41998A0126

Verdrag van Brussel van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (geconsolideerde versie)

Publicatieblad Nr. C 027 van 26/01/1998 blz. 0001 - 0027


Verdrag van Brussel van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (geconsolideerde versie)

WOORD VOORAF

De ondertekening op 29 november 1996 van het Verdrag inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het Protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, heeft het wenselijk gemaakt dat de rechtsbeoefenaars, naar het voorbeeld van de vorige toetredingen, een gecodificeerde versie kunnen raadplegen van het Verdrag van Brussel en van het genoemde protocol, die ten opzichte van de in Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 189 van 28 juli 1990 opgenomen versie is bijgewerkt.

Deze teksten gaan vergezeld van drie verklaringen van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten: één uit 1978 over de relatie met het Internationale Verdrag tot eenmaking van enkele bepalingen inzake conservatoir beslag op zeeschepen, één uit 1989 over de bekrachtiging van het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en één uit 1996 inzake bevoegdheid voor het geval dat werknemers in het kader van dienstverlening gedetacheerd worden in een andere lidstaat dan die waarin zij gewoonlijk werken.

Het Secretariaat-generaal van de Raad, in welks archieven de originelen van de betrokken teksten worden bewaard, heeft de tekst van deze uitgave opgesteld. Er zij evenwel opgemerkt dat deze tekst niet bindend is en dat de officiële teksten van de gecodificeerde instrumenten te vinden zijn in de volgende nummers van het Publicatieblad;

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE

VERDRAG betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1)

PREAMBULE (2)

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN BIJ HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

GELEID DOOR de wens uitvoering te geven aan artikel 220 van dit Verdrag, krachtens hetwelk zij zich ertoe hebben verbonden de vereenvoudiging van de formaliteiten waaraan de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen onderworpen zijn, te verzekeren,

VERLANGENDE binnen de Gemeenschap de rechtsbescherming van degenen die er gevestigd zijn te vergroten,

OVERWEGENDE dat het daartoe noodzakelijk is de bevoegdheid van hun gerechten in internationaal verband vast te stellen, de erkenning van beslissingen te vergemakkelijken en, ter verzekering van de tenuitvoerlegging hiervan alsmede van de tenuitvoerlegging van authentieke akten en gerechtelijke schikkingen, een vlotte rechtsgang in te voeren (2).

HEBBEN BESLOTEN het onderhavige Verdrag te sluiten en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen:

[Voor de lidstaten aangewezen gevolmachtigden]

DIE, in het kader van de Raad bijeen, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten,

OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN OVEREENSTEMMING HEBBEN BEREIKT:

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Dit Verdrag wordt toegepast in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht waarvoor deze zaken zich afspelen. Het heeft inzonderheid geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken (3).

Het is niet van toepassing op:

1. de staat en de bevoegdheid van natuurlijke personen, het huwelijksgoederenrecht, testamenten en erfenissen;

2. het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures;

3. de sociale zekerheid;

4. de arbitrage.

TITEL II

BEVOEGDHEID

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 2

Onverminderd de bepalingen van dit Verdrag worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een verdragsluitende staat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die staat.

Voor degenen die niet de nationaliteit bezitten van de staat waar zij woonplaats hebben, gelden de regels van rechterlijke bevoegdheid, die op de eigen onderdanen van die staat van toepassing zijn.

Artikel 3

Degenen die op het grondgebied van een verdragsluitende staat woonplaats hebben, kunnen niet voor de rechter van een andere verdragsluitende staat worden opgeroepen dan krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 6 van deze titel gegeven regels.

Tegen hen kunnen met name niet worden ingeroepen:

- in België: artikel 15 van het Burgerlijk Wetboek (Code civil) en artikel 638 van het Gerechtelijk Wetboek (Code judiciaire);

- in Denemarken: artikel 246, leden 2 en 3, van de Wet op de burgerlijke rechtsvordering (Lov om rettens pleje) (4);

- in de Bondsrepubliek Duitsland: artikel 23 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozeßordnung);

- in Griekenland: artikel 40 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Êþäéêáò ðïëéôéêÞò äéêïíïìßáò);

- in Frankrijk: de artikelen 14 en 15 van het Burgerlijk Wetboek (Code civil);

- in Ierland: de bepalingen inzake de bevoegdheid welke berust op de omstandigheid dat een het geding inleidend stuk wordt betekend of medegedeeld aan de verweerder die tijdelijk in Ierland verblijft;

- in Italië: artikel 2 en artikel 4, punten 1 en 2, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Codice di procedura civile);

- in Luxemburg: de artikelen 14 en 15 van het Burgerlijk Wetboek (Code civil);

- in Nederland: de artikelen 126, lid 3, en 127 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering;

- in Oostenrijk: artikel 99 van de Wet op de rechterlijke bevoegdheid ("Jurisdiktionsnorm");

- in Portugal: de artikelen 65, lid 1, onder c), en lid 2, en 65A, onder c, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Código de Processo Civil) en artikel 11 van het Wetboek van rechtsvordering in Arbeidszaken (Código de Processo do Trabalho);

- in Finland: oikeudenkäymiskaari/rättegångsbalken, hoofdstuk 10, artikel 1, lid 1, tweede, derde en vierde zin;

- in Zweden: hoofdstuk 10, artikel 3, eerste alinea, eerste zin, van het Wetboek van rechtsvordering (rättegångsbalken);

- in het Verenigd Koninkrijk: de bepalingen inzake de bevoegdheid die berust op:

a) de omstandigheid dat een het geding inleidend stuk wordt betekend of medegedeeld aan de verweerder die tijdelijk in het Verenigd Koninkrijk verblijft;

b) de aanwezigheid van goederen die toebehoren aan de verweerder in het Verenigd Koninkrijk, of

c) het beslag door de eiser gelegd op goederen die zich in het Verenigd Koninkrijk bevinden (5).

Artikel 4

Indien de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat, wordt de bevoegdheid in elke verdragsluitende staat geregeld door de wetgeving van die staat, onverminderd de toepassing van het bepaalde in artikel 16.

Tegen deze verweerder kan ieder, ongeacht zijn nationaliteit, die op het grondgebied van een verdragsluitende staat woonplaats heeft, aldaar op dezelfde voet als de eigen onderdanen van die staat de bevoegdheidsregels inroepen die er van kracht zijn, met name de regels bedoeld in artikel 3, tweede alinea.

Afdeling 2

Bijzondere bevoegdheid

Artikel 5

De verweerder die woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat, kan in een andere verdragsluitende staat voor de navolgende gerechten worden opgeroepen:

1. ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd; ten aanzien van individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst is dit de plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht; wanneer de werknemer niet in een zelfde land gewoonlijk zijn arbeid verricht, kan de werkgever tevens worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen (6);

2. ten aanzien van onderhoudsverplichtingen voor het gerecht van de plaats waar de tot onderhoud gerechtigde zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft of, indien het een bijkomende eis is die verbonden is met een vordering betreffende de staat van personen, voor het gerecht dat volgens zijn eigen wet bevoegd is daarvan kennis te nemen, behalve in het geval dat deze bevoegdheid uitsluitend berust op de nationaliteit van een der partijen (7);

3. ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad: voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan;

4. ten aanzien van een op een strafbaar feit genoemde rechtsvordering tot schadevergoeding of tot teruggave: voor het gerecht waarbij de strafvervolging is ingesteld, zulks voorzover volgens de interne wetgeving dit gerecht van de burgerlijke vordering kennis kan nemen;

5. ten aanzien van een geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, van een agentschap of enige andere vestiging: voor het gerecht van de plaats waar zij gelegen zijn;

6. als oprichter, trustee of begunstigde van een trust, die in het leven is geroepen op grond van de wet of bij geschrifte dan wel bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst: voor de gerechten van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan de trust is gevestigd (8);

7. ten aanzien van een geschil betreffende de betaling van de beloning wegens de hulp en berging die aan een lading of vracht ten goede is gekomen: voor het gerecht in het rechtsgebied waarvan op deze lading of de daarop betrekking hebbende vracht:

a) beslag is gelegd tot zekerheid van deze betaling, of

b) daartoe beslag had kunnen worden gelegd, maar borgtocht of andere zekerheid is gesteld;

deze bepaling is slechts van toepassing indien wordt beweerd dat de verweerder een recht heeft op de lading of de vracht, of dat hij daarop een zodanig recht had op het tijdstip van deze hulp of berging (9).

Artikel 6

Deze verweerder kan ook worden opgeroepen:

1. indien er meer dan één verweerder is: voor het gerecht van de woonplaats van een hunner;

2. bij een vordering tot vrijwaring of bij een vordering tot voeging of tussenkomst: voor het gerecht waarvoor de oorspronkelijke vordering aanhangig is, tenzij de vordering slechts is ingesteld om de opgeroepene af te trekken van de rechter die de wet hem toekent;

3. ten aanzien van een tegeneis die voortspruit uit de overeenkomst of uit het rechtsfeit waarop de oorspronkelijke eis is gegrond: voor het gerecht waar deze laatste aanhangig is;

4. ten aanzien van een verbintenis uit overeenkomst, indien de vordering vergezeld kan gaan van een zakelijke vordering betreffende een onroerend goed tegen dezelfde verweerder: voor de gerechten van de verdragsluitende staat waarin het onroerend goed gelegen is (10).

Artikel 6 bis (11)

Wanneer een gerecht van een verdragsluitende staat uit hoofde van dit Verdrag bevoegd is kennis te nemen van vorderingen terzake van aansprakelijkheid voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van een schip, neemt dit gerecht, of elk ander gerecht dat volgens het interne recht van deze staat in zijn plaats treedt, tevens kennis van de vorderingen tot beperking van deze aansprakelijkheid.

Afdeling 3

Bevoegdheid in verzekeringszaken

Artikel 7

De bevoegdheid in verzekeringszaken is in deze afdeling geregeld, onverminderd het bepaalde in artikel 4 en artikel 5, punt 5.

Artikel 8 (12)

De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een verdragsluitende staat kan worden opgeroepen:

1. voor de gerechten van de staat waar hij zijn woonplaats heeft, of

2. in een andere verdragsluitende staat, voor het gerecht van de woonplaats van de verzekeringsnemer, of

3. indien het een medeverzekeraar betreft, voor het gerecht van een verdragsluitende staat waar de vordering tegen de eerste verzekeraar is ingesteld.

Wanneer de verzekeraar geen woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat, maar in een verdragsluitende staat een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging heeft, wordt hij voor de geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht woonplaats te hebben op het grondgebied van die staat.

Artikel 9

De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering of een verzekering welke betrekking heeft op onroerende goederen betreft. Hetzelfde geldt voor het geval dat de verzekering zowel betrekking heeft op onroerende als op roerende goederen welke door een zelfde polis zijn gedekt en door hetzelfde onheil zijn getroffen.

Artikel 10

Terzake van aansprakelijkheidsverzekering kan de verzekeraar eveneens in vrijwaring worden opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, indien de voor dit gerecht geldende wetgeving het toelaat.

De artikelen 7, 8 en 9 zijn van toepassing op de vordering welke door de getroffene rechtstreeks tegen de verzekeraar wordt ingesteld, indien de rechtstreekse vordering mogelijk is.

Indien de wettelijke bepalingen betreffende deze rechtstreekse vordering het in het geding roepen van de verzekeringsnemer of de verzekerde regelen, is hetzelfde gerecht ook te hunnen opzichte bevoegd.

Artikel 11

Onverminderd het bepaalde in artikel 10, derde alinea, kan de vordering van de verzekeraar slechts worden gebracht voor de gerechten van de verdragsluitende staat, op het grondgebied waarvan de verweerder woonplaats heeft, ongeacht of deze laatste verzekeringsnemer, verzekerde of begunstigde is.

De bepalingen van deze afdeling laten het recht om een tegeneis in te stellen bij het gerecht, voor hetwelk met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke eis is gebracht, onverlet.

Artikel 12 (13)

Van de bepalingen van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:

1. gesloten na het ontstaan van het geschil, of

2. die aan de verzekeringsnemer, de verzekerde of de begunstigde de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken, of

3. waarbij een verzekeringsnemer en een verzekeraar, die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde verdragsluitende staat hebben, zelfs als het schadebrengende feit zich in het buitenland heeft voorgedaan, de gerechten van die staat bevoegd verklaren, tenzij de wetgeving van die staat dergelijke overeenkomsten verbiedt, of

4. gesloten door een verzekeringsnemer die zijn woonplaats niet in een verdragsluitende staat heeft, behoudens in geval van verplichte verzekering dan wel in geval van verzekering van een in een verdragsluitende staat gelegen onroerend goed, of

5. die betrekking hebben op een verzekeringsovereenkomst, voorzover daarmee een of meer van de risico's bedoeld in artikel 12 bis worden gedekt.

Artikel 12 bis (14)

De in artikel 12, punt 5, bedoelde risico's zijn de volgende:

1. elke schade

a) aan zeeschepen, vaste installaties in de kustwateren of in volle zee, of luchtvaartuigen, die wordt veroorzaakt door gebeurtenissen in verband met het gebruik daarvan voor handelsdoeleinden,

b) aan andere goederen dan de bagage van passagiers, toegebracht tijdens het vervoer met deze schepen of luchtvaartuigen of tijdens gemengd vervoer waarbij mede met deze schepen of luchtvaartuigen wordt vervoerd;

2. elke aansprakelijkheid, met uitzondering van die voor lichamelijk letsel van passagiers of schade aan hun bagage

a) voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig punt 1, onder a), voorzover terzake overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegde rechter niet zijn verboden bij de wet van de verdragsluitende staat waar de luchtvaartuigen zijn ingeschreven,

b) veroorzaakt door de goederen gedurende vervoer als bedoeld in punt 1, onder b);

3. de geldelijke verliezen in verband met het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig punt 1, onder a), inzonderheid verlies van vracht of verlies van opbrengst van vervrachting;

4. elk risico dat komt bij een van de in punt 1 tot en met punt 3 genoemde risico's.

Afdeling 4 (15)

Bevoegdheid inzake door consumenten gesloten overeenkomsten

Artikel 13

Terzake van overeenkomsten gesloten door een persoon voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, hierna te noemen de consument, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling, onverminderd het bepaalde in artikel 4 en artikel 5, punt 5,

1. wanneer het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken,

2. wanneer het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van koopovereenkomsten van zodanige zaken,

3. voor elke andere overeenkomst die betrekking heeft op de verstrekking van diensten of op de levering van roerende lichamelijke zaken indien

a) de sluiting van de overeenkomst in de staat waar de consument woonplaats heeft, is voorafgegaan door een bijzonder voorstel of reclame en indien

b) de consument in die staat de voor de sluiting van die overeenkomst noodzakelijke handelingen heeft verricht.

Wanneer de wederpartij van de consument geen woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat, maar in een verdragsluitende staat een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging heeft, wordt hij voor de geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht woonplaats te hebben op het grondgebied van die staat.

Deze afdeling is niet van toepassing op de vervoerovereenkomst.

Artikel 14

De rechtsvordering die door een consument wordt ingesteld tegen de wederpartij bij de overeenkomst, kan worden gebracht hetzij voor de gerechten van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan die partij woonplaats heeft, hetzij voor de gerechten van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft.

De rechtsvordering die tegen de consument wordt ingesteld door de andere partij bij de overeenkomst kan slechts worden gebracht voor de gerechten van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft.

Deze bepalingen laten het recht om een tegeneis in te stellen bij het gerecht, waarvoor met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke eis is gebracht, onverlet.

Artikel 15

Van de bepalingen van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:

1. gesloten na het ontstaan van het geschil, of

2. die aan de consument de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken, of

3. waarbij een consument en zijn wederpartij, die op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde verdragsluitende staat hebben, de gerechten van die staat bevoegd verklaren, tenzij de wetgeving van die staat dergelijke overeenkomsten verbiedt.

Afdeling 5

Exclusieve bevoegdheid

Artikel 16

Ongeacht de woonplaats zijn bij uitsluiting bevoegd:

1. a) ten aanzien van zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen: de gerechten van de verdragsluitende staat waar het onroerend goed gelegen is,

b) ten aanzien evenwel van huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen voor tijdelijk particulier gebruik voor ten hoogste zes opeenvolgende maanden: eveneens de gerechten van de verdragsluitende staat waar de verweerder woonplaats heeft, mits de eigenaar en de huurder of pachter natuurlijke personen zijn en zij woonplaats in dezelfde verdragsluitende staat hebben (16);

2. ten aanzien van de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen met plaats van vestiging in een verdragsluitende staat, dan wel ten aanzien van de besluiten van hun organen: de gerechten van die staat;

3. ten aanzien van de geldigheid van inschrijvingen in openbare registers: de gerechten van de verdragsluitende staat, waar deze registers worden gehouden;

4. ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid, en andere soortgelijke rechten welke aanleiding geven tot deponering of registratie: de gerechten van de verdragsluitende staat, op het grondgebied waarvan de deponering of registratie is verzocht, heeft plaatsgehad of geacht wordt te hebben plaatsgehad in de zin van een internationale overeenkomst;

5. ten aanzien van de tenuitvoerlegging van beslissingen: de gerechten van de verdragsluitende staat van de plaats van tenuitvoerlegging.

Afdeling 6

Door partijen aangewezen bevoegde rechter

Artikel 17 (17)

Wanneer de partijen, van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat, een gerecht of de gerechten van een verdragsluitende staat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die staat bij uitsluiting bevoegd. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter dient te worden gesloten:

a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst, hetzij bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;

c) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;

c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.

Wanneer een dergelijke overeenkomst wordt gesloten door partijen die geen van allen woonplaats op het grondgebied van een verdragsluitende staat hebben, kunnen de gerechten van de andere verdragsluitende staten van het geschil geen kennis nemen, zolang het aangewezen gerecht of de aangewezen gerechten zich niet onbevoegd hebben verklaard.

Het gerecht of de gerechten van een verdragsluitende staat waaraan in de oprichtingsakte van een trust bevoegdheid is toegekend, is of zijn bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van een vordering tegen een oprichter, een trustee of een begunstigde van een trust, als het gaat om de betrekkingen tussen deze personen of om hun rechten of verplichtingen in het kader van de trust.

Overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegde rechter en soortgelijke bedingen in akten tot oprichting van een trust hebben geen rechtsgevolg indien zij strijdig zijn met de bepalingen van de artikelen 12 en 15, of indien de gerechten, op welker bevoegdheid inbreuk wordt gemaakt, krachtens artikel 16 bij uitsluiting bevoegd zijn.

Indien een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter slechts is gemaakt ten behoeve van een der partijen, behoudt deze het recht zich te wenden tot elk ander gerecht dat op grond van dit Verdrag bevoegd is.

Ten aanzien van geschillen inzake individuele arbeidsovereenkomsten heeft de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter alleen gevolg indien deze laatste overeenkomst is gesloten na het ontstaan van het geschil of indien de werknemer zich daarop beroept om andere gerechten aan te zoeken dan dat van de woonplaats van de verweerder of het in artikel 5, punt 1, bedoelde gerecht.

Artikel 18

Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van dit Verdrag, is de rechter van een verdragsluitende staat, voor wie de verweerder verschijnt bevoegd. Dit voorschrift is niet van toepassing indien de verschijning uitsluitend ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten, of indien er een ander gerecht bestaat dat krachtens artikel 16 bij uitsluiting bevoegd is.

Afdeling 7

Toetsing van de bevoegdheid en de ontvankelijkheid

Artikel 19

De rechter van een verdragsluitende staat bij wie een geschil aanhangig is gemaakt met als inzet een vordering waarvoor krachtens artikel 16 een gerecht van een andere verdragsluitende staat bij uitsluiting bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.

Artikel 20

Wanneer de verweerder met woonplaats op het grondgebied van een verdragsluitende staat voor een andere verdragsluitende staat wordt opgeroepen en niet verschijnt, verklaart de rechter zich ambtshalve onbevoegd indien zijn bevoegdheid niet berust op de bepalingen van dit Verdrag.

De rechter is verplicht zijn uitspraak aan te houden zolang niet vaststaat dat de verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan (18).

Het bepaalde in de voorgaande alinea wordt vervangen door de bepalingen van artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken, indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt, overeenkomstig het bepaalde in dat Verdrag moest geschieden.

Afdeling 8

Aanhangigheid en samenhang

Artikel 21 (19)

Wanneer voor gerechten van verschillende verdragsluitende staten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.

Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.

Artikel 22

Wanneer samenhangende vorderingen bij gerechten van verschillende verdragsluitende staten zijn aangebracht en in eerste aanleg aanhangig zijn, kan het gerecht bij hetwelk de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak aanhouden.

Dit gerecht kan, op verzoek van een der partijen, ook tot verwijzing overgaan mits zijn wetgeving de voeging van samenhangende zaken toestaat en het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht bevoegd is van de beide vorderingen kennis te nemen.

Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zodanig nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare uitspraken worden gegeven.

Artikel 23

Wanneer ten aanzien van de vorderingen meer dan één gerecht bij uitsluiting bevoegd is, worden partijen verwezen naar het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt.

Afdeling 9

Voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht

Artikel 24

In de wetgeving van een verdragsluitende staat voorziene voorlopige of bewarende maatregelen kunnen bij de rechterlijke autoriteiten van die staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere verdragsluitende staat krachtens dit Verdrag bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.

TITEL III

ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING

Artikel 25

Onder beslissing in de zin van dit Verdrag wordt verstaan, elke door een gerecht van een verdragsluitende staat gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, zoals arrest, vonnis, beschikking of rechterlijk dwangbevel, alsmede de vaststelling door de griffier van het bedrag der proceskosten.

Afdeling 1

Erkenning

Artikel 26

De in een verdragsluitende staat gegeven beslissingen worden in de overige verdragsluitende staten erkend zonder vorm van proces.

Indien tegen de erkenning van een beslissing bezwaar wordt gemaakt, kan iedere partij die er belang bij heeft ten principale te zien vastgesteld, dat de beslissing erkend dient te worden, gebruik maken van de procedure, geregeld in de afdelingen 2 en 3 van deze titel.

Wordt ten overstaan van een gerecht van een verdragsluitende staat de erkenning bij wege van tussenvordering gevraagd, dan is dit gerecht bevoegd om van de vordering kennis te nemen.

Artikel 27

Beslissingen worden niet erkend:

1. indien de erkenning strijdig is met de openbare orde van de aangezochte staat;

2. indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend of is medegedeeld (20);

3. indien de beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte staat gegeven beslissing;

4. indien de rechter van de staat van herkomst, om tot zijn beslissing te komen, zich heeft uitgesproken over een vraag betreffende de staat of de bevoegdheid van natuurlijke personen, het huwelijksgoederenrecht, testamenten en erfenissen en daarbij een regel van internationaal privaatrecht van de aangezochte staat heeft geschonden, tenzij de beslissing tot hetzelfde resultaat voert als wanneer de regels van internationaal privaatrecht van de aangezochte staat zouden zijn toegepast;

5. indien de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een niet bij het Verdrag partij zijnde staat tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits deze laatste beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte staat (21).

Artikel 28

De beslissingen worden eveneens niet erkend, indien de bepalingen van de afdelingen 3, 4 en 5 van titel II zijn geschonden, alsook indien het in artikel 59 bedoelde geval zich voordoet.

Bij de toetsing of de in de vorige alinea genoemde bevoegdheidsregels niet zijn geschonden, is de aangezochte autoriteit gebonden aan de feitelijke overwegingen op grond waarvan het gerecht van de staat van herkomst zijn bevoegdheid heeft aangenomen.

Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea, mag de bevoegdheid van de gerechten van de staat van herkomst niet worden getoetst; de bevoegdheidsregels betreffen niet de openbare orde als bedoeld in artikel 27, punt 1.

Artikel 29

In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing.

Artikel 30

De rechterlijke autoriteit van een verdragsluitende staat, bij wie de erkenning van een in een andere verdragsluitende staat gegeven beslissing wordt ingeroepen, kan zijn uitspraak aanhouden, indien tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is aangewend.

De rechterlijke autoriteit van een verdragsluitende staat, bij wie de erkenning wordt ingeroepen van een in Ierland of het Verenigd Koninkrijk gegeven beslissing, waarvan de tenuitvoerlegging door een daartegen aangewend rechtsmiddel in de staat van herkomst is geschorst, kan haar uitspraak aanhouden (22).

Afdeling 2

Tenuitvoerlegging

Artikel 31

De beslissingen die in een verdragsluitende staat gegeven zijn en daar uitvoerbaar zijn, kunnen in een andere verdragsluitende staat ten uitvoer worden gelegd, nadat zij aldaar, ten verzoeke van iedere belanghebbende partij, uitvoerbaar zijn verklaard (23).

In het Verenigd Koninkrijk worden deze beslissingen in Engeland en Wales, in Schotland of in Noord-Ierland echter eerst ten uitvoer gelegd na op verzoek van iedere belanghebbende partij in het betrokken deel van het Verenigd Koninkrijk voor tenuitvoerlegging te zijn geregistreerd (24).

Artikel 32

Het verzoek wordt gericht:

- in België, tot de rechtbank van eerste aanleg of het "tribunal de première instance";

- in Denemarken, tot de "byret" (25);

- in de Bondsrepubliek Duitsland, tot de president van een kamer van het "Landgericht";

- in Griekenland, tot de "ÌïíïìåëÝò Ðñùôïäéêåßï";

- in Spanje, tot de "Juzgado de Primera Instancia";

- in Frankrijk, tot de president van het "tribunal de grande instance";

- in Ierland, tot het "High Court";

- in Italië, tot het "corte d'appello";

- in Luxemburg, tot de president van het "tribunal d'arrondissement";

- in Nederland, tot de president van de arrondissementsrechtbank;

- in Oostenrijk, voor het "Bezirksgericht";

- in Portugal, tot het "Tribunal Judicial de Circulo";

- in Finland, tot het "käräjäoikeus/tingsrätt";

- in Zweden, tot de "Svea hovrätt";

- in het Verenigd Koninkrijk:

1. in Engeland en Wales, tot het "High court of Justice" of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Secretary of State, tot het "Magistrates' Court";

2. In Schotland, tot het "Court of Session" of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Secretary of State, tot het "Sheriff Court";

3. In Noord-Ierland, tot het "High Court of Justice" of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Secretary of State, tot het "Magistrates' Court" (26).

Het relatief bevoegde gerecht is dat van de woonplaats van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd. Indien deze partij geen woonplaats heeft in de aangezochte staat, wordt de bevoegdheid bepaald door de plaats van tenuitvoerlegging.

Artikel 33

De vereisten waaraan het verzoek moet voldoen, worden vastgesteld door de wet van de aangezochte staat.

De verzoeker moet, binnen het rechtsgebied van het gerecht dat van het verzoek kennis neemt, woonplaats kiezen. Kent echter de wetgeving van de aangezochte staat geen woonplaatskeuze, dan kan de verzoeker een procesgemachtigde aanwijzen.

Bij het verzoek worden gevoegd de in de artikelen 46 en 47 genoemde documenten.

Artikel 34

Het gerecht, tot hetwelk het verzoek is gericht, doet onverwijld uitspraak; de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord.

Het verzoek kan slechts om een van de in de artikelen 27 en 28 genoemde redenen worden afgewezen.

In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing.

Artikel 35

De op het verzoek gegeven beslissing wordt door bemiddeling van de griffier onverwijld ter kennis van de verzoeker gebracht op de wijze als is bepaald in de wetgeving van de aangezochte staat.

Artikel 36

Indien de tenuitvoerlegging wordt toegestaan kan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd binnen één maand na de betekening van de beslissing daartegen verzet doen.

Indien deze partij woonplaats heeft in een andere verdragsluitende staat dan die waar de beslissing houdende verlof tot tenuitvoerlegging is gegeven, beloopt de termijn twee maanden en vangt aan op de dag dat de beslissing aan de partij in persoon of aan haar woonplaats is betekend. Deze termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd.

Artikel 37 (27)

Het verzet wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak gebracht:

- in België, voor de rechtbank van eerste aanleg of "tribunal de première instance";

- in Denemarken, voor de "landsret";

- in de Bondsrepubliek Duitsland, voor het "Oberlandesgericht";

- in Griekenland, voor de "Åöåôåßï";

- in Spanje, voor de "Audiencia Provincial";

- in Frankrijk, voor het: "cour d'appel";

- in Ierland, voor het "High Court";

- in Italië, voor het "corte d'appello";

- in Luxemburg, voor het "Cour supérieure de Justice siégeant en matière d'appel civil";

- in Oostenrijk, voor het "Bezirksgericht";

- in Nederland, voor de arrondissementsrechtbank;

- in Finland, voor het "hovioikeus/hovrätt";

- in Zweden, tot de "Svea hovrätt";

- in Portugal, voor het "Tribunal da Relação";

- in het Verenigd Koninkrijk:

1. in Engeland en Wales, voor het "High Court of Justice" of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, voor het "Magistrates' Court";

2. in Schotland voor het "Court of Session" of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, voor het "Sheriff Court";

3. in Noord-Ierland, voor het "High Court of Justice" of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, voor het "Magistrates' Court".

Tegen de op het verzet gegeven beslissing kan:

- in België, Griekenland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en Spanje slechts een beroep in cassatie worden ingesteld;

- in Denemarken slechts, met machtiging van de minister van Justitie, een beroep bij de "højesteret" worden ingesteld;

- in de Bondsrepubliek Duitsland slechts het middel van "Rechtsbeschwerde" worden aangewend;

- in Oostenrijk voor een "Rekursverfahren" het middel van "Revisionsrekurs" en voor een "Widerspruchsverfahren" het middel van de "Berufung", met mogelijkheid tot "Revision" worden aangewend;

- in Ierland slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag bij het "Supreme Court" worden aangewend;

- in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep inzake een rechtsvraag worden ingesteld;

- in Finland een beroep worden ingesteld bij het "korkein oikeus/högsta domstolen";

- in Zweden, via een beroep bij het "Högsta domstolen";

- in het Verenigd Koninkrijk slechts in één hogere instantie het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend.

Artikel 38

Het gerecht dat over het verzet oordeelt kan op verzoek van de partij die het verzet heeft gedaan, zijn uitspraak aanhouden indien tegen de in den vreemde gegeven beslissing in de staat van herkomst een gewoon rechtsmiddel is aangewend of indien de termijn daarvoor nog niet is verstreken; in dit laatste geval kan het gerecht een termijn stellen binnen welke het rechtsmiddel moet worden aangewend.

Indien de beslissing in Ierland of het Verenigd Koninkrijk is gegeven, wordt elk rechtsmiddel dat in de staat van herkomst kan worden ingesteld, voor de toepassing van de eerste alinea beschouwd als een gewoon rechtsmiddel (28).

Dit gerecht kan het verlof tot tenuitvoerlegging ook geven op voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld; de zekerheid wordt door het gerecht omschreven.

Artikel 39

Gedurende de termijn van verzet, bedoeld in artikel 36, en tot het tijdstip dat daarvoor uitspraak is gedaan, kunnen slechts bewarende maatregelen worden genomen ten aanzien van de goederen van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd.

De beslissing waarbij de tenuitvoerlegging wordt toegestaan houdt tevens het verlof in deze maatregelen te treffen.

Artikel 40

Indien zijn verzoek is afgewezen kan de verzoeker daartegen beroep instellen:

- in België, bij het hof van beroep of "cour d'appel";

- in Denemarken, bij de "landsret";

- in de Bondsrepubliek Duitsland bij het "Oberlandesgericht";

- Griekenland, bij de "Åöåôåßï";

- in Spanje, voor de "Audiencia Provincial";

- in Frankrijk, bij het "cour d'appel";

- in Ierland, bij het "High Court";

- in Italië, bij het "corte d'appello";

- in Luxemburg, bij het "Cour supérieure de Justice siégeant en matière d'appel civil";

- in Oostenrijk, bij het "Bezirksgericht";

- in Nederland, bij het gerechtshof;

- in Portugal, voor het "Tribunal da Relação";

- in Finland, bij het "hovioikeus/hovrätt";

- in Zweden, tot de "Svea hovrätt";

- in het Verenigd Koninkrijk:

1. in Engeland en Wales, bij het "High Court of Justice" of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, bij het "Magistrates' Court";

2. in Schotland, bij het "Court of Session" of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, bij het "Sheriff Court";

3. in Noord-Ierland, bij het "High Court of Justice" of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, bij het "Magistrates' Court" (29).

De partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd, wordt opgeroepen te verschijnen voor het gerecht bij hetwelk het beroep is ingesteld. In geval van verstek zijn de bepalingen van artikel 20, tweede en derde alinea, van toepassing, ook wanneer deze partij geen woonplaats heeft op het grondgebied van een der verdragsluitende staten.

Artikel 41 (30)

Tegen de beslissing waarbij over het beroep, bedoeld in artikel 40, uitspraak wordt gedaan, kan:

- in België, Griekenland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en Spanje slechts een beroep in cassatie worden ingesteld;

- in Denemarken slechts, met machtiging van de minister van Justitie, een beroep bij het "højesteret" worden ingesteld;

- in de Bondsrepubliek Duitsland slechts het middel van "Rechtsbeschwerde" worden aangewend;

- in Ierland slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag bij het "Supreme Court" worden aangewend;

- in Oostenrijk, het middel van de "Revisionsrekurs" worden aangewend;

- in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep inzake een rechtsvraag worden ingesteld;

- in Finland, een beroep worden ingesteld bij het "korkein oikeus/högsta domstolen";

- in Zweden, via een beroep bij het "Högsta domstolen";

- in het Verenigd Koninkrijk slechts in één hogere instantie het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend.

Artikel 42

Wanneer in de in den vreemde gegeven beslissing uitspraak is gedaan over meer dan één punt van de eis, en de tenuitvoerlegging niet voor het geheel kan worden toegestaan, staat de rechterlijke autoriteit de tenuitvoerlegging toe voor één of meer onderdelen daarvan.

De verzoeker kan vorderen dat het verlof tot tenuitvoerlegging een gedeelte van de uitspraak betreft.

Artikel 43

In den vreemde gegeven beslissingen die een veroordeling tot een dwangsom inhouden, kunnen in de aangezochte staat slechts ten uitvoer worden gelegd indien het bedrag ervan door de gerechten van de staat van herkomst definitief is bepaald.

Artikel 44 (31)

De verzoeker die in de staat waar de beslissing is gegeven, in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedure, vermeld in de artikelen 32 tot en met 35, in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling voorzien in het recht van de aangezochte staat.

De verzoeker die tenuitvoerlegging van een in Denemarken door een administratieve autoriteit gegeven beslissing inzake onderhoudsverplichtingen vraagt, kan in de aangezochte staat een beroep doen op het in de eerste alinea bedoelde voorrecht, indien hij een door het Deense Ministerie van Justitie afgegeven verklaring overlegt ten bewijze van het feit dat hij voldoet aan de economische voorwaarden om hem geheel of gedeeltelijk voor kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven in aanmerking te doen komen.

Artikel 45

Aan de partij, die een verdragsluitende staat de tenuitvoerlegging vraagt van een in een andere verdragsluitende staat gegeven beslissing, kan geen enkele zekerheid of depot, onder welke benaming ook, worden opgelegd wegens de hoedanigheid van vreemdeling dan wel wegens het ontbreken van een woonplaats of verblijfplaats in eerstgenoemde staat.

Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 46

De partij die de erkenning inroept of de tenuitvoerlegging verzoekt van een beslissing moet overleggen:

1. een expeditie ervan die voldoet aan de voorwaarden nodig voor haar echtheid;

2. indien de beslissing bij verstek gewezen is, het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het document waaruit blijkt dat het stuk dat het geding heeft ingeleid, of een gelijkwaardig stuk aan de niet verschenen partij is betekend of is medegedeeld (32).

Artikel 47

De partij die de tenuitvoerlegging verzoekt moet bovendien overleggen:

1. enig document waaruit kan worden vastgesteld dat de beslissing volgens de wet van de staat van herkomst uitvoerbaar is en betekend is geworden;

2. voorzover nodig, een document waaruit blijkt dat de verzoeker in de staat van herkomst vergunning heeft verkregen om kosteloos of tegen verminderd tarief te procederen.

Artikel 48

Bij gebreke van overlegging van de in de artikelen 46, punt 2, en 47, punt 2, bedoelde documenten kan de rechterlijke autoriteit voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien zij zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.

Indien de rechterlijke autoriteit zulks verlangt, wordt van de documenten een vertaling overgelegd; de vertaling wordt gewaarmerkt door degene die in een van de verdragsluitende staten daartoe gemachtigd is.

Artikel 49

Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist met betrekking tot de documenten genoemd in de artikelen 46 en 47, en in artikel 48, tweede alinea, alsook, in voorkomend geval, met betrekking tot de procesvolmacht.

TITEL IV

AUTHENTIEKE AKTEN EN GERECHTELIJKE SCHIKKINGEN

Artikel 50

Authentieke akten, verleden en uitvoerbaar in een verdragsluitende staat, worden op verzoek, overeenkomstig de in artikel 31 en volgende bedoelde procedure, in een andere verdragsluitende staat uitvoerbaar verklaard. Het verzoek kan alleen worden afgewezen indien de tenuitvoerlegging van de authentieke akte strijdig is met de openbare orde van de aangezochte staat (33).

De overgelegde akte moet voldoen aan de voorwaarden, nodig voor haar echtheid in de staat van herkomst.

De bepalingen van afdeling 3 van titel III zijn, voorzover nodig, van toepassing.

Artikel 51

Gerechtelijke schikkingen, welke in de loop van een geding tot stand zijn gekomen en die uitvoerbaar zijn in de staat van herkomst, zijn op dezelfde voet als authentieke akten uitvoerbaar in de aangezochte staat.

TITEL V

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 52

Om vast te stellen of een partij woonplaats heeft op het grondgebied van de verdragsluitende staat, bij een van welks gerechten een zaak aanhangig is, past de rechter zijn interne wet toe.

Indien een partij geen woonplaats heeft in de staat, bij een van welks gerechten een zaak aanhangig is, past de rechter ter vaststelling of zij een woonplaats heeft in een andere verdragsluitende staat, de wet van die staat toe.

. . . (34).

Artikel 53

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt de plaats van vestiging van vennootschappen en rechtspersonen gelijkgesteld met de woonplaats. Om deze plaats van vestiging vast te stellen, past de rechter evenwel de regels van het voor hem geldende internationaal privaatrecht toe.

Om vast te stellen of een trust is gevestigd in de verdragsluitende staat bij welks gerechten de zaak aanhangig is gemaakt, past het gerecht de regels van het voor hem geldende internationaal privaatrecht toe (35).

TITEL VI

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 54 (36)

De bepalingen van dit Verdrag zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van het Verdrag in de staat van herkomst en, indien om de erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of authentieke akte wordt verzocht, na de inwerkingtreding in de aangezochte staat.

Evenwel worden beslissingen, gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit Verdrag in de betrekkingen tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat naar aanleiding van vóór deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III, indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met de regels voorzien in titel II, of neergelegd in een Verdrag dat tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat van kracht was toen de vordering werd ingesteld (37).

Indien de partijen in een geschil over een overeenkomst vóór 1 juni 1988 wat Ierland betreft of vóór 1 januari 1987 wat het Verenigd Koninkrijk betreft schriftelijk waren overeengekomen op deze overeenkomst het Ierse recht of het recht van een deel van het Verenigd Koninkrijk toe te passen, blijven de gerechten van Ierland of van dit deel van het Verenigd Koninkrijk bevoegd om van dit geschil kennis te nemen (38).

Artikel 54 bis (39)

Gedurende drie jaar, te rekenen vanaf 1 november 1986 voor Denemarken en vanaf 1 juni 1988 voor Ierland, wordt in elk van deze staten de bevoegdheid in zaken van zeerecht niet alleen bepaald overeenkomstig titel II, maar ook overeenkomstig de bepalingen onder de punten 1 tot en met 6 hierna. Deze bepalingen zijn in elk van deze staten evenwel niet langer van toepassing zodra het op 10 mei 1952 te Brussel ondertekende Internationale Verdrag tot eenmaking van enkele bepalingen inzake conservatoir beslag op zeeschepen voor die staat in werking is getreden.

1. Degene die zijn woonplaats heeft in een verdragsluitende staat, kan in de volgende gevallen voor de gerechten van een van de hierboven genoemde staten worden gedaagd terzake van een zeerechtelijke vordering, wanneer op het schip waarop de vordering betrekking heeft of op enig ander schip waarvan hij eigenaar is, op het grondgebied van laatstgenoemde staat gerechtelijk beslag is gelegd als zekerheid voor de vordering, of wanneer aldaar beslag had kunnen worden gelegd, maar er borgtocht dan wel enige andere zekerheid is gesteld:

a) indien de eiser zijn woonplaats in die staat heeft;

b) indien de vordering in die staat is ontstaan;

c) indien de vordering is ontstaan op een reis tijdens welke het beslag is gelegd of had kunnen worden gelegd;

d) indien de vordering voortspruit uit een aanvaring of schade die, hetzij door het uitvoeren of nalaten van een manoeuvre, hetzij door niet-naleving der reglementen, een schip heeft toegebracht aan een ander schip dan wel aan de zich aan boord van een van deze schepen bevindende zaken of personen;

e) indien de vordering is ontstaan uit hulp of berging;

f) indien de vordering betrekking heeft op een hypotheek of een andere vorm van zekerheid betreffende het schip waarop beslag is gelegd.

2. Beslag kan worden gelegd op elk schip waarop de zeerechtelijke vordering betrekking heeft of op elk ander schip dat toebehoort aan degene die op het tijdstip van het ontstaan van de vordering eigenaar was van het schip waarop deze vordering betrekking heeft. Terzake van de in punt 5, onder o), p), of q), bedoelde vorderingen kan evenwel alleen beslag worden gelegd op het schip waarop de vordering betrekking heeft.

3. Schepen worden geacht dezelfde eigenaar te hebben wanneer alle aandelen in handen zijn van dezelfde persoon of personen.

4. In geval van bevrachting waarbij de zeggenschap over het schip is overgedragen, kan, wanneer alleen de bevrachter aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering terzake van het schip, op dit schip of op enig ander schip van deze bevrachter beslag worden gelegd, doch kan terzake van deze vordering geen beslag worden gelegd op enig ander schip van de eigenaar. Dit geldt ook in alle gevallen waarin een ander dan de eigenaar aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering terzake van het schip.

5. Onder "zeerechtelijke vordering" wordt verstaan een vordering voortvloeiend uit:

a) schade veroorzaakt door een schip door aanvaring of anderszins;

b) dood of persoonlijk letsel veroorzaakt door een schip of voortspruitend uit de exploitatie van een schip:

c) hulp en berging;

d) overeenkomsten betreffende het gebruik of de huur van een schip bij wijze van bevrachting of anderszins;

e) overeenkomsten betreffende goederenvervoer per schip bij wijze van bevrachting, cognossement of anderszins;

f) verlies van of schade aan goederen, met inbegrip van de bagage, vervoerd per schip;

g) avarij-grosse;

h) bodemerij;

i) slepen;

j) loodsen;

k) aan een schip geleverde goederen of materiaal ten behoeve van de exploitatie of het onderhoud van het schip, ongeacht de plaats van de levering;

l) bouw, herstelling of uitrusting van een schip, of havengelden;

m) de lonen van kapitein, officieren of bemanning;

n) uitgaven van de kapitein, met inbegrip van uitgaven gedaan door verschepers, bevrachters, of agenten voor rekening van het schip of zijn eigenaar;

o) geschillen over de eigendom van een schip;

p) geschillen tussen mede-eigenaars van een schip over eigendom, bezit, exploitatie of opbrengsten van dat schip;

q) elke hypotheek of andere vorm van zekerheid betreffende een schip.

6. In Denemarken dekt de uitdrukking "beslag", wat de in punt 5, onder o) en p), bedoelde zeerechtelijke vorderingen betreft, ook de "forbud", voorzover ingevolge de artikelen 646 tot en met 653 van de Wet op de burgerlijke rechtsvordering ("lov om rettens pleje") alleen deze procedure terzake is toegelaten.

TITEL VII

VERHOUDING TOT ANDERE VERDRAGEN

Artikel 55

Onverminderd de bepalingen van de artikelen 54, tweede alinea, en 56 vervangt dit Verdrag tussen de staten die daarbij partij zijn, de tussen twee of meer van deze staten gesloten verdragen en overeenkomsten, te weten:

- de Overeenkomst tussen België en Frankrijk betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Parijs op 8 juli 1899;

- het Verdrag tussen Nederland en België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Brussel op 28 maart 1925;

- het Verdrag tussen Frankrijk en Italië betreffende de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 3 juni 1930;

- het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol, ondertekend te Parijs op 18 januari 1934 (40);

- het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en België betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol, ondertekend te Brussel op 2 mei 1934 (40);

- het Verdrag tussen Duitsland en Italië betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 9 maart 1936;

- de Overeenkomst tussen België en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten betreffende onderhoudsverplichtingen, gesloten te Wenen op 25 oktober 1957 (41);

- de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de erkenning en de wederzijdse tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, scheidsrechterlijke uitspraken en authentieke akten in burgerlijke zaken of handelszaken, gesloten te Bonn op 30 juni 1958;

- het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 17 april 1959;

- het Verdrag tussen Duitsland en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen op 6 juni 1959 (42);

- de Overeenkomst tussen België en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, scheidsrechterlijke uitspraken en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen op 16 juni 1959 (42);

- het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Bonn op 14 juli 1960 (43);

- het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen op 14 juli 1961, en het Protocol tot wijziging van dit Verdrag, gesloten te Londen op 6 maart 1970 (42);

- het Verdrag tussen het Koninkrijk Griekenland en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Athene op 4 november 1961 (44);

- de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Italiaanse Republiek betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere uitvoerbare titels in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 6 april 1962;

- het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke en handelszaken, gesloten te 's-Gravenhage op 30 augustus 1962;

- de Overeenkomst tussen Nederland en Oostenrijk over de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Den Haag op 6 februari 1963 (42);

- de Overeenkomst tussen Frankrijk en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten in burgerlijke en strafzaken, gesloten te Wenen op 15 juli 1966 (45);

- het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en de Italiaanse Republiek betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Rome op 7 februari 1964, met Protocol van wijziging, ondertekend te Rome op 14 juli 1970 (46);

- het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te s'-Gravenhage op 17 november 1967 (46);

- het Verdrag tussen Spanje en Frankrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en scheidsrechterlijke uitspraken in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Parijs op 28 mei 1969 (47);

- de Overeenkomst tussen Luxemburg en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Luxemburg op 29 juli 1971 (45);

- de Overeenkomst tussen Italië en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, van gerechtelijke schikkingen en notariële akten, gesloten te Rome op 16 november 1971 (45);

- het Verdrag tussen Spanje en Italië betreffende de rechtsbijstand en erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken ondertekend te Madrid op 22 mei 1973 (47);

- het Verdrag tussen Finland, IJsland, Noorwegen, Zweden en Denemarken betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende vorderingen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Kopenhagen op 11 oktober 1977 (45);

- de Overeenkomst tussen Oostenrijk en Zweden betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, gesloten te Stockholm op 16 september 1982 (45);

- het Verdrag tussen Spanje en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, rechterlijke schikkingen en executoriale authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Bonn op 14 november 1983 (47);

- de Overeenkomst tussen Oostenrijk en Spanje betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en uitvoerbare authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen, op 17 februari 1984 (45);

- de Overeenkomst tussen Finland en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, gesloten te Wenen op 17 november 1986 (45);

en voorzover het van kracht is:

- het Verdrag tussen België, Nederland en Luxemburg betreffende de rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Brussel op 24 november 1961.

Artikel 56

De in artikel 55 vermelde verdragen en overeenkomsten blijven van kracht ten aanzien van onderwerpen waarop dit Verdrag niet van toepassing is.

Zij blijven voorts van kracht met betrekking tot vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag gegeven beslissingen en verleden akten.

Artikel 57

1. Dit Verdrag laat onverlet de verdragen waarbij de verdragsluitende staten partij zijn of zullen zijn en die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen (48).

2. Teneinde de eenvormige uitlegging van lid 1 te waarborgen wordt dit lid als volgt toegepast:

a) Dit Verdrag staat er niet aan in de weg dat een gerecht van een verdragsluitende staat die partij is bij een verdrag over een bijzonder onderwerp, overeenkomstig dat verdrag kennis neemt van een zaak, ook indien de verweerder zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat die geen partij is bij dat verdrag. Het gerecht past in ieder geval artikel 20 van dit Verdrag toe.

b) Beslissingen die een gerecht van een verdragsluitende staat heeft gegeven uit hoofde van rechterlijke bevoegdheid die ontleend wordt aan een verdrag over een bijzonder onderwerp, worden in de andere verdragsluitende staten overeenkomstig het onderhavige Verdrag erkend en ten uitvoer gelegd.

Indien een verdrag over een bijzonder onderwerp, waarbij zowel de staat van herkomst als de aangezochte staat partij is, voorwaarden vaststelt voor de erkenning of tenuitvoerlegging van beslissingen, vinden die voorwaarden toepassing. In elk geval kunnen de bepalingen van het onderhavige verdrag betreffende de procedures voor erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, worden toegepast (49).

3. Dit Verdrag laat onverlet de toepassing van de bepalingen die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning of de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen en die opgenomen zijn of zullen worden in de besluiten van de Instellingen van de Europese Gemeenschappen of in de nationale wetgevingen die ter uitvoering van deze besluiten geharmoniseerd zijn (50).

Artikel 58 (51)

Totdat het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Lugano op 16 september 1988, rechtsgevolgen zal hebben voor Frankrijk en de Zwitserse Bondsstaat, laten de bepalingen van dit Verdrag de rechten onverlet welke aan Zwitserse onderdanen zijn toegekend bij het verdrag tussen Frankrijk en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Parijs op 15 juni 1869.

Artikel 59

Dit Verdrag belet niet, dat een verdragsluitende staat zich tegenover een derde staat, bij een verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, verbindt om een beslissing niet te erkennen, welke, met name in een andere verdragsluitende staat, gegeven is tegen een verweerder, die zijn woonplaats of zijn gewone verblijf had in het gebied van de derde staat, indien in een door artikel 4 voorzien geval de beslissing slechts gegrond kon worden op een bevoegdheid als bedoeld in artikel 3, tweede alinea.

Een verdragsluitende staat kan zich echter niet jegens een derde staat verbinden om een beslissing niet te erkennen, die in een andere verdragsluitende staat is gegeven door een gerecht dat zijn bevoegdheid grondt op de aanwezigheid in laatstgenoemde staat van goederen die aan de verweerder toebehoren, of op het beslag dat door de eiser is gelegd op daar aanwezige goederen:

1. indien de vordering betrekking heeft op eigendom of bezit van die goederen, strekt tot verkrijging van machtiging daarover te beschikken, dan wel verband houdt met een ander geschil omtrent deze goederen, of

2. indien de goederen de zekerheid vormen voor een schuld die het onderwerp is van de vordering (52).

TITEL VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 60

. . . (53).

Artikel 61 (54)

Dit Verdrag wordt door de ondertekenende staten bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 62 (55)

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op het nederleggen van de akte van bekrachtiging door de ondertekenende staat, die als laatste deze handeling verricht.

Artikel 63

De verdragsluitende staten erkennen dat elke staat die lid wordt van de Europese Economische Gemeenschap, verplicht zal zijn te aanvaarden dat het onderhavige Verdrag de grondslag zal vormen bij de onderhandelingen welke noodzakelijk zijn om, in de betrekkingen tussen de verdragsluitende staten en die staat, de uitvoering van artikel 220, laatste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap te verzekeren.

Omtrent de noodzakelijke aanpassingen zal een bijzonder verdrag tussen de verdragsluitende staten enerzijds en die staat anderzijds kunnen worden gesloten.

Artikel 64 (56)

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen stelt de ondertekenende staten in kennis van:

a) het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging;

b) de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag;

c) . . . (57).

d) de ingevolge artikel IV van het Protocol ontvangen verklaringen;

e) de ingevolge artikel VI van het Protocol gedane mededelingen.

Artikel 65

Het met instemming van alle verdragsluitende staten aan dit Verdrag toegevoegde Protocol maakt een wezenlijk onderdeel van het Verdrag uit.

Artikel 66

Dit Verdrag wordt voor onbeperkte tijd gesloten.

Artikel 67

Iedere verdragsluitende staat kan verzoeken om herziening van dit Verdrag. In dat geval roept de voorzitter van de Raad van de Europese Gemeenschappen een conferentie voor de herziening bijeen.

Artikel 68 (58)

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, welke vier teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat (59).

Ten blijke waarvan de onderscheiden gevolmachtigden hun handtekening onder dit Verdrag hebben gesteld.

[Handtekeningen van de aangewezen gevolmachtigden] (60)

PROTOCOL (61)

De hoge verdragsluitende partijen hebben over de volgende bepalingen, die als bijlage aan het Verdrag worden toegevoegd, overeenstemming bereikt:

Artikel I

Ieder die in Luxemburg woonplaats heeft en met toepassing van artikel 5, punt 1, voor een gerecht van een andere verdragsluitende staat is opgeroepen, kan de bevoegdheid van dit gerecht afwijzen. Dit gerecht verklaart zich ambtshalve onbevoegd indien de verweerder niet verschijnt.

Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in de zin van artikel 17 heeft, ten opzichte van een persoon die in Luxemburg woonplaats heeft, slechts rechtsgevolg indien deze de overeenkomst uitdrukkelijk en in het bijzonder heeft aanvaard.

Artikel II

Degenen die in een verdragsluitende staat woonplaats hebben en wegens een onopzettelijk gepleegd strafbaar feit vervolgd worden voor de gerechten van een andere verdragsluitende staat, waarvan zij geen onderdaan zijn, zijn, onverminderd aldaar geldende gunstigere bepalingen, bevoegd zich te doen verdedigen door daartoe bevoegde personen, zelfs indien zij niet persoonlijk verschijnen.

Het gerecht dat de zaak berecht, kan echter de persoonlijke verschijning bevelen; indien deze niet heeft plaatsgevonden, behoeft de beslissing, op de burgerlijke rechtsvordering gewezen zonder dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad zich te doen verdedigen, in de overige verdragsluitende staten niet te worden erkend, noch ten uitvoer worden gelegd.

Artikel III

Terzake van de procedure tot verlening van het verlof tot tenuitvoerlegging wordt in de aangezochte staat geen belasting, recht of heffing, evenredig aan het geldelijke belang der zaak, geheven.

Artikel IV

De gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken, opgemaakt op het grondgebied van een verdragsluitende staat, die medegedeeld of betekend moeten worden aan personen die zich op het grondgebied van een andere verdragsluitende staat bevinden, worden toegezonden op de wijze als is bepaald in tussen de verdragsluitende staten gesloten verdragen of overeenkomsten.

Tenzij de staat van bestemming zich daartegen verzet bij een verklaring gedaan aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen, kunnen deze stukken ook rechtstreeks door de deurwaarders van de staat waar de stukken zijn opgesteld, worden toegezonden aan de deurwaarders van de staat op het grondgebied waarvan degene voor wie het stuk bestemd is, zich bevindt. In dat geval zendt de deurwaarder van de staat van herkomst een afschrift van het stuk aan de deurwaarder, die in de aangezochte staat bevoegd is het stuk uit te reiken aan degene voor wie het bestemd is. Deze uitreiking geschiedt volgens de door de wet van de aangezochte staat voorgeschreven formaliteiten. De daarvan opgemaakte verklaring wordt rechtstreeks aan de deurwaarder van de staat van herkomst toegezonden.

Artikel V (62)

De rechterlijke bevoegdheid, bepaald in de artikelen 6, punt 2, en 10 ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst kan in de Bondsrepubliek Duitsland en in de Republiek Oostenrijk niet worden ingeroepen. Eenieder die woonplaats heeft in een andere verdragsluitende staat, kan worden opgeroepen voor de gerechten van:

- de Bondsrepubliek Duitsland met toepassing van de artikelen 68, 72, 73 en 74 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering betreffende de litis denuntiatio;

- de Republiek Oostenrijk overeenkomstig artikel 21 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung) betreffende de litis denuntiatio.

De in de overige verdragsluitende staten krachtens de artikelen 6, punt 2, en 10 gegeven beslissingen worden in de Bondsrepubliek Duitsland en in de Republiek Oostenrijk overeenkomstig titel III erkend en ten uitvoer gelegd. De gevolgen voor derden van de beslissingen welke in deze staten met toepassing van het bepaalde in de voorgaande alinea zijn gegeven, worden eveneens in de overige verdragsluitende staten erkend.

Artikel V bis (63)

Ten aanzien van onderhoudsverplichtingen worden onder de termen "rechter" en "gerecht" mede begrepen de Deense administratieve autoriteiten.

In Zweden wordt in het kader van de summiere procedures betreffende de "betalningsföreläggande" (aanmaningen tot betaling) en de "handräckning" (bijstandszaken) onder de termen "rechter" "rechtbank" en "gerecht" ook de Zweedse gerechtsdeurwaarderinstantie ("kronofogdemyndighet") verstaan.

Artikel V ter (64)

Bij geschillen tussen de kapitein en een bemanningslid van een in Denemarken, Griekenland, Ierland of Portugal geregistreerd zeeschip over de beloning of andere arbeidsvoorwaarden moet het gerecht van een verdragsluitende staat nagaan of de ten aanzien van het schip bevoegde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van het geschil in kennis is gesteld. Zolang deze vertegenwoordiger niet van het geschil in kennis is gesteld, moet het gerecht zijn uitspraak aanhouden. Het gerecht moet zich, zelfs ambtshalve, onbevoegd verklaren, indien deze vertegenwoordiger, na naar behoren van het geschil in kennis te zijn gesteld, gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheden die hij krachtens een consulaire overeenkomst bezit, dan wel, bij gebreke van een dergelijke overeenkomst, binnen de gestelde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de bevoegdheid.

Artikel V quater (65)

Wanneer, op grond van artikel 69, lid 5, van het Verdrag betreffende het Europees octrooi voor de gemeenschappelijke markt, ondertekend te Luxemburg op 15 december 1975, de artikelen 52 en 53 van dit Verdrag worden toegepast op de bepalingen inzake de "residence" volgens de Engelse tekst van eerstgenoemd Verdrag, wordt de uitdrukking "residence" die in de tekst wordt gebruikt, geacht dezelfde betekenis te hebben als de uitdrukking "domicile" gekozen in de voornoemde artikelen 52 en 53.

Artikel V quinquies (66)

Onverminderd de bevoegdheid van het Europees Octrooibureau volgens het op 5 oktober 1973 te München ondertekende Europees Octrooiverdrag, zijn de gerechten van elke verdragsluitende staat, zonder acht te slaan op de woonplaats, bij uitsluiting bevoegd terzake van inschrijving of geldigheid van een Europees octrooi dat voor die staat is verleend en dat geen Gemeenschapsoctrooi is krachtens artikel 86 van het op 15 december 1975 te Luxemburg ondertekende Verdrag betreffende het Europees octrooi voor de gemeenschappelijke markt.

Artikel V sexies (67)

Als authentieke akten in de zin van artikel 50, eerste alinea, van het Verdrag worden eveneens beschouwd de overeenkomsten inzake de onderhoudsverplichting die voor een administratieve overheid zijn gesloten of door haar zijn bekrachtigd.

Artikel VI

De verdragsluitende staten zullen de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen mededeling doen van de teksten van hun wettelijke bepalingen, die verandering brengen hetzij in de in het Verdrag vermelde artikelen uit hun wetgeving, hetzij in de aanwijzing van de gerechten in titel III, afdeling 2, van het Verdrag.

Ten blijke waarvan de onderscheiden gevolmachtigden hun handtekening onder dit Protocol hebben gesteld.

Gedaan te Brussel, op zevenentwintig september negentienhonderd achtenzestig.

[Handtekeningen van de aangewezen gevolmachtigden]

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

De regeringen van het Koninkrijk België, van de Bondsrepubliek Duitsland, van de Franse Republiek, van de Italiaanse Republiek, van het Groothertogdom Luxemburg en van het Koninkrijk der Nederlanden,

Op het ogenblik van de ondertekening van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken,

Geleid door de wens een zo doeltreffend mogelijke toepassing van de bepalingen van dit Verdrag te verzekeren,

Verlangende te voorkomen dat verschillen in uitlegging van het Verdrag afbreuk doen aan de eenheid van dit Verdrag,

Zich ervan bewust dat zich bij de toepassing van het Verdrag eventueel positieve of negatieve bevoegdheidsgeschillen kunnen voordoen,

Verklaren zich bereid:

1. deze vraagstukken te bestuderen en met name de mogelijkheid te onderzoeken om bepaalde bevoegdheden toe te kennen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en, voorzover nodig, over een daartoe strekkende overeenkomst te onderhandelen;

2. periodiek overleg tussen hun vertegenwoordigers te doen plaatsvinden.

Ten blijke waarvan de onderscheiden gevolmachtigden hun handtekening onder deze Gemeenschappelijke Verklaring hebben gesteld.

Gedaan te Brussel, op zevenentwintig september negentienhonderd achtenzestig.

[Handtekeningen van de aangewezen gevolmachtigden]

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,

IN HET BESEF dat het van belang is een regeling inzake bevoegdheid te treffen voor het geval dat werknemers in het kader van dienstverlening gedetacheerd worden in een andere lidstaat dan die waarin zij gewoonlijk werken,

NEMEN ER AKTE VAN dat de Raad op 3 juni 1996 een gemeenschappelijk standpunt heeft vastgesteld inzake het gewijzigde voorstel voor een richtlijn "Detachering van werknemers met het oog op het verlenen van diensten", dat thans door het Europees Parlement wordt behandeld overeenkomstig de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

VERBINDEN ZICH ERTOE om, nadat de Raad de richtlijn "Detachering van werknemers met het oog op het verlenen van diensten" zal hebben vastgesteld, na te gaan of het wenselijk is wijzigingen in de Verdragen van Brussel en Lugano aan te brengen, om werknemers in het kader van dienstverlening te kunnen beschermen.

(1) Tekst zoals deze is gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, hierna "Toetredingsverdrag van 1978" te noemen, bij het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek, hierna "Toetredingsverdrag van 1982" te noemen, en bij het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, hierna "Toetredingsverdrag van 1989" te noemen, en bij het Verdrag van 29 november 1996 inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, hierna "Toetredingsverdrag van 1996" te noemen.

(2) De preambule van het Toetredingsverdrag van 1989 bevat de volgende tekst:

"ZICH ERVAN BEWUST dat de lidstaten van de Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie op 16 september 1988 te Lugano het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken hebben gesloten, waardoor de beginselen van het Verdrag van Brussel worden uitgebreid tot de staten die partij zijn bij dit Verdrag.".

(3) Tweede zin toegevoegd bij artikel 3 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(4) Wijziging ingevolge een mededeling van 8 februari 1988, gedaan overeenkomstig artikel VI van het Protocol en bevestigd bij het Toetredingsverdrag van 1989, bijlage I, letter h), punt 3, tweede streepje.

(5) Tweede alinea zoals deze is gewijzigd bij artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 1978, artikel 3 van het Toetredingsverdrag van 1982, artikel 3 van het Toetredingsverdrag van 1989 en artikel 2 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(6) Punt 1 zoals gewijzigd bij artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(7) Punt 2 zoals gewijzigd bij artikel 5, lid 3, van het Toetredingsverdrag van 1978.

(8) Punt 6 toegevoegd bij artikel 5, lid 4, van het Toetredingsverdrag van 1978.

(9) Punt 7 toegevoegd bij artikel 5, lid 4, van het Toetredingsverdrag van 1978.

(10) Punt 4 toegevoegd bij artikel 5 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(11) Artikel toegevoegd bij artikel 6 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(12) Tekst zoals deze is gewijzigd bij artikel 7 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(13) Tekst zoals deze is gewijzigd bij artikel 8 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(14) Artikel toegevoegd bij artikel 9 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(15) Tekst zoals die is gewijzigd bij artikel 10 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(16) Punt 1 zoals gewijzigd bij artikel 6 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(17) Tekst zoals deze is gewijzigd bij artikel 11 van het Toetredingsverdrag van 1978 en bij artikel 7 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(18) Tweede alinea zoals deze is gewijzigd bij artikel 12 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(19) Tekst zoals die is gewijzigd bij artikel 8 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(20) Punt 2 zoals dit is gewijzigd bij artikel 13, lid 1, van het Toetredingsverdrag van 1978.

(21) Punt 5 toegevoegd bij artikel 13, lid 2, van het Toetredingsverdrag van 1978.

(22) Tweede alinea toegevoegd bij artikel 14 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(23) Tekst zoals die is gewijzigd bij artikel 9 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(24) Tweede alinea toegevoegd bij artikel 15 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(25) Wijziging ingevolge een mededeling van 8 februari 1988, gedaan overeenkomstig artikel VI van het Protocol, en bevestigd bij het Toetredingsverdrag van 1989, bijlage I, letter h), punt 22.

(26) Eerste alinea zoals deze is gewijzigd bij artikel 16 van het Toetredingsverdrag van 1978, artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 1982, artikel 10 van het Toetredingsverdrag van 1989, en artikel 3 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(27) Tekst zoals deze is gewijzigd bij artikel 17 van het Toetredingsverdrag van 1978, artikel 5 van het Toetredingsverdrag van 1982, artikel 11 van het Toetredingsverdrag van 1989 en artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(28) Tweede alinea toegevoegd bij artikel 18 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(29) Eerste alinea zoals deze is gewijzigd bij artikel 19 van het Toetredingsverdrag van 1978, artikel 6 van het Toetredingsverdrag van 1982, artikel 12 van het Toetredingsverdrag van 1989 en artikel 5 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(30) Tekst zoals deze is gewijzigd bij artikel 20 van het Toetredingsverdrag van 1978, artikel 7 van het Toetredingsverdrag van 1982, artikel 13 van het Toetredingsverdrag van 1989 en artikel 6 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(31) Tekst zoals deze is gewijzigd bij artikel 21 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(32) Punt 2 zoals dit is gewijzigd bij artikel 22 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(33) Eerste alinea zoals die is gewijzigd bij artikel 14 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(34) Derde alinea geschrapt bij artikel 15 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(35) Tweede alinea toegevoegd bij artikel 23 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(36) Tekst zoals die is vervangen bij artikel 16 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(37) Het Toetredingsverdrag van 1978 bevat in titel V de volgende overgangsbepalingen:

"Artikel 34

1. Het Verdrag van 1968 en het Protocol van 1971 als gewijzigd bij dit Verdrag zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en op authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van dit Verdrag in de staat van herkomst en, wanneer wordt verzocht om erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of een authentieke akte in de aangezochte staat.

2. Evenwel worden in de betrekkingen tussen de zes staten die partij zijn bij het Verdrag van 1968 de beslissingen gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit Verdrag naar aanleiding van vóór deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III van het gewijzigde Verdrag van 1968.

3. Bovendien worden in de betrekkingen tussen de zes staten die partij zijn bij het Verdrag van 1968 en de drie staten genoemd in artikel 1 van dit Verdrag, evenals in de betrekkingen tussen drie laatstgenoemde staten, de beslissingen gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit Verdrag in de betrekkingen tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat naar aanleiding van vóór deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III van het gewijzigde Verdrag van 1968, indien de bevoegdheid berustte op regels die overeenkomen met de bepalingen van de gewijzigde titel II of met de bepalingen neergelegd in een Verdrag dat tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat van kracht was toen de vordering werd ingesteld.".

Het Toetredingsverdrag van 1982 bevat in titel V de volgende overgangsbepalingen:

"Artikel 12

1. Het Verdrag van 1968 en het Protocol van 1971, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978 en bij dit Verdrag, zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en op authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van dit Verdrag in de staat van herkomst en, wanneer wordt verzocht om erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of een authentieke akte, in de aangezochte staat.

2. Evenwel worden in de betrekkingen tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat de beslissingen gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit Verdrag naar aanleiding van vóór deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978 en het onderhavige Verdrag, indien de bevoegdheid berustte op regels die overeenkomen met de bepalingen van de gewijzigde titel II van het Verdrag van 1968, of met de bepalingen neergelegd in een verdrag dat tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat van kracht was op het ogenblik dat de vordering werd ingesteld.".

Het Toetredingsverdrag van 1989 bevat in titel VI de volgende overgangsbepalingen:

"Artikel 29

1. Het Verdrag van 1968 en het Protocol van 1971, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978, bij het Verdrag van 1982 en bij dit Verdrag, zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en op authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van dit Verdrag in de staat van herkomst en, wanneer wordt verzocht om erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of een authentieke akte, in de aangezochte staat.

2. Evenwel worden de beslissingen, gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit Verdrag in de betrekkingen tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat naar aanleiding van vóór deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978, bij het Verdrag van 1982 en het onderhavige Verdrag, indien de bevoegdheid berustte op regels die overeenkomen met de bepalingen van de gewijzigde titel II van het Verdrag van 1968, of met de bepalingen neergelegd in een verdrag dat tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat van kracht was op het ogenblik dat de vordering werd ingesteld.".

Het Toetredingsverdrag van 1996 bevat in titel V de volgende overgangsbepalingen:

"1. Het Verdrag van 1968 en het Protocol van 1971, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978, het Verdrag van 1982, het Verdrag van 1989 en dit Verdrag, zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en op authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van dit Verdrag in de staat van herkomst en, wanneer wordt verzocht om erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of een authentieke akte, in de aangezochte staat.

2. Evenwel worden de beslissingen, gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit Verdrag in de betrekkingen tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat naar aanleiding van vóór deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978, het Verdrag van 1982, het Verdrag van 1989 en het onderhavige Verdrag, indien de bevoegdheid berustte op regels die overeenkomen met de bepalingen van de gewijzigde titel II van het Verdrag van 1968, of met de bepalingen neergelegd in een verdrag dat tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat van kracht was op het ogenblik dat de vordering werd ingesteld.".

(38) Deze alinea vervangt artikel 35 van titel V van het Toetredingsverdrag van 1978 dat bij artikel 1, lid 2, van het Toetredingsverdrag van 1982 ook toepasselijk was geworden voor de Helleense Republiek. Bij artikel 28 van het Toetredingsverdrag van 1989 werden de laatste twee bepalingen geschrapt.

(39) Dit artikel is toegevoegd bij artikel 17 van het Toetredingsverdrag van 1989. Het stemt overeen met artikel 36 van titel V van het Toetredingsverdrag van 1978 dat bij artikel 1, lid 2, van het Toetredingsverdrag van 1982 van toepassing was verklaard op de Helleense Republiek. Bij artikel 28 van het Toetredingsverdrag van 1989 werden de laatste twee bepalingen geschrapt.

(40) Gedachtestreepje toegevoegd bij artikel 24 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(41) Gedachtestreepje toegevoegd bij artikel 7 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(42) Gedachtestreepje toegevoegd bij artikel 7 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(43) Gedachtestreepje toegevoegd bij artikel 24 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(44) Gedachtestreepje toegevoegd bij artikel 8 van het Toetredingsverdrag van 1982.

(45) Gedachtestreepje toegevoegd bij artikel 7 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(46) Gedachtestreepje toegevoegd bij artikel 24 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(47) Gedachtestreepje toegevoegd bij artikel 18 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(48) Tekst zoals deze is gewijzigd bij artikel 25, lid 1, van het Toetredingsverdrag van 1978 en artikel 19 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(49) Lid 2 toegevoegd bij artikel 19 van het Toetredingsverdrag van 1989. Dit lid stemt overeen met artikel 25, lid 2, van het Toetredingsverdrag van 1978 dat bij artikel 2, lid 2, van het Toetredingsverdrag van 1982 van toepassing was verklaard op de Helleense Republiek. Bij artikel 28 van het Toetredingsverdrag van 1989 zijn deze laatste twee bepalingen geschrapt.

(50) Toegevoegd bij artikel 25, lid 1, van het Toetredingsverdrag van 1978.

(51) Tekst zoals die is gewijzigd bij artikel 20 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(52) Tweede alinea toegevoegd bij artikel 26 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(53) Bij artikel 21 van het Toetredingsverdrag van 1989 is artikel 60, gewijzigd bij artikel 27, van het Toetredingsverdrag van 1978, geschrapt.

(54) De bekrachtiging van de Toetredingsverdragen van 1978 en 1982 is geregeld in artikel 38, respectievelijk artikel 14, van die Verdragen.

De bekrachtiging van het Toetredingsverdrag van 1989 is geregeld in artikel 31 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 31

Dit Verdrag wordt door de ondertekenende staten bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen.".

De bekrachtiging van het Toetredingsverdrag van 1996 is geregeld in artikel 15 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 15

Dit Verdrag wordt door de ondertekenende staten bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie.".

(55) De inwerkingtreding van de Toetredingsverdragen van 1978 en 1982 is geregeld in artikel 39, respectievelijk artikel 15, van die Verdragen. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 32

1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum waarop twee ondertekenende staten, waarvan er een het Koninkrijk Spanje of de Portugese Republiek is, hun akten van bekrachtiging nederleggen.

2. Dit Verdrag wordt met betrekking tot elke andere ondertekenende staat van kracht op de eerste dag van de derde maand volgende op het nederleggen van de akte van bekrachtiging van die staat.".

De inwerkingtreding van het Toetredingsverdrag van 1996 is geregeld in artikel 16 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 16

1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na de datum waarop twee ondertekenende staten, waarvan één de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland of het Koninkrijk Zweden is, hun akte van bekrachtiging hebben nedergelegd.

2. Dit Verdrag heeft ten aanzien van elke andere ondertekenende staat rechtsgevolgen vanaf de eerste dag van de derde maand die volgt op de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging.".

(56) De kennisgevingen met betrekking tot de Toetredingsverdragen van 1978 en 1982 zijn geregeld in artikel 40, respectievelijk artikel 16, van die Verdragen.

De kennisgevingen met betrekking tot het Toetredingsverdrag van 1989 zijn geregeld in artikel 33 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 33

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen stelt de ondertekenende staat in kennis van:

a) het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging;

b) de data van inwerkingtreding van dit Verdrag voor de verdragsluitende staten.".

De kennisgevingen met betrekking tot het Toetredingsverdrag van 1996 zijn geregeld in artikel 17 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 17

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie stelt de ondertekenende staten in kennis van:

a) het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging;

b) de data van inwerkingtreding van dit Verdrag voor de verdragsluitende staten.".

(57) De tekst onder c), zoals deze is gewijzigd bij artikel 28 van het Toetredingsverdrag van 1978, is bij artikel 22 van het Toetredingsverdrag van 1989 geschrapt.

(58) Welke teksten van de Toetredingsverdragen authentiek zijn wordt geregeld in de volgende bepalingen:

- ten aanzien van het Toetredingsverdrag van 1978, in artikel 41 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 41

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, welke zeven teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat.";

- ten aanzien van het Toetredingsverdrag van 1982, in artikel 17 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 17

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, welke acht teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat.";

- ten aanzien van het Toetredingsverdrag van 1989, in artikel 34 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 34

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, welke tien teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat.";

- ten aanzien van het Toetredingsverdrag van 1996, in artikel 18 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 18

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, welke twaalf teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat.".

(59) Dat de teksten van het Verdrag van 1968 authentiek zijn in de officiële talen van de toetredende staten:

- wordt, wat het Toetredingsverdrag van 1978 betreft, bepaald in artikel 37 van dat Verdrag, dat als volgt luidt:

"Artikel 37

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen zendt aan de regeringen van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal toe van het Verdrag van 1968 en van het Protocol van 1971.

De teksten van het Verdrag van 1968 en van het Protocol van 1971 die zijn opgesteld in de Deense, de Engelse en de Ierse taal, worden aan dit Verdrag gehecht. De teksten die zijn opgesteld in de Deense, de Engelse en de Ierse taal, zijn op gelijke wijze authentiek als de oorspronkelijke teksten van het Verdrag van 1968 en van het Protocol van 1971.";

- wordt, wat het Toetredingsverdrag van 1982 betreft, bepaald in artikel 13 van dat Verdrag, dat als volgt luidt:

"Artikel 13

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen zendt aan de regering van de Helleense Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal toe van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971 en van het Verdrag van 1978.

De teksten van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971 en van het Verdrag van 1978 die zijn opgesteld in de Griekse taal, worden aan dit Verdrag gehecht. De teksten die zijn opgesteld in de Griekse taal, zijn op gelijke wijze authentiek als de overige teksten van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971 en het Verdrag van 1978.";

- wordt, wat het Toetredingsverdrag van 1989 betreft, bepaald in artikel 30 van dat Verdrag, dat als volgt luidt:

"Artikel 30

1. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen zendt aan de regeringen van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal toe van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971, van het Verdrag van 1978 en van het Verdrag van 1982.

2. De teksten van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971, van het Verdrag van 1978 en van het Verdrag van 1982 in de Portugese en de Spaanse taal zijn opgenomen in de bijlagen II, III, IV en V van dit Verdrag. De teksten in de Portugese en de Spaanse taal zijn op gelijke wijze authentiek als de overige teksten van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971, het Verdrag van 1978 en het Verdrag van 1982.".

- wordt, wat betreft, het Toetredingsverdrag van 1996 bepaald in artikel 14 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 14

1. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie zendt aan de regeringen van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal toe van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971, het Verdrag van 1978, het Verdrag van 1982 en het Verdrag van 1989.

2. De teksten van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971, het Verdrag van 1978, het Verdrag van 1982 en het Verdrag van 1989 in de Finse en de Zweedse taal zijn op gelijke wijze authentiek als de overige teksten van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971, het Verdrag van 1978, het Verdrag van 1982 en het Verdrag van 1989.".

(60) De Toetredingsverdragen van 1978, 1982 en 1989 zijn ondertekend door de onderscheiden gevolmachtigden van de lidstaten. De ondertekening van het Toetredingsverdrag van 1989 door de gevolmachtigde van het Koninkrijk Denemarken ging vergezeld van de volgende tekst:

"Denemarken behoudt zich het recht voor om bij de ratificatie een territoriaal voorbehoud ten aanzien van de Faeröer en Groenland te maken, maar houdt de mogelijkheid open om het Verdrag in een later stadium uit te breiden tot de Faeröer en Groenland.".

(61) Artikel zoals gewijzigd bij het Toetredingsverdrag van 1978, het Toetredingsverdrag van 1982 en het Toetredingsverdrag van 1989.

(62) Artikel zoals gewijzigd bij artikel 8 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(63) Artikel toegevoegd bij artikel 29 van het Toetredingsverdrag van 1978 en gewijzigd bij artikel 9 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(64) Artikel toegevoegd bij artikel 29 van het Toetredingsverdrag van 1978 en gewijzigd bij artikel 9 van het Toetredingsverdrag van 1982 en artikel 23 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(65) Artikel toegevoegd bij artikel 29 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(66) Artikel toegevoegd bij artikel 29 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(67) Artikel toegevoegd bij artikel 10 van het Toetredingsverdrag van 1996.



Eerste Protocol betreffende de uitlegging van het Verdrag van 1968 door het Hof van Justitie (geconsolideerde versie)

Publicatieblad Nr. C 027 van 26/01/1998 blz. 0028 - 0033


Eerste Protocol betreffende de uitlegging van het Verdrag van 1968 door het Hof van Justitie (geconsolideerde versie)

WOORD VOORAF

De ondertekening op 29 november 1996 van het Verdrag inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het Protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, heeft het wenselijk gemaakt dat de rechtsbeoefenaars, naar het voorbeeld van de vorige toetredingen, een gecodificeerde versie kunnen raadplegen van het Verdrag van Brussel en van het genoemde protocol, die ten opzichte van de in Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 189 van 28 juli 1990 opgenomen versie is bijgewerkt.

Deze teksten gaan vergezeld van drie verklaringen van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten: één uit 1978 over de relatie met het Internationale Verdrag tot eenmaking van enkele bepalingen inzake conservatoir beslag op zeeschepen, één uit 1989 over de bekrachtiging van het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en één uit 1996 inzake bevoegdheid voor het geval dat werknemers in het kader van dienstverlening gedetacheerd worden in een andere lidstaat dan die waarin zij gewoonlijk werken.

Het Secretariaat-generaal van de Raad, in welks archieven de originelen van de betrokken teksten worden bewaard, heeft de tekst van deze uitgave opgesteld. Er zij evenwel opgemerkt dat deze tekst niet bindend is en dat de officiële teksten van de gecodificeerde instrumenten te vinden zijn in de volgende nummers van het Publicatieblad;

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE

PROTOCOL betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1)

DE HOGE PARTIJEN BIJ HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

Verwijzende naar de Verklaring gehecht aan het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Brussel op 27 september 1968,

Hebben besloten een protocol te sluiten waarbij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bepaalde bevoegdheden worden toegekend om genoemd Verdrag uit te leggen en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen:

(Handtekeningen van de door de lidstaten aangewezen gevolmachtigden)

DIE, in het kader van de Raad bijeen, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten,

OVEREENSTEMMING HEBBEN BEREIKT OVER DE VOLGENDE BEPALINGEN:

Artikel 1

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken en van het aan het Verdrag gehechte protocol, beide ondertekend te Brussel op 27 september 1968, alsmede over het onderhavige Protocol.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is ook bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het Verdrag van 27 september 1968 en tot dit Protocol (2).

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is ook bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot het Verdrag van 27 september 1968 en tot dit Protocol zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag van 1978 (3).

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is ook bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het Verdrag van 27 september 1968 en tot dit Protocol, zoals deze zijn gewijzigd bij de Verdragen van 1978 en 1982 (4).

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is ook bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het Verdrag van 27 september 1968 en tot dit Protocol, zoals deze zijn gewijzigd bij de Verdragen van 1978, 1982 en 1989 (5).

Artikel 2

De volgende rechterlijke instanties kunnen het Hof van Justitie verzoeken, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over een vraagstuk van uitlegging:

1. - in België: het Hof van Cassatie (la Cour de Cassation) en de Raad van State (le Conseil d'État);

- in Denemarken: Højesteret;

- in de Bondsrepubliek Duitsland: die obersten Gerichtshöfe des Bundes;

- in Griekenland: ôá áíþôá ôá äéêáóôÞñéá;

- in Spanje: el Tribunal Supremo;

- in Frankrijk: la Cour de Cassation alsmede le Conseil d'État;

- in Ierland: the Supreme Court;

- in Italië: la Corte Suprema di Cassazione;

- in Luxemburg: la Cour supérieure de Justice siégeant comme Cour de Cassation;

- in Oostenrijk: het Oberste Gerichtshof, het Verwaltungsgerichtshof en het Verfassungsgerichtshof;

- in Nederland: de Hoge Raad;

- in Portugal: o Supremo Tribunal de Justiça en o Supremo Tribunal Administrativo;

- in Finland: korkein oikeus/högsta domstolen en korkein hallinto-oikeus/högsta förvaltningsdomstolen;

- in Zweden: Högsta Domstolen, Regeringsrätten, Arbetsdomstolen en Marknadsdomstolen;

- in het Verenigd Koninkrijk: the House of Lords en de rechterlijke instanties die op grond van artikel 37, tweede alinea, of artikel 41 van het Verdrag zijn aangeroepen (6);

2. de rechterlijke instanties van de verdragsluitende staten, wanneer zij recht spreken in hoger beroep;

3. in de gevallen bedoeld in artikel 37 van het Verdrag, de in dat artikel genoemde rechterlijke instanties.

Artikel 3

1. Indien een vraag betreffende de uitlegging van het Verdrag en van de andere in artikel 1 genoemde teksten wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een rechterlijke instantie genoemd in punt 1 van artikel 2, is deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, gehouden het Hof van Justitie te verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen.

2. Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een in de punten 2 en 3 van artikel 2 genoemde rechterlijke instantie, kan deze instantie, onder de in lid 1 bepaalde voorwaarden, het Hof van Justitie verzoeken uitspraak te doen.

Artikel 4

1. De bevoegde autoriteit van een verdragsluitende staat kan aan het Hof van Justitie verzoeken zich uit te spreken over een vraagstuk betreffende de uitlegging van het Verdrag en van de andere in artikel 1 genoemde teksten, indien de door de rechterlijke instanties van deze staat gegeven beslissingen in strijd zijn met de door het Hof van Justitie of in een uitspraak van een rechterlijke instantie van een andere verdragsluitende staat, genoemd in de punten 1 en 2 van artikel 2, gegeven uitlegging. De bepalingen van dit lid zijn slechts van toepassing op uitspraken die kracht van gewijsde hebben verkregen.

2. De door het Hof van Justitie naar aanleiding van een dergelijk verzoek gegeven uitlegging heeft geen gevolg ten aanzien van de uitspraken ter gelegenheid waarvan het Hof om uitlegging is verzocht.

3. De procureurs-generaal bij de Hoven van Cassatie van de verdragsluitende staten of elke andere door een verdragsluitende staat aangewezen autoriteit zijn bevoegd zich met een verzoek om uitlegging als bedoeld in lid 1 tot het Hof van Justitie te wenden.

4. De griffier van het Hof van Justitie geeft kennis van het verzoek aan de verdragsluitende staten, aan de Commissie en aan de Raad van de Europese Gemeenschappen, die het recht hebben binnen twee maanden, te rekenen vanaf deze kennisgeving, bij het Hof memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen.

5. De in het onderhavige artikel omschreven procedure geeft geen aanleiding tot inning noch tot vergoeding van kosten of uitgaven.

Artikel 5

1. Voorzover dit protocol niet anders bepaalt, zijn de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en die van het daaraan gehechte protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie, die van toepassing zijn wanneer het Hof bij wijze van prejudiciële beslissing een uitspraak dient te doen, tevens van toepassing op de procedure inzake de uitlegging van het Verdrag en van de andere in artikel 1 genoemde teksten.

2. Het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie zal zo nodig worden aangepast en aangevuld overeenkomstig artikel 188 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap.

Artikel 6

. . . (7).

Artikel 7 (8)

Dit Protocol wordt door de ondertekenende staten bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 8 (9)

Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op het nederleggen van de akte van bekrachtiging door de ondertekenende staat, die als laatste deze handeling verricht. Het Protocol treedt evenwel niet eerder in werking dan het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Artikel 9

De verdragsluitende partijen erkennen dat elke staat die lid wordt van de Europese Economische Gemeenschap en waarop artikel 63 van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing is, de bepalingen van het onderhavige Protocol dient te aanvaarden onder voorbehoud van de noodzakelijke aanpassingen.

Artikel 10 (10)

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen stelt de ondertekenende staten in kennis van:

a) het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging;

b) de datum van inwerkingtreding van dit Protocol;

c) de ingevolge artikel 4, lid 3, ontvangen verklaringen;

d) . . . (11).

Artikel 11

De verdragsluitende staten doen aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen mededeling van de teksten van hun wettelijke bepalingen die een wijziging van de lijst van de in artikel 2, punt 1, genoemde rechterlijke instanties met zich brengen.

Artikel 12

Dit Protocol wordt voor onbeperkte tijd gesloten.

Artikel 13

Iedere verdragsluitende staat kan verzoeken om herziening van dit Protocol. In dat geval roept de voorzitter van de Raad van de Europese Gemeenschappen een conferentie voor de herziening bijeen.

Artikel 14 (12)

Dit Protocol, opgesteld in één exemplaar, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, welke vier teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat (13).

Ten blijke waarvan de onderscheiden gevolmachtigden hun handtekening onder dit Protocol hebben gesteld.

Gedaan te Luxemburg, de derde juni negentienhonderd eenenzeventig.

(Handtekeningen der gevolmachtigden)

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

De regeringen van het Koninkrijk België, van de Bondsrepubliek Duitsland, van de Franse Republiek, van de Italiaanse Republiek, van het Groothertogdom Luxemburg en van het Koninkrijk der Nederlanden,

Op het ogenblik van de ondertekening van het Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken,

Geleid door de wens een zo doeltreffend en uniform mogelijke toepassing van de bepalingen van dit Protocol te verzekeren,

Verklaren zich bereid om in verbinding met het Hof van Justitie een uitwisseling van inlichtingen te bewerkstelligen betreffende de uitspraken van de rechterlijke instanties genoemd in punt 1 van artikel 2 van voornoemd Protocol ter uitvoering van het Verdrag en van het Protocol van 27 september 1968.

Ten blijke waarvan de onderscheiden gevolmachtigden hun handtekening onder deze Gemeenschappelijke Verklaring hebben gesteld.

Gedaan te Luxemburg, de derde juni negentienhonderd eenenzeventig.

(Handtekeningen van de gevolmachtigden)

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING van 9 oktober 1978

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

Verlangende om in de geest van het Verdrag van 27 september 1968 er zorg voor te dragen dat de eenvormigheid van de rechterlijke bevoegdheden ook op het gebied van het zeerecht zoveel mogelijk wordt verwezenlijkt,

Overwegende dat het op 10 mei 1952 te Brussel ondertekende internationale Verdrag tot eenmaking van enkele bepalingen inzake conservatoir beslag op zeeschepen bepalingen inzake de rechterlijke bevoegdheid bevat;

Overwegende dat niet alle lidstaten partij zijn bij genoemd Verdrag,

Spreken de wens uit dat de aan zee gelegen lidstaten die nog geen partij zijn bij het Verdrag van 10 mei 1952, genoemd Verdrag zo spoedig mogelijk bekrachtigen dan wel ertoe toetreden.

Gedaan te Luxemburg, de negende oktober negentienhonderd achtenzeventig.

(Handtekeningen van de gevolmachtigden)

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING van 26 mei 1989 betreffende de bekrachtiging van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en van de Portugese Republiek tot het Verdrag van Brussel van 1968

Op het tijdstip van de ondertekening van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en van de Portugese Republiek tot het Verdrag van Brussel van 1968, gedaan te Donostia - San Sebastián op 26 mei 1989,

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

VERLANGEND om, met name in het vooruitzicht van de voltooiing van de interne markt, de toepassing van het Verdrag van Brussel en van het Protocol van 1971 snel tot de gehele Gemeenschap uit te breiden,

ZICH VERHEUGEND over de sluiting, op 16 september 1988, van het Verdrag van Lugano, waarbij de beginselen van het Verdrag van Brussel worden uitgebreid tot de staten die partij zullen zijn bij het Verdrag van Lugano, dat voornamelijk bestemd is tot regeling van de betrekkingen tussen de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap en de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) ten aanzien van de rechtsbescherming van de in al deze staten gevestigde personen en van de vereenvoudiging van de formaliteiten voor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen,

OVERWEGENDE dat het Verdrag van Brussel als rechtsgrond artikel 220 van het Verdrag van Rome heeft en wordt uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen,

ZICH BEWUST van het feit dat het Verdrag van Lugano de toepassing van het Verdrag van Brussel onverlet laat wat betreft de betrekkingen tussen de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap, aangezien deze betrekkingen door het Verdrag van Brussel moeten worden geregeld,

ER AKTE VAN NEMEND dat het Verdrag van Lugano in werking zal treden nadat twee staten, waarvan er een lid is van de Europese Gemeenschappen en een lid van de Europese Vrijhandelsassociatie, hun instrumenten van bekrachtiging hebben neergelegd,

VERKLAREN ZICH BEREID alle dienstige maatregelen te nemen opdat de nationale procedures ter bekrachtiging van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en van de Portugese Republiek tot het Verdrag van Brussel, dat heden is ondertekend, binnen de kortste tijd en zo mogelijk uiterlijk op 31 december 1992 worden afgewikkeld.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden hun handtekening onder deze verklaring hebben gesteld.

Gedaan te Donostia - San Sebastián, de zesentwintigste mei negentienhonderd negenentachtig.

(Handtekeningen van de gevolmachtigden)

(1) Tekst zoals deze is gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna "Toetredingsverdrag van 1978" te noemen), bij het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek (hierna "Toetredingsverdrag van 1982" te noemen) en bij het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (hierna "Toetredingsverdrag van 1989" te noemen), en bij het Verdrag van 29 november 1996 inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (hierna "Toetredingsverdrag van 1996" te noemen).

(2) Tweede alinea toegevoegd bij artikel 39 van het Toetredingsverdrag van 1978.

(3) Derde alinea toegevoegd bij artikel 10 van het Toetredingsverdrag van 1982.

(4) Vierde alinea toegevoegd bij artikel 24 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(5) Vijfde alinea toegevoegd bij artikel 11 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(6) Punt 1 zoals dit is gewijzigd bij artikel 31 van het Toetredingsverdrag van 1978, artikel 11 van het Toetredingsverdrag van 1982, artikel 25 van het Toetredingsverdrag van 1989 en artikel 12 van het Toetredingsverdrag van 1996.

(7) Artikel 6, gewijzigd bij artikel 32 van het Toetredingsverdrag van 1978, is bij artikel 26 van het Toetredingsverdrag van 1989 geschrapt.

(8) De bekrachtiging van de Toetredingsverdragen van 1978 en 1982 is geregeld in artikel 38, respectievelijk artikel 14, van die Verdragen.

De bekrachtiging van het Toetredingsverdrag van 1989 is geregeld in artikel 31 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 31

Dit Verdrag wordt door de ondertekenende staten bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen.".

De bekrachtiging van het Toetredingsverdrag van 1996 is geregeld in artikel 15 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 15

Dit Verdrag wordt door de ondertekenende staten bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie.".

(9) De inwerkingtreding van de Toetredingsverdragen van 1978 en 1982 is geregeld in artikel 39, respectievelijk artikel 15, van die Verdragen. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 32

1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum waarop twee ondertekenende staten, waarvan er een het Koninkrijk Spanje of de Portugese Republiek is, hun akten van bekrachtiging nederleggen.

2. Dit Verdrag wordt met betrekking tot elke andere ondertekenende staat van kracht op de eerste dag van de derde maand volgende op het nederleggen van de akte van bekrachtiging van die staat.".

De inwerkingtreding van het Toetredingsverdrag van 1996 is geregeld in artikel 16 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 16

1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na de datum waarop twee ondertekenende staten, waarvan één de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland of het Koninkrijk Zweden is, hun akte van bekrachtiging hebben nedergelegd.

2. Dit Verdrag heeft ten aanzien van elke andere ondertekenende staat rechtsgevolgen vanaf de eerste dag van de derde maand die volgt op de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging.".

(10) De kennisgevingen met betrekking tot de Toetredingsverdragen van 1978 en 1982 zijn geregeld in artikel 40, respectievelijk artikel 16, van die Verdragen.

De kennisgevingen met betrekking tot het Toetredingsverdrag van 1989 zijn geregeld in artikel 33 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 33

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen stelt de ondertekenende staat in kennis van:

a) het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging;

b) de data van inwerkingtreding van dit Verdrag voor de verdragsluitende staten.".

De kennisgevingen met betrekking tot het Toetredingsverdrag van 1996 zijn geregeld in artikel 17 van dat Verdrag. Dat artikel luidt als volgt:

"Artikel 17

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie stelt de ondertekenende staten in kennis van:

a) het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging;

b) de data van inwerkingtreding van dit Verdrag voor de verdragsluitende staten.".

(11) De tekst onder d) zoals deze is gewijzigd bij artikel 33 van het Toetredingsverdrag van 1978, is geschrapt bij artikel 27 van het Toetredingsverdrag van 1989.

(12) Welke teksten van de Toetredingsverdragen authentiek zijn wordt geregeld in de volgende bepalingen:

- ten aanzien van het Toetredingsverdrag van 1978, in artikel 41 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 41

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, welke zeven teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat.";

- ten aanzien van het Toetredingsverdrag van 1982, in artikel 17 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 17

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, welke acht teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat.";

- ten aanzien van het Toetredingsverdrag van 1989, in artikel 34 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 34

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, welke tien teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat.";

- ten aanzien van het Toetredingsverdrag van 1996, in artikel 18 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 18

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, welke twaalf teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie. De secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de regering van elke ondertekenende staat.".

(13) Dat de teksten van het Verdrag van 1968 authentiek zijn in de officiële talen van de toetredende staten:

- wordt, wat het Toetredingsverdrag van 1978 betreft, bepaald in artikel 37 van dat Verdrag, dat als volgt luidt:

"Artikel 37

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen zendt aan de regeringen van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal toe van het Verdrag van 1968 en van het Protocol van 1971.

De teksten van het Verdrag van 1968 en van het Protocol van 1971 die zijn opgesteld in de Deense, de Engelse en de Ierse taal, worden aan dit Verdrag gehecht. De teksten die zijn opgesteld in de Deense, de Engelse en de Ierse taal, zijn op gelijke wijze authentiek als de oorspronkelijke teksten van het Verdrag van 1968 en van het Protocol van 1971.";

- wordt, wat het Toetredingsverdrag van 1982 betreft, bepaald in artikel 13 van dat Verdrag, dat als volgt luidt:

"Artikel 13

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen zendt aan de regering van de Helleense Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal toe van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971 en van het Verdrag van 1978.

De teksten van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971 en van het Verdrag van 1978 die zijn opgesteld in de Griekse taal, worden aan dit Verdrag gehecht. De teksten die zijn opgesteld in de Griekse taal, zijn op gelijke wijze authentiek als de overige teksten van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971 en het Verdrag van 1978.";

- wordt, wat het Toetredingsverdrag van 1989 betreft, bepaald in artikel 30 van dat Verdrag, dat als volgt luidt:

"Artikel 30

1. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen zendt aan de regeringen van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal toe van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971, van het Verdrag van 1978 en van het Verdrag van 1982.

2. De teksten van het Verdrag van 1968, van het Protocol van 1971, van het Verdrag van 1978 en van het Verdrag van 1982 in de Portugese en de Spaanse taal zijn opgenomen in de bijlagen II, III, IV en V van dit Verdrag. De teksten in de Portugese en de Spaanse taal zijn op gelijke wijze authentiek als de overige teksten van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971, het Verdrag van 1978 en het Verdrag van 1982.".

- wordt, wat betreft, het Toetredingsverdrag van 1996 bepaald in artikel 14 van dat Verdrag dat als volgt luidt:

"Artikel 14

1. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie zendt aan de regeringen van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal toe van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971, het Verdrag van 1978, het Verdrag van 1982 en het Verdrag van 1989.

2. De teksten van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971, het Verdrag van 1978, het Verdrag van 1982 en het Verdrag van 1989 in de Finse en de Zweedse taal zijn op gelijke wijze authentiek als de overige teksten van het Verdrag van 1968, het Protocol van 1971, het Verdrag van 1978, het Verdrag van 1982 en het Verdrag van 1989.".