18.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/62


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het thema „Extern optreden van de Unie: De rol van het maatschappelijk middenveld”

(2006/C 195/16)

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 28 januari 2005 besloten om overeenkomstig art. 29, lid 2, van het reglement van orde een advies op te stellen over „Extern optreden van de Unie — De rol van het maatschappelijk middenveld”.

De gespecialiseerde afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden terzake was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 4 mei 2006; rapporteur was de heer Koryfidis.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 427e zitting van 17 en 18 mei 2006 (vergadering van 17 mei 2006) het volgende advies met 140 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 9 onthoudingen, goedgekeurd:

1.

Dit advies werd opgesteld op basis van een vragenlijst en een studie. Beide zijn het resultaat van een jarenlange theoretische analyse en een analyse in het veld, alsmede van de ervaring die het EESC heeft opgedaan in zijn contacten met adviesorganen en aanverwante instanties van het maatschappelijk middenveld in de kandidaat-lidstaten en in derde landen. Een en ander was een werk van lange adem en heeft het EESC geleid tot de overtuiging dat er méér nodig is om naar de volgende fase over te gaan, waarbij het Comité beter georganiseerd en geregeld zal zijn en betere vooruitzichten zal hebben wat betreft zijn verbintenissen, alsmede de betrekkingen die deze met zich meebrengen.

2.

Het EESC is van mening dat de globalisering van de economie in combinatie met de ontwikkelingen op wetenschappelijk en technologisch vlak — met name wat ICT betreft — een krachtige dynamiek teweegbrengt die alleen in goede banen kan worden geleid als het zwaartepunt bij de totstandbrenging en ontwikkeling van internationale betrekkingen komt te liggen. Deze verschuiving zal tot uiting moeten komen via een structurele integratie van de relatie tussen twee samenlevingen in de traditionele relatie tussen twee landen.

3.

De bovenstaande vaststelling leidt tot de conclusie dat de Unie als bestuurssysteem, gemeenschappelijk en in haar geheel, deze nieuwe realiteit tijdig onder ogen moet ziet. Aansluitend bij deze erkenning moet zij eveneens een beleid inzake extern optreden uitstippelen en ontwikkelen, waarbij het maatschappelijk middenveld actief betrokken moet worden.

4.

Het desbetreffende beleid van de Unie moet, waar mogelijk, proactief en hoe dan ook geïntegreerd zijn. Het democratisch leven in Europa, het Europese sociaal-economische acquis, de strategische doelstellingen van de Unie en een gedegen kennis zijn de bouwstenen voor de uitstippeling en ontwikkeling van een dergelijk beleid, binnen en buiten de grenzen van de Unie.

5.

Binnen deze context zal het een nieuw intern organisatorisch evenwicht moeten zien te vinden, evenals een creatiever evenwicht tussen concurrentievermogen en samenwerking, met name op gebieden en voor acties waarbij derde landen betrokken zijn.

6.

Het Europese maatschappelijke middenveld zelf bewust maken van zijn nieuwe rol is een complexe opgave. Er moet meer gebruik worden gemaakt van moderne methoden om vertrouwdheid te verwerven met leren en kennis.

7.

Om deze vertrouwdheid te creëren en meer algemeen, om de Europese burgers te laten functioneren in een op kennis gebaseerde samenleving en economie, is een nieuwe visie op de programma's voor levenslang leren nodig. Deze nieuwe visie komt er in de praktijk op neer dat kennis die verband houdt met globalisering en kennis i.v.m. het externe optreden van de Unie moeten worden geïntegreerd in de bestaande programma's voor levenslang leren.

8.

Als belangrijkste vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld op Europees niveau krijgt het EESC een drievoudige rol te spelen, nl.:

de rol van (enige) spreekbuis, waarbij het de mening van het maatschappelijk middenveld ten aanzien van het externe optreden van de Unie aan de politieke EU-organen kenbaar moet maken, op basis van zijn democratisch acquis en via een procedure die erop gericht is verschillende belangen op creatieve wijze met elkaar te verzoenen;

de rol van actief deelnemer aan de uitstippeling en ontwikkeling van EU-beleidslijnen die ook op het extern optreden betrekking hebben; en

de rol van monitor van de externe betrekkingen van de EU en van de economische en sociale gevolgen daarvan.

9.

Deze rol van het EESC heeft betrekking op een brede waaier van thema's en activiteiten; alle problemen die uit de nieuwe globale omgeving voortvloeien, komen immers ook terug als deelaspecten van zijn werkzaamheden en hebben m.a.w. een economische, sociale, ecologische en culturele dimensie.

10.

In deze context ligt de belangrijkste bijdrage die het EESC aan de uitstippeling en ontwikkeling van EU-beleidslijnen i.v.m. extern optreden kan leveren. Het beschikt nl. over de mogelijkheid om via zijn adviezen een creatief evenwicht tot stand te brengen. Dit evenwicht wordt bereikt door een synthese van de verschillende belangen die door de leden worden verdedigd in het kader van een procedure en een visie waarbij met de vier bovengenoemde dimensies rekening wordt gehouden.

11.

Opgemerkt zij dat het EESC reeds over aanzienlijke ervaring m.b.t. buitenlands EU-optreden beschikt. Aan de andere kant moet er ook op worden gewezen dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van deze ervaring via bredere communautaire mechanismen en benaderingen. De communautaire instellingen konden met name niet voldoende gebruik maken van deze ervaring en van de conclusies die via adviezen, informatieve rapporten en voorstellen worden aangereikt.

12.

Volgens het EESC moeten er betere wegen worden gevonden om die ervaring te linken aan de centrale politieke structuren van de Unie. Met het oog daarop kunnen protocollen inzake versterkte samenwerking worden ondertekend, zoals dit tussen de Europese Commissie en het EESC is gebeurd. Een en ander kan evenwel nog makkelijker worden verwezenlijkt via samenwerking van alle politieke organen van de Unie en het EESC met het oog op de ontwikkeling van geïntegreerde en, bij voorkeur, proactieve maatregelen.

13.

In ieder geval erkent en wijst het EESC op de noodzaak zijn rol en meer algemeen de rol van het maatschappelijk middenveld bij de globaliseringsprocessen te versterken. Algemeen doel van deze versterking is de bevordering van de desbetreffende ruimere doelstellingen van de Unie voor de 21e eeuw. Een specifiekere reden voor deze versterking — met name in geval van het EESC — heeft te maken met de wijze waarop deze bevordering moet gebeuren. Een en ander hangt m.a.w. samen met de zich thans ontwikkelende nieuwe vorm van functioneren van het EESC in het kader van de kennismaatschappij, alsook met zijn unieke karakter, waardoor het Comité, buiten de Unie, op het niveau van de samenleving geloofwaardig kan optreden met middelen van de zogenaamde „zachte diplomatie”.

14.

Het EESC dringt aan op erkenning en versterking van dit unieke karakter en dit potentieel waarover het beschikt. Tevens wil het worden erkend als mondiale partner en institutioneel vertegenwoordiger van het Europese maatschappelijke middenveld, met name bij internationale organisaties als de economische en sociale raad van de VN (ECOSOC). Ook dringt het aan op versterking van zijn positie en rol bij de overeenkomsten die worden ondertekend met derde landen, alsook van zijn acties, die gericht zijn op de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in die landen.

15.

Met het oog op het vervullen van zijn bovenvermelde taak vraagt het EESC steun voor de concrete verwezenlijking op middellange termijn van belangrijke keuzes die het zal maken, nl.:

de totstandbrenging van een modern en geïntegreerd systeem van proactieve communicatie, gegevensuitwisseling en netwerkvorming met partners in Europa en over de hele wereld, alsook met de andere organen van de Unie;

versterking van zijn aanwezigheid bij en samenwerking met adviesorganen van intergouvernementele en andere desbetreffende internationale organisaties, met name op het gebied van betrekkingen met het maatschappelijk middenveld;

de totstandbrenging van een „elektronische kennisdatabank” met gegevens over acties van de instanties en structuren die wereldwijd een adviesfunctie uitoefenen en over netwerken van het maatschappelijk middenveld, alsmede het gebruik ervan als een middel voor communicatie, toenadering, begrip en interpretatie van het standpunt van dat maatschappelijke middenveld en als middel om de waarden en strategische doelstellingen van de Unie in de hele wereld bekend te maken;

het opstellen van een tweejaarlijks verslag over de ontwikkeling van de activiteiten van de adviserende instanties en structuren in de wereld en de invloed van het extern optreden van de Unie daarop.

16.

Gelet op de bovenstaande opmerkingen en voorstellen dringt het EESC er bij de politieke organen van de Unie op aan de methode van permanente interinstitutionele dialoog te hanteren en te bevorderen. Deze moet gericht zijn op:

transparante en tijdige voorlichting en het verwerven van actuele collectieve kennis over het externe optreden van de Unie en

het verkrijgen van een uniform en samenhangend antwoord op de vraag naar het wat, waarom en hoe van de te ontwikkelen acties.

Brussel, 17 mei 2006

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

A.-M. SIGMUND