21.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 181/131


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Europese agenda voor de integratie van onderdanen van derde landen

(COM(2011) 455 final)

2012/C 181/23

Rapporteur: Cristian PÎRVULESCU

De Europese Commissie heeft op 20 juli 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) overeenkomstig artikel 304 van het VWEU te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Europese Agenda voor de integratie van onderdanen van derde landen

COM(2011) 455 final.

De afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 29 februari 2012 goedgekeurd.

Het EESC heeft tijdens zijn op 28 en 29 maart 2012 gehouden 479e zitting (vergadering van 28 maart) onderstaand advies uitgebracht, dat met 170 stemmen vóór en 14 stemmen tegen, bij 11 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies

1.1   Het EESC verwelkomt de mededeling van de Europese Commissie en beschouwt deze als een belangrijke verdere stap om de uitdagingen rond de integratie van onderdanen uit derde landen beter te kunnen begrijpen en aan te pakken.

1.2   In de mededeling wordt beschreven waar er vooral moet worden ingegrepen en wat de precieze taken en bevoegdheden zijn inzake de formulering en tenuitvoerlegging van de integratieagenda. De nadruk op de rol van lokale en regionale overheden is gerechtvaardigd, maar het is niet duidelijk welke middelen er beschikbaar zijn om deze overheden aan te moedigen om beter aan het proces deel te nemen. De „modulaire” benadering voor de formulering van nationale beleidsmaatregelen biedt vele mogelijkheden, maar houdt ook risico's in.

1.3   De in de mededeling voorgestelde aanpak is alomvattend en gestructureerd, maar er wordt onvoldoende rekening gehouden met de complexe politieke en sociaaleconomische uitdagingen waar de Europese samenlevingen voor staan. De integratieagenda wordt momenteel bepaald door de economische crisis en de gevolgen daarvan. Deze crisis beïnvloedt de Europese publieke opinie en zet nationale en lokale overheden onder financiële druk. Het EESC pleit ervoor om het voorstel te heroverwegen in het licht van de huidige sociaaleconomische context en om specifieke institutionele en financiële instrumenten vast te stellen die voor integratiedoeleinden kunnen worden ingezet. Het wil ook nadrukkelijk de aandacht vestigen op de dimensie communicatie. Het is nu al zichtbaar dat de economische crisis haar tol eist wat de houding jegens immigranten betreft. Het is absoluut hoofdzaak dat de Europese Commissie en andere EU-instellingen de krachten bundelen om tot duurzame, verreikende en duidelijke communicatiemaatregelen te komen die erop gericht zijn om het anti-immigratiedebat en dito gedragingen die in sommige Europese landen gevaarlijk dicht naar de politieke mainstream beginnen op te schuiven, de wind uit de zeilen te nemen. Dit ondermijnt rechtstreeks de kernidentiteit van de EU als een geïntegreerde democratische bestuursvorm.

1.4   Er bestaat een aanzienlijke diversiteit ten aanzien van de status van onderdanen uit derde landen en het EESC wil ervoor pleiten om deze diversiteit in aanmerking te nemen bij het uitstippelen en ontwikkelen van het beleid. Onder deze categorie vallen burgers van landen die mogelijk lid kunnen worden van de EU, burgers uit niet-Europese landen die in de EU leven en werken, en niet-EU-burgers die internationale bescherming genieten op het EU-grondgebied. Erkenning van deze diversiteit zou echter niet tot mazen in het beleidsnet of tot discriminerende handelingen moeten leiden, noch – wat veel belangrijker is – tot minimale integratienormen en -maatregelen. Het EESC is van mening dat er bij een bredere integratieagenda ook ruimte moet zijn voor EU-ingezetenen die in andere lidstaten leven en werken. Vooral de situatie van de Roma is zorgwekkend. De voorwaarden voor toegang en verblijf van als seizoenarbeider werkende migranten uit derde landen worden momenteel door het Europees Parlement en de Europese Raad besproken, terwijl het EESC hierover in 2011 al een advies heeft uitgebracht (1). In het EU-beleid moet ook het hete hangijzer van illegale migranten worden aangepakt, die in bijzonder kwetsbare omstandigheden leven.

1.5   Het is een goede zaak dat in de mededeling de nadruk wordt gelegd op de maatschappelijke deelname van ingezetenen uit derde landen, maar het ontbreekt aan een krachtdadiger boodschap wat de noodzaak ervan betreft, evenals steun en specifieke maatregelen om dit te bevorderen. Het blijkt voor deze mensen uitermate lastig om te kunnen deelnemen aan het politieke en maatschappelijke leven op lokaal en nationaal niveau. Een eerste voorwaarde voor een kwalitatief, participatief en doeltreffend integratiebeleid is dat duidelijk kan worden gemaakt welke belangen in het geding zijn, en dat er, in samenwerking met publieke en particuliere instanties, gemeenschappelijke voorstellen kunnen worden geformuleerd.

1.6   Het EESC moedigt de Europese Commissie aan om zich te focussen op integratie, hetzij via een speciaal Europees Jaar hetzij door de problematiek van integratie tot een van de hoofdpunten van een ander jaar te maken, en hoopt dat ze samen met de andere EU-instellingen de integratieagenda blijft koppelen aan andere prioritaire beleidsterreinen, zoals de Europa 2020-Strategie, maar ook aan de agenda inzake de bescherming van de grondrechten, die momenteel wordt herzien.

1.7   Het EESC blijft een groot pleitbezorger van samenwerking met andere EU-instellingen inzake de ontwikkeling van beleidsmaatregelen en -programma's voor de integratie van ingezetenen uit derde landen. Bovendien blijft het zich inzetten om het Europees maatschappelijk middenveld bij de integratieagenda te betrekken en de deelname van ingezetenen uit derde landen aan de gestructureerde dialoog op Europees niveau te faciliteren.

2.   Inleiding

2.1   De EU-samenwerking rond de integratie van niet-EU-ingezetenen is in gang gezet met het Tampere-programma uit 1999. In 2004 werden gemeenschappelijke basisbeginselen voor het beleid inzake de integratie van immigranten op EU-niveau vastgelegd. Het streven was om de EU-lidstaten te helpen om het integratiebeleid uit te stippelen en om een breder institutioneel kader te definiëren waarbij de verschillende Europese, nationale, regionale en lokale actoren zouden worden betrokken. Met de gemeenschappelijke agenda voor integratie van de Europese Commissie uit 2005, bedoeld om de gemeenschappelijke basisbeginselen ten uitvoer te leggen, werd er één stap verder gegaan, maar werd er geen antwoord gegeven op de belangrijkste integratievraagstukken – en dat zijn er nog heel wat. De EU-integratiedoelstellingen zijn eveneens opgenomen in het Stockholmprogramma uit 2009 en in de Europa 2020-Strategie. Ondanks het feit dat ze op de belangrijkste beleidsagenda's zijn gezet, hebben ze op doorslaggevende punten nog niet tot vooruitgang geleid.

2.2   In juli 2011 stelde de Europese Commissie een hernieuwde Europese agenda voor de integratie van niet-EU-migranten voor, met een bredere focus, verbeterde deelname van migranten en meer maatregelen op lokaal niveau. Deze agenda stelt landen van herkomst ook in staat om een belangrijker rol te spelen in de beleidsplanning. Het belangrijkste principe van beleidsvorming is flexibiliteit. De Europese Commissie zou derhalve de taak op zich moeten nemen om voor de lidstaten een speciaal op hun noden en prioriteiten toegesneden instrumentarium te ontwikkelen. Er zijn ook gemeenschappelijke indicatoren vastgesteld ter ondersteuning van de integratieagenda (2).

2.3   Voor de tenuitvoerlegging van de integratieagenda steunt de EU op institutionele en communicatie-infrastructuur: een Netwerk van nationale contactpunten voor integratie; het Europees Integratieforum (een platform voor dialoog met alle op het gebied van integratie actieve stakeholders); de Europese website voor integratie (het belangrijkste virtuele platform voor de rechtstreekse uitwisseling van informatie, documentatie en onlinegegevensbestanden); een Handboek voor integratie voor beleidsmakers en de mensen in het veld; het Europese Integratiefonds, dat de inspanningen van de EU-lidstaten om niet-EU-onderdanen te helpen integreren in de Europese samenleving, ondersteunt. Op 18 november 2011 is een Portaalsite over immigratie van start gegaan.

2.4   Dankzij de invoering van een nieuwe bepaling in het Verdrag, waardoor de EU de bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal in de lidstaten verblijven, kan ondersteunen, is er nu een duidelijke grondslag voor een gecoördineerd optreden (artikel 79, lid 4, VWEU) en blijvende inzet van de Europese Commissie en de andere EU-instellingen.

2.5   In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Europese Commissie wordt een aantal van de belangrijkste problemen op het gebied van de integratie van onderdanen uit derde landen genoemd, zoals de lage arbeidsparticipatie van migranten en vooral van migrantenvrouwen, de groeiende werkloosheid en het grote aantal overgekwalificeerde migranten, het toenemende risico van sociale uitsluiting, de slechte onderwijsprestaties en de bezorgdheid onder de bevolking over de gebrekkige integratie van immigranten (3).

3.   Algemene opmerkingen

3.1   Het EESC verwelkomt het standpunt dat integratie een gedeelde verantwoordelijkheid is en dringt er bij de EU-lidstaten op aan om van integratie een prioriteit te maken. Dit is een manier om een open, inclusieve en stabiele democratische omgeving op nationaal niveau te garanderen (4). Op EU-niveau dienen nog aanzienlijke inspanningen te worden geleverd. De EU-instellingen bieden al een kader voor het toezicht, de benchmarking en de uitwisseling van goede praktijken, maar op verschillende terreinen is er extra aandacht nodig. De Europese financiële instrumenten zouden beter moeten worden afgestemd op het behalen van de integratiedoelstellingen. Ook dienen er serieuze analyses van de bestaande wetgeving te worden uitgevoerd, met name wat betreft de procedures op het gebied van arbeid voor onderdanen uit derde landen.

3.2   Wat de beschikbaarheid van gegevens betreft, is het EESC van mening dat er in de EU-integratieagenda duidelijkere doelstellingen en streefcijfers moeten worden vastgesteld. Het heeft een systeem voor ogen waarbij de EU-lidstaten specifieke doelstellingen inzake integratie formuleren en hun eigen burgers en andere landen voortdurend op de hoogte houden van de vorderingen. De overkoepelende doelstelling van een competitief en inclusief Europa kan niet worden bereikt als de onderdanen uit derde landen, die 4 % van de bevolking uitmaken (5), in de steek worden gelaten.

3.3   De integratieagenda is heel complex en vergt commitment op alle niveaus. Het EESC staat open voor verregaande samenwerking met de Europese Commissie, het Comité van de Regio's en de andere EU-instellingen om deze hernieuwde integratieagenda inhoud te geven. De focus op het lokale niveau is meer dan welkom. Het is ook van belang om het maatschappelijk middenveld en de op lokaal niveau actieve bedrijven een stem in het kapittel te geven. Ook de migranten zelf dienen te worden aangemoedigd om hun eigen netwerken en verenigingen op te zetten teneinde de toegang tot voorlichting, fondsen en de deelname in de besluitvorming te vereenvoudigen.

3.4   De ontwikkeling van een Europees instrumentarium van integratiepraktijken is noodzakelijk en zou het Handboek voor integratiepraktijken naar een hoger niveau van relevantie en institutionalisering tillen. Er zou duidelijke informatie moeten worden gegeven over dit instrumentarium, evenals over financieringsmogelijkheden voor projecten die veel potentieel hebben. Het EESC hoopt dat dit instrumentarium zal worden gebruikt om de belangrijkste uitdagingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau het hoofd te bieden.

3.5   Het Europese instrumentarium zou de samenhang van het integratiebeleid in zijn geheel niet mogen ondermijnen. Het EESC dringt erop aan dat de nationale, regionale en lokale overheden voortgaan op basis van de op participatieve manier ontwikkelde integratiestrategieën. Het moedigt de lidstaten en de Europese Commissie aan om de nationale contactpunten voor integratie aan te moedigen om als katalysator voor de strategische onderbouwing van de integratiemaatregelen te fungeren.

3.6   Het verwelkomt de onlangs uitgegeven studie van Eurostat inzake integratie-indicatoren (6). Dit bijzonder waardevolle instrument maakt het mogelijk om de impact van het beleid en de programma's op de voet te volgen, vergelijkende evaluaties van de praktijken in de lidstaten te maken en over het algemeen een solider beleid te voeren. Zoals gesteld zijn deze indicatoren niet alleen van belang voor het toezicht en de evaluatie. Ze bieden ook de mogelijkheid om concrete doelstellingen voor integratiebeleid en -programma's te formuleren.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1   Integratie door deelname

4.1.1   De sociaaleconomische bijdrage van migranten

4.1.1.1   De sociaaleconomische bijdrage van migranten is een kerndimensie van de integratieagenda. Het EESC pleit voor een andere kijk op migranten; in veel gevallen worden ze gezien als een mogelijke last voor de socialezekerheidsstelsels of als goedkope arbeidskrachten in vergelijking met de onderdanen uit de EU-lidstaten. Het EESC beschouwt migranten eerst en vooral als dragers van grondrechten, maar ook als mensen die bijdragen tot de samenleving, de economie en de cultuur van de gastlanden. Ook ziet het integratie als een wederkerig proces en moedigt het migranten aan om mee te doen aan maatschappelijke en culturele uitwisselingen met de lokale bevolking. Dit betekent met name dat de taal moet worden geleerd, en dat het volgen van onderwijs van groot belang is. Europese samenlevingen en burgers moeten beseffen dat we op de middellange en lange termijn voor belangrijke demografische uitdagingen zullen komen te staan, die gedeeltelijk het hoofd kunnen worden geboden middels gereguleerde migratie.

4.1.1.2   Talenkennis is een belangrijke factor voor de bevordering van de integratie. Het is echter niet duidelijk welke specifieke instrumenten de Europese Commissie bereid is in te zetten om deze doelstelling verder kracht bij te zetten.

4.1.1.3   Deelname op de arbeidsmarkt is van groot belang voor het welslagen van het integratieproces. In de mededeling wordt er terecht op gewezen dat het werkgelegenheidsniveau van migranten dichter bij dat van de nationale bevolking moet liggen, met name als het om vrouwen gaat, die op dat punt uitzonderlijk zwaar lijken te zijn getroffen. Maar deze zuiver kwantitatieve maatregel doet geen recht aan het werkgelegenheidsvraagstuk in zijn geheel. Erkenning van eerder behaalde diploma's, salarisniveaus, rechten, met inbegrip van de overdracht ervan, toegang tot opleiding en arbeidszekerheid en andere hieraan gerelateerde aspecten dienen eveneens volledig deel uit te maken van de integratieagenda. Ook dient er meer nadruk te worden gelegd op de werkgelegenheid van vrouwen.

4.1.1.4   Het EESC is uitermate bezorgd over de rechtstreekse en indirecte effecten van de EU-wetgeving inzake de status van migrantenarbeiders (7). Hoewel er dankzij het EU-witboek, de richtlijn betreffende een gecombineerde vergunning en de richtlijn betreffende seizoenarbeiders vooruitgang is geboekt, zijn er beslist redenen tot zorg dat de richtlijnen inzake arbeid discriminerend zijn voor arbeiders met een migrantenachtergrond, zowel wat hun herkomst als hun vaardigheden betreft, en dat die de ongelijkheden nog verder versterken (8). In de EU-verordeningen inzake arbeid wordt onderscheid gemaakt tussen hooggekwalificeerde en laaggekwalificeerde arbeidskrachten, en daarmee ook in het niveau van de toegekende rechten.

4.1.1.5   Het EESC waarschuwt dat het aanmoedigen van circulaire migratie met de verkeerde middelen kan leiden tot nog meer illegale migratie en een heel laag niveau van bescherming voor werknemers. Er kunnen ook ethische vragen worden gesteld bij dit specifieke beleid, zolang het erop gericht is om werknemers terug te sturen naar hun landen van herkomst zonder dat ze hun tegoeden kunnen doorsturen of de kans hebben gehad om een redelijke tijd in het gastland te werken.

4.1.1.6   Er zijn meer inspanningen nodig in het onderwijs om de deelname van jongeren met een migrantenachtergrond te bevorderen. Ook zou er meer aandacht moeten worden besteed aan lager onderwijs als middel om de deelname in een later stadium te vergroten. In de mededeling wordt een aantal maatregelen gesuggereerd, zoals begeleidingstrajecten, training van ouders en het werven van leerkrachten met een migrantenachtergrond. Dit zijn allemaal nuttige zaken, maar het EESC dringt aan op een bredere verspreiding van dergelijke praktijken en een betere financiering van programma's die in en rond onderwijsinstellingen worden georganiseerd.

4.1.1.7   Het garanderen van betere levensomstandigheden moet een prioriteit zijn voor de integratieagenda. In de mededeling wordt de aandacht gevestigd op personen die internationale bescherming nodig hebben en voor wie meer lokale en nationale inspanningen moeten worden geleverd. Hoewel het EESC de noden van deze specifieke groep volledig erkent, wil het ook de aandacht op andere kwetsbare groepen vestigen. Het adviseert de Europese Commissie om aandacht te besteden aan situaties waarin er sprake is van meervoudige kwetsbaarheid, zoals in het geval van Romavrouwen, en om die met voorrang te behandelen. Bovendien beschikt de EU met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie thans over een krachtig instrument dat getuigt van een vooruitziende blik en als leidraad dient te fungeren bij wetgevende activiteiten op het gebied van integratie.

4.1.1.8   Het EESC betreurt dat de behandeling van de Romabevolking door de Commissie zo te wensen overlaat. Veel Roma uit derde landen leven in de gastlanden in zeer moeilijke omstandigheden en hebben geen toegang tot basisinfrastructuur en -diensten. Hoewel er juridisch gezien aanzienlijke verschillen bestaan tussen onderdanen van derde landen en onderdanen van de lidstaten, is het EESC van mening dat de problematiek van de kwetsbare groepen dezelfde is. Bovendien moeten de grondrechten van de mens, ongeacht zijn of haar juridische status, te allen tijde worden beschermd.

4.1.1.9   Een beter gebruik van de EU-middelen is noodzakelijk om de doelstellingen van de integratieagenda te kunnen uitvoeren. Het EESC wijst erop dat de overheidsuitgaven voor sociale programma's door de financiële crisis onder druk zijn komen te staan en is van mening dat de EU-financiering van doorslaggevend belang kan zijn voor de ondersteuning van sleutelprojecten waarmee in ieder geval een solide basis voor goede praktijken kan worden opgebouwd. Informatie over fondsen zou gemakkelijk te vinden moeten zijn en de financiering zou voldoende stimulans voor de lokale overheden moeten bieden. De publieke en particuliere instellingen zouden er ook bij betrokken moeten worden. De beschikbare middelen zouden moeten worden ingezet om maatschappelijke organisaties aan te zetten om concrete samenwerking aan te gaan met lokale gemeenschappen en daarbij vooral te streven naar betrokkenheid van migranten.

4.1.1.10   De EU zou open moeten staan voor lokale, regionale en nationale migrantennetwerken en -organisaties. Het opbouwen van netwerken en sociaal kapitaal stimuleert de integratie van onderop en creëert de voorwaarden waardoor migranten zelfvertrouwen kunnen opbouwen en durven op te komen voor hun rechten en kwaliteiten. Netwerken en organisaties zouden de integratie echter moeten ondersteunen en niet bijdragen tot meer segregatie. Het EESC stelt voor dat zij partnerschappen aanknopen met de organisaties in de gastlanden. De EU zou nieuwe vormen van deelname en samenwerking moeten verwelkomen, daarin geholpen door de informatietechnologie en de toegenomen mobiliteit.

Het EESC dringt er bij de Eureopese Commissie op aan om zich actief te buigen over de hervorming van de wetgeving inzake migrantenarbeid, dat in zijn huidige vorm zorgt voor discriminatie en ongelijke behandeling, en om zich te blijven inzetten ten behoeve van de ondersteuning van de integratie-inspanningen van de lidstaten.

4.1.2   Rechten en plichten – gelijke behandeling en erbij horen

4.1.2.1   Het EESC verwelkomt de speciale aandacht die wordt geschonken aan de politieke deelname van migranten, als verkozen vertegenwoordigers of als leden van adviesorganen. Dit is een belangrijke test voor de Europese democratie. Alleen al het hebben van een politieke stem kan zorgen voor de integratie van migranten op de middellange en lange termijn en voorkomen dat ze worden gediscrimineerd. Een politieke stem en geïnstitutionaliseerde vormen van collectieve actie kunnen migranten ertoe brengen om deel te nemen aan het politieke proces. Zo worden vervreemding en radicalisering voorkomen. Politieke deelname zou hand in hand moeten gaan met een heroverweging van de huidige regels voor staatsburgerschap in elk land. Het EESC steunt daarom de toekenning van stemrechten voor onderdanen uit derde landen bij lokale, regionale, nationale en Europese verkiezingen en een dito recht om zich verkiesbaar te stellen. Daarnaast is het het overwegen waard om legaal aanwezige migranten het EU-burgerschap toe te kennen. De EU zou opnieuw de toon kunnen zetten wat democratische innovatie betreft, en nieuwe vormen van deelname en samenwerking kunnen uitproberen.

4.2   Meer maatregelen op plaatselijk niveau

4.2.1   De focus op het lokale niveau is meer dan gerechtvaardigd. Het lokale niveau is niet alleen de spil als het gaat om dienstverlening, het creëert ook de onmiddellijke omgeving voor integratie. Succesvolle integratieprojecten kunnen, afhankelijk van de omvang van de lokale gemeenschap, van grote invloed zijn op het leven van gemeenschappen en migranten. Het is essentieel dat de betrokken lokale overheden en particuliere instanties over goede informatie beschikken en toegang hebben tot middelen, zowel op EU- als op nationaal niveau.

4.2.2   Het EESC erkent dat de problemen zich vooral voordoen in stedelijke gebieden en met name in de grotere steden. Die trekken een groot aantal migranten aan die vaak in verafgelegen en tamelijk geïsoleerde wijken gaan wonen. Toegang tot overheidsdiensten en -banen is slechts een deel van het probleem. Een grotere uitdaging is de stadsplanning, die zowel duurzaam als inclusief moet zijn. Het EESC pleit ervoor dat de Europese Commissie actieve steun verleent aan projecten die de integratieagenda vooruit helpen door fundamentele kwesties als huisvesting en stadsplanning aan de orde te stellen.

4.2.3   De aanpak van onderop is veelbelovend, maar alleen als deze afdoende wordt bevorderd en gefinancierd. Het is van groot belang dat de Europese Commissie zich voor de volgende financiële vooruitzichten aan haar afspraak houdt om de financieringsprocedures te vereenvoudigen, en dat ze zorgt voor passende middelen voor lokale projecten (9). Meer coördinatie tussen de verschillende financieringsbronnen, zoals het voorgestelde Asiel- en Migratiefonds, dat zich bezighoudt met asiel, integratie en terugkeer, het voorgestelde Interne Veiligheidsfonds, het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling kan van doorslaggevend belang zijn voor de empowerment van lokale actoren.

4.3   Betrokkenheid van de landen van herkomst

4.3.1   Het is van essentieel belang voor een alomvattende integratieagenda dat de landen van herkomst bij het proces worden betrokken (10). Er zijn EU-landen met succesvolle praktijken wat het betrekken van de landen van herkomst betreft. Het blijkt echter dat veel van deze landen, om verschillende redenen, niet echt geneigd zijn om met de EU samen te werken op het punt van immigratie. Als het om de begunstigden van internationale bescherming gaat, zijn de beperkingen evidenter. (11) De globale aanpak van migratie door de EU biedt een goed institutioneel kader dat de samenwerking met derde landen vereenvoudigt en een oplossing biedt voor dringende zaken als mobiliteit. De benadering van migratie vanuit met name het oogpunt van de gevolgen voor de EU-arbeidsmarkt kan er echter toe leiden dat migranten minder goed worden beschermd en zelfs worden gediscrimineerd.

4.3.2   De EU zou de samenwerking met landen van herkomst moeten voortzetten teneinde de procedures voorafgaand aan een vertrek te kunnen stroomlijnen. Er zij op gewezen dat emigratie naar de EU in veel landen als een buitenkans wordt gezien en dat dit aanleiding kan geven tot corruptie. De EU dient vastbesloten te zijn om dit potentieel af te zwakken, aangezien het de kosten voor toekomstige migranten doet toenemen en de motivatie voor terugkeer naar het land van herkomst ondermijnt.

4.3.3   Het EESC is van mening dat het opstellen van een gedegen arbeidsregelgeving de beste manier is om bij te dragen aan de langetermijnontwikkeling van de landen van herkomst. Daarnaast moeten migranten ook worden aangemoedigd om grensoverschrijdende ondernemingen op te starten of om met nieuwe vaardigheden en motivatie terug te keren naar hun land van herkomst. Het EESC pleit ervoor om voor startende ondernemers en bedrijfsinitiatieven op bilaterale basis steuntrajecten te ontwikkelen als het gaat om migranten die terugkeren naar hun land van herkomst. Zowel de landen van herkomst als de gastlanden kunnen partnerschappen opzetten om kansen te creëren voor hun burgers, bedrijven en gemeenschappen. Er zijn voorbeelden van samenwerking waar de behoeften van werknemers worden gekoppeld aan de vaardigheden van migranten.

4.3.4   Het aanmoedigen van circulaire migratie is legitiem, zolang het hiervoor gebruikte instrument geen wetgeving betreft die, rechtstreeks of indirect, de rechten van onderdanen uit derde landen aantast (12).

Brussel, 28 maart 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 218 van 23 juli 2011, blz. 97-100.

(2)  Eurostat, Indicators of Immigrant Integration- A Pilot Study, Luxemburg, Bureau voor Publicaties van de Europese Unie, 2011.

(3)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, Europese agenda voor de integratie.

(4)  Zie voor een samenvatting van de punten van zorg inzake migratie voor zowel nationale onderdanen als onderdanen uit derde landen de resultaten van de eerste Eurobarometer over de integratie van migranten, MEMO/11/529, Brussel, 20 juli 2011.

(5)  Zie voor de volledige cijfers het Jaarverslag over immigratie en asiel (2010), COM(2011) 291 final.

(6)  Eurostat, 2011, „Indicators of Immigrant Integration. A Pilot Study”.

(7)  Zie PB C 218 van 23 juli 2011, blz. 97-100 en PB C 354 van 28 december 2010, blz. 16-22.

(8)  Europese mensenrechtenorganisatie AEDH - Buitenlandse werknemers in de EU: naar een veelvoud aan normen, gebaseerd op ongelijke behandeling, 17 oktober 2011.

(9)  Zie de Mededeling van de Commissie „Een open en veilig Europa bouwen: de begroting van Binnenlandse zaken voor 2014-2020”, COM(2011) 749 final, en de daaraan gerelateerde voorstellen voor een verordening 750-751-752-753.

(10)  Zie PB C 44 van 16 februari 2008, blz. 91-102. Het onderwerp ervan (EU-beleid voor immigratie en samenwerking met de landen van herkomst om ontwikkeling te bevorderen) is ook behandeld tijdens de 6e vergadering van het Europees Integratieforum (zie link http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.events-and-activities-european-integration-forum-6).

(11)  Zie PB C 18 van 19 januari 2011, blz. 80-84..

(12)  Idem als voetnoot 5.


BIJLAGE

bij het advies van het EESC

Onderstaand compromis dat werd bereikt en waarvóór ten minste een kwart van de stemmen is uitgebracht, is in de loop van de discussie verworpen (artikelen 51, lid 6, en 54, lid 3, van het rvo).

Wijzigingsvoorstel in compromisvorm

Par. 4.1.2.1

„Het Comité verwelkomt de speciale aandacht die wordt geschonken aan de politieke deelname van migranten, als verkozen vertegenwoordigers of als leden van adviesorganen. Dit is een belangrijke test voor de Europese democratie. Alleen al het hebben van een politieke stem kan zorgen voor de integratie van migranten op de middellange en lange termijn en voorkomen dat ze worden gediscrimineerd. Een politieke stem en geïnstitutionaliseerde vormen van collectieve actie kunnen migranten ertoe brengen om deel te nemen aan het politieke proces. Zo worden vervreemding en radicalisering voorkomen. Politieke deelname zou hand in hand moeten gaan met een heroverweging van de huidige regels voor in elk land. Het daarom de toekenning van stemrechten voor onderdanen uit derde landen bij lokale regionale verkiezingen en een dito recht om zich verkiesbaar te stellen. De EU zou opnieuw de toon kunnen zetten wat democratische innovatie betreft, en nieuwe vormen van deelname en samenwerking kunnen uitproberen.”

Stemuitslag

Stemmen vóór

:

70

Stemmen tegen

:

77

Stemonthoudingen

:

28.