52001PC0047

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag, over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk houdende wijziging van het voorstel van de Commissie, overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag /* COM/2001/0047 def. - COD 1996/0085 */


Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag, over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk houdende wijziging van het voorstel van de Commissie, overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag

1. Achtergrond

Het voorstel van de Commissie, dat op 13 maart 1996 werd goedgekeurd, is op 25 april 1996 naar de Raad gestuurd(COM (1996) 97 def. - 1996/0085/COD). [1]

[1] PB C 178 van 21.6.1996, blz. 16.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 18 december 1996 advies uitgebracht. [2]

[2] PB C 75 van 10.3.1997, blz. 17.

In het kader van de medebeslissingsprocedure heeft het Europees Parlement tijdens de plenaire zitting van 9 april 1997 zijn advies in eerste lezing gegeven. [3]

[3] PB C 132 van 28.04.1997, blz. 88.

Naar aanleiding van het advies van het Europees Parlement heeft de Commissie op 12 maart 1998 een gewijzigd voorstel goedgekeurd (COM(1998) 78 def.). [4]

[4] PB C 125 van 23.4.1998, blz. 8.

De Raad heeft op 19 juni 2000 met algemene stemmen een gemeenschappelijk standpunt goedgekeurd, dat niet de instemming van de Commissie heeft kunnen vinden. In haar mededeling aan het Europees Parlement van 15 september 2000 heeft de Commissie haar oordeel over dit gemeenschappelijk standpunt uiteengezet. [5]

[5] SEC(2000) 1516 def.

Op 13 december 2000 heeft het Europees Parlement in tweede lezing 13 amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad goedgekeurd. Een zuiver taalkundig amendement is niet in stemming gebracht.

In dit advies neemt de Commissie, overeenkomstig artikel 251, lid 2, onder c), van het EG-Verdrag, stelling ten aanzien van de door het Europees Parlement goedgekeurde amendementen.

2. Doel van het voorstel

Het voorstel heeft tot doel een geharmoniseerd juridisch kader op het gebied van het volgrecht te scheppen om een goede werking van de markt voor moderne en hedendaagse kunstwerken in de Europese Unie te garanderen.

Het volgrecht is het recht van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk, en na diens overlijden van zijn erfgenamen of andere rechtsopvolgers, op een percentage van de prijs van een werk wanneer dat wordt doorverkocht, om zo het evenwicht tussen de economische situatie van auteurs van werken van grafische en beeldende kunst en die van andere scheppende kunstenaars te herstellen.

Dit recht komt in de wetgeving van elf van de vijftien lidstaten voor en wordt in acht van die lidstaten toegepast onder zeer uiteenlopende voorwaarden (werken waarop het volgrecht van toepassing is, handelingen die recht op betaling geven, toegepaste percentages). Het voorstel is dan ook bedoeld om een eind te maken aan de concurrentieverstoring op de markt van moderne en hedendaagse kunst in de Gemeenschap door het volgrecht te veralgemenen en te harmoniseren.

3. Advies van de Commissie over de amendementen van het Parlement

Samenvatting van het standpunt van de Commissie

De Commissie gaat akkoord met de amendementen: 1, 2, 3, 5, 11, 12, 13, 14 en 15.

De Commissie gaat akkoord met de eerste alinea van amendement 6, waarin de drempel voor toepassing van het volgrecht op 1000 euro wordt gesteld, maar verwerpt de tweede alinea, waarin deze drempel verplicht wordt gesteld.

De Commissie gaat akkoord met amendement 9, maar in de vorm van een overweging, niet van een artikel.

De Commissie verwerpt de amendementen 4, 8 en 10.

3.1. Amendementen van het Parlement in tweede lezing

3.1.1. Amendementen aanvaard door de Commissie

a) amendement 1, waarbij overweging 7 wordt gewijzigd en de Commissie in verband met de internationalisering van de kunstmarkt wordt verzocht onderhandelingen aan te vatten om artikel 14 ter van de Berner Conventie dwingend te maken.

b) amendement 2, waarbij een nieuwe overweging 7bis wordt ingevoerd om het belang van overgangsmaatregelen voor de handhaving van de competitiviteit van de Europese markt te verklaren.

c) amendement 6, voorzover het gaat om de wijziging van artikel 3, lid 1, teneinde de drempel voor de toepassing van de richtlijn op 1000 euro vast te stellen, zoals in het oorspronkelijke en het gewijzigde voorstel van de Commissie, in plaats van op 4000 euro, zoals in het gemeenschappelijk standpunt.

d) amendement 11, die de door de Raad in artikel 8, lid 2 en lid 3, van zijn gemeenschappelijk standpunt ingevoerde overgangstermijn van 10 jaar verkort tot 2 jaar.

e) amendement 12 tot wijziging van artikel 9 over het recht informatie op te vragen, teneinde de transactiedatum als referentiedatum te nemen voor de drie jaar dat de begunstigden van het volgrecht informatie kunnen opvragen, en niet 1 januari van het volgende jaar. Wat de personen betreft, die deze informatie moeten verstrekken, neemt het Parlement de lijst van artikel 1, lid 2, over, wat ook voor de Commissie aanvaardbaar is.

f) amendement 14, om in artikel 11, lid 1, de bovengrens op te nemen bij de onderwerpen waaraan bij een herziening van de richtlijn aandacht moet worden besteed. Het Parlement nodigt de Commissie uit in voorkomend geval een voorstel te doen om deze bovengrens te verhogen of af te schaffen.

g) amendement 15, waarmee wordt beoogd de in artikel 12, lid 1, genoemde termijn voor de omzetting van de richtlijn, die de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt op vijf jaar had gesteld, tot twee jaar te verkorten.

h) amendementen 3 en 13 ter verbetering van de redactie van respectievelijk overweging 20 en artikel 10, zonder deze inhoudelijk te veranderen.

i) amendement 9 over de beheermaatschappijen in de vorm van een overweging en niet als artikel. In dit verband stelt de Commissie voor dit amendement als volgt in overweging 27 van het gemeenschappelijk standpunt op te nemen: "(27) Het is de taak van de lidstaten de uitoefening van het volgrecht te regelen, met name wat betreft de wijze van beheer. In dit verband is het beheer door een maatschappij voor collectief auteursrechtenbeheer slechts één van de mogelijkheden; in dat geval zouden de lidstaten moeten garanderen dat de nationale beheermaatschappijen hun arbeid op zodanige wijze uitvoeren dat democratische transparantie en efficiëntie daarbij gewaarborgd zijn. De lidstaten hebben evenwel ... distributie onverlet."

3.1.2. Amendementen of delen van amendementen die onaanvaardbaar voor de Commissie zijn

a) het deel van amendement 6 tot wijziging van de artikel 3, lid 2, waarbij de drempel van 1000 euro voor de toepassing van het volgrecht verplicht wordt gesteld, en amendement 4, waarbij overweging 21 in dezelfde zin wordt gewijzigd. Zoals de Commissie al in de toelichting op haar oorspronkelijke voorstel heeft aangegeven, is zij van mening dat eventuele verschillen die voor de interne markt ontstaan wanneer bepaalde lidstaten het volgrecht ook voor bedragen onder 1000 euro toepassen, wegens de geringe waarde van de betrokken werken niet van dien aard zijn dat dit grote gevolgen heeft voor het handelsverkeer binnen de Gemeenschap. Het verdwijnen van de nationale volgrechten voor bedragen onder de communautaire drempel plaatst de artiesten juist in een nadeliger positie dan die welke voor de harmonisatie gold, zonder dat dit door de belangen van de interne markt gerechtvaardigd is.

b) amendement 8 tot wijziging van artikel 6, lid 1, teneinde te preciseren welke rechtsopvolgers het volgrecht kunnen erven. De Commissie is van oordeel dat dit amendement een onderscheid tussen de rechtsopvolgers aanbrengt dat niet in overeenstemming is met het feit dat het bij het volgrecht om een vermogensbestanddeel gaat. Bovendien bemoeit zij zich ongaarne met deze kwestie die onder het erfrecht van elke lidstaat valt, aangezien het belang van de interne markt dit niet rechtvaardigt. Een soortgelijk amendement is in eerste lezing verworpen.

c) amendement 10, dat de Commissie ertoe verplicht jaarlijks de in artikel 7, lid 2, bedoelde lijst van derde landen die het volgrecht toepassen te publiceren. Het opstellen en bijhouden van een dergelijke lijst levert materiële problemen op die onevenredig zijn aan het belang van deze lijst. Daarom kan de Commissie zich er alleen toe verplichten deze lijst ter informatie bekend te maken, zoals voorzien in het gemeenschappelijk standpunt.

3.2. Gewijzigd voorstel

Overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het Verdrag wijzigt de Commissie haar v

oorstel in bovengenoemde zin.