaties in te voeren: met een Europese lening zou er massaal kunnen worden geïnvesteerd in een Europees vervoerssysteem dat onmisbaar is voor het concurrentievermogen van het continent, voor het realiseren van de doelstellingen (met name op milieugebied) van de Europa 2020-strategie, en voor het herstel van de Europese economie in deze crisisperiode.

41.

Het CvdR is bezorgd over het financieringspeil dat door de Raad en het Europees Parlement uiteindelijk zal worden vastgesteld in het volgende financiële meerjarenkader van de Unie. De huidige begrotingsproblemen mogen er niet toe leiden dat de Unie afziet van haar ambities m.b.t. deze voor de toekomst essentiële projecten, want dat zou op termijn schadelijk zijn.

42.

De benodigde grootschalige investeringen in het TEN-T vereisen dat er voortdurend een grote politieke bereidheid bestaat op het hoogste niveau.

43.

Het CvdR dringt erop aan de financiële prioriteit te leggen bij de ontbrekende schakels (met name de grensoverschrijdende) en de knelpunten.

44.

Het CvdR is ingenomen met het niveau van Europese medefinanciering, dat voor het kernnetwerk normaliter ligt op ten hoogste 20 % voor de uitvoering van werkzaamheden, 40 % voor grensoverschrijdende spoor- en binnenvaartprojecten en 50 % van de kosten van studies; de Europese bijdrage kan oplopen tot 50 % voor intelligente vervoerssystemen en voor lidstaten die zich in een omschakelingsfase bevinden.

45.

Ter aanvulling op de bijdragen van de lidstaten en de EU dragen ook vele decentrale overheden in belangrijke mate bij aan het bekostigen van trans-Europese vervoersnetwerken, waardoor het volledig gerechtvaardigd is dat zij een actieve rol krijgen bij het opstellen en ten uitvoer leggen van infrastructuurprojecten.

46.

Voor de verwezenlijking van zeer grote projecten moet de Europese bijdrage contractueel worden vastgelegd in een globaal financieringsplan; momenteel kan dat niet omdat voor Europese subsidies slechts een begrotingsperiode van zeven jaar wordt gehanteerd (dus korter dan de uitvoeringsduur van zeer grote projecten);

47.

Het CvdR kan zich er in principe in vinden dat het kernnetwerk via een infrastructuurfonds wordt gefinancierd en het uitgebreide netwerk via andere nationale en regionale middelen, met inbegrip van het EFRO. Het wijst er echter op dat het Cohesiefonds zijn eigen doelen na te streven heeft en dat de financiering van het uitgebreide netwerk in het kader van de regionaal vastgestelde geïntegreerde ontwikkelingsstrategieën in geen geval tot gevolg mag hebben dat het cohesiebeleid op sectorale leest wordt geschoeid.

48.

Wel vraagt het CvdR zich af wat voor gevolgen de verordening zou kunnen hebben voor regionale en lokale overheden, met name waar het gaat om hun bijdrage aan de cofinanciering van TEN-T-infrastructuur. Deze gevolgen zouden van geval tot geval gepreciseerd en ingeschat moeten worden.

Nieuwe instrumenten voor de financiering van het TEN-T

49.

Het CvdR stemt er in beginsel mee in dat nieuwe financieringsbronnen worden aangeboord om de uitvoering van TEN-T-maatregelen te versnellen, risico's te spreiden en meer gebruik te maken van particuliere investeringen, maar wijst erop dat deze potentiële nieuwe financieringsbronnen de traditionele financieringswijzen van de Unie absoluut niet mogen vervangen, maar moeten aanvullen.

50.

Het CvdR is tot op zekere hoogte voorstander van de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen (PPP's), omdat ze de financiering transparanter kunnen maken en de betrokkenen kunnen helpen om zich aan de termijnen voor de uitvoering van de werkzaamheden te houden. Het benadrukt evenwel dat PPP's geen panacee zijn en dat waakzaamheid geboden is waar het gaat om de vraag wie er in geval van een PPP eigenaar is van de infrastructuur.

51.

Er zouden in EU-verband snel vervoersheffingen moeten worden ingevoerd op basis van internalisering van de externe kosten van de meest vervuilende vervoerswijzen. Dit zou zijn beslag moeten krijgen via geharmoniseerde heffingen waarvan de inkomsten vervolgens worden gebruikt voor de aanleg van infrastructuur voor een duurzamer vervoer (met name het Eurovignet).

52.

Er mag niet uit het oog worden verloren dat de Europese Investeringsbank jaarlijks ca. 10 miljard euro investeert in projecten i.v.m. vervoer. Zo blijft de EIB een solide investeringsbron voor de meest complexe projecten.

53.

Het CvdR steunt de Connecting Europe Facility, een nieuw EU-financieringsinstrument dat bedoeld is om met name Europa's prioritaire infrastructuur voor vervoer, energie en digitale breedband te bekostigen. Het CvdR is van mening dat hiervan een krachtige hefboomwerking zal uitgaan.

II.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Artikel 3 (o)

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(o)

„stedelijk knooppunt”: een stedelijk gebied waar de vervoersinfrastructuur van het trans-Europese vervoersnetwerk verbonden is met andere delen van die infrastructuur en met infrastructuur voor regionaal en lokaal verkeer;

(o)

„stedelijk knooppunt”: een stedelijk gebied vervoersinfrastructuur van het trans-Europese vervoersnetwerk verbonden is met andere delen van die infrastructuur en met infrastructuur voor regionaal en lokaal verkeer;

Motivering

Bij de ontwikkeling van het hoofdnetwerk moet het ook gaan om de daarmee plaatselijk verbonden logistieke voorzieningen (havens, luchthavens, logistieke platforms, goederenterminals, enz.). Met de nieuwe formulering wordt deze natuurlijke verbinding expliciet vermeld.

Wijzigingsvoorstel 2

Artikel 4, lid 2j)

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 4

Doelstellingen van het trans-Europese vervoersnet

2.   Bij de ontwikkeling van de infrastructuur voor het trans-Europese vervoersnetnetwerk moeten de volgende doelstellingen worden nagestreefd:

(j)

vervoersinfrastructuur ontwikkelen die is afgestemd op de specifieke situaties in verschillende delen van de Unie en die de Europese regio's, met inbegrip van ultraperifere en andere perifere regio's, op evenwichtige wijze bestrijkt;

Artikel 4

Doelstellingen van het trans-Europese vervoersnet

2.   Bij de ontwikkeling van de infrastructuur voor het trans-Europese vervoersnetnetwerk moeten de volgende doelstellingen worden nagestreefd:

(j)

vervoersinfrastructuur ontwikkelen die is afgestemd op de specifieke situaties in verschillende delen van de Unie en die de Europese regio's, met inbegrip van ultraperifere en andere perifere regio's, op evenwichtige wijze bestrijkt;

Motivering

Aangezien berggebieden moeilijk toegankelijk zijn, moeten zij in het kader van de ontwikkeling van het TEN-T op gelijke voet worden gesteld met andere kwetsbare gebieden, zoals de perifere en ultraperifere regio's.

Wijzigingsvoorstel 3

Artikel 9, lid 3

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat het uitgebreide netwerk tegen uiterlijk 31 december 2050 klaar is en volledig aan de toepasselijke bepalingen van dit hoofdstuk voldoet.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat het uitgebreide netwerk tegen uiterlijk 31 december 2050 klaar is en volledig aan de toepasselijke bepalingen van dit hoofdstuk voldoet.

Motivering

Regionale en lokale overheden staan vaak in hun goed recht, maar hebben dikwijls niet de middelen om het hoofd te bieden aan lidstaten die weigeren om hun verbintenissen na te komen. De rapporteur stelt voor dat er (naar het voorbeeld van de territoriale pacten) „programmacontracten” worden afgesloten.

Wijzigingsvoorstel 4

Artikel 45, lid 1

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 45

Eisen

1.   Het kernnetwerk is een weerspiegeling van de evoluerende verkeersbehoefte en de behoefte aan multimodaal vervoer. Om bij het gebruik van de vervoersinfrastructuur efficiënt om te springen met hulpbronnen en in voldoende capaciteit te voorzien, wordt rekening gehouden met vooruitstrevende technologieën en regelgevende en bestuurlijke maatregelen voor het beheer van het infrastructuurgebruik.

Artikel 45

Eisen

1.   Het kernnetwerk is een weerspiegeling van de evoluerende verkeersbehoefte en de behoefte aan multimodaal vervoer. Om bij het gebruik van de vervoersinfrastructuur efficiënt om te springen met hulpbronnen en in voldoende capaciteit te voorzien, wordt rekening gehouden met vooruitstrevende technologieën en regelgevende en bestuurlijke maatregelen voor het beheer van het infrastructuurgebruik.

Motivering

Het goederenvervoer moet kunnen beschikken over voldoende infrastructuurcapaciteit en moet om efficiënt te zijn voorrang krijgen op het reizigersvervoer.

Wijzigingsvoorstel 5

Artikel 46, lid 3

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

3.   Onverminderd artikel 47, leden 2 en 3, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat het kernnetwerk uiterlijk 31 december 2030 klaar is en aan de bepalingen van dit hoofdstuk voldoet.

3.   Onverminderd artikel 47, leden 2 en 3, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat het kernnetwerk uiterlijk 31 december 2030 klaar is en aan de bepalingen van dit hoofdstuk voldoet.

Motivering

Regionale en lokale overheden staan vaak in hun goed recht, maar hebben dikwijls niet de middelen om het hoofd te bieden aan lidstaten die weigeren om hun verbintenissen na te komen. De rapporteur stelt voor dat er (naar het voorbeeld van de territoriale pacten) „programmacontracten” worden afgesloten.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 47

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 47

Knooppunten van het kernnetwerk

1.   De knooppunten van het kernnetwerk zijn in bijlage II opgenomen en omvatten:

stedelijke knooppunten, met inbegrip van hun havens en luchthavens;

zeehavens;

grensovergangen naar buurlanden.

Artikel 47

Knooppunten van het kernnetwerk

1.   De knooppunten van het kernnetwerk zijn in bijlage II opgenomen en omvatten:

stedelijke knooppunten, met inbegrip van hun havens luchthavens;

zeehavens;

grensovergangen naar buurlanden.

Motivering

Overeenkomstig de definitie van de rapporteur zelf (wijzigingsvoorstel 1 van het ontwerpadvies, m.b.t. art. 3 van het Commissievoorstel waarin een definitie wordt gegeven van het begrip „knooppunt”), omvatten de knooppunten van het kernnetwerk alle lokale logistieke voorzieningen die van belang zijn voor een efficiënt passagiers- en goederenvervoer (havens, luchthavens, logistieke platforms, goederenterminals, enz.).

Wijzigingsvoorstel 7

artikel 51, lid 5(b)

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

5.   Elke Europese coördinator:

(b)

rapporteert aan de lidstaten, de Commissie en alle andere entiteiten die rechtstreeks bij de ontwikkeling van de kernnetwerkcorridor betrokken zijn, over eventuele moeilijkheden en helpt om passende oplossingen te vinden;

5.   Elke Europese coördinator:

(b)

rapporteert aan de lidstaten, de Commissie en alle andere entiteiten die rechtstreeks bij de ontwikkeling van de kernnetwerkcorridor betrokken zijn, over eventuele moeilijkheden en helpt om passende oplossingen te vinden

Motivering

Om ervoor te zorgen dat de projecten die deel uitmaken van de corridors goed verlopen, pleit de rapporteur ervoor om de bevoegdheden van de Europese coördinator uit te breiden (of te expliciteren). In geval van achterstand op het tijdschema kan de coördinator de Commissie waarschuwen, zodat deze de lidstaten kan vragen waaraan de vertraging te wijten is en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel passende maatregelen kan treffen.

Wijzigingsvoorstel 8

artikel 52, lid 1

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(1)   Per kernnetwerkcorridor richten de betrokken lidstaten een corridorplatform op dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de algemene doelstellingen van de kernnetwerkcorridor en de voorbereiding en controle van de in artikel 53, lid 1, bedoelde maatregelen.

(1)   Per kernnetwerkcorridor richt de betrokken lidstaten een corridorplatform op de algemene doelstellingen van de kernnetwerkcorridor en de in artikel 53, lid 1, bedoelde maatregelen.

Motivering

Gezien de geplande aanwijzing van een Europese coördinator en de noodzakelijke uitbreiding van diens bevoegdheden, zou het verstandig zijn om deze coördinator verantwoordelijk te maken voor de oprichting van het corridorplatform, teneinde een lastig afstemmingsproces tussen de lidstaten onderling te voorkomen.

Wijzigingsvoorstel 9

Artikel 52, lid 2

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

2.   Het corridorplatform bestaat uit de vertegenwoordigers van de betrokken lidstaten en, waar nodig, andere openbare en particuliere entiteiten. In ieder geval dienen de verantwoordelijke infrastructuurbeheerders als gedefinieerd in Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (1), deel uit te maken van het corridorplatform.

2.   Het corridorplatform bestaat uit de vertegenwoordigers van de betrokken lidstaten en, waar nodig, andere openbare en particuliere entiteiten. In ieder geval dienen de verantwoordelijke infrastructuurbeheerders als gedefinieerd in Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (1), deel uit te maken van het corridorplatform.

Motivering

Als belangrijke medefinanciers van de vervoersnetwerken moeten de regio's automatisch deel uitmaken van de platforms die de kernnetwerkcorridors beheren.

Wijzigingsvoorstel 10

Artikel 53, lid 1

Wijzigen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de betrokken lidstaten in samenwerking met het corridorplatform voor elke kernnetwerkcorridor een corridorontwikkelingsplan op en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

Binnen na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de betrokken lidstaten in samenwerking met het corridorplatform voor elke kernnetwerkcorridor een corridorontwikkelingsplan op en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

Motivering

Daadwerkelijk overleg lijkt moeilijk haalbaar als corridorontwikkelingsplannen al binnen een termijn van zes maanden moeten worden opgesteld (art. 53, lid 1). In diverse EU-landen hebben burgers een wettelijk recht op inspraak in besluiten over openbare infrastructuur. Zulke inspraakperiodes duren lang, vaak meer dan zes maanden. Het is dan ook belangrijk om termijnen vast te stellen die verenigbaar zijn met het organiseren van de in de lidstaten wettelijk geregelde inspraakrondes.

Brussel, 3 mei 2012

De voorzitster van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO


(1)  PB L 75 van 15.3.2001, blz. 29.